Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 maart 2024, nr. UTSP-279699493-49834, tot wijziging van de Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie Provincie Utrecht 2021

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op de beleidsdoelen 4.1, 4.2 en 4.3 van programma 4 Energietransitie en artikel 1.4, eerste lid van de Algemene subsidieverordening Provincie Utrecht 2022;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie Provincie Utrecht 2021 te wijzigen om:

  • a.

    een subsidieplafond vast te stellen voor 2024;

  • b.

    de uitvoeringsverordening in overeenstemming te brengen met de mogelijkheden voor vrijgestelde staatssteun die de Algemene groepsvrijstellingsverordening van de Europese Commissie biedt;

Besluiten:

Artikel 1  

De Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie Provincie Utrecht 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aardwarmte: thermische energie, warmte, die dieper dan 500 meter van het aardoppervlak gewonnen wordt;

  • b.

    Reguliere de-minimisverordening: verordening (EU) Nr. 2023/2831, , PbEU L van 15.12.2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;

  • c.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014, Pb EU2014, L 187, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • d.

    asbest: vezelachtige silicaten zoals actinoliet (CAS-nummer 77536-66-4), amosiet (CAS-nummer12172-73-5), anthofylliet (CAS-nummer 77536-67-5), chrysotiel (CAS-nummer 12001-29-5), crocidoliet (CAS-nummer 12001-28-4) en tremoliet (CAS-nummer 77536-68-6);

  • e.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • f.

    aquathermie: thermische energie uit oppervlaktewater, afvalwater of drinkwater;

  • g.

    bodemenergie: thermische energie, warmte, die minder dan 500 meter van het aardoppervlak gewonnen wordt;

  • h.

    collectief van bedrijven of maatschappelijke organisaties: een samenwerkingsverband van bedrijven of maatschappelijke organisaties dat rechtspersoonlijkheid bezit en waarvan de doelgroep in ieder geval de aangesloten bedrijven of maatschappelijke organisaties betreft;

  • i.

    conventioneel PV-paneel: een paneel van minimaal 300 wattpiek met een afmeting van om en nabij 1,6 vierkante meter die, inclusief montage en stellage, minimaal 15 kilogram per vierkante meter weegt;

  • j.

    constructie: een bouwwerk dat bestaat uit meerdere onderdelen die vast of demontabel met elkaar verbonden zijn;

  • k.

    constructief versterken: het treffen van bouwtechnische maatregelen die de draagkracht van een dak verhogen, anders dan door het uitsluitend verwijderen van aanwezige bouwstoffen of toegepaste materialen;

  • l.

    daadwerkelijke samenwerking: samenwerking tussen ten minste twee onafhankelijke partijen om kennis of technologie uit te wisselen of om een gemeenschappelijke doelstelling op basis van een taakverdeling te bereiken, waarbij de partijen samen de omvang van het samenwerkingsproject bepalen, bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan, en het risico en de resultaten ervan delen. Eén of meer partijen kunnen de volledige kosten van het project dragen en zodoende de andere partijen bevrijden van de aan het project verbonden financiële risico's. Contractonderzoek en het verrichten van onderzoeksdiensten worden niet als vormen van samenwerking beschouwd;

  • m.

    duurzame energieopwekking: energieopwekking uit onuitputtelijke bronnen waaronder duurzame hernieuwbare grondstoffen, zon, wind, bodem en water;

  • n.

    energiehub: een slim gestuurd, decentraal energiesysteem waarin verduurzaming van het energiesysteem voor een gebied mogelijk wordt gemaakt en tegelijk het bovenliggende energiesysteem wordt ontlast en/of versterkt. Dit door lokaal zoveel mogelijk vraag en aanbod van verschillende energiedragers in balans te brengen door lokale productie, consumptie, opslag en het omzetten van energie (conversie) te combineren;

  • o.

