U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Beleidsarme wijzigingen omgevingsverordening Gelderland

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 1 van de Delegatieverordening leefomgeving Gelderland;

Besluiten

Artikel I

De Omgevingsverordening Gelderland wordt gewijzigd zoals is aangegeven in 'bijlage A'.

Artikel II

Dit besluit treedt inwerking op 1 mei 2024.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Henri Lenferink,

Commissaris van de Koning

Frederik van Ardenne,

Secretaris

Bijlage A

A

Artikel 4.68 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.68 (verbod beperkingengebiedactiviteit op of langs een provinciale weg)

  • 1

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten in een beperkingengebied met betrekking tot een provinciale weg te verrichten:

    • a.

      een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen;

    • b.

      andere werkzaamheden uit te voeren of werken te maken, te behouden, te veranderen of te verwijderen op, aan, in onder of boven de weg;

    • c.

      op, in, over of onder de weg roerende zaken, vaste stoffen of voorwerpen te storten, plaatsen, aan te brengen of te hebben;

    • d.

      houtgewas te beplanten, te behouden of te vellen; of

    • e.

      de weg anders te gebruiken dan voor verkeersdoeleinden.

  • 2

    Het eerste lid is niet van toepassing op het plaatsen van voorwerpen, waarop gedachten of gevoelens geopenbaard worden als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet, voor zover dit gebruik niet strijdig is met het oogmerk, bedoeld in artikel 4.66.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid, onder cb, dc en e, is geen omgevingsvergunning vereist voor:

    • a.

      het leggen, plaatsen, in stand houden, slopen of verwijderen van kabels en leidingen met een openbare functie en de hiermee samenhangende proefsleuven en sonderingen;

    • b.

      het plaatsen van een gedenkteken naar aanleiding van een verkeersongeval; of

    • c.

      het plaatsen van tijdelijke verkeersmaatregelen en omleidingsborden door of namens een andere wegbeheerder voor de duur van maximaal 24 uur.

  • 4

    Gedeputeerde Staten stellen vanuit het oogmerk, bedoeld in artikel 4.66, maatwerkregels vast voor de in het derde lid bedoelde gevallen.

B

Artikel 5.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.7 (afwijkingsmogelijkheden bij windturbines)

  • 1

    In afwijking van artikel 5.5, eerste lid, kan een omgevingsplan het bouwen van een windturbine toelaten:

    • a.

      voor een locatie binnen het gebied dat is aangeduid als Gelders natuurwerknatuurnetwerk windturbines onder voorwaarden mogelijk; en

    • b.

      als de compensatie voor de windturbine en bijbehorend terrein bestaat uit maatregelen waarbij:

      • 1.

        de nadelige gevolgen voor de oppervlakte, samenhang of kwaliteit van het Gelders natuurnetwerk zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd in overeenstemming met bijlage Gelijkwaardige natuurbeheertypen; en

      • 2.

        de oppervlakte aan natuur die verloren gaat voor 200 procent wordt gecompenseerd.

  • 2

    De initiatiefnemer legt de wijze van compensatie en de wijze waarop aandacht aan voorkomende soorten wordt besteed vast in een natuurversterkingsplan dat onderdeel uitmaakt van het omgevingsplan.

C

Artikel 7.17 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.17 (gegevens bij een melding)

  • 1

    Een melding als bedoeld in de artikelen 4.21, 4.29, 4.33, 4.38, 4.46, 4.65, 4.69, 4.82 en 4.88, alsmede een melding als bedoeld in artikel 11.126 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt ingediend via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 20.21 van de wet.

  • 2

    Bij een melding als bedoeld in de artikelen 4.21, 4.29, 4.33, 4.38, 4.46, 4.65,4.69, 4.82 en 4.88 worden de gegevens en bescheiden verstrekt, genoemd in het meldingsformulier in de landelijke voorziening.

D

Artikel 7.19 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.19 (bevoegdheid tot stellen maatwerkvoorschriften)

Maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld:

  • a.

    om af te wijken van maatwerkregels als bedoeld in paragraaf 4.6.3 en, 4.6.4en 4.6.44.6.5;

  • b.

    naar aanleiding van een melding als bedoeld in de artikelen 4.10, 4.21, 4.29, 4.33, 4.38, 4.46 en 4.65;

  • c.

    ter invulling van de zorgplichten, bedoeld in de artikelen 4.16 en 4.67.

E

Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage II Overzicht Informatieobjecten

aanvoergebied vanuit het IJsselmeergebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_ff96d5fab5494c7485b9dd8eafab212e/nld@2023‑11‑30;1

ammoniakbuffergebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_eaa137425cc74000aeee2c041f88f48f/nld@2023‑11‑30;1

Arkervaart

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_68630c202abb459c84255eb4f552233c/nld@2023‑11‑30;1

beschermingszone natte landnatuur

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_9c797eb338eb435e828fccf77bafaa1d/nld@2023‑11‑30;1

boringsvrije zone

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_93bbf858b5004aecbc3b647e1493a27c/nld@2023‑11‑30;1

bufferzone van de Neder-Germaanse Limes

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_58ce8ddf32b248a1ad1e226bb625e378/nld@2023‑11‑30;1

de Linge

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_5a1f87e6cfee4378a655345a7324f882/nld@2023‑11‑30;1

de Oude IJssel

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_42ea711d1ebb41d3a91630e67ad80158/nld@2023‑11‑30;1

dijktraject 1 op 30

/join/id/regdata/pv25/2023/norm_6430fb2299d148cbb0d8a10dc1837e00/nld@2023‑11‑30;1

dijktraject 1 op 100

/join/id/regdata/pv25/2023/norm_44b9db6c42974db8a3614cebf2ad3033/nld@2023‑11‑30;1

dijktraject 1 op 300

/join/id/regdata/pv25/2023/norm_3773037356cf4870a8c8b7e02ea93e56/nld@2023‑11‑30;1

dijktraject 1 op 1250

/join/id/regdata/pv25/2023/norm_f55e9f6f940845a9b46c223c16307087/nld@2023‑11‑30;1

dijktraject handhaven huidige situatie

/join/id/regdata/pv25/2023/norm_70537a5a43db4e6cbd48b1c258978938/nld@2023‑11‑30;1

ganzenrustgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_826c6a5e3dae4c4cac6502b6c4e1a537/nld@2023‑11‑30;1

gekanaliseerde Linge

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_bd6bfb96a1054434840a0ce5c754a6c3/nld@2023‑11‑30;1

Gelders natuurnetwerk

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_5210fd6845e344ed99757a637297b5c8/nld@2023‑12‑22;2

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_5210fd6845e344ed99757a637297b5c8/nld@2024‑04‑25;3

Gelders natuurwerknatuurnetwerk windturbines onder voorwaarden mogelijk

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_7a68dbbc4a7f4096922ed57956f5b1de/nld@2023‑11‑30;1

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_7a68dbbc4a7f4096922ed57956f5b1de/nld@2024‑04‑25;2

Gelderse streek Achterhoek

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_a5fb298441934b46b424e0c1359acc3b/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Betuwe en Tielerwaard

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_8fc835adde4b478697d854df18f32804/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Bommelerwaard

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_1fa6c0f45f6e4d069c8346506be88350/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Gelderse Vallei

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_c458f7e4e95d420085cd39282876a4c4/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek IJsselvallei

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_4114b266a66f4eb38dee9467b2a8deea/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Land van Maas en Waal

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_c1b8ea843bae4ad38f0907c6482134fa/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Liemers

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_724a8f9662a24c13923fbee470a46a69/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Over-Betuwe

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_502af37844614e65b08c8edf27e335e3/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Randmeerkust

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_ff382f9498ba4072a1645ad66bfef01c/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Rijk van Nijmegen

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_59725e7f19aa4bdbbf1e6e6e862a3cea/nld@2023‑11‑30;1

Gelderse streek Veluwe

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_c31337e4e90540cf9a2dbba7f3da44eb/nld@2023‑11‑30;1

gesloten stortplaats

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_61f3f83a58a34e55ae61618869b39510/nld@2023‑11‑30;1

glastuinbouwbedrijf buiten een glastuinbouwontwikkelingsgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_887f9fb4534341e0a500ce20d0b48286/nld@2023‑11‑30;1

glastuinbouwontwikkelingsgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_2fa1310b26ac40e6b51e6689a690511a/nld@2023‑11‑30;1

Groene ontwikkelingszone

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_418949736ee5474ca4fd00f77860f33c/nld@2023‑11‑30;1

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_418949736ee5474ca4fd00f77860f33c/nld@2024‑04‑25;2

grondwaterbeschermingsgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_c34a242588074cb7b03ad4bae6b4f95e/nld@2023‑11‑30;1

Hollandse Waterlinies

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_c17cab080b8d41aab547cf95f8833cbf/nld@2023‑11‑30;1

intrekgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_a644fe058a3b482e88f0ff40327f0fed/nld@2023‑11‑30;1

kernzone van de Neder-Germaanse Limes Hunerberg

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_109eb71e19e840ecbbc1ca4c13bbe0a3/nld@2023‑11‑30;1

Korne, delen van de Oude IJssel en delen van de Linge

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_a024d3c4653b45658eb23d3124ce0c23/nld@2023‑11‑30;1

koude-warmte-opslagvrije zone

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_9582ffdfe9314db195dfa33874f3714d/nld@2023‑11‑30;1

kwetsbaar drinkwaterreserveringsgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_7fd4ad8aeff047c68c1d5a3c230cc91d/nld@2023‑11‑30;1

minder kwetsbaar drinkwaterreserveringsgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_661f50bd15e348409cad26efa1c4adb2/nld@2023‑11‑30;1

molenbiotoop

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_fe5579a5115e4b53937112cab603d3e9/nld@2023‑11‑30;1

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_fe5579a5115e4b53937112cab603d3e9/nld@2024‑04‑25;2

nationale landschappen

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_fab537005b3b47c29bdc8688f44e7601/nld@2023‑11‑30;1

Neder-Germaanse Limes

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_7c6a1537b9564d808485f5bcb2fa9d72/nld@2023‑11‑30;1

Neder-Germaanse Limes bufferzone Aquaduct

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_872e1950ddec40f9bd8db20c83961324/nld@2023‑11‑30;1

oude bosgroeiplaats

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_1f8d13161cd049beb23060ee64721314/nld@2023‑11‑30;1

peilbesluitgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_4d8c6871d3944df2be4d644ba51c497b/nld@2023‑11‑30;1

provinciale weg

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_a3be227602c9420c8ed748b6cdbc35af/nld@2023‑11‑30;1

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_a3be227602c9420c8ed748b6cdbc35af/nld@2024‑04‑25;2

stiltegebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_02f5607bc3a74877bf85642abd88f354/nld@2023‑11‑30;1

verbodsgebied varend ontgassen

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_fc2a8a2c8e7c4f92ba895838b70ff1bc/nld@2023‑11‑30;1

verkenningsgebied bijzondere voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_a5e65b12690b49958d95e718238258a2/nld@2023‑11‑30;1

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_a5e65b12690b49958d95e718238258a2/nld@2024‑04‑25;2

verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_cacb2ca7a6334d61a0302d02660aaad7/nld@2023‑11‑30;1

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_cacb2ca7a6334d61a0302d02660aaad7/nld@2024‑04‑25;2

wateroverlast in het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel

/join/id/regdata/pv25/2023/norm_ac775480cfa642ac997dcefc4d41d31c/nld@2023‑11‑30;1

wateroverlast in het beheergebied van waterschap Rivierenland

/join/id/regdata/pv25/2023/norm_5cddca27c249406286d0fdf327dc9719/nld@2023‑11‑30;1

wateroverlast in het beheergebied van waterschap Vallei en Veluwe

/join/id/regdata/pv25/2023/norm_f5f4a26dcfd145a1a38177f8348a4896/nld@2023‑11‑30;1

waterschap Rijn en IJssel

/join/id/regdata/pv25/2023/locatiegroep_0e6cecd7d169499c88d8b0676c3ed820/nld@2023‑11‑30;1

waterschap Rivierenland

/join/id/regdata/pv25/2023/locatiegroep_b1cc7a1fd4cf497b92e3a50de93e24c5/nld@2023‑11‑30;1

waterschap Vallei en Veluwe

/join/id/regdata/pv25/2023/locatiegroep_a8db1e4a8a1e40a4bb71476556210a86/nld@2023‑11‑30;1

waterschap Vechtstromen

/join/id/regdata/pv25/2023/locatiegroep_4eb80288e63e4b9dadefd00fcbf60ec5/nld@2023‑11‑30;1

waterwingebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_cb4853536a74433c8f5cca0e9eac2e42/nld@2023‑11‑30;1

weidevogelgebied

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_1d0fefc09d594a7194dec293ea991115/nld@2023‑11‑30;1

werkgebied van Faunabeheereenheid Gelderland

/join/id/regdata/pv25/2023/gebiedsaanwijzing_93bfb80f921240af8a6696f70475ad32/nld@2023‑11‑30;1

F

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Achterhoek

Bijlage bij artikel 5.34.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen, opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

1. Achterhoek

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Achterhoek
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Een karakteristieke en identiteitsrijke streek in Oost Gelderland. Met het Oost-Nederlands Plateau als een bijzonder en hoger gelegen deelgebied (met een duidelijke terrasrand in het westen). Oude IJssel is grens met Liemers.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van de Achterhoek en de te onderscheiden deelgebieden.

2

Een aanééngesloten en zacht glooiend dekzandlandschap (microreliëf) doorsneden door talrijke van oost naar west stromende, al dan niet gekanaliseerde, beken. De Berkel en de Oude IJssel zijn markante rivieren met langs gelegen, min of meer open rivierweiden. Aanwezigheid van rivierduinen langs de Oude IJssel.

Zoveel mogelijk het microreliëf respecteren. De regionale waterhuishouding vormt de basis voor verdere ruimtelijke ontwikkeling. Herstel van dynamisch rivier- en beekdallandschappen met landschapsbouw en het klimaatbestendig maken van het watersysteem om droogte en wateroverlast te voorkomen. Dit heeft een nauwe relatie met de transitie naar duurzame (kringloop)landbouw.

