Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 7 mei 2024, nummer 414482, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • overwegende dat:

    • voor verstrekking van subsidie voor maatregelen biodiversiteit en klimaatadaptatie op bedrijfspercelen bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 zijn opgenomen;

    • het wenselijk is om in deze bijzondere bepalingen enkele wijzigingen aan te brengen, omdat:

      • i.

        de term ‘vergroening’ beter aangeeft welke maatregelen de provincie voorstaat, dan de term ‘biodiversiteit’;

      • ii.

        ook op kantoorlocaties er de noodzaak is voor vergroening en klimaatadaptatie en er kansen liggen;

      • iii.

        het gebruik van circulaire materialen ook een stimulans verdient;

  • gelet op artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2023;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023:

 

Artikel I  

 

Hoofdstuk 29 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 komt te luiden:

 

Hoofdstuk 29 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie voor maatregelen vergroening en klimaatadaptatie op bedrijfspercelen

Artikel 29.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfspand: gebouw of opstal gelegen op een bedrijventerrein of kantoorlocatie;

  • b.

    bedrijfsperceel: perceel gelegen op een bedrijventerrein of kantoorlocatie en waarop één of meer bedrijfspanden zijn gevestigd;

  • c.

    bedrijventerrein: terrein van ten minste één hectare dat bestemd is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening of industrie;

  • d.

    btw: belasting over toegevoegde waarde;

  • e.

    biodiversiteit: soortenrijkdom aan planten, dieren of ecosystemen;

  • f.

    groen dak: dak van een bedrijfspand met een maximale hellingshoek van 35 graden en met begroeiing;

  • g.

    kantoorlocatie: locatie die of gebied dat volgens het vigerende bestemmingsplan of omgevingsplan bestemd is voor de functie kantoren;

  • h.

    klimaatadaptatie: aanpassing van de fysieke leefomgeving, om de gevolgen van klimaatverandering door droogte, extreme neerslag en hogere temperaturen te beperken;

  • i.

    vergroening: vergroten van de biodiversiteit op een perceel, door de omvang en diversiteit aan planten en bomen te vergroten, of de mogelijkheden voor verblijf van fauna te vergroten.

Artikel 29.2 Subsidiabele maatregelen

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van een projectplan dat voorziet in de realisatie van fysieke maatregelen op bedrijfspercelen in Zeeland, die:

    • a.

      bijdragen aan de vergroening van het bedrijfsperceel; en

    • b.

      de gevolgen van ten minste één van de klimaataspecten droogte, hitte en wateroverlast door regenval verminderen.

  • 2.

    De fysieke maatregelen kunnen zowel de inrichting van het bedrijfsperceel betreffen, als aanpassingen aan daarop aanwezige bedrijfspanden.

Artikel 29.3 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van een bedrijfspand waaraan of een bedrijfsperceel waarop het projectplan wordt uitgevoerd.

 

Artikel 29.4 Voorwaarden

Een projectplan komt voor subsidie in aanmerking voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    het projectplan past binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan of omgevingsplan voor het bedrijfsperceel waarvoor de subsidieaanvraag wordt gedaan;

  • b.

    de te realiseren fysieke maatregelen die onderdeel uitmaken van het projectplan volgen niet uit een verplichting in het kader van voorwaarden in verband met de ruimtelijke ordening;

  • c.

    de te realiseren fysieke maatregelen die onderdeel uitmaken van het projectplan vinden plaats op bestaande bedrijfspercelen en niet op nieuw te ontwikkelen terreinen of percelen; en

  • d.

    het is aannemelijk dat het projectplan binnen twee jaar na de datum van subsidieverlening is uitgevoerd.

Artikel 29.5 Subsidieplafond en openstelling

Een subsidie kan uitsluitend worden verstrekt als gedeputeerde staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor subsidie hebben opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een openstellingsperiode voor de indiening van een aanvraag voor subsidie.

