Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2024, 5820 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2024, 5820 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Vaststelling Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP Drenthe 2024
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
gelet op artikel 1.2 en paragraaf 2.5 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027;
overwegende dat met dit openstellingsbesluit wordt bijgedragen aan een toekomstbestendige landbouw, een sterkere natuur en een leefbaar platteland in Drenthe;
het Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP Drenthe 2024 vast te stellen.
Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP Drenthe 2024
In aanvulling op de definities, als bepaald in artikel 1.1 en artikel 2.5.1 van de verordening, wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L187/1 van 26 juni 2014 en Verordening EU 2017/1084 van de Commissie van 14 juni 2017 tot wijziging van Verordening EU Nr. 651/2014 wat betreft steun voor haven- en luchthaveninfrastructuur, aanmeldingsdrempels voor steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed en voor steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur, en regelingen inzake regionale exploitatiesteun voor ultraperifere gebieden, en tot wijziging van Verordening EU Nr. 702/2014 wat betreft de berekening van de in aanmerking komende kosten, PbEU L 156/1 van 20 juni 2017;
EIP: een Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115. Het EIP AGRI werkt met Operationele Groepen en bestaat uit boeren, onderzoekers, adviseurs, bedrijven, milieuorganisaties, consumenten belangengroepen en andere NGO's. De Operationele Groepen stellen een plan op voor het ontwikkelen, testen, aanpassen of uitvoeren van het innovatieve project met betrekking tot landbouw. Meer informatie is te vinden op: https://www.netwerkplatteland.nl/samenwerken/europese-netwerkpartners/eip-agri;
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een innovatief samenwerkingsproject dat zich richt op het ontwikkelen, doorontwikkelen of praktijkrijp maken van nieuwe (technische) concepten, producten of diensten die bijdragen aan de ontwikkeling van duurzame en toekomstbestendige landbouw en de uitwisseling van kennis hierover.
Het innovatieve samenwerkingsproject heeft betrekking op één of meerdere van de volgende thema’s:
inspelen op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, en voorts vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn, of bestrijding van antimicrobiële resistentie.
Het subsidieplafond dat beschikbaar is in de periode zoals bepaald in artikel 4, is vastgesteld op € 2.000.000,--, samengesteld uit € 860.000,-- Europese middelen (ELFPO) en € 1.140.000,-- nationale cofinanciering van provinciale middelen van provincie Drenthe.
Artikel 8 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de verordening zijn kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten niet subsidiabel.
Onverminderd artikel 1.6 van de verordening en in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 van de verordening dient een subsidieaanvraag te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe via het SNN door middel van een daarvoor ontwikkelde webportaal dat bereikbaar is via de website van SNN. Daarnaast dient te worden voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Indien de aanvragen, bedoeld in het vijfde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdeel d.
Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, c en d, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
Het aanvragen van een deelbetaling is mogelijk. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.18 van de verordening kan één keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot worden ingediend, waarop een uitbetaling kan plaatsvinden. Een voorschot en deelbetaling(en) bedragen samen ten hoogste 90% van het verleende subsidiebedrag.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 en artikel 2.5.8 van de verordening wordt subsidie geweigerd indien:
In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18 van de verordening bevat een voortgangsverslag en deelbetalingsverzoek de volgende gegevens:
Het gerealiseerde en nog te verwachten aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd/zal profiteren om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren;
De aanvraag tot vaststelling van de subsidie bevat in ieder geval een inhoudelijk verslag, conform het format van SNN, waarin de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn beschreven en een financieel verslag met een rapport van feitelijke bevindingen zoals bedoeld in artikel 1.21, zevende lid van de verordening.
Artikel 14 Realisatie van het project
Subsidieontvanger is verplicht de aanvraag tot subsidievaststelling binnen drie jaar na datum van de subsidiebeschikking in te dienen of, indien dat eerder is, uiterlijk op 30 juni 2028
In onderstaande tabel staan de vier criteria voor beoordeling, als bedoeld in artikel 2.5.9 van de verordening uitgewerkt. Voor elk criterium geldt dat er maximaal 5 punten worden toegekend. Voor verdere toelichting van scoring, zie toelichting.
