Provinciaal blad van Limburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2024, 4880 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2024, 4880 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Wijzigingsbesluit Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg
Gedeputeerde Staten van Limburg,
Overwegende dat de Europese Commissie op 13 december 2022 het Nederlands Nationaal Strategisch
Plan in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027 heeft goedgekeurd;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten bij de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023–2027
zijn aangewezen als intermediaire instantie als bedoeld in artikel 123, vierde lid, van verordening
Overwegende dat het wenselijk is de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg te wijzigen in verband met het openstellen van paragraaf 6 en 7;
Maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet het Delegatiebesluit van 26 september 2014
bekend dat zij in hun vergadering van 5 maart 2024 het volgende besluit hebben genomen:
Wijzigingsbesluit Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg
Artikel I Wijziging Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg (PB. 6 september 2023, nr. 10391)
De Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg (PB. 6 september 2023, nr. 10391) wordt als volgt gewijzigd:
Hoofdstuk 2 Interventies onder Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling luidende:
“Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit
Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan
Een integraal gebiedsplan, zoals bedoeld in artikel 2.6.1, bestaat uit minimaal één van de volgende maatregelen:
Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband
Artikel 2.6.5 Aanvraagvereisten
Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden
Artikel 2.6.7 Berekening subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.8, worden berekend op basis van artikel 1.9a.
Artikel 2.6.8 Niet subsidiabele kosten
Kosten van investeringen van € 2.000.000 of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren, komen niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 2.6.10 Selectiecriteria
In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger verplicht om de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115.
Artikel 2.6.12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag
Indien subsidie verstrekt is voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, bevat een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag, in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18, 1.20 en 1.21 een opgave van de gerealiseerde resultaten.”
Artikel 2.1.6, onder c, luidende:
“bepalen Gedeputeerde Staten dat geen extra punt wordt toegekend als bedoeld in artikel 2.1.8, onder 3, als biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
“bepalen Gedeputeerde Staten dat geen extra punten worden toegekend als bedoeld in artikel 2.1.8, onder 3, als biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit”.
Artikel 2.2.6, onder c, luidende:
“bepalen Gedeputeerde Staten dat geen extra punt wordt toegekend als bedoeld in artikel 2.1.8, onder 3, als biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
“bepalen Gedeputeerde Staten dat geen extra punten worden toegekend als bedoeld in artikel 2.1.8, onder 3, als biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit”.
“In aanvulling op artikel 1.2 bepalen Gedeputeerde Staten dat geen extra punt wordt toegekend als bedoeld in artikel 2.3.8, onder 3, als biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
“In aanvulling op artikel 1.2 bepalen Gedeputeerde Staten dat geen extra punten worden toegekend als bedoeld in artikel 2.3.8, onder 3, als biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
Artikel 2.1.8, derde lid, luidende:
“Bij de rangschikking wordt aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend, tenzij dit in het openstellingsbesluit anders is bepaald omdat biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
“Bij de rangschikking wordt aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw tenminste een extra punt toegekend, tenzij dit in het openstellingsbesluit anders is bepaald omdat biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
Artikel 2.2.8, derde lid, luidende:
“Bij de rangschikking wordt aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend, tenzij dit in het openstellingsbesluit anders is bepaald omdat biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
“Bij de rangschikking wordt aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw tenminste een extra punt toegekend, tenzij dit in het openstellingsbesluit anders is bepaald omdat biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
Artikel 2.3.8, derde lid, luidende:
“Bij de rangschikking wordt aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend, tenzij dit in het openstellingsbesluit anders is bepaald omdat biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
“Bij de rangschikking wordt aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw tenminste een extra punt toegekend, tenzij dit in het openstellingsbesluit anders is bepaald omdat biologische landbouw conflicteert met te bereiken doelen van het openstellingsbesluit.”
Artikel 2.7.5 Subsidievereisten aanvraag luidende:
“Indien de subsidie wordt aangevraagd door een onderneming bevat de aanvraag in aanvulling op artikel 1.6 gegevens waarmee de subsidieaanvrager kan aantonen dat de onderneming een mkb onderneming is als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.”