 

Artikel 29.6 Beslistermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, beslissen gedeputeerde staten op de aanvraag voor de subsidie binnen acht weken na beëindiging van de openstellingsperiode.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 29.7 Indieningsvereisten aanvraag

De aanvraag voor een subsidie wordt bij gedeputeerde staten ingediend door gebruik te maken van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier subsidie vergroening en klimaatadaptie bedrijfspercelen, zoals beschikbaar gesteld op de website van de provincie Zeeland.

 

Artikel 29.8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2023 en artikel 1.2.1, wordt subsidie geweigerd:

    • a.

      wanneer de aanvrager op het moment van ontvangst van de aanvraag al is gestart met de uitvoering van het projectplan waarvoor subsidie is aangevraagd;

    • b.

      wanneer het projectplan op basis van artikel 29.12, tweede lid, aanhef en onderdeel a tot en met d tezamen minder dan 30 punten toegekend krijgt;

    • c.

      voor zover door gedeputeerde staten of een ander bestuursorgaan al subsidie is verstrekt voor de uitvoering van een of meer maatregelen die deel uitmaken van het projectplan.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onder d, wordt de subsidie geweigerd wanneer de te verlenen subsidie € 10.000 of minder bedraagt.

Artikel 29.9 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 per aanvraag.

 

Artikel 29.10 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    kosten van maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

  • b.

    kosten van maatregelen ter verbetering van de waterhuishouding en het vasthouden en bergen van water;

  • c.

    kosten van grondverzet;

  • d.

    kosten van verwijdering van bestaande begroeiing en beplanting, als deze verwijdering nodig is voor uitvoering van de maatregelen in de subsidieaanvraag;

  • e.

    kosten van overige maatregelen voor zover noodzakelijk voor uitvoering van de maatregelen.

Artikel 29.11 Niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor het indienen van de aanvraag;

  • b.

    kosten voor marketing en promotie in verband met de maatregelen uit de aanvraag;

  • c.

    kosten voor benodigde vergunningen en ontheffingen;

  • d.

    kosten voor het afwaarderen van de boekwaarde van de gronden en opstallen;

  • e.

    kosten voor afvoer van grond;

  • f.

    kosten voor bodemsanering en afvoer van verontreinigde grond;

  • g.

    kosten van maatregelen die gerekend kunnen worden tot het regulier onderhoud van het bedrijf van de aanvrager;

  • h.

    kosten voor de bouw van opstallen;

  • i.

    kosten voor de aanschaf van machines;

  • j.

    kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

  • k.

    kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan de materialen die nodig zijn voor het realiseren van de subsidiabele maatregelen.

Artikel 29.12 Verdeelprocedure

  • 1.

    Gedeputeerde staten beoordelen de aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      vergroening: de mate waarin het project bijdraagt aan de toename van biodiversiteit op het bedrijfsperceel;

    • b.

      wateroverlast: de mate waarin het project bijdraagtaan de beperking van wateroverlast op het bedrijfsperceel en de directe omgeving;

    • c.

      droogte: de mate waarin het project bijdraagt aan het beperken van droogte op het bedrijfsperceel en de directe omgeving;

    • d.

      hitte: de mate waarin het project bijdraagt aan het beperken van de gevolgen van hitte op het bedrijfsperceel en de directe omgeving;

    • e.

      circulariteit: de mate waarin in het project circulaire materialen worden toegepast.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kennen voor de mate waarin het project bijdraagt aan de criteria op de volgende wijze punten toe:

    • a.

      voor vergroening ten hoogste 20 punten, waarbij op de volgende subcriteria punten worden toegekend:

      • realiseren van landschapselementen met struiken en bomen: 3 punten;

      • creëren van een leefgebied voor flora en fauna: 3 punten;

      • verschralen van graslanden: 3 punten;

      • introduceren van lokaal passende plantensoorten: 3 punten;

      • verhogen van de waterstand op het perceel: 2 punten;

      • aanbrengen of realiseren van verblijfplaatsen voor fauna: 3 punten;