3

Rijke afwisseling van grondgebruik resulteert in een half-open coulisselandschap: weide en akkergronden, oude bouwlanden (grote en kleine open essen), houtwallen, hagen en singels, landgoederen en landgoederenzones, bos- en natuurterreinen, beken, laken en weteringen.

Behouden en versterken van de kleinschaligheid en bijdragen aan herstel en onderhoud van structurerende en bijzondere groene landschapselementen. Bij inplaatsen van nieuwe functies, bijvoorbeeld voor energietransitie, het coulisselandschap versterken.

4

Een landschap van dorpen, kleine kernen en buurtschappen. Doetinchem als centrumplaats. Zutphen en Doesburg zijn historische Hanzesteden met het gezicht naar de IJssel.

Bij stedelijke opgaven is het behoud van het karakteristieke dorpenlandschap van belang, met aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit van de stadsranden. Het monumentaal karakter van Doesburg en Zutphen bewaren, herstellen en beleefbaar maken.

5

Talrijke landgoederen als samenhangende ruimtelijke eenheden bestaande uit een statig huis, (oprij) lanen, historische tuin, bos en landerijen. Zelfstandig of in zones gegroepeerd.

Behouden en versterken van de landgoederen en landgoederen-structuren. Op gepaste wijze de economische basis en de recreatieve toegankelijkheid van landgoederen verbeteren.

6

Oost-Nederlands Plateau: kleinschalig, organisch gegroeid halfopen coulisselandschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, meanderende beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft. Tevens rijk aan microreliëf: o.a. steilranden, essen, eenmansessen.

Het bijzondere coulisselandschap behouden en versterken door aanleg en beheer van groene landschapselementen, natuurontwikkeling langs beken en betere recreatieve toegankelijkheid beleefbaarheid. Recreatie meer gericht op het verhaal van de plek.

Zorgvuldig openhouden van de oude bouwlanden en de bestaande steilranden niet schaden. Introduceren van passende nieuwe grondgebruiksvormen zoals duurzame landbouw (kringloop-landbouw, natuurinclusief etc.), voedselbossen, beleefplekken en kleinschalige energieopwekking.

Beleefbaarheid van cultuurhistorische, geologische en aardkundige waarden vergroten.

Aandacht voor kernkwaliteiten donkerte en stilte.

7

Het van oudsher natte en vlakke middengebied is relatief open en kent een jonge ontginning met een rationele verkaveling.

Ruimtelijke ontwikkelingen in dit middengebied sturen op ruimtelijke kwaliteit om verrommeling te voorkomen. Inzetten op aantrekkelijke landschapsbouw.

8

Overgang naar IJsselvallei via kleinschalig oeverwallenlandschap.

Behouden en versterken van de kleinschaligheid door o.a. aanleg, herstel en beheer van groene landschapselementen. Zoveel mogelijk het zicht op de IJsselvallei bewaren.

9

Samenhangende eenheid van hooggelegen beboste en besloten stuwwalkern van Lochemerberg met flankerend een reeks van open essen en bijzondere panorama’s.

Het versterken van de stuwwalkern door natuurontwikkeling. Zorgvuldig openhouden van de oude bouwlanden. De panorama’s niet schaden met storende elementen en mogelijk belvedères toevoegen.

10

Ecologische waarden met name langs riviertjes en beken, in landgoederen. Andere Natura 2000 gebieden zijn o.a. Korenburgerveen, Bekendelle, Willinks Weust, Wooldse Veen (alle rond Winterswijk) en Stelkampsveld (nabij Barchem)

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones vooral langs riviertjes, beken en laken. Beschermen van Natura 2000 waarden. Waar mogelijk combineren met klimaatadaptie en recreatieve toegankelijkheid.

11

Circumvallatielinie: historische verdedigingslinie rond Groenlo, uit de 17e eeuw.

Circumvallatielinie behouden en markante onderdelen herstellen en recreatief toegankelijk maken.

12

Markante Scholteboerderijen: beeldbepalende herenboerderijen in de omgeving van Winterswijk in bosrijke setting.

Karakteristieke streekarchitectuur behouden, restaureren en ontwikkelen o.a. door nieuwe functies, passend bij de omgeving.

13

Drager van een sterke sociaal-culturele identiteit, met een geheel eigen waarde voor recreatie en toerisme. Ligging in de relatieve luwte van de Gelderse en Nederlandse dynamiek. In noordoosten stille gebieden.

Ruimtelijke en economische dynamiek dragen op passende wijze bij aan een levendige identiteit van de Achterhoek. Handhaven van de stiltegebieden.

G

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Betuwe en Tielerwaard

Bijlage bij artikel 5.35.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen, opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

  • Achterhoek

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

2. Betuwe & Tielerwaard

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Betuwe & Tielerwaard
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Landelijk rivierengebied met voornamelijk agrarische cultuurlandschappen tussen Nederrijn (Lek) en Waal, ten zuiden van de stuwwallen van Veluwe en Utrechtse Heuvelrug. De Waal is dynamischer dan de Rijn.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van de Betuwe & Tielerwaard. Ontwikkeling naar een duurzame landbouw versterkt het landschap. Dijkversterking met versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de dijk als scenic route.

2

Rivierengebied met klassieke opbouw van rivier, brede en smalle uiterwaarden, dijktrajecten, relicten van voormalige dorpspolders, oude rivierarmen, fijnmazige (hoger gelegen) oeverwallen en min of meer open (lager gelegen) komgronden. Landschap mede gevormd door continue strijd tegen het water en de klei-, zand- en grindwinning van de laatste decennia. Dorpspolderstructuren met (dwars)dijken, kaden, weteringen, sluizen etc.

Accentueren van de landschappelijke opbouw van het rivierengebied: rivieren met natuurrijke uiterwaarden, kleinschalige diversiteit op de oeverwal met veel historische waarden en een rivierkomlandschap met rationele verkaveling en grote maten. In contrast met de hoge, droge en bosrijke stuwwallen van de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug.

3

Vrij uitzicht vanaf dijken over het binnendijkse landschap, over de rivieren en naar de stuwwallen van de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug.

Zichtlijnen behoeden voor verstorende elementen. De dijken ontwikkelen als lange doorgaande lijnen in het landschap.

4

Karakteristieke, kleinschalige oeverwallen met rijke afwisseling van boomgaarden, gras- en bouwlanden, buurtschappen, dorpen, verspreide bebouwing, buitenplaatsen, kasteelterreinen en beeldbepalende boerderijen. En historische kromakkers.

Op de oeverwallen bijdragen aan een passende doorontwikkeling van de kleinschalige mix van wonen, werken, energietransitie en recreëren en investeren in landschapsbouw. Kavelstructuur kromakkers behouden.

5

Verstedelijking vooral op de oeverwallen met Tiel, Geldermalsen en Culemborg als centrumplaatsen. Buren en omgeving vormt een cultuurhistorisch ensemble. Lintbebouwingen langs de diverse wegen in het buitengebied.

Voorkomen dat de meer verstedelijkte ontwikkelings-as door mogelijk conflicterende, ruimtelijke ontwikkelingen verrommelt, door adequaat te sturen op ruimtelijke kwaliteit en in te zetten op aantrekkelijke landschapsbouw. Buren en omgeving bewaren en behoeden voor ingrepen die het cultuurhistorisch ensemble aantasten. De transportassen A15-Betuwelijn en A2 vragen om zorgvuldige ruimtelijke ordening van bedrijfsontwikkeling en energietransitie, gekoppeld aan landschappelijke investeringen, om ruimtelijk kwaliteitsverlies te beperken.

6

Open kommen met weidebouw, patronen van sloten en weteringen en wegbeplanting langs rechte wegen, grootschalig en rationaal verkaveld, in contrast met kleinschaligheid van de oeverwallen. Soms met grienden, populierenbosjes en eendenkooien (o.a. De Regulieren).

Ruimte bieden aan toekomstbestendige landbouw, in combinatie met energietransitie en klimaatadaptatie, en versterking van de natte natuurgebieden.

7

Tielerwaard, een min of meer open kommenlandschap, als voorbeeld van een ruilverkaveling uit de wederopbouwperiode.

Ruimte bieden aan toekomst-bestendige landbouw, in combinatie met energietransitie en klimaatadaptatie. Versterking van de natte natuurgebieden. De waarden van de ruilverkaveling erkennen en leesbaar maken.

8

Waardevol open komgebied De Regulieren, met patronen van weteringen en sloten, verspreid liggende grienden, populierenbossen, eendenkooien. De Diefdijk als opvallend en beeldbepalend element begrenst de openheid. Relaties met de Hollandse Waterlinies als een waardevol cultuurhistorisch gegeven.

Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren.

9

Waardevol open komgebieden Ommerense, Ingensche en Rijswijkse Veld, met grote, zeer karakteristieke openheid met opvallende afwezigheid van bebouwing en opgaand groen. Groot contrast van de openheid met de omgeving. Onregelmatige blok- en strokenverkaveling met slotenpatronen en oude weteringen.

Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij en mogelijk voor klimaatadaptatie. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren.

10

De sterk meanderende (en meer oostwaarts gekanaliseerde) Linge als structuurbepalend landschaps-element. Met smalle uiterwaarden en oeverwallen waar de bebouwing is geconcentreerd. Verstilde stadjes en karakteristieke dorpjes gelegen in de bochten van de Linge, inclusief Landgoed Mariënwaerdt als één van de grootste landgoederen van Gelderland. Vanouds aantrekkelijk voor recreatie en toerisme.

Het landschap van de Linge koesteren, behouden en ontwikkelen. Bewaren van mooie en gave ensembles tussen het groene en bebouwde landschap. Recreatieve beleving en toegankelijkheid optimaliseren. De Linge zelf als aanleiding voor verdere – doorgaande – natuurontwikkeling. Kleinschaligheid versterken door aanleg, herstel en beheer van groene landschapselementen.

11

Ecologische waarden met name langs de rivieren en zegen en in weidevogelgebieden. Natura 2000 waarden in Rijntakken, Eck en Wiel, Grebbedijk Wageningen en Lingegebied & Diefdijk Zuid.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones en behoud en ontwikkeling van weidevogelgebieden.Beschermen Natura-2000 waarden.In de uiterwaarden is, naast de functie voor de doorstroming van het rivierwater en voor landbouw, natuur- en landschapsontwikkeling van belang, evenals benutting als recreatief uitloopgebied voor de steden en dorpen en voor klimaatadaptatie.

12

In het westen aanwezigheid van Hollandse Waterlinie (Diefdijklinie). Het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande uit o.a. strategisch landschap, het watermanagement-systeem en de militaire werken (UNESCO-waarde).

Bijzondere aandacht besteden aan de versterking en ontwikkeling van het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, passend bij de te beschermen erfgoedwaarden. Hier zijn goede combinaties denkbaar met recreatie, natuur, landbouw en klimaatadaptatie in de voormalige inundatievlakten.

13

Overblijfselen en verwijzingen naar de Limes (UNESCO-waarde)

Bijzondere aandacht geven aan de beleefbaarheid van de Limes als uniek deel van het rivierenlandschap.

14

Zichtbare overblijfselen van de ‘doorgetrokken’ Grebbelinie (Linie van de Spees).

De Grebbelinie behouden en markante onderdelen herstellen en recreatief toegankelijk maken.

15

De voor de Betuwe typerende T-boerderij met oversteek.

Karakteristieke streekarchitectuur behouden, restaureren en ontwikkelen o.a. door nieuwe functies, passend bij de omgeving.

H

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Bommelerwaard

Bijlage bij artikel 5.36.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

  • Achterhoek

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

3. Bommelerwaard

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Bommelerwaard
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Landelijk rivierengebied, met een sterk verweven uitstraling van agrarisch cultuurlandschap, glastuinbouw en kleinschalige verstedelijking. Als een ‘eiland’ gelegen tussen Waal, Maas en Afgedamde Maas. De Waal is dynamischer dan de Maas. Bij Fort Sint Andries raken beide rivieren elkaar net niet.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van Bommelerwaard. Ontwikkeling naar een duurzame landbouw versterkt het landschap. Expliciete aandacht is nodig voor de ruimtelijke kwaliteit van glastuinbouw en verstedelijking. Dijkversterking met versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de dijk als scenic route. Evenals het ecologisch verbinden van Maas- en Waalnatuur bij Fort Sint Andries.

2

Rivierengebied met klassieke opbouw van rivier, brede en smalle uiterwaarden, dijktrajecten, oude rivierarmen, fijnmazige (hoger gelegen) oeverwallen en min of meer open (lager gelegen) komgronden. Landschap mede gevormd door continue strijd tegen het water en de klei-, zand- en grindwinning van de laatste decennia. Dorpspolderstructuren met (dwars)dijken, kaden, weteringen, sluizen etc. Veel bijzondere landschapselementen als eendenkooien, grienden, donken, vluchtheuvels.

Accentueren van de landschappelijke opbouw van het rivierengebied: rivieren met natuurrijke uiterwaarden, kleinschalige diversiteit op de oeverwal met veel historische waarden en een rivierkomlandschap met rationele verkaveling en grote maten. Behouden en versterken van regiospecifieke, bijzondere landschapselementen.

3

Vrij uitzicht vanaf dijken over het binnendijkse landschap en over de rivieren.

Zichtlijnen behoeden voor verstorende elementen. De dijken ontwikkelen als lange doorgaande lijnen in het landschap.

4

Kenmerkend voor de Maas zijn de ‘bakenbomen’.

Herstel van bakenbomen.

5

Kleinschalige oeverwallen kennen een rijke afwisseling van boomgaarden, kassenteelt, grasland, buurtschappen, dorpen en verspreide bebouwing.

Doorontwikkeling van kleinschalig wonen, landgoederen, werken, energietransitie, recreëren en landbouw, gecombineerd met landschapsontwikkeling. O.a. door aanleg, herstel en beheer van groene landschapselementen. Inpassen van glastuinbouw. Recreatieve toegankelijkheid en beleefbaarheid verbeteren.