    energiecoöperatie: een wettelijk toegestane entiteit gebaseerd op open en vrijwillig lidmaatschap, bestuurd door aandeelhouders of leden die natuurlijke personen zijn, lokale overheden, of kleine ondernemingen. Een energiecoöperatie heeft als primaire doel om milieu, economische of sociale voordelen aan haar leden of aandeelhouders te bieden of aan lokale gebieden waar zij werkzaam is, in plaats van financiële opbrengsten te genereren. Een energiecoöperatie houdt zich tevens bezig met opwekking, inclusief van hernieuwbare bronnen, distributie, levering, consumptie, aggregatie, opslag, energie efficiënte systemen of oplaaddiensten voor elektrische voertuigen of het voorzien van andere energiediensten aan haar leden of aandeelhouders;

  • p.

    energietransitie: overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen als energiebron naar het gebruik van duurzame energiebronnen waarbij ook aandacht is voor energiebesparing, transport, energieopslag en energiedistributie;

  • q.

    haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;

  • r.

    kleine en middelgrote onderneming (kmo): zelfstandige onderneming waar minder dan 250 personen werken en waarbij de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt en die ook voor het overige voldoet aan de criteria, genoemd in bijlage I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • s.

    kwp (kiloWattpiek): Het aantal kilowatt dat een paneel produceert als het maximaal rendeert;

  • t.

    lichtgewicht PV-paneel: een paneel van minimaal 300 wattpiek met een afmeting van om en nabij 1,6 vierkante meter en inclusief montage en stellage dat maximaal 10 kilo per vierkante meter weegt;

  • u.

    maatschappelijke organisatie: semipublieke organisaties zonder winstoogmerk met een maatschappelijke doelstelling die op bedrijfsmatige wijze diensten aanbieden. Elke mogelijke waardeontwikkeling wordt volledig ingezet voor het maatschappelijke doel;

  • v.

    ontzorgingsconcept voor woningeigenaren en bewoners: innovatieve aanpakken die het uitvoeren of financieren van een renovatie vergemakkelijken en die aansluiten bij de behoefte van woningeigenaren en bewoners;

  • w.

    openbare parkeergarages en parkeerterreinen: parkeervoorzieningen voor algemeen gebruik met weinig vaste gebruikers met inbegrip van openbare garages en parkeerterreinen voor intensief gebruik zoals bedoeld in de typologie van NEN 2443:2013;

  • x.

    procesinnovatie: de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode (daaronder begrepen aanzienlijke veranderingen in technieken, uitrusting of software), maar met uitsluiting van geringe veranderingen of verbeteringen, verhogingen van de productie- of dienstverleningscapaciteit door de toevoeging van productie- of logistieke systemen die sterk gelijken op die welke reeds in gebruik zijn, het niet meer gebruiken van een procedé, eenvoudige vervangings- en uitbreidingsinvesteringen, veranderingen die louter het gevolg van prijswijzigingen voor productiefactoren zijn, aanpassingen op maat, lokalisatie, gebruikelijke seizoens- en andere cyclische veranderingen, het verhandelen van nieuwe of sterk verbeterde producten;

  • y.

    programmaplan: Programmaplan Energietransitie Provincie Utrecht 2020-2025 (besluit van Provinciale Staten van 29 januari 2020);

  • z.

    propositie voor woningeigenaren en bewoners: een combinatie van oplossingen die een energetische renovatie aantrekkelijk maakt voor woningeigenaren en bewoners;

  • aa.

    project: in de tijd begrensde activiteit of geheel van activiteiten gericht op een vooraf gedefinieerde prestatie;

  • bb.

    projectmatig samenwerkingsverband: een verband, zonder eigen rechtspersoonlijkheid, tussen twee of meer rechtspersonen, niet zijnde een vennootschap of anderszins met elkaar verbonden, waarbij wordt samengewerkt tot verwezenlijking van een gezamenlijke doelstelling of resultaat en waaraan een samenwerkingsovereenkomst ten grondslag ligt;

  • bc.

    pv-installatie: een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van zonne-energie voor de productie van elektriciteit;

  • dd.

    vereniging van eigenaars: vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 112, eerste lid, onderdeel e, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

  • ee.

    woningcorporatie: woningcorporatie als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;

  • ff.

    wooncoöperatie: wooncoöperatie als bedoeld in artikel 18a van de Woningwet;

  • gg.

    woonvereniging: vereniging die eigenaar is van een of meer gebouwen en waarvan de leden het recht hebben om in een bepaalde woning die onderdeel uitmaakt van dat gebouw of die gebouwen te wonen.