      • creëren van verschillende gradiënten in het landschap: 3 punten;

    • b.

      voor wateroverlast ten hoogste 10 punten, waarbij op de volgende subcriteria punten worden toegekend:

      • hemelwaterafvoer loskoppelen van de riolering en hemelwater verwerken op eigen terrein middels berging of infiltratie: 5 punten;

      • voorzieningen aanleggen die tenminste 30 millimeter neerslag ten opzichte van de verharding op het perceel kunnen bergen: 5 punten;

    • c.

      voor droogte ten hoogste 10 punten, waarbij op de volgende subcriteria punten worden toegekend:

      • voorzieningen voor nuttig gebruik van hemelwater op eigen terrein: 3 punten;

      • hydrologische maatregelen voor een langdurige verhoging van de grondwaterstand op het terrein: 3 punten;

      • verhoging van de bodemvitaliteit en toepassing van speciale vegetatie om meer vocht in de bodem vast te houden: 4 punten;

    • d.

      voor hitte ten hoogste 10 punten, waarbij op de volgende subcriteria punten worden toegekend:

      • aanplant van struiken en bomen op tenminste 30% van het terrein rond de aanwezige bedrijfspanden: 4 punten;

      • vervanging van bestaande verharding door verharding die minder warmte vasthoudt: 3 punten;

      • aanleg van een groen dak met voldoende dikte op tenminste 30% van de op het perceel aanwezige daken: 3 punten;

    • e.

      voor circulariteit ten hoogste 6 punten, waarbij op de volgende subcriteria punten worden toegekend:

      • toepassing van materiaal (voor gebouw, constructie of inrichting van het terrein) dat bestaat uit eerder gebruikt materiaal: 3 punten;

      • toepassing van materiaal (voor isolatie, de constructie of de inrichting van het terrein) dat bestaat uit biobased materialen, dat wil zeggen dat geteelde gewassen het belangrijkste bestanddeel vormen: 3 punten.

  • 3.

    Als toekenning van de subsidieaanvragen, die in aanmerking komen voor een subsidie, leidt tot overschrijding van het subsidieplafond, rangschikken gedeputeerde staten de aanvragen op volgorde van het aantal toegekende punten van hoog naar laag.

  • 4.

    Gedeputeerde staten verdelen het bedrag van het subsidieplafond op volgorde van de rangschikking.

  • 5.

    Indien aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen en toekenning van die aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, dan wordt subsidie verleend aan de aanvraag met het hoogste aantal punten behaald op basis van het criterium vergroening. Wanneer de aanvragen hetzelfde aantal punten hebben behaald op basis van het criterium vergroening, dan vindt rangschikking plaats door loting.

  • 6.

    In het geval een subsidie niet volledig verleend kan worden als gevolg van het bereiken van het subsidieplafond, vindt verlening plaats ter hoogte van het nog beschikbare bedrag.

  • 7.

    Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager na gedeeltelijke verlening van de subsidie de activiteiten uit zal voeren, zijn gedeputeerde staten bevoegd de subsidie te weigeren en de subsidie aan de eerstvolgende in de rangschikking te verlenen.

Artikel 29.13 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd paragraaf 1.6 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      het project binnen twee jaar na datum van de subsidieverlening uit te voeren;

    • b.

      de getroffen fysieke maatregelen in stand te houden tot tenminste vijf jaar na de datum van vaststelling van de subsidie;

    • c.

      tot vijf jaar na de datum van vaststelling van de subsidie op verzoek van gedeputeerde staten informatie te verstrekken over de resultaten die met de gerealiseerde fysieke maatregelen zijn bereikt voor zover het vergroening en klimaatadaptie betreft.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen op schriftelijk gemotiveerd verzoek van de aanvrager de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder a, verlengen.