0 punten: zeer geringe bijdrage
Toelichting Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor Samenwerking voor innovatie EIP 2024 provincie Drenthe
EIP is het Europees Innovatie Partnerschap. Dit netwerk dient voor internationale kennisuitwisseling over innovaties. Daarmee kunnen de verschillende projecten van elkaars kennis en ervaring profiteren voor versnelling van het innovatieproces. Het maakt de vorming van een netwerk van operationele groepen, adviesdiensten en onderzoekers mogelijk. Het samenwerkingsverband dat een projectaanvraag indient wordt een operationele groep genoemd. Alle deelnemers binnen deze operationele groep buigen zich over het vraagstuk waar het project zich op richt en werken gezamenlijk aan een innovatieve oplossing. Een operationele groep moet zo samengesteld zijn dat de deelnemers beschikken over de juiste/vereiste expertise voor het welslagen van het samenwerkingsverband.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Innovaties zijn cruciaal voor de Nederlandse landbouw om te verduurzamen, om de GLB-doelen te behalen en om in te kunnen spelen op de meeste geprioriteerde behoeften van onderwerpen die in de komende jaren aanpak behoeven. Daarbij dienen de technische en sociale aspecten van innovaties vaak hand in hand te gaan om effectief steun te verlenen aan het gewenste veranderingsproces in de landbouw. Zo hebben innovaties die enkel zijn gericht op efficiëntieverhoging en kostenbesparing minder duurzaamheidseffect als ze niet tevens bijdragen aan bijvoorbeeld een sterkere positie van de primaire producent in de voedselketen. De voorkeur ligt daarom op innovaties die landbouwers prikkelen om te verduurzamen vanuit de markt of die het ontstaan van nieuwe verdienmodellen stimuleert. De gedachte is dat daarmee tevens de afhankelijkheid van de landbouw van grote hoeveelheden publieke middelen om te verduurzamen op de langere termijn geleidelijk afneemt.
De innovatiethema’s zijn gekozen omdat deze naar verwachting het meest kunnen bijdragen aan de doelen van deze interventie. De landbouw heeft voor haar verduurzamingsopgave spelers uit andere sectoren nodig zoals die uit de hele voedselketen, de directe omgeving en de hightech-industrie, om samen op te trekken en gebruik te maken van innovatieve ontwikkelingen die daar plaatsvinden zoals op het vlak van waarde creatie, precisielandbouw, dataficatie, robotisering en nieuwe ketens. Op de langere termijn is dat voor een voedselsysteem waar investeringen van de landbouw in de productie van duurzamer voedsel en voor een gezond eetpatroon, zich op termijn meer gaan terugverdienen in de markt en samenleving. Dat wil zeggen met ketenpartijen en consumenten die bereid zijn een meerprijs te betalen voor aantoonbaar duurzamere en gezondere producten.
De samenwerkingsverbanden werken op projectbasis aan een innovatieopgave die een antwoord moet geven op een concrete vraag of kans uit de praktijk. Daarbij gaat het om de uitvoering van het gezamenlijke innovatieproject door het samenwerkingsverband. Het betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk. Dit proces kan bijvoorbeeld gestart worden door kleine actieve samenwerkingsverbanden (living labs) met een schil van koplopers (early adapters). Zolang de activiteiten nog gericht zijn op het praktijkrijp maken van de kennis en innovatie, vallen ze onder deze maatregel.
In onderstaande tabel zijn voorbeelden genoemd van subsidiabele activiteiten. Deze zijn niet uitputtend, en bedoeld om bestaande ideeën voor duurzame activiteiten te stimuleren naar verdere ontwikkeling.