B

 

Aan artikel 7, eerste lid, wordt onder vervanging van het slot van onderdeel b van een punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c.

    voor het kalenderjaar 2024: € 6.000.000.

C

 

In artikel 6, eerste lid, wordt ’30 juni’ vervangen door ‘31 december’.

 

D

 

Aan artikel 9 wordt onder vervanging van het slot van onderdeel f van een punt door een puntkomma een onderdeel g toegevoegd, luidende:

  • g.

    het te verstrekken bedrag minder bedraagt dan € 10.000, tenzij het om activiteiten gaat als genoemd in artikel 33 onder b en artikel 39 onder a.

E

 

Artikel 11 Europese regelgeving komt te vervallen.

 

F

 

Paragraaf 2.1 wordt vervangen door:

 

Paragraaf 2.1 Energiebesparing, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen

 

Artikel 12 Subsidiabele activiteiten

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    samenwerking en innovatie door:

    • i.

      het ontwikkelen van financieringsinstrumenten, nieuwe procesaanpakken, proposities, ontzorgingsconcepten en communicatietools voor het slimmer, inclusiever of efficiënter uitrollen van energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen;

    • ii.

      procesinnovaties gericht op de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode van energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen;

  • b.

    milieustudies;

  • c.

    project-, procesondersteuning en advies voor:

    • i.

      regionale- , gemeentelijke-, wijk- of buurtgerichte aanjaag en loketfuncties;

    • ii.

      het opstarten, ontwerpen, voorbereiden van een proces gericht op het opstellen van energieplannen; of

    • iii.

      kleine verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en woningcoöperaties;

  • d.

    inclusieve aanpak voor de energietransitie door middel van project- procesondersteuning en advies voor het organiseren en stimuleren van collectieve energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen door bijvoorbeeld vraagbundeling, het inzetten van nieuwe ontzorgingsconcepten of inzet van financieringsinstrumenten;

  • e.

    het uitvoeren van inclusieve projecten gericht op het treffen van energiebesparende maatregelen;

  • f.

    het uitvoeren van voorbeeldprojecten of van projecten gericht op het toepassen van nieuwe technieken gericht op:

    • i.

      energiebesparende maatregelen;

    • ii.

      energie-efficiënte warmtelevering; of

    • iii.

      hernieuwbare energieopwekking.

Artikel 13 Nadere subsidiecriteria

  • 1.

    De in artikel 12 bedoelde activiteiten dragen bij aan het besparen van energie, de toepassing van energie-efficiënte warmtesystemen of van duurzame energieopwekking in en rondom woningen in de provincie Utrecht.

  • 2.

    De in artikel 12 onder c sub ii bedoelde activiteiten moeten voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de activiteiten hebben uitsluitend betrekking op de initiatieffase (coalitie-, visievorming en definitie) van een project met als resultaat een blok-, buurt- of wijkenergieplan;

    • b.

      de activiteiten hebben betrekking op minimaal 20 grondgebonden woningen.

  • 3.

    De in artikel 12 onder c sub iii bedoelde activiteiten dienen, indien de activiteiten gericht zijn op verenigingen van eigenaars, te bestaan uit activiteiten gericht op project- en procesbegeleiding voor de verduurzaming van meerdere verenigingen van eigenaars bestaande uit maximaal 7 woningen met een minimum van 20 woningen die in totaal aangepakt worden.

  • 4.

    De in artikel 12 onder d bedoelde projecten moeten voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      Het project is gericht op de haalbaarheid en betaalbaarheid van de energietransitie door bewoners die niet zomaar mee kunnen doen aan de energietransitie, bijvoorbeeld omdat zij onvoldoende toegang tot informatie, kennis of financiële middelen hebben, te betrekken bij de verduurzaming van hun eigen woningen of vermindering van hun energielasten;

    • b.

