Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant van 5 april 2024 tot wijziging van de Verordening nazorgheffing Noord-Brabant in verband met het wijzigen van bijlage 1 en het aanpassen van begrippen aan de terminologie van de Omgevingswet (Tweede wijziging Verordening nazorgheffing Noord-Brabant)

Provinciale Staten van Noord-Brabant;

 

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 20 februari 2024, nr. 12/24 A;

 

Gelet op de artikelen 220 tot en met 221, 227 tot en met 232h van de Provinciewet en artikel 15.44 van de Wet milieubeheer;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Verordening nazorgheffing Noord-Brabant te wijzigen in verband met wijziging van bijlage 1 en aanpassing van begrippen aan de terminologie van de Omgevingswet;

 

Besluiten vast te stellen de volgende verordening:

Artikel I Wijziging Verordening nazorgheffing Noord-Brabant

De Verordening nazorgheffing Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

bedrijfsgebonden stortplaats: stortplaats als bedoeld in paragraaf 8.2 van de Wet milieubeheer;

doelvermogen: voor de eeuwigdurende nazorg benodigde vermogen dat op het moment van aanvang nazorg moet zijn opgebracht;

gesloten stortplaats: stortplaats ten aanzien waarvan de in artikel 8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde verklaring is afgegeven;

niet-bedrijfsgebonden stortplaats: stortplaats niet zijnde bedrijfsgebonden stortplaats of stortplaats waar uitsluitend baggerspecie wordt gestort;

storten van afvalstoffen: storten als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer;

stortplaats: stortplaats als bedoeld in paragraaf 8.2 van de Wet milieubeheer;

ton: gewichtseenheid van 1.000 kg.

 

B.

In artikel 6, derde lid, wordt na “bedraagt” ingevoegd “maximaal”.

 

C.

Bijlage 1 behorende bij de Verordening nazorgheffing Noord-Brabant wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze verordening.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

’s-Hertogenbosch, 5 april 2024

Provinciale Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de griffier,

mr. K.A.E. ten Cate

Bijlage 1 behorende bij artikel I, onder C, van de Tweede wijziging Verordening nazorgheffing Noord-Brabant

Bijlage 1 behorende bij artikel 6, tweede lid, van de Verordening nazorgheffing Noord-Brabant

 

Berekeningsmethodiek nazorgheffing

 

Doel van het rekenmodel is het vaststellen van het doelvermogen wat vereist is op het moment dat een stortplaats definitief gesloten wordt en voor de nazorg overgedragen wordt aan de provincie. Het doelvermogen (en in aanloop daar naartoe, de bedragen die geïnd zijn middels voorlopige aanslagen) wordt beheerd in het Nazorgfonds, uit dit fonds dienen in de nazorgfase alle kosten gedekt te worden.

 

Het doelvermogen wordt als volgt gedefinieerd:

Netto contante waarde (exclusief BTW) benodigd op het moment van start nazorg ter financiering van de reguliere nazorgactiviteiten inclusief het risicobedrag. Het doelvermogen wordt berekend door het kapitaliseren van alle nazorgkosten. Het doelvermogen wordt uitgedrukt in het prijspeil van het jaar waarin de nazorg aanvangt.

 

De nazorgactiviteiten zijn gericht op het borgen dat de gesloten stortplaats geen nadelige gevolgen heeft naar het milieu, en als er eventuele nadelige gevolgen zijn, dat dan de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen deze nadelige gevolgen.

 

Alle voorzieningen om deze bescherming te bereiken, en het in stand houden van deze voorziening (monitoring, onderhoud en vervanging), zijn opgenomen in het door de exploitant opgestelde en provincie goedgekeurde Nazorgplan. Voor het beoordelen van de nazorgplannen worden in IPO-verband opgestelde checklisten gebruikt. Deze checklisten worden als beleidsregel door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

 

In het Nazorgplan voor de betreffende stortplaats is bijvoorbeeld opgenomen hoeveel peilbuizen er zijn, wat de frequentie van bemonstering en analyse daarvan moet zijn, en wat de kostprijs hiervan is. Aan de hand van het rekenmodel wordt dan de hoogte bepaald van het doelvermogen dat in het jaar van sluiting aanwezig dient te zijn om de kosten van bemonstering en analyse in de nazorgfase te dekken. Zo worden van alle vereiste voorzieningen de kosten in de nazorgfase bepaald. Er zijn voorzieningen waarvan de kosten regulier jaarlijks terugkomen (zoals monitoring en onderhoud). Daarnaast zijn er voorzieningen waarmee kosten gemoeid zijn bij vervanging na een bepaalde levensduur (zoals bovenafdichting of percolaatwaterzuiveringsinstallatie). Het rekenmodel maakt hierin onderscheid. Ook zijn in het rekenmodel kosten opgenomen ten behoeve van algemene nazorgactiviteiten en een risicobedrag voor het voorkomen of herstellen van eventuele verontreinigingen.