Om innovaties met succes te ontwikkelen en die aansluiten op de landbouwpraktijk is het belangrijk dat deze in een open innovatieproces tot stand komen met een diversiteit aan deelnemers die samen hiervoor de nodige kwaliteiten inbrengen. Het is belangrijk dat de samenstelling van het samenwerkingsverband maximaal is afgestemd op de innovatieopgave, zowel voor de ontwikkeling als de verspreiding van de innovatie/nieuwe kennis.
De subsidie wordt daarom enkel verstrekt aan samenwerkingsverbanden (operationele groep genaamd) zoals omschreven in artikel 3. Deze bestaat tenminste uit twee actoren die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling(en) van het project waarvoor subsidie is aangevraagd en bevat tenminste één landbouwer. Geen van de partijen neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor haar rekening zodat actieve participatie van alle deelnemers in het samenwerkingsverband wordt gestimuleerd.
In dit artikel is beschreven op welke wijze de hoogte van de subsidie wordt berekend. Hierbij is van belang welke soorten kosten er zijn gemaakt en van welke rekenmethode er gebruik wordt gemaakt. Mocht u aangevraagd hebben zonder kosten voor investeringen en gedurende de uitvoering van het project toch een investering willen doen, dan kan de VKO overige kosten niet meer worden toegepast. Dit kan mogelijk leiden tot een lager subsidiebedrag.
Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit operationele kosten van het samenwerkingsverband en uit investeringen in bedrijfsmiddelen. Operationele kosten van het samenwerkingsverband zijn alle kosten die te maken hebben met het uitvoeren van het project, met uitzondering van investeringen in bedrijfsmiddelen. Investeringen in bedrijfsmiddelen zijn vaste activa die voor de bedrijfsvoering worden gebruikt en die behoren tot het ondernemingsvermogen. Het zijn bezittingen die voor langere tijd aan het landbouwbedrijf gebonden zijn die gebruikt worden voor de bedrijfsvoering. Voorbeelden van bedrijfsmiddelen zijn gebouwen, machines en inventaris. Ook software is een bedrijfsmiddel. In het kader van dit openstellingsbesluit zijn investeringen in bedrijfsmiddelen subsidiabel voor de duur van het project. Dit betekent dat wanneer een bedrijfsmiddel van bijvoorbeeld € 100.000 wordt aangeschaft ten behoeve van het innovatieproject en dit bedrijfsmiddel wordt in 5 jaar afgeschreven en het project duurt 3 jaar, dan is € 60.000,- van de investering in het bedrijfsmiddel subsidiabel waarover 40% subsidie kan worden verstrekt.
De begroting van uw project kan op verschillende manieren tot stand komen. Hierna wordt hier verder op ingegaan. Een innovatieproject in het kader van deze regeling kan in twee verschijningsvormen voorkomen:
Op basis van onderstaand rekenvoorbeeld wordt in beeld gebracht hoe de begroting van een innovatieproject kan worden opgesteld.
Waarvan € 50.000 investeringen in bedrijfsmiddelen en € 250.000 geen investeringen in bedrijfsmiddelen |
Waarvan € 50.000 investeringen in bedrijfsmiddelen en € 250.000 geen investeringen in bedrijfsmiddelen |
Een rekenvoorbeeld voor 3a is hierboven gegeven onder 1. Hierna volgt een voorbeeld voor 3b (conform artikel 1.9b van de Verordening).
Artikel 8 Niet-subsidiabele kosten
Kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten zijn niet subsidiabel.
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd in artikel 2.5.9 van de regeling. Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:
De mate van de effectiviteit van de innovatie is een beoordeling op de toegevoegde waarde van een verbeterd product, dienst, methode of procedé voor het benaderen van de thematiek binnen deze openstelling. Nadrukkelijk wordt hierbij gekeken naar het doel van deze openstelling: uitvoering van innovatieprojecten in relatie tot het provinciale beleid van de provincie Drenthe. De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van de samenhang van de volgende aspecten:
Meerwaarde van de beoogde innovatie voor de gestelde doelen binnen het thema van de openstelling; hieronder wordt bedoeld het (potentiële) effect van een geslaagde innovatie (nieuw of verbeterd product, dienst, methode of procedé) op de thema’s. Het gaat dan vooral om het meetbare effect in technische zin in termen van bijvoorbeeld minder nutriënten uitspoeling, uitstoot van broeikasgassen of minder bodemdaling.