      Het project is gericht op een zo hoog mogelijke participatiegraad in de collectiviteitsaanpak, bij voorkeur tussen de 70% en 100%, van de onder a bedoelde doelgroep;

    • c.

      Het project bestaat uit een goed doordachte actieve participatie- of communicatieaanpak gericht op de onder a bedoelde doelgroep;

    • d.

      Het project borgt dat er toeleiding is, van de onder a bedoelde doelgroep, naar aantrekkelijke financieringsinstrumenten zoals bijvoorbeeld de maatwerkleningen van het Warmtefonds of Rijkssubsidieregelingen;

    • e.

      Het project is bij voorkeur gericht op een aanpak die schaalbaar is naar andere wijken/gemeenten, met aandacht voor kostenreductie of perspectief op doorontwikkeling; en

    • f.

      Belangrijke stakeholders, zoals sociaal-maatschappelijke instellingen en bewonerscollectieven, zijn voldoende vertegenwoordigd in de projectorganisatie.

  • 5.

    De in artikel 12 onder e bedoelde activiteiten zijn gericht op de haalbaarheid en betaalbaarheid van de energietransitie door bewoners die niet zomaar mee kunnen doen aan de energietransitie omdat zij onvoldoende toegang tot financiële middelen hebben, te betrekken bij de verduurzaming van hun eigen woningen of vermindering van hun energielasten.

  • 6.

    Voor de in artikel 12 onder f bedoelde projecten dient aangetoond te worden dat het project een voorbeeldproject is met potentie tot grote uitrol binnen de provincie.

Artikel 14 Doelgroepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie verstrekt aan:

    • a.

      samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen, maatschappelijke organisaties of gemeenten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder a;

    • b.

      gemeenten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder b tot en met e bedoelde activiteiten;

    • c.

      woningcorporaties voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder f sub ii en iii;

    • d.

      lokale wijk-, energiecoöperaties of andere bewonersinitiatieven voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c en d;

    • e.

      maatschappelijke organisaties voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c en d;

    • f.

      een vereniging van eigenaars bestaande uit minimaal 8 woningen voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder f;

    • g.

      een projectmatig samenwerkingsverband van verenigingen van eigenaars van een gebouw of groep van gebouwen bestaande uit maximaal 7 woningen voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c sub iii en f;

    • h.

      wooncoöperaties of woonverenigingen voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c sub iii en f.

  • 2.

    Wijk- of energiecoöperaties komen enkel voor subsidiering in aanmerking als deze minimaal bestaan uit 10 natuurlijke personen die op 10 verschillende adressen wonen. Daarnaast heeft de energiecoöperatie een open structuur voor wat betreft lidmaatschap en medezeggenschap. Dit is vastgelegd in de statuten van de energiecoöperatie.

Artikel 15 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder a sub i bedoelde activiteiten bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000. Subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      kosten van coördinatie, administratie en andere ondersteunende functies;

    • b.

      kosten van externe adviseurs;

    • c.

      kosten van materialen en hulpmiddelen;

    • d.

      kosten van ruimten en bijbehorende faciliteiten;

    • e.

      kosten van communicatie, promotie en publiciteit;

    • f.

      kosten van de inzet van vrijwilligers tot een maximum van wat belastingvrij kan worden uitgekeerd.

  • 2.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder a sub ii bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten voor grote ondernemingen, 50% voor kleine en middelgrote ondernemingen en 75% voor procesinnovaties die niet als economisch worden aangemerkt tot een maximum van € 200.000. In geval van steun aan grote ondernemingen moet er worden samengewerkt met kmo’s en de samenwerkende kmo’s dienen ten minste 30% van de totale in aanmerking komende kosten te dragen. Subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting, gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • c.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op ‘arm's length’ worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verkregen van externe bronnen;

    • d.

      bijkomende algemene kosten en andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 3.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder b bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-. Subsidiabele kosten zijn de kosten van externe adviseurs.