Indien de subsidie wordt aangevraagd door een onderneming bevat de aanvraag in aanvulling op artikel 1.6 gegevens waarmee de subsidieaanvrager kan aantonen dat de onderneming een mkb onderneming is als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.”
Artikel 2.7.6 Subsidiabele kosten, luidende:
“Alleen kosten als bedoeld in artikel 1.8 die direct verband houden met het uitvoeren van projecten die passen binnen een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS en zijn geselecteerd door de LAG komen voor subsidie in aanmerking.”
Bijlage 1 Toelichting behorende bij de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg, onderdeel II Artikelgewijs, onder paragraaf 6Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling luidende:
“Deze paragraaf wordt op een later moment toegevoegd aan deze verordening. Om een goede afstemming met NPLG (Nationaal programma Landelijk gebied) te borgen, behoeft de invulling van deze paragraaf nader onderzoek.”
Deze interventie dient om in te kunnen spelen op de behoefte aan maatwerk voor de eigen context van gebieden en waar naar verwachting een meerjarige programmatische aanpak meerwaarde biedt. Het uitgangspunt is dat met elkaar samenhangende en afgestemde activiteiten met een actieve rol van een samenwerkingsverband effectiever zijn aan te pakken dan als losstaande projecten. Een programmatische aanpak verlaagt ook de afhankelijkheid van andere projectgerichte GLB-steunmogelijkheden via openstellingen, die vaak maar eens per jaar plaatsvinden en lange doorlooptijden kennen, waardoor tijd- en momentumverlies wordt voorkomen.
Een samenwerkingsverband dat een breed gedragen integraal gebiedsplan kan uitvoeren en een integraal gebiedsplan zelf is in veel gebieden niet aanwezig. Daarom wordt ook steun verleend voor de oprichting van een samenwerkingsverband en het opstellen van het integraal gebiedsplan.
Door gebruik te maken van een samenwerkingsverband met een mandaat om binnen de kaders van een goedgekeurd gebiedsplan voor meerdere jaren diverse acties te steunen, ontstaat meer inspraak, draagvlak en gebundelde energie voor de uitvoering vanuit het gebied zelf.
Elk project zal duidelijk moeten maken hoe het project bijdraagt aan de doelen klimaat, water of biodiversiteit, maar hoe ook het project bijdraagt aan de opgaven zoals nitraat en stikstof. Steun voor voorbereiding van integrale gebiedsontwikkeling, dat wil zeggen voor het opstellen van een integraal gebiedsplan, met een gebiedsorganisatie en draagvlak in het gebied, leidt niet automatisch tot steun voor de uitvoering integrale gebiedsontwikkeling.
Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit
Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan zijn met deze interventie acties mogelijk zoals niet-productieve investeringen voor inrichtings- en herstelmaatregelen ten behoeve van doelen voor milieu (water, bodem en lucht), biodiversiteit en klimaat, kennisoverdracht, samenwerking voor innovatie en productieve investeringen ten behoeve van modernisering van landbouwbedrijven voor verwezenlijking van het integrale gebiedsplan.
Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan, door een samenwerkingsverband in de vorm van een operational group, kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:
Investeringen die in het kader van het gebiedsplan uitgevoerd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld (niet limitatief) investeringen ten behoeve van de bodemverbetering, precisie landbouw, watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen/agroforestry, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers, plasdras sloten.
Subsidie kan worden aangevraagd voor het oprichten van het nieuwe samenwerkingsverband, het (laten) opstellen van een gebiedsplan en de voorbereiding voor het realiseren van het plan. Dit betekent dat na afloop van de activiteit aangetoond moet worden dat er een samenwerkingsverband is opgericht én een plan is opgesteld. De aanvraag kan worden gedaan door een initiatiefnemer namens het beoogde samenwerkingsverband voor het gebied.
Subsidie kan worden verleend aan voor de uitvoering van het gebiedsplan aan nieuwe samenwerkingsverbanden en aan bestaande samenwerkingsverband als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband.