 

Artikel II  

 

De toelichting op hoofdstuk 29 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 komt te luiden:

 

Toelichting op hoofdstuk 29 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie voor maatregelen vergroening en klimaatadaptatie op bedrijfspercelen

 

 

Aanleiding en doel subsidieregeling

In de periode 2016-2020 is succesvol door partijen in Noord-Brabant, Limburg, Zeeland en Vlaanderen samengewerkt in het Interreg-programma 2B Connect. 2B staat voor Bedrijven en Biodiversiteit en het project beoogde dan ook het verhogen van de biodiversiteit op bedrijventerreinen. De provincie Zeeland was daarin geen partner, maar er zijn wel veel en mooie projecten in Zeeland gerealiseerd. Minstens 70 bedrijventerreinen in de grensstreek België-Nederland zijn bekeken op kansen. En uiteindelijk is 135 ha bedrijventerrein biodiverser gemaakt met biotopen voor 77 doelsoorten. Voorbeelden van uitgevoerde maatregelen zijn: aanplant van bomen, struiken en ander groen, plaatsing van bijenkasten en aanleg van groene daken, poelen en vijvers.

 

Eén van de conclusies uit 2B Connect was dat er in Zeeland nog veel mogelijkheden liggen voor vergroening en meer biodiversiteit en dat Zeeuwse bedrijven enthousiast zijn. Daarom is een doorstart overwogen waarbij het ook gaat over klimaatadaptatie-maatregelen die tevens een waardevolle bijdrage leveren aan het behouden en ontwikkelen van biodiversiteit. Vaak kunnen beide doelen met eenzelfde maatregel worden bereikt. Bij deze adaptatiemaatregelen kan worden gedacht aan:

  • aanleg van waterdoorlatende verharding;

  • ontharden van terreinen: verharding omzetten in doorlatende verharding of in groen;

  • aanleg van een wadi of infiltratievijver;

  • aanleg van een groen dak of groene gevel.

Binnen Interreg is daarvoor een nieuw programma opgezet: 2B Adapt. Ook heeft de provincie begin 2022 een budget gereserveerd voor bijdragen aan maatregelen. Hoewel er flink wat projecten bij Zeeuwse bedrijven zijn geïnventariseerd, kon Zeeland niet meedoen in de eerste inschrijving van Interreg 2B Adapt in 2022. Daarom is besloten een eigen provinciale regeling op te zetten met hetzelfde doel als 2B Adapt.

 

Doel

Er zijn al provinciale subsidieregelingen voor planvorming en fysieke maatregelen voor toekomstbestendige bedrijventerreinen. Deze regelingen zijn echter alleen voor gemeenten en samenwerkende bedrijven opengesteld. De subsidie voor maatregelen vergroening en klimaatadaptatie is uitsluitend bedoeld voor de uitvoering van projectplannen die voorzien in het realiseren van maatregelen op individuele bedrijfspercelen op bedrijventerreinen en kantoorlocaties. De subsidieregeling wil eigenaren en erfpachters stimuleren om maatregelen te treffen die én de biodiversiteit én de klimaatadaptie op bedrijfspercelen vergroten. Maatregelen in het projectplan moeten daarom aan beide doelen bijdragen. Dat kan met één maatregel gebeuren. Maar het kan ook met verschillende.

 

De subsidie is bedoeld voor fysieke maatregelen. De maatregelen kunnen betrekking hebben op de inrichting van een perceel, maar ook op de bedrijfspanden (waaronder opstallen) op die percelen. In artikel 29.2 staat welke maatregelen voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

 

Aanvullend op de doelen vergroening en klimaatadaptatie wil de provincie het gebruik van circulaire materialen stimuleren. Dit is geen voorwaarde, maar geeft wel meerwaarde aan de maatregelen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 29.2 Subsidiabele maatregelen

De regeling is bedoeld voor de uitvoering van projectplannen die zowel de biodiversiteit vergroten door vergroening als het bedrijfsperceel klimaatadaptiever maken. Vaak kunnen beide doelen met eenzelfde maatregel worden bereikt. Hierboven bij de algemene toelichting zijn voorbeelden van dergelijke maatregelen genoemd. Maar er zijn meer maatregelen denkbaar.