  • 4.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder c bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,-. De steunintensiteit kan met 20% worden verhoogd voor kleine ondernemingen en voor activiteiten die niet als economisch worden aangemerkt en met 10% voor middelgrote ondernemingen.

  • 5.

    Met inachtneming van artikel 16, tweede lid, kan de subsidie worden verhoogd tot een maximum van 90% van de subsidiabele kosten indien het project gericht is op activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c sub iii aan verenigingen van eigenaars van een gebouw of groep van gebouwen bestaande uit maximaal 7 woningen binnen de vereniging.

  • 6.

    In het geval van een aanvraag van een projectmatig samenwerkingsverband van meerdere gemeenten bedraagt de subsidie het maximum van € 100.000,- per gemeente dat deelneemt aan het samenwerkingsverband tot een maximum van € 400.000,- voor het samenwerkingsproject als geheel.

  • 7.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder d bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000,-. De steunintensiteit kan met 20% worden verhoogd voor kleine ondernemingen en voor activiteiten die niet als economisch worden aangemerkt en met 10% voor middelgrote ondernemingen.

  • 8.

    De subsidiabele kosten voor artikel 12 onder c en d bedoelde activiteiten zijn:

    • a.

      kosten van coördinatie, administratie en andere ondersteunende functies;

    • b.

      kosten van externe adviseurs;

    • c.

      kosten van materialen en hulpmiddelen;

    • d.

      kosten van ruimten en bijbehorende faciliteiten;

    • e.

      kosten van communicatie, promotie en publiciteit;

    • f.

      kosten van de inzet van vrijwilligers tot een maximum van wat belastingvrij kan worden uitgekeerd.

  • 9.

    Bijdragen in natura zijn subsidiabel voor coöperaties en andere rechtspersonen:

    • a.

      voor zover het om de eigen arbeid van bestuurders, managers of leden gaat waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen worden verricht;

    • b.

      voor zover de bijdrage in natura als eigen bijdrage wordt ingezet in het project;

    • c.

      indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit wordt verantwoord door de subsidieontvanger en gecontroleerd kan worden;

    • d.

      voor zover het totaal aan betaalde overheidssteun aan een project, dat bijdragen in natura bevat, aan het einde van het project, niet hoger zal zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura.

  • 10.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder e bedoelde energiebesparende maatregelen bedragen maximaal € 2.500,- per woning tot een maximum van € 250.000,- per aanvraag. Subsidiabele kosten zijn de kosten voor materialen, installaties en installatiekosten voor het verduurzamen van woningen.

  • 11.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder f bedoelde investeringen bedragen:

    • a.

      maximaal 30% van de investeringskosten voor energiebesparende maatregelen tot een maximum van € 2.500,- per woning en een maximum van 100 te renoveren woningen;

    • b.

      maximaal 45% van de investeringskosten voor de kosten van installaties in de productie van hernieuwbare energie met inbegrip van warmtepompen die voldoen aan bijlage VII bij Richtlijn 2018/2001 tot een maximum van € 250.000,-. De steunintensiteit kan met 20% worden verhoogd voor kleine ondernemingen en met 10% voor middelgrote ondernemingen.

  • 12.

    De in aanmerking komende kosten voor de in artikel 12 onder f bedoelde investeringskosten bestaan uit:

    • a.

      materiaalkosten en kosten voor apparatuur en installaties;

    • b.

      kosten voor bouw en installatiewerkzaamheden.

  • 13.

    Voor de in artikel 12 onder f bedoelde projecten wordt geen subsidie verstrekt voor de kosten van:

    • a.

      leges;

    • b.

      de benodigde aansluiting op het elektriciteitsnetwerk;

    • c.

      laadinfrastructuur;

    • d.

      beveiligingsmaatregelen;

    • e.

      gebouwen en technische ruimtes voor het onderbrengen van installaties.

Artikel 16 Staatssteun

  • 1.