6

Verstedelijking vooral op de oeverwallen met Zaltbommel en Kerkdriel als centrumplaatsen. In het glastuinbouwgebied transformeert het landschap.

Ontwikkeling glastuinbouw betekent robuuste landschappelijke inpassing creëren, afgestemd op de gebiedskenmerken. Dit geldt eveneens voor verstedelijking en bedrijvigheid langs de infrastructuur. Daar is zorgvuldige ruimtelijke ordening en inpassing met ruimtelijke kwaliteit noodzakelijk. Door tegengaan van verdere verdichting langs infrastructuur. Ofwel, behoud van afwisselingen van open en dicht op de oeverwallen. Opheffen van de barrièrewerking van de A2.

7

Er is sprake van een oost-west aaneenschakeling of ketting van open kommen van elkaar afgescheiden door dwarsdijken (o.a. Meidijk en Nieuwendijk). Open kommen met weidebouw, patronen van sloten en weteringen en wegbeplanting langs rechte wegen, in contrast met kleinschaligheid van de oeverwallen.

In de agrarisch komgebieden is de landbouw een belangrijke drager van de openheid en kunnen combinaties met klimaatadaptatie en natuurontwikkeling landschaps-versterkend zijn. Openheid zoveel mogelijk behouden.

8

De waardevol open kom van de Capreton wordt gekenmerkt door een centraal gelegen broekgebied, niet open maar kleinschalig besloten met diverse broekbossen langs de Capreton. Contrast met kleinschalige noordoost-zuidwest gerichte oeverwal van Bruchem-Kerkwijk.

Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren. Behouden van groene landschapselementen.

9

In het westen aanwezigheid van Hollandse Waterlinies, met Slot Loevestein en de batterijen Poederoijen en Brakel. Het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande uit o.a.: strategisch landschap, het watermanagement-systeem en de militaire werken (UNESCO-waarde).

Bijzondere aandacht besteden aan de versterking en ontwikkeling van het landschap van de Hollandse Waterlinies, passend bij de te beschermen erfgoedwaarden. Hier zijn goede combinaties denkbaar met recreatie, natuur, landbouw en klimaatadaptatie in de voormalige inundatievlakten.

10

Iconische belevingswaarde van de Forten Oud en Nieuw Sint Andries en de Voorne en omgeving van het ‘eiland’ van Heerewaarden.

Landschapsontwikkeling om het unieke karakter van de nabijheid van Maas en Waal te ervaren en te benutten voor natuur en recreatie.

11

Ecologische waarden met name langs de rivieren en zegen en in weidevogelgebieden. Natura 2000 waarden in Rijntakken en Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones en behoud en ontwikkeling van weidevogelgebieden.Beschermen Natura 2000 waarden.In de uiterwaarden is, naast de functie voor de doorstroming van het rivierwater en voor landbouw, natuur- en landschaps-ontwikkeling van belang, evenals benutting als recreatief uitloopgebied voor de steden en dorpen en voor klimaatadaptatie.

I

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Gelderse Vallei

Bijlage bij artikel 5.37.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

4. Gelderse Vallei

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Gelderse Vallei
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Contrast- en gradiëntrijk valleilandschap tussen de hoger gelegen stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Met een zuid-noord gerichte afwatering via Grift, Valleikanaal en Eem, tussen Rijn en Randmeren. Met in het zuiden de Grebbedijk als markante begrenzing.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van de Gelderse Vallei. Zoveel mogelijk de landschappelijke gradiënt respecteren, zichtbaar en beleefbaar maken. De regionale waterhuishouding als basis voor ruimtelijke ontwikkeling. Versterken van de Grebbedijk met ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit en de dijk als scenic route.

2

Zacht glooiend dekzandlandschap met oost-west afstromende beken. Met in het noorden een afwisselend mozaïek- en landgoederenlandschap (inclusief Scherpenzeel), in het midden een agrarisch cultuurlandschap en in het zuiden het sterk verstedelijkt landschap van Ede, Wageningen, Veenendaal (U) en Rhenen (U).

Ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de ruimtelijke en landschappelijke indeling van de Gelderse Vallei. Afstromende beken zijn aanleiding voor verdere natuurontwikkeling, landschapsbouw en klimaatadaptatie. Verduurzaming van het agrarisch cultuurlandschap door de transitie naar duurzame landbouw binnen het concept Food Valley.

3

Microreliëf door dekzandruggen, natuurlijke beeklopen, gave broekgebieden en markante oude bouwlanden in de vorm van open engen of enken, vooral op de flanken van de Veluwe.

Zoveel mogelijk het microreliëf respecteren. De open gebieden bewaren door passende voortzetting van huidig grondgebruik en terughoudendheid ten aanzien van verdere bebouwing.

4

In het noordelijk deel van de vallei een kleinschalige landschap rond o.a. de Veldbeek met sterke afwisseling van natuur, heide, bos, weiden, landgoederen en kleine kernen.

Kleinschaligheid behouden en versterken door aanleg, herstel en beheer van groene landschapselementen, passende grondgebruiksvormen en verbetering van recreatieve toegankelijkheid.

5

In het agrarisch middengebied een hoge dichtheid aan erven met (voormalige) boerderijen, én de hoge dichtheid aan verspreide landschapselementen.

Gronden en opstallen waar mogelijk inzetten voor transitie naar duurzame landbouw. Intensiveren van landschapsbouw.

6

Het Binnenveld als landschappelijk, grootmazig contrast (nat, weidegrond, openheid en stilte) tussen verstedelijkingskernen Ede, Wageningen, Veenendaal (U) en Rhenen (U) en stuwwallen. Inclusief karakteristieke rechtlijnige wegenstructuur.

Balans brengen in verdere verstedelijking (inclusief campusontwikkeling) en het openhouden van de waardevolle open delen van het Binnenveld. Introductie en voortzetting van agrarisch natuurbeheer, waar mogelijk combineren met waterberging, klimaatadaptatie en recreatieve toegankelijkheid.

De openheid behouden van het gebied waar de Veluwezoom en de Utrechtse Heuvelrug (Grebbeberg) de Rijn kussen. Hier geen blikvangende gebouwen of objecten plaatsen.

7

Aanwezigheid van de historische Grebbelinie.

De Grebbelinie behouden en herstellen, recreatief toegankelijk maken en benutten van voormalige inundatievelden voor klimaatadaptatie en natuur.

8

Ecologische waarden met name langs beken en andere watergangen, in landgoederen. Natura 2000 waarden in Het Binnenveld, o.a. bijzondere natte schraalgraslanden.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones (o.a. tussen Utrechtse Heuvelrug en Veluwe). Beschermen van Natura 2000 waarden. Waar mogelijk combineren met klimaatadaptatie en recreatieve toegankelijkheid.

J

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek IJsselvallei

Bijlage bij artikel 5.38.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

  • Achterhoek

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

5. IJsselvallei

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen IJsselvallei
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

De rivier de IJssel, als Rijntak sterk meanderend, met een doorgaand karakter en stromend naar het noorden. Met rijkgeschakeerde open en natuurrijke uiterwaarden (Natura 2000), rivierduinen, richels en geulen, als ecologische verbindingszone tussen Rijn en de Randmeren. Variatie aan dijken met weidse vergezichten. In de uiterwaarden karakteristieke beplantingen: stelsel van hagen, houtsingels en knotwilgen.

Relicten van steenfabricage met oude ovens, hoogwatervrije terreinen, droogvelden, kades en smalspoorrelicten.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van de IJsselvallei. Het doorgaande en landschappelijke en parkachtige karakter van de IJssel behouden en versterken. Zorgvuldige versterking van de IJsseldijken, met respect voor en versterking van de ruimtelijke diversiteit en betekenis van de dijk als scenic route. Behouden en ontwikkelen van cultuurhistorische waarden.

2

Sterke landschappelijke contrasten daar waar de IJssel het stuwwalmassief van de Veluwe nadert, nabij Hattem in het noorden en langs Arnhem-Dieren in het zuiden. Bijzondere zichtlijnen. Inclusief stedelijke waterfronten van Hanzesteden Doesburg en Zutphen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen de landschappelijke contrasten zichtbaar en beleefbaar houden. De historische stadsgezichten zoveel mogelijk intact laten door geen storende elementen te plaatsen. Blijvende aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling van de stedelijke waterfronten en de relaties met de uiterwaarden.

3

Rivierenlandschap van uiterwaarden, oeverwallen en lagergelegen broekgebieden gecombineerd met het gradiëntrijk flankenlandschap vanaf de Veluwe aan de westkant. Aan de oostkant is de overgang naar het dekzand-landschap van Achterhoek subtiel.

Zoveel mogelijk de landschappelijke gradiënt respecteren, zichtbaar en beleefbaar maken. Streven naar een duurzame en natuurinclusieve vorm van landbouw. Bij inplaatsing van nieuwe functies het kleinschalig landschap versterken.

4

In de zuidelijke IJsselvallei afwatering via sprengen en beken direct op de rivier. Kleinschalig mozaïeklandschap met grote afwisseling van relatief open tot besloten landschap met talrijke landgoederen, weide en akkerland.

De regionale waterhuishouding als basis voor ruimtelijke ontwikkeling. Herstel van de loop en vorm van sprengenbeken in hun cultuur-historische betekenis en haar zichtbaarheid vergroten.Kleinschaligheid van landschap behouden en versterken door aanleg van groene landschapselementen, passende grondgebruiksvormen, zorgvuldige inpassing van energietransitie en verbetering van recreatieve toegankelijkheid.

5

In de noordelijke IJsselvallei afwatering eerst via sprengen en beken, opgevangen via een stelsel van zuid-noord gerichte weteringen.

De regionale waterhuishouding als basis voor ruimtelijke ontwikkeling. Herstel van de loop en vorm van sprengenbeken in hun cultuur-historische betekenis en haar zichtbaarheid vergroten. Geldt ook voor stelsel van weteringen.

6

In de noordelijke IJsselvallei zijn grote open gebieden met noord-zuid gerichte weteringen en fijnmazige, rechthoekige verkaveling. Contrast met de oeverwal aan de oostzijde en de oplopende Veluwe aan de westzijde.

Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling respecteren. Behoud van de open weidsheid door terughoudendheid te betrachten bij ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij en mogelijk voor klimaatadaptatie.

7

Polder Nijbroek: markante veertiende-eeuwse verkavelings- en slotenpatroon (slagenverkaveling).

Zorgvuldig omgaan met deze historische verkaveling. Het vergroten van de historische afleesbaarheid.

8

Verstedelijking langs de dorpenweg op de oostflank van de Veluwe en in mindere mate op de oeverwallen.

Dorpen (met dorpsfronten) aan de rivier, sterke relatie tussen dorpen en de IJssel.

De dorpenweg op de flank van de Veluwe is en blijft de ontwikkelings-as, waarbij de versterking van de kruisende groene ruimten (oost-west) van cruciaal belang is voor de landschapskwaliteit. Het koppelen van recreatieve toegankelijkheid aan deze groene wiggen.

9

Langs de rand van de Veluwe een fraai kleinschalig mozaïeklandschap: afwisseling van beken, smeltwater-ruggen, oude bouwlanden (essen), weiden, uitlopers van bossen, bosschages, landgoederen, buurtschappen en verspreide bebouwing. Inclusief Apeldoorns Kanaal als structurerend element met cultuurhistorische ensembles van sluizen, bruggen en bebouwing.

Het parkachtig mozaïeklandschap met haar fijnmazige variatie behouden en versterken door alleen passende ontwikkelingen toe te laten en terughoudend te zijn ten aanzien van te grote ingrepen. Verbeteren van de recreatieve toegankelijkheid. Apeldoorns Kanaal als cultuur-historisch lijnelement in het landschap beter bewaren en benutten. De landgoederenstructuur op de zuidoostflank onder de naam Gelders Arcadië meer herkenbaar en beleefbaar maken.

10

In het midden van de IJsselvallei – het groene hart van de stedendriehoek (Apeldoorn, Zutphen en Deventer (OV) – een parkachtig landschap: afwisseling van landgoederen, waterlopen, recreatiegebieden, natuurterreinen, landbouwgebieden, kleine dorpen en infrastructuur.

Voorkomen dat dit middengebied door mogelijk conflicterende, ruimtelijke ontwikkelingen verrommeld door te sturen op ruimtelijke kwaliteit en in te zetten op aantrekkelijke landschaps-bouw. Zorgvuldige ruimtelijke ordening en ruimtelijke kwaliteit van ontwikkelingen langs Rijksinfrastructuur en opheffen barrièrewerking.

11

Ecologische waarden met name in de Natura 2000 gebieden. Langs de IJssel Natura 2000 gebied Rijntakken met als bijzondere gebieden Hattemerpoort, Wilpse Klei, Ravenswaarden, Cortenoever en Rivierklimaatpark IJsselpoort. En de Natura 2000 gebieden Veluwe met onder andere het Wisselse Veen, en Natura 2000 gebied Landgoederen Brummen met de Empese en Tondense heide en de landgoederen zone. Verder komen ecologische waarden voor in het Soerens beekdal en in andere beken, sprengen en andere watergangen, in landgoederen en in weidevogelgebieden.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones (o.a. vanaf de Veluwe naar de Achterhoek) en behoud en ontwikkeling van weidevogelgebieden. Beschermen van Natura 2000 waarden. Waar mogelijk combineren met klimaatadaptie en recreatieve toegankelijkheid.

12

IJssellinie: (relicten van) een historische verdedigingslinie uit de jaren 50 van de 20e eeuw.

De IJssellinie behouden en markante onderdelen herstellen en recreatief toegankelijk maken en mogelijk benutten van de voormalige inundatievelden voor klimaatadaptatie.

13

Markante IJsselhoeven: beeldbepalende boerderijen in de vallei.

Karakteristieke streekarchitectuur behouden, restaureren en ontwikkelen o.a. door nieuwe functies, passend bij de omgeving.