 

Verder is de regeling bedoeld voor percelen op bestaande bedrijventerreinen en kantoorlocaties, omdat daar de meeste verbetering nodig is. Voor nieuwe percelen of terreinen wordt ervan uitgegaan dat daar meteen vergroening en klimaatadaptatie wordt toegepast.

 

Artikel 29.4 Voorwaarden

Een projectplan moet maatregelen bevatten die een impuls geven aan zowel vergroening als de klimaatadaptie op bedrijfspercelen. Van de percelen moet vaststaan dat zij worden gebruikt overeenkomstig hun bestemming. Eerste voorwaarde is daarom dat het projectplan past binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan of omgevingsplan voor het bedrijfsperceel waarvoor de subsidieaanvraag wordt gedaan. Daarnaast moet het projectplan voorzien in maatregelen die niet al voortvloeien uit een wettelijke verplichting. Bijvoorbeeld een verplichting tot landschappelijke inpassing of compensatieplicht die voortvloeit uit de Omgevingswet.

 

Om ervoor te zorgen dat de effecten op relatief korte termijn worden gerealiseerd, moet het projectplan binnen twee jaar na de datum van subsidieverlening zijn gerealiseerd. In die periode moeten vergunningverlening, voorbereiding, aanbesteding en uitvoering kunnen worden uitgevoerd. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt getoetst of realisatie binnen deze termijn aannemelijk is. In bijzondere gevallen kan verlenging van deze periode worden aangevraagd.

 

De maatregelen die deel uitmaken van het projectplan moeten verder enkele jaren de tijd krijgen om effect te sorteren. Vooral voor vergroening is dat van belang. Daarom is een instandhoudingsplicht van vijf jaar opgenomen.

 

Artikel 29.5 Subsidieplafond en openstelling

Het maximaal beschikbare budget per jaar en het tijdvak waarin aanvragen kunnen worden ingediend, worden vastgelegd in een apart openstellingsbesluit dat bekend gemaakt wordt in het digitale provincieblad.

 

Artikel 29.8 Weigeringsgronden

De subsidie is bedoeld om maatregelen te stimuleren. Daarom wordt de uitvoering van een projectplan waarvan de uitvoering al is begonnen vóór indiening van de aanvraag, niet gesubsidieerd. Dat projectplan zou immers ook zonder subsidie zijn uitgevoerd.

 

Gedeputeerde staten willen zoveel mogelijk effect sorteren met de subsidieregeling. Projectplannen die maar beperkt bijdragen aan de doelen - die minder scoren dan 30 punten op de criteria voor vergroening en klimaatadaptatie - worden daarom niet gesubsidieerd. Ook wanneer gedeputeerde staten of een ander bestuursorgaan op grond van een andere subsidieregeling al subsidie verstrekten voor de uitvoering van een of meer maatregelen die onderdeel zijn van het projectplan, wordt de subsidie (gedeeltelijk) geweigerd. Verder worden alleen projectplannen met een substantieel kostenplaatje gesubsidieerd. De te verlenen subsidie moet meer dan € 10.000 bedragen, de totale kosten liggen dan boven de € 20.000. Voor deze grens is gekozen om ervoor te zorgen dat alle subsidies in arrangement 2 zullen vallen en er geen subsidies tussen zitten die zonder verantwoording worden vastgesteld.

 

Artikel 29.12 Verdeelprocedure

Er is gekozen voor de verdeling van het beschikbare bedrag via een tenderprocedure waarbij alle aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie, gelijktijdig inhoudelijk worden beoordeeld en ten opzichte van elkaar worden gerangschikt. Alleen de aanvragen die voldoen aan de voorwaarden en waarvoor een weigeringsgrond niet aan de orde is, doen dus mee in de rangschikking.

 

Een projectplan komt voor subsidie in aanmerking als het bijdraagt aan beide doelen: vergroening en klimaatadaptatie. Wordt aan één van de doelen niet bijgedragen, dan is het projectplan niet subsidiabel (artikel 29.2).