    Indien aan een onderneming subsidie wordt verstrekt voor in artikel 12 bedoelde activiteiten dan wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de voorwaarden van:

    • a.

      artikel 29 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor procesinnovaties zoals bedoeld in artikel 12 onder a sub ii;

    • b.

      artikel 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor investeringen in de productie van duurzame energie zoals bedoeld in artikel 12 onder f sub ii en iii;

    • c.

      artikel 49 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor project, procesondersteuning en advies zoals bedoeld in artikel 12 onder c en d; of

    • d.

      de Reguliere de-minimisverordening.

  • 2.

    Indien subsidie wordt verstrekt aan een vereniging van eigenaars ten behoeve van een gebouw of groep van gebouwen waarvoor de vereniging is opgericht, of mede is opgericht, dan kan:

    • a.

      enkel subsidie worden verstrekt voor het aandeel woningen van eigenaar-bewoners binnen de vereniging; of

    • b.

      subsidie worden verstrekt voor het aandeel woningen van eigenaar-bewoners en het aandeel huurwoningen binnen de vereniging. De subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van het aandeel huurwoningen aan verhuurders binnen de vereniging, kan staatssteun bevatten en wordt derhalve verstrekt met inachtneming van de voorwaarden van:

      • i.

        de Reguliere de-minimisverordening;

      • ii.

        artikel 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor investeringen in de productie van duurzame energie zoals bedoeld in artikel 12 onder f sub ii en iii; of

      • iii.

        artikel 49 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor project, procesondersteuning en advies zoals bedoeld in artikel 12 onder c.

G

 

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt ‘€ 100.0000’ vervangen door ‘€ 100.000’ en wordt ‘50%’ vervangen door ‘60%’.

  • 2.

    In het derde lid, vervalt:

    ‘de volgende kosten voor goederen, diensten of inzet van eigen personeel die gedurende de looptijd van het project worden ingezet voor de subsidiabele activiteiten’.

H

 

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 21 Staatssteun

Indien subsidie wordt verstrekt aan een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van:

  • a.

    artikel 49 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening; of

  • b.

    de Reguliere de-minimisverordening.

I

 

Paragraaf 2.3 wordt vervangen door:

 

Paragraaf 2.3 Versterken organisatiekracht en participatie bij lokale energie-initiatieven

 

Artikel 22 Subsidiabele activiteiten

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    activiteiten die gericht zijn op regionale samenwerking, bundelen van kennis en expertise en ondersteuning van lokale energie-initiatieven waaronder energiecoöperaties;

  • b.

    participatietrajecten gericht op het betrekken van bepaalde doelgroepen zoals jongeren bij projecten die overwegend gericht zijn op hernieuwbare energieopwekking;

  • c.

    activiteiten die gericht zijn op de initiatief-fase, bij oprichting van een energiecoöperatie;

  • d.

    activiteiten gericht op het realiseren van inclusieve projecten voor hernieuwbare energieopwekking door het ontwikkelen van financieringsinstrumenten en nieuwe procesaanpakken, proposities, ontzorgingsconcepten en communicatietools;

  • e.

    activiteiten van gemeenten die gericht zijn op participatietrajecten met omwonenden en inwoners in zoekgebieden voor grootschalig zon of wind die vastgelegd zijn in de RES 1.0 of onderdeel zullen uitmaken van de RES herijking.

Artikel 23 Nadere subsidiecriteria

  • 1.

    De in artikel 22 bedoelde activiteiten dragen bij aan het eigenaarschap en zeggenschap van inwoners en lokale bedrijven in lokale projecten voor energieopwekking.

  • 2.

    De in artikel 22 onder a bedoelde activiteiten dragen bij aan de kennisopbouw van minimaal 5 lokale energie-initiatieven, waaronder energiecoöperaties in de provincie Utrecht.

  • 3.

    De in artikel 22 onder d bedoelde activiteiten bestaan in ieder geval uit een goed doordachte actieve participatie- of communicatieaanpak waarbij minimaal 20% van de deelnemers niet zomaar mee kan doen aan de energietransitie, bijvoorbeeld omdat zij onvoldoende toegang tot informatie, kennis of financiële middelen hebben.