Voorbeeldwerking van het innovatieproject in breder verband; bij samenwerkingsprojecten gaat het niet alleen om het (potentiële)effect van de innovatie zelf maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces op regionaal, nationaal of eventueel mondiaal niveau. Naast de reikwijdte van dergelijke verbanden wordt ook het ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen positief beoordeeld.
De mate waarin de innovatie breed toepasbaar is; onder brede toepasbaarheid wordt verstaan dat er een goede motivatie beschikbaar is wie potentieel de innovatie adopteert. Het is van belang om daarbij de doelgroep goed voor ogen te hebben. Het kan gaan om een selectieve groep van early adaptors of een brede groep (early majority). Tevens is de mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid of uitrol in de provincie of bepaald gebied van belang om duidelijk in beeld te brengen. Dit omdat sommige nieuwe verdienmodellen zich bijvoorbeeld kunnen richten op een bepaald gebied (zoals de veenweiden of een polder) of op een bepaald marktsegment (korte keten of specifieke groep consumenten).
Kwaliteit communicatieplan ten behoeve van kennisdeling tijdens het innovatieproject en ten behoeve van verspreiding van resultaten. Is er blijk van actieve beoogde koppeling van wetenschappelijke en praktijkkennis en bevat de begroting ruimte voor actieve kennisdeling? Op het gebied van innovatie-ontwikkeling is in Europees verband een proces gestart dat EIP-Agri heet. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat zij/hij zich op gelijksoortige projecten als het projectidee oriënteert, die in Nederland (zie Externe link: https://projecten.netwerkplatteland.nl/nl) en in de EU (zie: https://eu-cap-network.ec.europa.eu/projects/search_en) zijn gestart. Ook wordt verwacht dat aangetoond wordt dat in het projectplan de kennis is gebruikt, die is ontwikkeld in de EIP Focus Groups (zie Externe link: https://eu-cap-network.ec.europa.eu/operational-groups_en).
De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt en haalbaar vanuit de context van de innovatie. Hierbij gaat het om het vooraf kunnen beoordelen of de partijen er ook in geslaagd zijn een innovatie-idee goed uitgewerkt hebben om te kunnen testen of te beproeven. Het gaat om bijvoorbeeld om een uitwerking naar (installatie)technische specificaties, bouwkundig ontwerp, businessmodel of proefopstelling. Ook het procesmatige aspect van de samenwerking zoals onderlinge taakverdeling, planning en inzet van menskracht wordt hierbij beoordeeld. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:
Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie; de kwaliteit van een project- en/of procesplan wordt beoordeeld aan de hand van de beschrijving van het probleem en onderbouwing van de aanpak van activiteiten. Daarnaast dient een proces/projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s te bevatten.
Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt; hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd of gaat oriënteren op bestaande kennis, bestaande praktijken, aanbevelingen en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel.
Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel; hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd op het businessmodel achter de innovatie. Daarin spelen de aspecten die bepalen of de toekomstige aanbieder of leverancier een business case heeft voor de innovatie. Het gaat daarbij om zaken zoals het beoogde marktsegment, klantenrelaties, waarde propositie, kostenstructuur en marktprijs.
Bereidheid tot kennisdeling; in hoeverre zegt het samenwerkingsverband toe kennis uit te wisselen met het EIP-netwerk en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid een buitenlandse presentatie te verzorgen of een buitenlandse groep belangstellenden te ontvangen?