 

In een schema is de samenhang van deze elementen voor berekening van het vereiste doelvermogen als volgt:

 

Het rekenmodel dat voor de berekening gebruikt wordt is een model die in IPO-verband ontwikkeld en gevalideerd is, het RINAS-rekenmodel (Rekenmodel Ipo Nazorg Stortplaatsen en baggerdepots). Het model is een computerprogramma, waarin de omschrijving van de voorzieningen, de in te voeren parameters voor de voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de soort voorziening, frequentie, kostprijs en levensduur onderdeel zijn. Deze worden onder anderen ingevuld door het nazorgplan op grond van artikel 8.49 van de Wet milieubeheer en de zogenoemde IPO-checklisten die door Gedeputeerde Staten als beleidsregel worden vastgesteld.

 

Bij de berekening van het doelvermogen wordt ervan uitgegaan dat iedere uitgave halverwege het nazorgjaar plaatsvindt, en niet halverwege het kalenderjaar. Wordt er een kostenpost ingevoerd in nazorgjaar 5 bij een aanvang nazorg van 1 februari 2011, dan valt de daadwerkelijke uitgave op 1 augustus 2015. De precisie van de datum van aanvang van nazorg is op basis van halve maanden.

 

Kapitalisatie van de kostenposten vindt plaats op basis van de volgende formule:

 

Waarin:

Ft’s:

[€]omvang fonds op t=t’s

Ktp:

[€] ingevoerde kostenpost op t= tp

t’s:

[kalenderjaar] gebroken kalenderjaar van aanvang nazorg. Met “gebroken jaar” wordt bedoeld dat dit een jaar is waarin een breuk voorkomt. Voorbeeld: als aanvang nazorg 1 april 2013 is, dan is t’s gelijk aan 2013 6/24

tp:

[kalenderjaar] kalenderjaar prijspeil van in RINAS ingevoerde kostenposten

c1:

[getal] afgeleide constante voor berekening van het rente- en inflatie-effect in de periode t’s tot tu. Met tu: wordt bedoeld het kalenderjaar in nazorgfase waarin het fonds aangesproken wordt om een uitgave te bekostigen

c2:

[getal] afgeleide constante voor berekening van inflatie-effect in de periode tp tot t’s

ju:

[kalenderjaar] (gebroken) nazorgjaar waarin de uitgave valt

 

De constanten C1 en C2 worden per doelvermogenberekening aan de hand van de gehanteerde rentepercentages voor inflatie en rendement van het Nazorgfonds. Deze constanten worden één keer uitgerekend en het resultaat wordt als constante gebruikt bij de berekeningen aan alle individuele kostenposten.

 

Deze formule wordt in RINAS in verschillende vormen ingezet afhankelijk van de soort periodiciteit van de kosten: éénmalig, om de x-aantal jaren, of meerdere keren per jaar.

  • a)

    eenmalige kostenpost in nazorgjaar ju

    Bij een eenmalige kostenpost in nazorgjaar ju is de formule ongewijzigd van toepassing.

 

  • b)

    kostenpost die om de x jaren terugkeert in de nazorgjaren j0 tot en met j1 (vervangskosten):

Waarbij ju loopt van j0 tot en met j1 in stappen ter grootte van x

  • c)

    kostenpost die meerdere keren per jaar voorkomt in de nazorgjaren j0 tot en met j1 (onderhoudskosten). In dit geval kan de formule onder b) als volgt geschreven worden:

 

Waarin:

  • n:

    [ getal ] aantal keer dat een uitgave per jaar voorkomt

Per kostenpost bepaalt RINAS welk van de formules a t/m c gebruikt zal worden. De berekende omvang van het totale fonds volgt uit de som van de individuele bijdragen Ft’s en wordt tenslotte vermeerderd met het door de gebruiker ingevoerde bedrag voor het risicofonds:

 

Waarin :

R:

[€] risicofonds

D:

[€]doelvermogen

Naar boven