De volgende specifieke GLB-doelstellingen staan centraal in deze paragraaf:
Biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap (SO6): Meer en herstel biodiversiteit (soorten en habitatten en daarmee ook landschappen) in landbouwgebieden, door middel van verandering in bedrijfsvoering; Landbouw zo ingericht dat ecosysteemdiensten (producerende en regulerende) geleverd kunnen worden; Instandhouding en herstel van (cultuur)landschappen.
Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan
Een integraal gebiedsplan kan bestaan uit verschillende onderdelen:
De hierboven genoemde onderdelen zijn limitatief, maar niet cumulatief. Het is niet verplicht om alle onderdelen op te nemen in het gebiedsplan.
De subsidie voor het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan kan aangevraagd worden door de initiatiefnemer van het integraal gebiedsplan.
De subsidie voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan kan worden aangevraagd door de penvoerder van het samenwerkingsverband dat het gebiedsplan gaat uitvoeren. De penvoerder moet gemachtigd zijn door alle deelnemers om het plan uit te voeren.
Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband
Aan een samenwerkingsverband moet minimaal één landbouwer deelnemen.
In een openstellingsbesluit kunnen nadere voorwaarden aan het samenwerkingsverband worden verbonden. De nadere voorwaarden kunnen betrekking hebben op het aantal deelnemende partijen, maar ook op het type deelnemende partij. In een openstellingsbesluit kan bijvoorbeeld worden bepaald dat naast een landbouwer ook een terrein beherende organisatie moet deelnemen.
Artikel 2.6.5 Aanvraagvereisten
De governance borgt dat het samenwerkingsverband effectief uitvoering kan geven aan het gebiedsplan. De governance bevat onder andere elementen zoals taken, interne procedures en de inbreng van de deelnemers met hun kwaliteiten. De governance bevat ook de vastlegging van de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners Het samenwerkingsverband is zo samengesteld dat de verschillende belangen uit het gebied goed zijn vertegenwoordigd.
In de samenwerkingsovereenkomst wordt onder andere de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners vastgelegd. Verder wordt in de samenwerkingsovereenkomst beschreven welke gebiedspartner namens alle partijen zal optreden als aanvrager (leadpartner). De leadpartner treedt op als contactorganisatie richting de subsidieverstrekker en de bevoegde controleautoriteiten. De leadpartner is tevens verantwoordelijk voor de inrichting van de projectadministratie en het rapporteren over de voortgang van het project conform de voorwaarden zoals gesteld door subsidieverstrekker.
Een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied
Uit de analyse moet in ieder geval blijken dat de samenwerking op gebiedsniveau en het integraal oppakken van de gebiedsuitdagingen meerwaarde biedt t.o.v. losstaande projecten;
Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden
Subsidie voor de voorbereidingsfase (het oprichten van nieuwe samenwerkingsverbanden en het laten opstellen van het gebiedsplan) wordt alleen verleend voor nieuwe samenwerkingsverbanden. Wordt de aanvraag ingediend door een al bestaande samenwerking(sverband) dan wordt de subsidie geweigerd.
Voor het uitvoeren van het gebiedsplan kan subsidie worden verleend aan nieuwe samenwerkingsverbanden (die voor het uitvoeren van het gebiedsplan zijn opgericht). Ook kan subsidie worden verleend aan een reeds bestaand samenwerkingsverband als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband.
Subsidie wordt eveneens niet verstrekt voor Natura 2000-gebieden of Veenweidegebieden. Voor die gebieden is de samenwerkingsinterventie voor Natura 2000 en Veenweidegebieden van de Minister van LNV bedoeld.
Artikel 2.6.8 Niet subsidiabele kosten
De kosten van investeringen in grootschalige infrastructuur komen niet voor subsidie in aanmerking. Investeringen in grootschalige infrastructuur betreffen investeringen van € 2.000.000 of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren.