Met innovativiteit wordt zowel het samenwerkingsproces (samenwerkingsverband) als het vernieuwende karakter van het onderwerp van de samenwerking (het idee dat in de praktijk gebracht wordt) beoordeeld. Het gaat bij dit laatste om de mate waarin verbeteringen of geheel nieuwe producten, diensten, methodes of procedés worden ontwikkeld. Hoe groter de verbetering hoe hoger de score. Als referentie voor het beoordelen van het innovatieve karakter van het beoogde product, dienst, methode of procedé hanteren wij de gangbare praktijk binnen de provincie. Innovaties scoren hoger naarmate die ook op nationaal dan wel Europees of mondiaal niveau als vernieuwend mogen worden beschouwd. Innovatie wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:
Technisch of sociaal grensverleggend karakter van de innovatie; dit is de beoordeling op het feitelijke vernieuwende van het idee dat tot ontwikkeling wordt gebracht. Behalve, de puur landbouwtechnische kanten van het idee kan het daarbij ook gaan om de sociale en financiële aspecten daarbij. Daarbij kan gedacht worden aan meer consumentenvertrouwen, nieuwe financieringsvormen of betere arbeidsomstandigheden.
Transitiekarakter van de innovatie; met dit aspect beoordelen we de innovatie naar de bijdrage die het kan leveren aan een structurele verandering naar een toekomstbestendige “duurzame landbouw”. De innovatie wordt daarin in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele veranderingen (bijvoorbeeld regelgeving) beschouwd.
Innovatieve waarde van het samenwerkingsverband; op basis van dit aspect wordt gekeken naar de partijen in het samenwerkingsverband. Partijen die nog niet eerder hebben samengewerkt, of partijen die uit andere sectoren (niet landbouw) deelnemen aan de samenwerking maken dat het verband op zich al vernieuwend kan zijn.
Toepassingsgerichtheid van de innovatie; indien de innovatie al in concept al is uitgewerkt, er is bijvoorbeeld al een prototype of model ontwikkeld, maar die wordt nog niet toegepast, dan wordt de innovatie beoordeeld op het oplossend vermogen van het samenwerkingsproject en of men in staat is belemmeringen voor verdere uitrol of marktintroductie weg te nemen.
De verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties); hiermee wordt de redelijkheid van de kosten beoordeeld. De projectprestatie bestaat uit duidelijk omschreven projectresultaten. Het kan bijvoorbeeld gaan om een marktonderzoek, productontwerp, procesomschrijving van een productieproces of een tastbaar product of prototype. Ook een dataset met monitoringsgegevens kan als deelresultaat in een innovatieproces omschreven worden. Deze elementen worden afgewogen tegen de kosten die in de begroting staan. Daarbij wordt ook gekeken naar uurtarieven en het aantal geplande uren. Het totaal wordt ook bezien in relatie tot het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector en het beoogde effect binnen het beleidsthema. Met deze aspecten in ogenschouw willen we voorkomen dat er veel kosten worden gemaakt voor een innovatie met een geringe impact.
Mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid; dit aspect is een maat voor het beoordelen of bestaande kennis en arbeid binnen het samenwerkingsverband goed wordt benut. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project.
Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 60. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. In totaal zijn maximaal 60 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de toetsingscommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 60 punten = minimaal 36 punten). Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.
Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. innovativiteit, 3. Efficiëntie en 4. Haalbaarheid/ kans op succes. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.
Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:
Een project komt niet voor subsidie in aanmerking als het niet nieuw is voor een of meer van de deelnemers aan een operationele groep. Het project dient innovatief te zijn, waarbij de innovativiteit kan bestaan uit nieuwe praktijken of uit bestaande praktijken in een nieuwe milieu- of geografische context. Deze afwijzingsgrond is van toepassing als een deelnemer eerder in een ander of hetzelfde samenwerkingsverband heeft gewerkt aan hetzelfde project. Dat het project wel nieuw is voor de overige deelnemers doet hier niet aan af. Het is wel mogelijk dat hetzelfde samenwerkingsverband meer dan één keer voor subsidie in aanmerking komt, als het project nieuw is ten opzichte van eerdere gesubsidieerde projecten. Het is bovendien van belang dat het project zich in voldoende mate onderscheidt van eerdere projecten van de deelnemers aan de operationele groep, gezien het rangschikkingscriterium 'mate van innovatie'.