K

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Land van Maas en Waal

Bijlage bij artikel 5.39.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ ipv de Over-betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

6. Land van Maas en Waal

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Land van Maas en Waal
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Landelijk rivierengebied, met voornamelijk agrarische cultuurlandschappen, gelegen tussen Waal en Maas. De Waal is dynamischer dan de Maas.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van het Land van Maas en Waal. Ontwikkeling naar een duurzame landbouw versterkt het landschap. Dijkversterking met versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de dijk als scenic route.

2

Rivierengebied met klassieke opbouw van rivier, brede en smalle uiterwaarden, dijktrajecten, oude rivierarmen, fijnmazige (hoger gelegen) oeverwallen en min of meer open (lager gelegen) komgronden. Landschap mede gevormd door continue strijd tegen het water en de klei-, zand- en grindwinning van de laatste decennia.

Dorpspolderstructuren met (dwars)dijken, kaden, weteringen, sluizen etc.

Accentueren van de landschappelijke opbouw van het rivierengebied: rivieren met natuurrijke uiterwaarden, kleinschalige diversiteit op de oeverwal met veel historische waarden en een rivierkomlandschap met rationele verkaveling en grote maten.

3

Opmerkelijke structuur en reliëf van rivierduinen en beboste zandverstuivingen als lange lijn in het gebied, met een kleinschalige uitstraling en aanwezigheid van dorpen en buurtschappen. Inclusief Overasseltse en Hatertse Vennen.

Zoveel mogelijk het microreliëf respecteren. Terughoudendheid ten aanzien van ontgrondingen. In deze bijzondere structuur aanleiding zien voor verdere natuurontwikkeling en gepaste recreatieve ontsluiting.

4

Vrij uitzicht vanaf dijken over het binnendijkse landschap en over de rivieren.

Zichtlijnen behoeden voor verstorende elementen. De dijken ontwikkelen als lange doorgaande lijnen in het landschap.

5

Kenmerkend voor de Maas is het Maasheggenlandschap en de ‘bakenbomen’.

Herstel van bakenbomen en Maasheggen.

6

Karakteristieke, kleinschalige oeverwallen met rijke afwisseling van boomgaarden, gras- en bouwlanden, buurtschappen, dorpen, verspreide bebouwing.

Doorontwikkeling van de kleinschalige mix van wonen, werken, energietransitie en recreëren, passend verbonden met de dijken als lange doorgaande lijnen in het landschap. Aanleg, herstel en beheer van groene landschapselementen.

7

Verstedelijking vooral op de oeverwallen met Beuningen en Wijchen als centrumplaatsen, sterk verbonden met het stedelijk gebied van Nijmegen. Tevens kleinschalige verstedelijking op de rivierduinen.

Voorkomen dat de meer verstedelijkte ontwikkelings-assen, verbonden met Nijmegen, door mogelijk conflicterende, ruimtelijke ontwikkelingen verrommelen, door adequaat te sturen op ruimtelijke kwaliteit en in te zetten op aantrekkelijke landschapsbouw.

8

Open kommen met weidebouw, rationaal verkaveld patroon van sloten en weteringen, wegbeplanting langs rechte wegen en enkele natte natuurgebieden. In contrast met kleinschaligheid van de oeverwallen en rivierduinen.

In de agrarisch komgebieden is de landbouw een belangrijke drager van de openheid en kunnen combinaties met klimaatadaptatie en natuurontwikkeling landschapsversterkend zijn. De gelede openheid zoveel mogelijk behouden.

9

Waardevol open gebieden Beuningse Veld: visueel open gebied tussen de stedelijke bebouwing van Beuningen, Nijmegen en Wijchen en in contrast tot de beboste rivierduin bij Hernen.

Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij, mogelijk in combinatie met klimaatadaptatie.

10

Ruilverkavelingen uit de wederopbouwperiode, met name in West Maas en Waal structuur-bepalend, o.a. boerderijstraten in het buitengebied.

Landschappelijke erfgoedwaarden van oude ruilverkavelingen koesteren en behouden. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij. In combinatie met energietransitie en klimaatadaptatie, en versterking van de natte natuurgebieden. Openheid koesteren.

11

Ecologische waarden met name langs de rivieren en weteringen en in het vennengebied. Natura 2000 waarden in Rijntakken en Beuningen.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones (o.a. in het kommengebied).Beschermen Natura 2000 waarden.In de uiterwaarden is, naast de functie voor de doorstroming van het rivierwater en voor landbouw, natuur- en landschapsontwikkeling van belang, evenals benutting als recreatief uitloopgebied voor de steden en dorpen en voor klimaatadaptatie.

L

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Liemers

Bijlage bij artikel 5.40.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

7. Liemers

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Liemers
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Oude landstreek tussen Rijn, Pannerdens kanaal, IJssel en Oude IJssel: Gelderse Poort van de Delta, “kraan van Nederland”. Een overwegend open rivierenlandschap met rivieren, uiterwaarden of rivierweiden, rivierduinen (langs Oude IJssel), dijken, kleinschalige oeverwallen en open komgronden. Landschap mede gevormd door continue strijd tegen het water en de klei-, zand- en grindwinningen van de laatste decennia. Grensligging, nauwe relatie met het vergelijkbare aanliggende Duitse land.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van de Liemers.De ontwikkeling van het landschap van de Liemers richten op de versterking van de identiteit als ‘poort van de delta’. Accentueren van de landschappelijke opbouw van het rivierengebied, in contrast met de hoge, droge en bosrijke stuwwallen. Verbetering van de recreatieve beleving. Met versterking van het kleinschalig landschap op de oeverwallen. Dijkversterking met ruimtelijke kwaliteit en de dijk als scenic route.

2

Van oudsher wringt de Rijn zich tussen de stuwwallen van Montferland en Nijmegen. Met nadien indrukwekkende en unieke splitsingspunten van rivieren.

De toeristisch-recreatieve beleving van de landschappelijk unieke splitsingspunten van rivieren meer benutten.

3

Complexen van Rijnstrangen (oude rivierarmen) ten noorden van het splitsingspunt van Rijn en Waal: met opvallend microreliëf parallel aan de voormalige stroombeddingen. Aanwezigheid van talrijke, hoger gelegen crevasse-afzettingen (doorbraak van de rivier die niet heeft doorgezet).

Bijzondere aandacht geven aan de beleefbaarheid van de Rijnstrangen als uniek deel van het rivierenlandschap, door behouden en versterken van deze bijzondere landschapselementen en door respecteren van het microreliëf. Tevens verbeteren van de toegankelijkheid passend bij de natuurwaarden. Crevassen zichtbaar maken en gebruiken tegen verdroging. Kansen voor landschapsversterking met klimaatadaptie.

4

Een samenhangende eenheid van hooggelegen beboste en besloten stuwwalkern (met dekzanden) van Montferland (met uitlopers naar Duitsland) met karakteristieke krans van kleine dorpen en open essen.

De stuwwalkern blijvend behouden voor natuur en natuurontwikkeling en gepaste recreatieve toegankelijkheid. Openhouden van de oude bouwlanden. Aanleggen en versterken van de ecologische verbindingen van de stuwwal naar andere gebieden zoals de Achterhoek en de Veluwe.

5

Een reeks van sterk uitgegroeide kernen Westervoort-Duiven-Zevenaar-Didam.

Landschapsversterking doorvoeren in de ontwikkelings-as Westervoort-Duiven-Zevenaar-Didam, vanwege de stedelijke druk. De doortrekking van de A15 zal invloed hebben op de dynamiek in dit gebied door de betere bereikbaarheid. Dit vraagt zorgvuldige ruimtelijke ordening, gekoppeld aan landschappelijke investeringen.

6

Zichtlijnen op stuwwalcomplexen Veluwe, Montferland en Nijmegen. O.a. zicht op Elterberg (en Reichswald).

Creëren van de belvedères vanaf Montferland over de omgeving.

7

Open, grootschalig en weids komgebied ten zuiden van Giesbeek – Angerlo met rivierterrassen en onregelmatige verkaveling. Met oude bewoningsplaatsen, ruime geleding door laanbeplanting en zicht op de Veluwe.

Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Optimaliseren van waterhuishouding. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren.

8

Bijzondere openheid van het Looveld :landschappelijke eenheid in het noorden begrensd door de Lee, met een onbebouwd en zeer weids karakter en gave verkavelings-structuur. Zichtlijnen vanaf de Loodijk.

Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij en mogelijk voor klimaatadaptatie. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren.

9

Ecologische waarden met name langs beken en rivieren en in weidevogelgebieden. Natura 2000 waarden in Rijnstrangen.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones en behoud en ontwikkeling van weidevogelgebieden.Beschermen Natura 2000 waarden. Verbeteren van de biodiversiteit van weteringen en andere watergangen in het gebied. Waar mogelijk natuurontwikkeling combineren met klimaatadaptie en recreatieve toegankelijkheid.

10

Concentratie van historische waterlinies: Limes (UNESCO-waarde), Hollandse Waterlinies (UNESCO-waarde), IJssellinie, Circumvallatielinie en Mauritslinie.

Cultuurhistorische waarden van waterlinies beleefbaar maken en toeristische potentie vergroten. Bijzondere aandacht geven aan de beleefbaarheid van overblijfselen van, en verwijzingen naar de Limes als uniek deel van het rivierenlandschap.

11

Rust en ruimte en relatieve onbekende gebieden zoals het Gelderse Eiland.

Rust en ruimte koesteren en gepaste verbetering van recreatieve toegankelijkheid.

M

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Over-Betuwe

Bijlage bij artikel 5.41.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

  • Achterhoek

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

8. Over-Betuwe

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Overbetuwe
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Verstedelijkt rivierengebied (als “Gelderse poort van de delta”) tussen Pannerdens Kanaal, Nederrijn en Waal, met een afwisseling van enkele nog relatief open (vrij van bebouwing) overwegend agrarische landschappen.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van Over-Betuwe. De ontwikkeling van het landschap van Over-Betuwe richten op de versterking van de identiteit als ‘poort van de delta’. Creëren van een robuust landschap als groene basis voor het verstedelijkende landschap van Arnhem-Nijmegen. Dijkversterking met versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de dijk als scenic route.

2

Van oudsher wringt de Rijn zich tussen de stuwwallen van Montferland, Nijmegen en Veluwe. Met indrukwekkende en unieke splitsingspunten van rivieren: Rijn-Waal en Rijn-IJssel. Ruimtelijke ensembles waarin de combinatie van landschap en historie, afzijdige ligging, barrièrewerking en grens tot uitdrukking komt.

De aantrekkingskracht van de landschappelijk unieke splitsingspunten van rivieren meer toeristisch-recreatief benutten.

3

Rivierengebied met klassieke opbouw van rivier, brede en smalle uiterwaarden, dijktrajecten, fijnmazige (hoger gelegen) oeverwallen en min of meer open (lager gelegen) komgronden. Landschap mede gevormd door continue strijd tegen het water en de klei-, zand- en grindwinning van de laatste decennia. Dorpspolderstructuren met (dwars)dijken, kaden, weteringen, sluizen etc.

Accentueren van de landschappelijke opbouw van het rivierengebied: rivieren met natuurrijke uiterwaarden, kleinschalige diversiteit op de oeverwal met veel historische waarden en een rivierkomlandschap met rationele verkaveling en grote maten. In contrast met de hoge, droge en bosrijke (en zichtbare) stuwwallen Veluwe en Nijmegen.

4

Vrij uitzicht vanaf dijken over het binnendijkse landschap, over de rivieren en naar de stuwwallen van de Veluwe en van Nijmegen.

Zichtlijnen behoeden voor verstorende elementen.

5

Verstedelijking vanuit Arnhem en Nijmegen via ‘riviersprongen’, aangevuld met landschapspark Lingezegen als buffergebied. Grote variatie in grondgebruik, infrastructuur en bebouwing.

Voorkomen dat het verstedelijkte gebied door mogelijk conflicterende, ruimtelijke ontwikkelingen verrommelt, door te sturen op ruimtelijke kwaliteit en adequaat in te zetten op aantrekkelijke landschapsbouw: door inrichting van een robuuste groene dooradering van het hele landschap met Park Lingezegen als belangrijke kern, gekoppeld aan verbeterde recreatieve toegankelijkheid, goed aangesloten op de steden en dorpen. Zorgvuldige ruimtelijke ordening van ontwikkelingen langs de snelwegen (inclusief doortrekking van A15), gekoppeld aan landschappelijke investeringen, om ecologische barrièrewerking en landschappelijk kwaliteitsverlies te voorkomen.

6

Gegraven Linge als structurerend landschapselement.

Versterken van de Linge als landschapsstructuur, gekoppeld aan kansen voor natuur, waterbeheer en recreatie.

7

Waardevol open komgebied Hollanderbroek: uitgestrekt grootschalig open landschap en rustig en stil gebied met oud ontwateringssysteem met de Linge. Zicht op de stuwwallen van het Veluwemassief.

Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij en mogelijk voor klimaatadaptatie. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren.

8

IJssellinie: (relicten van) een historische verdedigingslinie uit de jaren 50 van de 20e eeuw.

De IJssellinie behouden en markante onderdelen herstellen en recreatief toegankelijk maken, mogelijk in combinatie met klimaatadaptatie in de voormalige inundatievlakten.

9

Ecologische waarden met name langs de rivieren en zegen en in weidevogelgebieden. Natura 2000 waarden in Rijntakken en Huissense waarden.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones en behoud en ontwikkeling van weidevogelgebieden.Beschermen Natura 2000 waarden.In de uiterwaarden is, naast de functie voor de doorstroming van het rivierwater en voor landbouw, natuur- en landschapsontwikkeling van belang, evenals benutting als recreatief uitloopgebied voor de steden en dorpen en voor klimaatadaptatie.

10

Overblijfselen en verwijzingen naar de Hollandse Waterlinie (Fort Pannerden) en Limes (UNESCO-waarde).

Bijzondere aandacht geven aan de beleefbaarheid van de cultuurhistorische linies als uniek deel van het rivierenlandschap.

11

Relatieve stilte en rust als contrast met de stedelijke zones, zoals in omgeving van Doornenburg, in de brede uiterwaarden en in de nog relatief ‘lege’ gebieden zoals het Hollanderbroek.