Het totaal bedrag aan financiering voor de voorbereidende activiteiten betreft een bedrag van maximaal € 40.000 euro dat wordt toegekend aan initiatiefnemers die voldoen aan de subsidiecriteria. De subsidie is bedoeld voor alle kosten t.b.v. het opstellen (of updaten) van het gebiedsplan, het mobiliseren van de partijen uit het gebied en het samenstellen (of actualiseren) van een samenwerkingsverband die de uitvoering van het plan in de 2e fase op zich kan nemen. Het gaat dan vooral om kosten voor het organiseren van bijeenkomsten, studies, adviseurs, communicatie, personeelskosten. Uitgesloten zijn kosten voor uitvoering van het plan.
De prestatie is een gebiedsplan, een uitwerking van het beoogde samenwerkingsverband en een begroting van het beoogde project.
De hoogte van de subsidie voor een project bedraagt de optelsom van de per product of activiteit, bepaalde respectievelijk berekende bedragen, waarbij de kosten voor samenwerking (coördinatie, planvorming, monitoring en intekenen van percelen en landschapselementen), ruilverkaveling en voor kennisoverdracht niet meer mogen bedragen dan 25% van de totale subsidiabele kosten. Dit wordt bij de beoordeling van de subsidieaanvraag berekend.
Artikel 2.6.12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag
Bij de gerealiseerde resultaten gaat het om de volgende resultaatindicatoren waarover gerapporteerd moet worden:
Maastricht, d.d. 5 maart 2024
Gedeputeerde Staten voornoemd
de voorzitter,
E.G.M. Roemer
secretaris,
D. Timmer
Het tweede lid van artikel 2.7.6 geeft Gedeputeerde Staten de mogelijkheid kosten voor voorbereidende werkzaamheden subsidiabel te stellen. Indien zij hiervan gebruik maken, geldt op grond van het tweede lid van artikel 2.7.5 een extra aanvraagvereiste. Dit is dat de aanvrager opdrachtbevestigingen meestuurt met de aanvraag. Dit geldt uitsluitend in het geval dat er bij de kosten voor voorbereidende werkzaamheden sprake is van kosten derden. Op deze manier is geborgd dat de kosten voldoen aan de voorwaarden zoals vastgelegd in artikel 2.7.6, derde lid.
Kosten voor voorbereidende werkzaamheden, zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies, zijn niet subsidiabel (zie artikel 1.10, onder c). Legeskosten zijn evenmin subsidiabel (zie artikel 1.10, onder e). Voor projecten onder paragraaf 2.7 wordt het toch mogelijk voor deze kosten subsidie te verstrekken.
In het tweede lid is opgenomen welke kosten door deze uitzondering voor subsidie in aanmerking komen. Het gaat om kosten voor het voorbereiden, opstellen of indienen van de aanvraag. Dit betreft algemene kosten die noodzakelijkerwijs worden gemaakt om het projectplan en de begroting te ontwikkelen. Zo kan bijvoorbeeld een bestek worden opgesteld om een onderbouwing te kunnen leveren voor de begroting.
Onder deze kosten vallen die voor adviezen op het gebied van duurzaamheid en die voor haalbaarheidsstudies. Deze kosten dienen samen te hangen met de vraag of het project te realiseren is en noodzakelijk te zijn voor het opstellen van de aanvraag.
Ook vallen hieronder kosten voor grond- en andere onderzoeken die samenhangen met een vergunningprocedure, en de bijbehorende leges. Aangezien legeskosten in artikel 1.10 expliciet zijn opgenomen als niet-subsidiabele kosten, zijn ze hier toegevoegd als kostensoort die wel voor subsidie in aanmerking komt.
Het gaat bij deze voorbereidende werkzaamheden nadrukkelijk niet om de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, maar om de voorbereiding daarvan. Gelet hierop staat de weigeringsgrond van 1.5 onder i niet in de weg aan verlening van subsidie voor deze kosten.
In het openstellingsbesluit kan worden vastgelegd binnen welke termijn voor de aanvraag deze kosten moeten zijn gemaakt. Als dit in het openstellingsbesluit niet is ingevuld, geldt de termijn uit het derde lid: één jaar voordat de subsidieaanvraag is ingediend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-4880.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.