Een aanvraag kan door een reeds bestaand samenwerkingsverband worden gedaan indien sprake is van een geheel nieuw project. Dit kan betrekking hebben op een project met een nieuw thema of op de doorontwikkeling of het praktijkrijp maken van een thema waar al onderzoek naar is gedaan door het samenwerkingsverband. Een aanvraag kan niet gedaan worden ten behoeve van een lopend project.
Indien de periode van uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten meer dan twaalf maanden bedraagt dient een voortgangsverslag te worden overlegd. Dit verslag dient niet te worden aangeleverd indien in de afgelopen twaalf maanden een deelbetaling is aangevraagd waarbij ook een voortgangsverslag is aangeleverd. Vanaf dit moment geldt wederom dat iedere twaalf maanden een voortgangsverslag dient te worden ingediend.
Om de subsidie effectief in te zetten is het van belang dat iedere aanvrager zich heeft georiënteerd op reeds uitgevoerde onderzoeken en bestaande initiatieven omtrent de betreffende innovatie. Dit onderzoek kan binnen het EIP netwerk zelf plaatsvinden, maar tevens daarbuiten. Denk hierbij onder andere aan het EIP-AGRI, Groen Kennisnet, Netwerk Platteland en Farmbook. Over voorgaande moet een onderbouwing zijn opgenomen in de aanvraag.
Omdat het doel van deze interventie is dat er een kennisnetwerk ontstaat dat voor iedereen toegankelijk is, moet in de aanvraag onderbouwd worden hoe deze de kennis die binnen zijn eigen project wordt opgedaan gaat verspreiden. Welke activiteiten worden hiervoor uitgevoerd?
Om de hoogte van de subsidie waar de aanvrager aanspraak op kan maken juist te berekenen, is het van belang dat in de aanvraag een toelichting wordt gegeven op eventuele investeringen in bedrijfsmiddelen die binnen het project plaats zullen vinden.
Aansluiting op het EIP-netwerk en andere innovatie- en kennisnetwerken dragen ertoe bij dat samenwerkingsverbanden (operationele groepen) gedurende het gehele project gebruik kunnen maken van beschikbare kennis en ervaring voor een hogere effectiviteit. De ervaring laat zien dat de gang van praktijkrijpe innovaties in de landbouw naar een bredere toepassing ervan door de doelgroep vaak geen vanzelfsprekendheid is. Daarom wordt er bij deze interventie op gelet dat gedurende het innovatieproject voldoende aandacht is voor communicatie. De subsidie ontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via de hiertoe geëigende netwerken.
Elk project wordt gemeld aan het nationale en Europese EIP netwerk). Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt aan het moderniseren van de landbouwsector in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden (operationele groepen) zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen. Met Groen Kennisnet, het kennisplatform van de groene sector, is een speciale samenwerking aangegaan. Nadat de subsidie is verleend aan een project maakt Groen Kennisnet voor elk project een pagina aan om de plannen en eindresultaten te delen. Ook tijdens uw project kunt u resultaten delen via Groen Kennisnet. Groen Kennisnet neemt hierover contact met u op.
Bij voorgangsverslagen, verzoeken tot deelbetaling en vaststelling gelden rapportageverplichtingen. Deze verplichtingen worden opgelegd omdat de lidstaten verplicht zijn dergelijke gegevens aan te leveren bij de Europese Commissie. In eerste instantie dient men te rapporteren over het aantal personen dat baat gehad heeft bij het innovatieproject en wordt als volgt in beeld gebracht: het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren;
Indien dierenwelzijn onderdeel is van de aanvraag geldt het volgende:
Ook in het kader van dierenwelzijn geldt een rapportageverplichting. Men dient te rapporteren over het gerealiseerde aandeel GVE vallend onder ondersteunde acties ter verbetering van dierenwelzijn, wat als volgt wordt bepaald:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-5820.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.