 

De mate waarin een projectplan bijdraagt aan de toename van biodiversiteit is één beoordelingscriterium. Binnen het doel klimaatadaptie worden drie criteria (deelthema’s) onderscheiden: wateroverlast, droogte en hitte. En per criterium zijn weer subcriteria aangegeven voor de mate waarin het projectplan bijdraagt aan klimaatadaptie. Door de ligging of fysieke kenmerken van een bedrijfsperceel of daarop aanwezige bedrijfspanden is het niet altijd haalbaar om voor alle deelthema’s maatregelen te nemen. Daarom worden bij de beoordeling van aanvragen per subcriterium punten toegekend voor de mate waarin wordt bijgedragen aan de verschillende criteria.

 

De maximumscore voor vergroening en klimaatadaptatie is 50 punten: 20 voor vergroening, 10 voor wateroverlast, 10 voor droogte en 10 voor hitte. Zoals onder weigeringsgronden toegelicht, is er een minimum totaalscore van 30 punten vereist om ervoor te zorgen dat het beschikbare geld niet in weinig effectieve projectplannen wordt gestoken.

 

Om het gebruik van circulaire materialen te stimuleren, kunnen op dit onderwerp extra (facultatieve) punten worden toegekend. Er zijn subcriteria voor toepassing van eerder gebruikt materiaal en voor toepassing van biobased materialen. Deze extra punten tellen echter niet mee in de minimaal benodigde score van 30 punten die in art. 29.8 wordt genoemd t.b.v. de effectiviteit van maatregelen.

 

De subcriteria geven verder ook een indruk van concrete maatregelen die deel uit kunnen maken van een projectplan. Hoe meer subcriteria aan bod komen in een projectplan, hoe meer punten dus worden toegekend. Sommige maatregelen krijgen punten bij meerdere criteria. Een voorbeeld: door het realiseren van punt- of lijnvormige landschapselementen zoals poelen, hagen en knotbomen wordt de biodiversiteit vergroot én ontstaan microklimaten waar verschillende flora en fauna gebruik van kunnen maken. Hierdoor wordt meteen leefgebied gecreëerd en wordt er dus op twee subcriteria gescoord.

 

Onder het subcriterium “introduceren van lokaal passende plantensoorten” wordt verstaan dat planten door a-biotische factoren, al dan niet gecreëerd op de plaats van introductie, zich kunnen handhaven en vermenigvuldigen.

 

Onder het subcriterium “aanbrengen of realiseren van verblijfplaatsen voor fauna” wordt verstaan het plaatsen van nestkasten, vleermuiskasten, insectenhotels of andere van dergelijke verblijfplaatsen die dieren kunnen gebruiken voor verblijf of voortplanting.

 

Artikel 29.13 Verplichtingen

De subsidieontvanger moet drie verplichtingen naleven die bijdragen aan het bereiken van het doel van de subsidie:

  • de aanvrager is verplicht de maatregelen binnen twee jaar na de datum van subsidieverlening uit te voeren. Dat zorgt voor een effect op relatief korte termijn;

  • de getroffen fysieke maatregelen moeten minimaal vijf jaar in stand worden gehouden om het effect ervan enige tijd te laten voortduren. Worden de maatregelen niet tenminste vijf jaar in stand gehouden, dan kan de beschikking tot vaststelling van de subsidie worden gewijzigd en kan subsidie terug worden gevorderd;

  • voor gedeputeerde staten is het belangrijk inzicht te krijgen welke effecten de maatregelen tot gevolg hebben, om toekomstig beleid te kunnen vormgeven. De provincie wil kennis opdoen en delen. Daarom is de verplichting opgelegd om op verzoek informatie te delen met de provincie gedurende de instandhoudingstermijn.

 

Artikel III  

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Zeeland van 7 mei 2024.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

Drs. M.C.J. Franken, secretaris

Naar boven