Verschillende recreatievormen afstemmen op rust en stilte, eventueel werken met zonering.

N

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Randmeerkust

Bijlage bij artikel 5.42.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

  • Achterhoek

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

9. Randmeerkust

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Randmeerkust
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Gradiënt van hoge gronden van het Veluwemassief naar de lagere gronden langs de Randmeren: een landschappelijke zonering met kwelzones en van zuid naar noord afstromende beken. Daarnaast is de kustlijn van de voormalige Zuiderzee een landschappelijke kernkwaliteit.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van de Randmeerkust. Zoveel mogelijk de gradiënt respecteren, zichtbaar en beleefbaar maken. Ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met deze landschappelijke zonering. Afstromende beken zijn aanleiding voor verdere natuurontwikkeling en landschapsbouw. Kwelzones benutten voor vernatting, in combinatie met klimaatadaptatie.

2

Kleinschalig half-open coulisselandschap langs de bosrand van de Veluwe met afwisseling van oude bouwlanden (open essen), houtwallen, buurtschappen, lanen, landgoederen, parkbossen en recreatievoorzieningen.

Behouden en versterken van het kleinschalig landschap door o.a. herstel, aanleg en beheer van groene landschapselementen en zorgvuldig openhouden van oude bouwlanden.

3

Historische Zuiderzeestraatweg van Amersfoort naar Zwolle: een dorpenweg op de flank van de Veluwe, inclusief historische steden Harderwijk en Elburg.

De Zuiderzeestraatweg is en blijft een historische ontwikkelings-as, waarbij het van belang is te voorkomen dat dit een aaneengesloten stedelijk lint wordt in de gradiënt door het versterken van groene ruimten tussen de dorpen. Het monumentaal karakter van Harderwijk en Elburg bewaren, herstellen en beleefbaar maken.

4

Tussen Elburg en Harderwijk grote openheid van veenlandschap met grasland. Gave ontwaterings-, ontsluitings- en verkavelings-patronen, inclusief contrast met kleinschaligheid van de hogere flanken.

Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling respecteren. Behoud van de open weidsheid door terughoudendheid te betrachten bij ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij en mogelijk klimaatadaptatie.

5

Ten noorden van Oosterwolde en Oldebroek: zeer open polder- en veenlandschap met opvallende afwezigheid van bebouwing en opgaand groen. Karakteristiek ontwaterings- en verkavelings-patroon, voornamelijk grasland. Bij Oldebroek contrast met de bebouwingslinten op de veenontginningen.

Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling respecteren. Behoud van de open weidsheid door terughoudendheid te betrachten bij ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij. Mogelijk combineren met klimaatadaptatie.

6

Polder Arkemheen: extreme openheid in zeekleigebied met zeer weinig bebouwing en opgaande elementen; deels grillige (oude kreken), deels regelmatige, verkaveling met herkenbare oude veenontginningsrichting en oude hoeven op terpen langs de rand, als ook blokverkaveling (met oude kreken), medenverkaveling en strokenverkaveling. Tevens stilte in een verder verstedelijkende omgeving.

Behouden en beschermen van de extreme openheid, rust, donkerte en de bijzondere verkaveling door zorgvuldig om te gaan met uitbreiding van erven en door verdere bebouwing niet na te streven. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij, mogelijk in combinatie met agrarisch natuurbeheer en reservaatsbeheer en klimaatadaptatie.

7

Microreliëf door aanwezigheid van dekzandruggen en (fragmenten van) strandwallen met onregelmatige en kleinschalige blokverkaveling, inclusief kunstmatig opgeworpen pollen of terpen in het noorden.

Zoveel mogelijk het microreliëf respecteren.

8

Zichtlijnen op Veluwemassief en Randmeren, inclusief het nieuwe land van Flevoland.

Geen storende elementen plaatsen die waardevolle zichtlijnen negatief beïnvloeden.

9

Ecologische waarden met name langs beken (o.a. Hierdense beek), langs de voormalige Zuiderzeekust en in weidevogelgebieden. Natura 2000 waarden in Arkemheen en Veluwe randmeren.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones en behoud en ontwikkeling van weidevogelgebieden.Beschermen Natura 2000 waarden. Waar mogelijk combineren met klimaatadaptie en recreatieve toegankelijkheid.

O

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Rijk van Nijmegen

Bijlage bij artikel 5.43.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

  • Achterhoek

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

10. Rijk van Nijmegen

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Rijk van Nijmegen
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Reliëf- en contrastrijke stuwwal met gesloten boslandschap, markante steile flanken met bronbeekjes en scherpe overgangen naar landbouwgebieden op de flanken (o.a. open essen), het verstedelijkte gebied van Nijmegen, de groene en weidse Ooijpolder en de Duffelt tot aan de Waal: de ‘Gelderse poort van de delta’.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van het gebied Rijk van Nijmegen. Ruimtelijk is het versterken van de contrasten van belang; open-dicht, hoog-laag en droog-nat. De ontwikkeling van het landschap richten op de versterking van de identiteit als ‘poort van de delta’.

2

Uitloopgebied voor Nijmegen, zowel de stuwwal, onderdeel van grotere stuwwal van Kleef (met o.a. Reichswald en Jansberg), als de rivierpolders.

Optimaliseren van de recreatieve ontsluiting met een goede zonering om kwetsbare natuurwaarden te beschermen.

3

Op de stuwwal ligt grotendeels de stad Nijmegen, enkele dorpen en landgoederen, met beschermde dorpsgezichten en monumentale huizen, op de relatief steile noordflank langs Rijksstraatweg.Een ring van (voormalige) landgoederen aan de zuid- en westzijde van de oude stad Nijmegen, zoals Heijendael, Winkelsteegh, Duckenburg is nog deels aanwezig.

Voorkomen dat de meer verstedelijkte ontwikkelings-as door mogelijk conflicterende ruimtelijke ontwikkelingen verrommelt door sturing op ruimtelijke kwaliteit en adequaat in te zetten op aantrekkelijke landschapsbouw.Bij herinrichting van de stadsdelen op de flanken van de stuwwal meer aandacht geven voor herstel van het oude landgoedkarakter.

4

Binnen de hoefijzervormige stuwwal ligt het open bekken van Groesbeek met grotendeels weidegrond, vochtige laagtes en beekjes. Bebouwing geconcentreerd in dorpen en buurtschappen en langs radiale wegen vanuit Groesbeek.

De ontwikkeling van het landschap richten op het koesteren en versterken van de natuur- en landschapswaarden en de parkachtige kwaliteiten als uitloopgebied voor de dorpen en de stad.

5

Lange zichtlijnen vanuit bekken naar omringende stuwwallen (waaronder Reichswald) en vanaf stuwwal naar de dorpen (waaronder Kranenburg in Duitsland) en het rivierdal van Rijn en Waal.

Het expliciet creëren van belvedères van de stuwwal over de delta en richting Reichswald. Behoud zichtlijnen.

6

Van oudsher wringt de Rijn zich tussen de stuwwallen van Montferland en Nijmegen. Met een indrukwekkend en unieke splitsingspunt van de rivieren Rijn en Waal. Ruimtelijk ensemble waarin de combinatie van landschap en historie, afzijdige ligging, barrièrewerking en grens tot uitdrukking komt.

De aantrekkingskracht van het landschappelijk, unieke splitsingspunt van rivieren meer toeristisch-recreatief benutten.

7

Rivierpoldergebied (Ooijpolder en de meer oostelijk gelegen Duffelt (rond Leuth en Kekerdom en Millingen): gave en beleefbare gradiënt van het min of meer open rivierenlandschap (inclusief heggen). Open en onbebouwd komgebied rondom Persingen met grasland. Waardevolle oude bewoningsplaats Persingen op een donk. In sterk contrast met besloten stuwwal van Nijmegen. Met unieke zichtlijnen en panorama’s. Bebouwing overwegend geconcentreerd in dorpen en (dijk)linten. Boerderijen op pollen en aanwezigheid van (voormalige) steenfabrieken.

Behouden en versterken van dit gave rivierlandschap door aanleg en beheer van groene landschapselementen en passende recreatieve toegankelijkheid.Behoud van de open weidsheid door zeer terughoudendheid te zijn ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Blijvend benutten voor grondgebonden en duurzame veehouderij. Zoveel mogelijk de karakteristieke verkaveling en zichtlijnen respecteren.

8

Ecologische waarden met name langs de rivieren en weteringen. Natura 2000 waarden in De Bruuk en Sint Jansberg.

Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones.Beschermen Natura 2000 waarden. In de uiterwaarden is, naast de functie voor de doorstroming van het rivierwater en voor landbouw, natuur- en landschapsontwikkeling van belang, evenals benutting als recreatief uitloopgebied voor de stad en dorpen en voor klimaatadaptatie.

9

Overblijfselen en verwijzingen naar de Limes (UNESCO-waarde)

Bijzondere aandacht geven aan de beleefbaarheid van de Limes.

10

Geomorfologische kenmerken op de stuwwal helling, zoals de droogdalen en de insnijdingen door de helling van de spoorlijn.

Bijzondere aandacht geven aan de oorspronkelijke waarden in de stad van het Natuurlijke Systeem door verstedelijkingskenmerken (grijs en rood) weer te vervangen door groen. Dit is ook van belang in verband met klimaatadaptatiemaatregelen.

P

Binnen bijlage III wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streek Veluwe

Bijlage bij artikel 5.44.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Het accent ligt op het buitengebied. Wij verwachten dat de gemeenten zelf de kwaliteiten van hun steden en dorpen beschrijven en daarmee rekening houden.

Deze kernkwaliteiten zijn in partnerschap verder uitgewerkt met de streken zelf. Concreter en meer gelokaliseerd, aangevuld met preciezere ontwikkeldoelen en ontwerprichtlijnen opgetekend in kwaliteitsgidsen per streek. Deze streekgidsen maken geen deel uit van deze verordening, maar bieden inspiratie voor de toepassing van de in deze bijlage geformuleerde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen in de dagelijkse praktijk.

We onderscheiden 11 streken in Gelderland: (zie kaart)

  • Achterhoek

  • Betuwe & Tielerwaard

Deze streekindeling is gebaseerd op “Panorama Landschap” van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE), maar enigszins aangepast. De streek Over-Betuwe is kleiner door de Liemers (w.o. Montferland) als aparte streek op te nemen en de Ooijpolder bij Nijmegen in te delen bij het ‘Rijk van Nijmegen’ in plaats van Over-Betuwe.

De Veluwe hebben we begrensd op het Centraal Veluws Natuurgebied; dat is het natuurkerngebied; voornamelijk Gelders Natuurnetwerk met daarbinnen enkele kernen en agrarische enclaves.

De begrenzing van de streken is op provinciale schaal bepaald. Daarbij zijn waar mogelijk herkenbare grenzen gehanteerd, zoals de loop van rivieren. Dit betekent dat het in de praktijk kan voorkomen dat een locatie op de grens van twee streken meer kenmerken en kwaliteiten heeft van de streek die naastgelegen is dan die van de streek waar de locatie bij is ingedeeld. In die gevallen moeten de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen die op die locatie het meest van toepassing zijn gehanteerd worden en kunnen bij aantasting van de kernkwaliteiten de bijdragen in de lijn liggen van de daarbij behorende aan de ontwikkeldoelen.

Bronnen: deze kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen zijn gedestilleerd uit bestaande provinciale en andere documenten waarin deze Gelderse kwaliteiten en ontwikkeldoelen al staan beschreven, zoals de beschrijving van de kernkwaliteiten voor de nationale landschappen (2014), de streekplanuitwerking waardevolle landschappen (2005), het provinciale Landschapsboek (2004) en aangevuld met de kennis omtrent actuele ontwikkelingen (maart 2021).
afbeelding binnen de regeling

11. Veluwe

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen Veluwe
 

Kernkwaliteiten

Ontwikkeldoelen

1

Reliëfrijk stuwwallencomplex en veruit het grootste aaneengesloten groene en bosrijk gebied van Nederland. Inclusief het spectaculaire ‘steile’ reliëf op de zuidflank van de Veluwe, de zuidrand van de stuwwal.

Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van de Veluwe. Handhaven en versterken van de Veluwe als groen-blauwe long van Nederland. Meer nog dan voorheen natuurgebieden met elkaar verbinden, o.a. door onthekken, ecoducten en groene zoomen. Inclusief natuurrijke verbindingen met omliggende, lagergelegen gebieden in Gelderse Vallei, IJsselvallei en Randmeerkust. Behouden van aardkundige waarden en de zoetgrondwatervoorraad. Terughoudendheid ten aanzien van ontgronden. Vermindering van barrièrewerking van kruisende infrastructuur.

2

Sterke afwisseling van bos- en natuurgebieden, heidevelden, zandverstuivingen, agrarische enclaves en landgoederen met landgoedstructuren en lanen.

Versterken van de variatie aan natuurdoeltypen. Accentueren van de overgangen tussen landschaps-eenheden. In de agrarische enclaves transitie inzetten naar duurzame landbouw met behoud van openheid. Introduceren van passende nieuwe grondgebruiksvormen zoals voedselbossen, beleefplekken en kleinschalige energieopwekking. Behouden en versterken van de kwaliteiten van landgoederen en buitenplaatsen. De landgoederenstructuur op de zuidoostflank onder de naam Gelders Arcadië meer herkenbaar en beleefbaar maken.

3

Schaars oppervlaktewater: vennen, enkele beken en aan de rand sprengen en sprengenbeken.

Herstel van de loop en vorm van sprengenbeken in hun cultuur-historische betekenis en haar zichtbaarheid vergroten. Natuurrijkdom van beken en vennen vergroten.

4

Grote historische gelaagdheid met fenomenen en verhalen uit verschillende tijdlagen. Grootste aantallen en dichtheid aan grafheuvels en celtic fields van Nederland. IJzerwinning en heidepotstalsysteem. Aanwezigheid van hessenwegen en koningswegen.

De tijdlagen meer beleefbaar maken. Historische artefacten, structuren en ensembles behouden, restaureren en recreatief ontsluiten.

5

Rijke variatie aan (cultuurhistorisch bepaalde) soorten bos met hoge ecologische waarden. Veel natuurgebieden hebben de Natura 2000 waarden.

Variatie behouden en versterken en zo nodig herstellen. Bevorderen van eengevarieerd loofbos en verminderen van naaldbos. Behouden van oude boskernen. Hoge bescherming van Natura 2000 waarden. Herstel kwaliteit van bodem en bevorderen ecologische beheer. In balans brengen met houtproductie.

6

Aantrekkelijk en relatief goed ontsloten recreatielandschap, al vanouds een geliefde vakantiebestemming voor Nederland.

De recreatieve druk meer dan voorheen zoneren in drukke, luwe en stille gebieden, inclusief passende recreatieve ontsluiting. Met aandacht voor sluiten van wegen en parkeerplaatsen en uitbreiding onverharde paden.

7

Bijzondere beleving van ‘leegte’ en ‘eindeloosheid’, stilte en donkerte, flora en fauna, beslotenheid, openheid door aanwezigheid van heidevelden, zandverstuivingen en oude bouwlanden in enclaves en op de flanken.

Zorgdragen dat Veluwe-beleving (in te onderscheiden belevingsgebieden) meer authentiek wordt door bestendigen van genoemde kwaliteiten. Inrichten van belevingsplekken overeenkomstig de zonering. Open plekken en enclaves, vooral oude essen, koesteren en behouden. Geldt ook voor landgoederen en buitenplaatsen. Stiltegebieden blijvend in achtnemen. Donkerte ‘intensiveren’ door belichting aan te passen of achterwege te laten.

8

Contrast tussen de besloten randen van de Veluwe met de lager gelegen open en halfopen gebieden (flanken), gecombineerd met bijzondere zichtlijnen of panorama’s op de omgeving.

Contrast handhaven en versterken door natuurbouw of natuurinclusieve landbouw. Zichtlijnen behoeden voor verstorende elementen en waar mogelijk panorama’s toevoegen.

9

Op het massief komt weinig maar wel specifieke bebouwing voor: o.a. instellingsterreinen, kazernes, vakantieparken, landgoederen. Zes steden liggen met hun ‘rug’ op de stuwwallen: Arnhem, Wageningen, Ede, Harderwijk, Hattem en Apeldoorn. Geldt ook voor de talrijke grotere en kleinere dorpen langs de Veluwe.

Grote terughoudendheid betrachten bij verdere ontwikkeling van gebouwen en bebouwde terreinen, zowel bij uitbreiding, nieuwvestiging en functieverandering. Zorgvuldig inpassen is noodzakelijk, rekening houdend met natuurwaarden. Bosrijke stads- en dorpsrandzones vragen om zorgvuldige afstemming van soms conflicterende ruimteclaims.

Toelichting Toelichting

Q

Het opschrift van toelichting 'Toelichting' wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

R

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Algemene toelichting: "Voor de beoogde werking van de Omgevingswet is het van belang dat bestuursorganen in hun regelgeving doordachte keuzen maken over het gewenste regeltype en afwijkings- en uitwerkingsmogelijkheden en dat zij de gemaakte keuze in de bij die regelgeving behorende toelichting motiveren", aldus de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Omgevingswet (Kamerstuk 33 962, nr. 3, p. 272). De afwegingsruimte en afwijkingsmogelijkheden in afdeling 1.3 bieden het provinciebestuur (Gedeputeerde Staten) of het gemeentebestuur (de omgevingsplanwetgever) de mogelijkheid zulke doordachte keuzen te maken.

Op de eerste plaats zijn de regels in deze verordening zo opgesteld dat ze het gewenste beschermingsniveau borgen en tegelijkertijd ruimte bieden aan maatschappelijk gewenste activiteiten, zonder dat afwijken nodig is. Het provincie- of gemeentebestuur maakt dan ook geen gebruik van de in deze afdeling geboden afwijkingsmogelijkheden als ze hetzelfde resultaat kan bereiken met een andere bevoegdheid uit de Omgevingswet of uit deze verordening. Toch zullen zich in de uitvoering knelpunten en dilemma's voordoen, die alleen optimaal opgelost kunnen worden als de omgevingsverordening enige afwijkingsmogelijkheden kent. Het beoordelingskader omvat daarom naast de (doelen of) oogmerken van de verordening ook een aantal artikelen met afwijkingsmogelijkheden. Zo kan het provinciebestuur in situaties waarin de regels uit de omgevingsverordening knellen van die regels afwijken. Deze afwijkingsmogelijkheden zijn beschreven in drie paragrafen:

  • a.

    Paragraaf 1.3.1 Afwijkingsmogelijkheden bij algemene regels voor activiteiten in hoofdstuk 4;

    • 1.

      artikel 1.4 (maatwerkvoorschrift in afwijking van algemene regels voor activiteiten);

    • 2.

      artikel 1.5 (tijdelijke maatwerkregels in afwijking van algemene regels voor activiteiten);

  • b.

    · Paragraaf 1.3.2 Afwijkingsmogelijkheden bij instructieregels in de hoofdstukken 5 en 6;

    • 1.

      artikel 1.6 (ontheffing van een instructieregel);

    • 2.

      artikel 1.7 (afwijking van een instructieregel voor het omgevingsplan om een zwaarwegend belang);

  • c.

    · Paragraaf 1.3.3 Overige afwijkingsmogelijkheden;

    • 1.

      artikel 1.8 (experimenteerbepaling).

De afwijkingsmogelijkheden in deze paragrafen zijn bedoeld voor gevallen waarbij de ambities uit de omgevingsvisie en/of de doelen uit de wet beter zijn gediend met het afwijken van de regels dan met het strikt toepassen ervan. Met de afwijkingsmogelijkheden kan het provincie- of gemeentebestuur binnen de oogmerken van afdeling 1.2 bij dilemma's voorzien in een maatschappelijk optimale oplossing.

Het toepassingsbereik van deze paragrafen wordt aan het begin van de hoofdstukken 4 (algemene regels over activiteiten in de leefomgeving) en 5 (instructieregels voor het omgevingsplan) expliciet aangegeven. Voor hoofdstuk 6 (overige instructieregels) geldt geen beperking. Uitgangspunt voor het aangegeven toepassingsbereik is dat:

  • a.

    de afwijkingsmogelijkheden van deze paragrafen in de hoofdstukken 4, 5 en 6 zo min mogelijk worden beperkt; en

  • b.

    de hoofdstukken 4, 5 en 6 alleen voorzien in meer specifieke afwijkingsmogelijkheden als de in deze paragrafen geformuleerde artikelen niet goed bruikbaar zijn voor toepassing van specifieke afdelingen, paragrafen of artikelen in die hoofdstukken.

In genoemde hoofdstukken kan dus bij uitzondering worden voorzien in specifieke afweegruimte en afwijkingsmogelijkheden, die voorrang hebben op de algemene afweegruimte en afwijkingsmogelijkheden in afdeling 1.3. In de toelichting bij de schakelbepalingen (artikelen 4.1 en 5.2) is aangegeven waarom afdeling 1.3 is 'uitgeschakeld'. Dat kan zijn omdat de regeltoepassing geen afwijking (maatwerk) mogelijk maakt of omdat de regeltoepassing vraagt om een meer specifieke afwijkingsmogelijkheid (maatwerk). Soms zal er in het belang van de rechtszekerheid behoefte zijn aan een concretere begrenzing van de afweegruimte of afwijkingsmogelijkheid. Daarbij gaat het erom het provinciebestuur zoveel mogelijk houvast te bieden bij de belangenafweging en de bestuurlijke afwegingsruimte niet groter te maken dan strikt noodzakelijk is.

S

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.16 (specifieke zorgplicht)

De in artikel 4.184.15genoemde gebieden en zonesgenoemde gebieden en zones beschermen de kwetsbare functie drinkwaterwinning en een veelal kwetsbare bodem. Daarom mag extra alertheid en zorgvuldigheid worden verwacht van degene die hier een activiteit verricht die de kwaliteit van het grondwater negatief kan beïnvloeden. Gelet hierop is ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater, in aanvulling op de algemene zorgplicht uit de Omgevingswet, een specifieke zorgplicht opgenomen. Ook al geldt er geen expliciet verbod op een activiteit of gelden er niet direct nadere regels bij het verrichten van de activiteit, als die activiteit risico's voor de kwaliteit van het grondwater met zich meebrengt, mag zij niet zonder meer worden uitgevoerd. De verplichte melding van incidenten met (mogelijke) nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater, bij de provincie en bij Vitens, kan worden gedaan via het Provincieloket (telefoonnummer 026 359 99 99) en de Coördinatiewacht van de Centrale Waterverdeling (telefoonnummer 088 884 50 65).

T

Sectie 4.18 wordt geplaatst voor sectie . De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.18 (verboden grondwaterbedreigende activiteiten in waterwingebieden)

Algemeen: Een waterwingebied is het gebied waar het grondwater bestemd voor de bereiding van drinkwater daadwerkelijk wordt gewonnen. Deze gebieden zijn meestal in eigendom van het drinkwaterbedrijf. Bescherming van bodem en grondwater is cruciaal gelet op de kwaliteit van het drinkwater. Activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor het grondwater of waarbij de bodemopbouw verstoord kan worden, zijn absoluut verboden. Dit verbod is zowel vanwege (milieu-)hygiënische, microbiologische als bacteriologische risico's nodig.

Lid 1 onderdeel a: De lijst van verboden activiteiten bevat milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving, waaronder het aanleggen en gebruiken van een bodemenergiesysteem of mijnbouwwerk en het exploiteren van specifiek benoemde bedrijven.

Lid 1 onderdeel b: Bij de beschermende werking van een bodemlaag moet voornamelijk worden gedacht aan een slecht doorlatende (klei)laag die zich bevindt tussen het maaiveld en het watervoerend pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken. Deze lagen zijn in beeld gebracht en op onze webpagina 'maximale boordiepte in beschermingsgebieden grondwaterdiepte beschermende bodemlaag' wordt de maximale boordiepte(diepte)ligging van deze laag aangegeven. Wanneer deze diepte niet wordt overschreden, mag ervan worden uitgegaan dat de beschermende werking van een bodemlaag niet wordt aangetast (als gevolg van de boring of ontgraving zelf).

Lid 2, 3 en 4: Er zijn ook activiteiten benoemd die niet verboden zijn. Dat is onder meer noodzakelijk om de waterwinning zelf mogelijk te houden. Ook het saneren van de bodem of het grondwater en daarvoor benodigd onderzoek blijft mogelijk. In alle gevallen geldt wel altijd de zorgplicht.

Lid 5: Voor de toepassing van grond of baggerspecie met poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) worden specifieke waarden gehanteerd. Daarmee wordt aangesloten bij het 'Geactualiseerde handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie' (geactualiseerde versie van december 2021). Daarbij is er ruimte voor gebiedsspecifiek beleid als in dat kader door het bevoegd gezag specifieke waarden (ook wel gebiedswaarde of lokale maximale waarde genoemd) zijn vastgesteld.

V

Sectie 4.20 wordt geplaatst voor sectie . De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.20 (verboden grondwaterbedreigende activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden)

Algemeen: Een grondwaterbeschermingsgebied ligt als een schil rond het waterwingebied waar het grondwater bestemd voor de bereiding van drinkwater daadwerkelijk wordt gewonnen. De buitengrens is de lijn van waar het grondwater vanaf de grondwaterstand een periode van 25 jaar nodig heeft om de drinkwaterwinning te bereiken. Hoewel er geen drinkwater wordt opgepompt, is ook hier bescherming van bodem en grondwater cruciaal voor de kwaliteit van het drinkwater. Activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor het grondwater of waarbij de bodemopbouw verstoord kan worden, zijn absoluut verboden.

Lid 1 onderdeel a: De lijst van verboden activiteiten bevat milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving, waaronder het aanleggen en gebruiken van een bodemenergiesysteem of mijnbouwwerk en het exploiteren van specifiek benoemde bedrijven.

Lid 1 onderdeel b: Bij de beschermende werking van een bodemlaag moet voornamelijk worden gedacht aan een slecht doorlatende (klei)laag die zich bevindt tussen het maaiveld en het watervoerend pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken. Deze lagen zijn in beeld gebracht en op onze webpagina 'maximale boordiepte in beschermingsgebieden grondwaterdiepte beschermende bodemlaag' wordt de maximale boordiepte(diepte)ligging van deze laag aangegeven. Wanneer deze diepte niet wordt overschreden, mag ervan worden uitgegaan dat de beschermende werking van een bodemlaag niet wordt aangetast (als gevolg van de boring of ontgraving zelf).

Lid 2: Het saneren van de bodem of het grondwater en daarvoor benodigd onderzoek blijft mogelijk. Ook daarvoor geldt wel altijd de zorgplicht.

X

Sectie 4.28 wordt geplaatst voor sectie . De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.28 (verboden grondwaterbedreigende activiteiten in koude-warmte-opslagvrije zones)

Algemeen: Een koude-warmte-opslagvrije zone ligt als een schil rond het grondwaterbeschermingsgebied. De buitengrens is de lijn van waar het grondwater vanaf de scheidende laag (klei/leem) boven het watervoerend pakket (zand/grind) van waaruit het drinkwater wordt gewonnen, een periode van 25 jaar nodig heeft om de drinkwaterwinning te bereiken. Gelet op de kwaliteit van het drinkwater zijn activiteiten die in de bodem worden verricht en schadelijk kunnen zijn voor het grondwater of waarbij de beschermende bodemlaag verstoord kan worden, absoluut verboden.

Lid 1 onderdeel c: Bij de beschermende werking van een bodemlaag moet voornamelijk worden gedacht aan een slecht doorlatende (klei)laag die zich bevindt tussen het maaiveld en het watervoerend pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken. Deze lagen zijn in beeld gebracht en op onze webpagina 'maximale boordiepte in beschermingsgebieden grondwaterdiepte beschermende bodemlaag' wordt de maximale boordiepte(diepte)ligging van deze laag aangegeven. Wanneer deze diepte niet wordt overschreden, mag ervan worden uitgegaan dat de beschermende werking van een bodemlaag niet wordt aangetast (als gevolg van de boring of ontgraving zelf).

Lid 2: Het saneren van de bodem of het grondwater en daarvoor benodigd onderzoek blijft mogelijk. Ook daarvoor geldt wel altijd de zorgplicht.

Z

Sectie 4.32 wordt geplaatst voor sectie . De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.32 (verboden grondwaterbedreigende activiteiten in boringsvrije zones)

Algemeen: Een boringsvrije zone ligt als een schil rond een koude-warmte-opslagvrije zone. De buitengrens is de lijn van waar het grondwater vanaf het watervoerend pakket (zand/grind) van waaruit het drinkwater wordt gewonnen, een periode van 25 jaar nodig heeft om de drinkwaterwinning te bereiken. Gelet op de kwaliteit van het drinkwater zijn een tweetal activiteiten die in de bodem worden verricht en schadelijk kunnen zijn voor het grondwater of waarbij de beschermende bodemlaag verstoord kan worden, absoluut verboden.

Lid 1 onderdeel b: Bij de beschermende werking van een bodemlaag moet voornamelijk worden gedacht aan een slecht doorlatende (klei)laag die zich bevindt tussen het maaiveld en het watervoerend pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken. Deze lagen zijn in beeld gebracht en op onze webpagina 'maximale boordiepte in beschermingsgebieden grondwaterdiepte beschermende bodemlaag' wordt de maximale boordiepte(diepte)ligging van deze laag aangegeven. Wanneer deze diepte niet wordt overschreden, mag ervan worden uitgegaan dat de beschermende werking van een bodemlaag niet wordt aangetast (als gevolg van de boring of ontgraving zelf).

Lid 2: Het saneren van de bodem of het grondwater en daarvoor benodigd onderzoek blijft mogelijk. Ook daarvoor geldt wel altijd de zorgplicht.

BB

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.33 (melding grondwaterbedreigende activiteiten in boringsvrije zones)

Algemeen: Naast de verboden grondwaterbedreigende activiteiten zijn er in een boringsvrije zone ook activiteiten die na een voorafgaande melding zijn toegestaan, maar alleen als bij het verrichten van deze activiteiten wordt voldaan aan de regels die in artikel 4.374.34 zijn gesteld. Bij de melding krijgt de melder te zien met welke maatregelen en voorzieningen aan de gestelde regels kan worden voldaan. Denk daarbij aan extra eisen bij het verrichten van boringen. Het gaat erom dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de kwaliteit van het grondwater. Maatwerk is mogelijk via (een besluit over) maatwerkvoorschriften met inachtneming van de bescherming van (de kwaliteit van) het grondwater. Hier kan bij de melding om worden verzocht met een nadere motivering.

Lid 1 onderdeel b: Onder 'roeren van de bodem' wordt in ieder geval verstaan het verrichten van boringen en graafwerkzaamheden in de bodem. Denk er daarbij, en bij het aanleggen en gebruiken van een bodemenergiesysteem, aan dat het aantasten van de beschermende werking van een bodemlaag absoluut verboden is op grond van het voorgaande artikel.

CC

Sectie 4.45 wordt geplaatst voor sectie . De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.45 (verboden grondwaterbedreigende activiteiten in minder kwetsbare drinkwaterreserveringsgebieden)

Algemeen: Een minder kwetsbaar drinkwaterreserveringsgebied is een gebied waar het grondwater wordt beschermd voor een potentiële drinkwaterwinning in de toekomst. In deze drinkwaterreserveringsgebieden is een beschermende kleilaag aanwezig, waardoor het overal in het watervoerend pakket boven de kleilaag meer dan 25 jaar duurt tot dit water naar een potentiële winning stroomt. Bescherming van bodem en grondwater is cruciaal gelet op de kwaliteit van het toekomstige drinkwater. Activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor het grondwater of waarbij de bodemopbouw verstoord kan worden, zijn absoluut verboden.

Lid 1 onderdeel b: Bij de beschermende werking van een bodemlaag moet voornamelijk worden gedacht aan een slecht doorlatende (klei)laag die zich bevindt tussen het maaiveld en het watervoerend pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken. De diepte en ligging van dezeDeze lagen zijn opgenomen in de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Opbeeld gebracht en op onze webpagina 'maximale boordiepte in beschermingsgebieden grondwaterdiepte beschermende bodemlaag' wordt de maximale boordiepte(diepte)ligging van deze laag aangegeven. Wanneer deze diepte niet wordt overschreden, mag ervan worden uitgegaan dat de beschermende werking van een bodemlaag niet wordt aangetast (als gevolg van de boring of ontgraving zelf).

Lid 2: In bepaalde gevallen kan het toch nodig zijn om de beschermende (klei) laag te doorbreken. Zo blijft het saneren van de bodem of het grondwater en daarvoor benodigd onderzoek mogelijk. Ook kan het van overheidswege nodig zijn om grondwatermetingen te verrichten voor een grondwatermeetnet. En tot slot heeft het drinkwaterreserveringsgebied tot doel om het grondwater te beschermen voor een potentiële drinkwaterwinning in de toekomst; dan moet het wel mogelijk zijn om die winning te realiseren. In al deze gevallen geldt wel altijd de zorgplicht.

EE

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.46 (melding grondwaterbedreigende activiteiten in minder kwetsbare drinkwaterreserveringsgebieden)

Algemeen: Niet alle grondwaterbedreigende activiteiten zijn absoluut verboden in een minder kwetsbaar drinkwaterreserveringsgebied. Er zijn ook activiteiten die na een voorafgaande melding zijn toegestaan, maar alleen als bij het verrichten van deze activiteiten wordt voldaan aan de regels die in artikel 4.504.47 zijn gesteld. Bij de melding krijgt de melder te zien met welke maatregelen en voorzieningen aan de gestelde regels kan worden voldaan. Denk daarbij aan extra eisen bij het verrichten van boringen. Het gaat erom dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de kwaliteit van het grondwater. Maatwerk is mogelijk via (een besluit over) maatwerkvoorschriften met inachtneming van de bescherming van (de kwaliteit van) het grondwater. Hier kan bij de melding om worden verzocht met een nadere motivering.

Lid 1 onderdeel b: Onder ‘roeren van de bodem’ wordt in ieder geval verstaan het verrichten van boringen en graafwerkzaamheden in de bodem met uitzondering van ontgrondingsactiviteiten (zie Lid 2). Denk er daarbij, en bij het aanleggen en gebruiken van een bodemenergiesysteem, aan dat het aantasten van de beschermende werking van een bodemlaag absoluut verboden is op grond van het voorgaande artikel.

FF

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.56 (vrijstellingen verboden activiteiten in stiltegebieden)

Stiltegebieden garanderen geen volledige stilte. Ook binnen stiltegebieden of in de nabijheid ervan worden activiteiten verricht, die eigen zijn aan het hebben van een bedrijf. Denk aan agrarische bedrijvigheid, natuurbeheer (bosonderhoud) en verblijfs- of dagrecreatie. Deze in de onderdelen a tot en met f bedoelde menselijke activiteiten brengen onvermijdelijk een bepaalde mate van geluid(hinder) met zich mee, maar worden desondanks vrijgesteld van het verbod in artikel 4.584.55.

GG

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.59 (vrijstelling verbod varend ontgassen)

Dit artikel omschrijft de gevallen waarin het ontgassingsverbod van het eerste lid niet van toepassing is. Dat kan zich voordoen als het ontgassen noodzakelijk is om redenen van veiligheid vanwege drukverevening of in het geval van een calamiteit. De noodzaak tot drukverevening kan aan de orde zijn bij toenemende temperaturen en daarmee toenemende druk in de ladingtank van het schip. Verder kan drukverevening om veiligheidsredenen spelen bij metingen en monsternames. De dampen verlaten de tank dan via de veiligheids-overdrukkleppen. Het ontgassingsverbod is ook niet van toepassing als wordt aangetoond dat de drie voorafgaande ladingen in de te ontgassen ladingtank niet bestonden uit de aangewezen stoffen van artikel 4.614.58 of de te ontgassen ladingtank bij de voorafgaande belading voor meer dan 95% gevuld was met een andere stof.

HH

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.61 (tijdelijk verbod nieuwvestiging en uitbreiding geitenhouderij)

Lid 1: Artikel 4.644.61 bevat een rechtstreeks voor de veehouderij geldende verbodsbepaling. Dit verbod ziet op (nieuw) vestiging en (verschillende vormen van) uitbreiding van bestaande geitenhouderijen. Onderdeel b verbiedt de omschakeling van een veehouderijbedrijf of -tak met andere landbouwhuisdieren in een geitenhouderij, omdat ook daardoor het aantal geiten toeneemt. Beoogd is een (tijdelijke) bevriezing van de bestaande legale situatie per 30 augustus 2017. Het op dat moment legale aantal gegunde geiten mag niet toenemen.Het oprichtingsverbod voor een geitenverblijf (onderdeel d) geldt niet als het gaat over het vergroten e/o renoveren van de bestaande huisvesting als dit is ingegeven door dierenwelzijn, milieu en veiligheid. Onder renovatie wordt verstaan: het herstellen of (geheel of gedeeltelijk) vernieuwen van een bestaande stal, waardoor deze weer bruikbaar wordt naar de geldende maatstaven en normen. Voorbeelden hiervan zijn omschakeling naar biologisch werken met meer leefruimte voor de geiten binnen de stal of verbeterde huisvesting in een te krappe, verouderde stal. Ook verbouw van een verblijf is mogelijk als de stal bouwkundig slecht is of als een asbesthoudend dak vervangen moet worden. Ook kunnen stallen verbeterd worden om de emissie te verkleinen en zo het milieu in de omgeving van de stallen te verbeteren.

Lid 2: Het verbod in het eerste lid op het vergroten van het aantal geiten of van de ruimte om geiten te huisvesten, geldt niet voor het tijdelijk huisvesten van op het eigen bedrijf geboren geitenlammeren (opfokgeitjes en bokjes) tot een leeftijd van 61 dagen. Deze uitzondering betreft uitdrukkelijk alleen geitenlammeren die op het eigen bedrijf geboren zijn. Deze uitzondering wordt ingegeven door het oogmerk van dierenwelzijn: het voorkomen dat te jonge dieren vervoerd moeten worden. Deze vrijstelling geldt alleen als het legale aantal op het bedrijf aanwezige aantal geiten van 61 dagen en ouder niet toeneemt. Onder 'het legale aantal' wordt verstaan het aantal geiten van 61 dagen en ouder dat op 30 augustus 2017 - de datum waarop het verbod (via een voorbereidingsbesluit) is gaan gelden - was vergund en/of gemeld of waarvoor uiterlijk op die datum een aanvraag of melding was ingediend. De vrijstelling kan dus niet worden benut om het in een geldende vergunning opgenomen aantal geiten te verhogen.

II

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.64 (aanvullende vrijstellingen ontgrondingsactiviteit)

Lid 1: Het eerste lid bevat een algemene vrijstelling voor ontgrondingsactiviteiten die vanwege hun geringe omvang niet hoeven te voldoen aan de vergunningplicht. Als er 1.000 m3 of meer wordt ontgraven, geldt wel een meldingsplicht op grond van artikel 4.684.65 (melding ontgrondingsactiviteit).

Lid 2: De volume- en oppervlakte-eis uit het eerste lid geldt niet voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van de in het tweede lid genoemde terreinen. De eis dat niet dieper dan drie meter mag worden ontgraven, blijft wel staan. Dit lid is in afwijking van de vrijstelling in artikel 16.7, onder g en onder 2 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

Lid 3: Het derde lid voegt het aanleggen, veranderen of verwijderen van een noodzakelijke voorlandverbetering voor een dijk door of namens de waterbeheerder toe aan de vrijstellingen genoemd in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Artikel 16.7, onder g en onder 1o van het Bal bevat een vrijstelling voor ontgrondingsactiviteiten door of namens de waterbeheerder, als deze nodig zijn voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een waterstaatswerk en deze maatregel getroffen wordt op basis van een omgevingsplan, projectbesluit of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit. De vrijstelling geldt alleen voor voorlandverbeteringen bij dijken met een waterkerende functie.

Lid 4: De vrijstelling in het vierde lid is bedoeld voor die gevallen waar dieper dan drie meter onder het maaiveld wordt ontgraven, tot vier en een halve meter diep, om een afdichtende kleilaag aan te brengen met een dikte van maximaal anderhalve meter. Het uiteindelijke opleveringspeil moet op maximaal drie meter onder het oorspronkelijke maaiveld liggen. Vanuit technische overweging kan het nodig zijn om een extra kleilaag aan te brengen, bijvoorbeeld in geval van kwelvorming. Deze vrijstelling zorgt ervoor dat daarvoor dan niet een vergunning nodig is.

JJ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.66 (toepassingsbereik en oogmerk regels over provinciale wegen)

Lid 1: Het beperkingengebied met betrekking tot een provinciale weg omvat dat deel van de weg waar de provincie verantwoordelijk is voor het beheer. De weg kan omvatten: de rijbanen, bromfiets-, fiets- en voetpaden, parkeer-, carpool- en halteplaatsen, vluchtstroken en andere stroken, bermen, glooiingen, grondkeringen, bermsloten en alle zich op, aan, in, onder of boven een weg bevindende voorzieningen en werken. Het beperkingengebied kan daarmee per weg verschillen. Binnen het beperkingengebied zijn de activiteiten genoemd in artikel 4.714.68 niet toegestaan. Gedeputeerde Staten kunnen hiervoor in bepaalde gevallen een omgevingsvergunning verlenen.

Lid 2: Uitgezonderd worden de activiteiten die door of namens de wegbeheerder worden uitgevoerd. Activiteiten van de wegbeheerder zijn immers gericht op het behouden of verbeteren van de staat en werking van de weg, en zullen daardoor dus in het algemeen geen of beperkte nadelige gevolgen hebben. Bij activiteiten van de wegbeheerder kan onder andere worden gedacht aan onderhoud en herstel van de weg of aanleg en wijziging van de weg.

Lid 3: De regels beschermen de weg tegen fysieke inbreuken en dragen bij aan het verzekeren van een veilig en doelmatig gebruik van de weg. Hierbij hoort ook het belang van onderhoud en/of wijziging van de weg. Op grond van artikel 2.18 van de Omgevingswet heeft het provinciebestuur de taak om de staat en werking van wegen in beheer van de provincie te beschermen tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die wegen. Naast de mobiliteitsbelangen kan er op grond van dit lid ook rekening worden gehouden met belangen van ecologie en natuur. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van deze belangen.

KK

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.67 (specifieke zorgplicht)

Lid 1: De zorgplicht vertaalt het oogmerk genoemd in artikel 4.694.66 naar een algemene gedragsnorm voor de gebruikers van een weg. Een dergelijke zorgplicht geldt als algemeen kader voor het gebruik van de weg en dient als vangnet voor die gevallen waarbij geen expliciete vergunningplicht geldt, maar waarbij de handeling niet verenigbaar is met het oogmerk. Het is tevens een vangnetbepaling voor bestuursrechtelijke toezicht- en handhavingsbevoegdheden.

Lid 2, algemeen: In het tweede lid is de specifieke zorgplicht concreter gemaakt voor een aantal activiteiten die onwenselijk zijn in het beperkingengebied met betrekking tot een provinciale weg. Bij evidente overtreding kan een zorgplichtbepaling direct gehandhaafd worden. Bijvoorbeeld bij olie, modder of zand op de weg, als dit zorgt voor gevaarlijke situaties. Ook overhangend groen vanuit aanliggende percelen kan een probleem opleveren voor de verkeersveiligheid. De zorgplichtbepaling maakt het mogelijk dat Gedeputeerde Staten als wegbeheerder snel kunnen optreden wanneer direct gevaar voor de verkeersveiligheid op de provinciale weg ontstaat of dreigt te ontstaan.

Lid 2, onderdeel f: Het komt geregeld voor dat voertuigen langdurig of permanent worden achtergelaten op of langs de weg. Op basis van deze zorgplichtbepaling kan hiertegen worden opgetreden. Onder een onbeheerd voertuig wordt hier verstaan: een voertuig als bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dat bestemd is tot vervoer van personen, dieren of goederen, al dan niet in slechte staat van onderhoud, dat achtergelaten is op of langs de weg en waarvan de eigenaar c.q. rechthebbende niet of zeer moeilijk te achterhalen is of geen adequate reactie geeft.

Lid 2, onderdeel g: Het komt ook geregeld voor dat voertuigen op parkeer- of carpoolplaatsen niet worden opgehaald door de eigenaar of dat er voertuigen parkeren die te groot zijn voor de plek (zoals vrachtwagens). Om te voorkomen dat deze parkeerplaatsen worden misbruikt, is excessief parkeren niet toegestaan op grond van deze zorgplichtbepaling. Onder excessief parkeren wordt verstaan:

  • a.

    het parkeren op de weg dat met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte buitensporig is tegenover andere weggebruikers die ook parkeergelegenheid nodig hebben;

  • b.

    wanneer het gebruik van de weg als parkeerplaats op zichzelf niet ongeoorloofd is, maar de aard van het voertuig of het aantal te parkeren voertuigen relatief gezien een te grote ruimte opeist in vergelijking met de parkeerruimte van anderen;

  • c.

    wanneer het parkeren betreft dat om andere redenen onaanvaardbaar is. Bijvoorbeeld wanneer de verkeersveiligheid in het geding is of wanneer de verkeersregels niet worden nageleefd.

LL

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.83 (verbod nieuwvestiging en uitbreiding van geitenhouderij)

Deze instructieregel houdt verband met artikel 4.644.61. Beoogd is dat de beperkingen voor de geitenhouderij uit oogpunt van de gezondheid van omwonenden, geregeld gaan worden in het omgevingsplan, zodat eventueel maatwerk mogelijk is. Zolang er nog geen onderzoeksresultaten zijn, die concreet zicht geven op de oorzaak van de gezondheidsrisico's voor omwonenden van geitenhouderijen, moet noodzakelijkerwijs volstaan worden met een algemeen verbod. Voor zo'n generiek verbod zonder enig zicht op maatwerk is het doelmatiger om dit opgenomen te houden in de provinciale omgevingsverordening. Zo wordt voorkomen dat gemeenten onnodig administratieve lasten maken. Om die redenen is de verplichting tot overheveling van dit verbod naar gemeentelijke omgevingsplannen uitgesteld. Nadat de uitkomsten van de onderzoeken gereed zijn en Provinciale Staten het verbod hebben kunnen heroverwegen zullen door gemeenten pas concrete regels opgenomen kunnen worden. Verwacht wordt dat de resultaten van de onderzoeken eind 2024 gereed zijn.

MM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.2 (aanvraagvereisten omgevingsvergunning)

Dit artikel is van toepassing op omgevingsvergunningen waarvan de vergunningplicht in deze omgevingsverordening is gecreëerd. Het betreft de volgende omgevingsvergunningen:

  • a.

    grondwaterbedreigende activiteit in waterwingebied (artikel 4.224.19);

  • b.

    gebruik gesloten stortplaats (artikel 4.52);

    grondwaterbedreigende activiteit in kwetsbaar drinkwaterreserveringsgebied (artikel 4.37);

  • c.

    gebruik gesloten stortplaats (artikel 4.49);

  • c d.

    ontgrondingen (artikel 4.664.63); en

  • d e.

    de beperkingengebiedactiviteit op of langs provinciale weg (artikel 4.714.68).

Aanvragen om een omgevingsvergunning worden ingediend via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De specifieke gegevens die moeten worden overgelegd, volgen ook uit deze voorziening.

NN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.4 (verlening omgevingsvergunning en voorschriften omgevingsvergunning)

In deze verordening is een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning bepaalde activiteiten te verrichten. Dit verbod is opgenomen met een bepaald oogmerk. Dit oogmerk staat in de artikelen 4.184.15, 4.514.48, 4.654.62 en 4.694.66. Gedeputeerde Staten verlenen de omgevingsvergunning alleen als de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd, verenigbaar is met dit oogmerk. Ze verbinden, als dat nodig is, voorschriften aan de omgevingsvergunning om te zorgen dat de activiteit verenigbaar is met het oogmerk. Als de activiteit, ook na het stellen van eventuele voorschriften niet verenigbaar is met het oogmerk, verlenen Gedeputeerde Staten de omgevingsvergunning niet. Bij het stellen van de voorschriften betrekken Gedeputeerde Staten de oogmerken van de omgevingsvisie Gaaf Gelderland en Omgevingswet. De oogmerken van de omgevingsvisie zijn een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland en een goede kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Gedeputeerde Staten kunnen dus brede en integrale voorschriften verbinden aan de vergunning.

OO

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.11 (beoordelingsregels uitweg)

Algemeen: De belangrijkste functie van provinciale wegen is het afwikkelen van doorgaand verkeer. Het komt voor dat een aanvrager de weg wil gebruiken voor andere activiteiten. In principe staat de provincie dit niet toe. Voor een aantal situaties wordt een uitzondering gemaakt. De beoordelingsregels bevatten de criteria voor het verlenen, wijzigen of weigeren van omgevingsvergunningen in beperkingengebieden met betrekking tot een provinciale weg. De criteria zijn gelijk gebleven aan die in de Nadere regels werkzaamheden en gebruik van wegen in beheer bij de provincie Gelderland. Als voor een activiteit geen specifieke beoordelingsregels gelden, wordt beoordeeld of de activiteit verenigbaar is met de in artikel 4.694.66 genoemde te beschermen belangen (het oogmerk).

Naast de beoordelingscriteria kunnen Gedeputeerde Staten voor specifieke onderwerpen ook beleidsregels voor beperkingengebieden met betrekking tot een provinciale weg vaststellen.

Beoordelingsregels uitwegen: Op grond van doelmatigheid en verkeersveiligheid wordt een vergunning voor het maken, veranderen en hebben van een uitweg naar de weg alleen verleend voor een uitweg op:

  • a.

    wegen van de laagste orde. Bij voorkeur vindt de ontsluiting van een perceel plaats op de al aanwezige (gemeentelijke) toegangswegen, omdat daar de snelheid relatief laag ligt en het verkeer gemakkelijk mengt. Uitwegen op stroomwegen zijn niet toegestaan;

  • b.

    een perceel dat nog geen andere uitweg heeft. Per perceel wordt er maximaal één uitweg toegestaan. De provincie verleent geen omgevingsvergunning voor een tweede uitweg. Een perceel wordt in dit verband gezien als een samenhangend geheel van stukken grond. Bij de beoordeling daarvan wordt gekeken naar het gebruik van het perceel/de percelen en niet naar het kadastrale perceel. Er wordt geen vergunning verleend voor een tweede uitweg;

  • c.

    de uitweg moet ook verkeersveilig zijn en mag de doorstroming van het verkeer op de weg niet belemmeren.

Ook de plaatselijke omstandigheden betrekt de provincie bij de vergunningverlening. Om de verkeersveiligheid te beschermen kijkt ze ook naar:

  • a.

    zichtafstanden: heeft de weggebruiker voldoende zicht om veilig de weg op te rijden;

  • b.

    de afstand tot kruisingen, splitsingen, bochten en verkeersinstallaties in verband met onder andere de veilige remafstand;

  • c.

    de aanwezigheid van verdrijvingsvlakken, voorsorteervakken en opstelstroken in verband met onder andere de overzichtelijkheid van de verkeerssituaties;

  • d.

    de aanwezigheid van fysieke belemmeringen, zoals middengeleiders.

PP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.17 (gegevens bij een melding)

Dit artikel is van toepassing op meldingen waarvan de meldplicht in deze omgevingsverordening is gecreëerd. Het betreft de volgende meldingen:

  • a.

    grondwaterbedreigende activiteit in grondwaterbeschermingsgebied (artikel 4.244.21);

  • b.

    grondwaterbedreigende activiteit in koude-warmte-opslagvrije zone (artikel 4.324.29);

  • c.

    grondwaterbedreigende activiteit in boringsvrije zone (artikel 4.364.33);

  • d.

    ontgrondingen (artikel 4.68);

    grondwaterbedreigende activiteit in kwetsbaar drinkwaterreserveringsgebied (artikel 4.38);

  • e.

    grondwaterbedreigende activiteit in minder kwetsbaar drinkwaterreserveringsgebied (artikel 4.46);

  • f.

    ontgrondingen (artikel 4.65);

  • e g.

    kabels en leidingen in een beperkingengebied met betrekking tot een provinciale weg (artikel 4.724.69);

  • f h.

    plaatsen gedenkteken in een beperkingengebied met betrekking tot een provinciale weg (artikel 4.854.82); en

  • g i.

    realiseren badwaterbassin (artikel 4.914.88).

Meldingen worden ingediend via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De specifieke gegevens die moeten worden overgelegd, volgen ook uit deze voorziening.

QQ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.18 (termijn melding grondwaterbedreigende activiteit)

Als na het doen van een verplichte melding op grond van de artikelen 4.244.21, 4.324.29 of 4.364.33 niet binnen zes maanden met de activiteit wordt begonnen, moet een nieuwe melding worden ingediend voordat de activiteit wordt verricht. Er kan dan een nieuwe beoordeling plaatsvinden op grond van de omstandigheden van het geval op dat moment. De mogelijkheid om naar aanleiding van een betreffende melding een maatwerkvoorschrift te stellen, is ook op deze bepaling van toepassing, zodat er een mogelijkheid tot verlenging van de termijn bestaat.

Motivering

In de tekst van de Omgevingsverordening is een aantal redactionele correcties aangebracht, zoals het toevoegen van een ontbrekende nummering en een juiste link bij alle bijlagen van Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap van de Gelderse streken. Een correctie van een verkeerd getypte naam in artikel 5.7, wijziging verwijzingen bij artikel 4.68, toevoeging artikelnummers en paragraaf bij artikelen 7.17 en 7.19, toevoegen van spaties in de bijlage Versterking groene ontwikkelingszone.

Daarnaast is een enkele redactionele wijziging in de tekst van de toelichting aangebracht. Dit gaat om de correctie van verwijzingen in de artikelsgewijze toelichting naar andere artikelen (toelichting bij de artikelen 2.16, 4.33, 4.46, 4.56, 4.59, 4.61, 4.66, 4.67, 5.53, 5.83, 5.87, 7.2, 7.4, 7.11, 7.17 en 7.18). Bij artikelen 7.2 en 7.17 zijn drinkwaterreserveringsgebieden toegevoegd in de toelichting.

Verder zijn de begrenzingen van de volgende vier kaarten gewijzigd:

  • 1.

    Verkenningsgebied bijzondere voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk;

  • 2.

    Verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk;

  • 3.

    Provinciale weg; en

  • 4.

    Molenbiotoop.

Ad 1 en 2) De wijzigingen bij GS-besluit van 12 juli 2022 en actualisatie 7 van de verordening (vastgesteld op 31 maart 2021) in de begrenzing van het Gelders Natuurnetwerk zijn nu ook doorgevoerd in de kaart verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk en de kaart verkenningsgebied bijzondere voorwaarden Gelders natuurnetwerk. Daarnaast is uit contact met de Stichting Kalenberg gebleken dat 0,5 ha onderdeel moet zijn van het verkenningsgebied natuurbegraven Gelders natuurnetwerk en niet van het verkenningsgebied bijzondere voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk. Ook dit is gecorrigeerd.

Ad 3) Op de kaart van de provinciale wegen zijn nieuwe wegen toegevoegd zoals rondweg bij De Hoven en de brug over de IJssel. Verder is deze kaart aangepast vanwege nieuwe metingen, reconstructies en de overdracht van wegen of gronden.

Ad 4) Op de kaart van de molenbiotopen zijn ook de drie molens in het openluchtmuseum van Arnhem aangegeven. Deze museummolens zijn uitgezonderd van de aanwijzing voor het werkingsgebied ‘molenbiotoop’. Deze onjuistheid wordt hersteld door de drie museummolens van de molenbiotopen kaart te halen.

Naar boven