Artikel 24 Doelgroepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 22 uitsluitend verstrekt aan:

    • a.

      energiecoöperaties;

    • b.

      gemeenten;

    • c.

      maatschappelijke organisaties;

    • d.

      organisaties die zich inzetten voor energiecoöperaties en lokale energie-initiatieven; of

    • e.

      projectmatige samenwerkingsverbanden bestaande uit een of meer deelnemers uit de onderdelen a tot en met d.

  • 2.

    Energiecoöperaties komen enkel in aanmerking voor subsidiering als deze minimaal bestaan uit 10 natuurlijke personen die op 10 verschillende adressen wonen. Daarnaast heeft de energiecoöperatie een open structuur voor wat betreft lidmaatschap en medezeggenschap. Dit is vastgelegd in de statuten van de energiecoöperatie.

Artikel 25 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor de in artikel 22, onder a, b en d bedoelde activiteiten bedraagt de subsidie:

    • a.

      maximaal 75% van het totaal aan subsidiabele kosten tot een bedrag van € 100.000,-;

    • b.

      de subsidie kan met 15% van de subsidiabele kosten worden verhoogd en tot een maximum van € 200.000,- voor projecten met aantoonbare inclusieve of participatieve aanpakken waarbij specifieke doelgroepen bereikt worden die nog onvoldoende betrokken zijn bij de energietransitie.

  • 2.

    Voor de in artikel 22 onder c bedoelde activiteiten bedraagt de subsidie maximaal € 15.000,-.

  • 3.

    Voor de in artikel 22 onder e bedoelde activiteiten bedraagt de subsidie maximaal 75% van het totaal aan subsidiabele kosten tot een bedrag van € 20.000,- per zoekgebied en maximaal 5 zoekgebieden.

  • 4.

    De subsidiabele kosten zijn de volgende kosten voor goederen, diensten of inzet van eigen personeel die gedurende de looptijd van het project worden ingezet voor de subsidiabele activiteiten:

    • a.

      kosten van coördinatie, administratie en andere ondersteunende functies;

    • b.

      kosten van adviseurs;

    • c.

      kosten van financiële analyses, milieu- en haalbaarheidsstudies;

    • d.

      kosten van communicatie, promotie en publiciteit;

    • e.

      kosten van trainingen, cursussen en bijeenkomsten;

    • f.

      kosten van materialen en hulpmiddelen;

    • g.

      kosten van ruimten en bijbehorende faciliteiten;

    • h.

      kosten van de inzet van vrijwilligers tot een maximum van wat belastingvrij kan worden uitgekeerd.

  • 5.

    Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

    • a.

      voor zover het om de eigen arbeid van bestuurders, managers of leden binnen een rechtspersoon gaat waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen worden verricht;

    • b.

      voor zover de bijdrage in natura als eigen bijdrage wordt ingezet in het project;

    • c.

      indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden;

    • d.

      voor zover het totaal aan betaalde overheidssteun aan een project, dat bijdragen in natura bevat, aan het einde van het project, niet hoger zal zijn dan de totale subsidiabele kosten exclusief de bijdragen in natura.

Artikel 26 Staatssteun

Indien subsidie wordt verstrekt aan een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Reguliere de-minimisverordening.

 

J

 

Paragraaf 2.4 wordt vervangen door:

 

Paragraaf 2.4 Haalbaarheid, stimulering en ontwikkeling hernieuwbare energieopwekking

 

Artikel 27 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in de artikelen 2 en 3 kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie voor een ontwikkelproject;

    • b.

      het aanbieden van consultancydiensten gericht op het adviseren, aanjagen en begeleiden van kmo’s en startende bewonersinitiatieven;

    • c.

      het voorbereiden of ontwikkelen van een investeringsproject.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde activiteiten kunnen betrekking hebben op wijken, buurten, bedrijventerreinen, winkelcentra, sportcomplexen of andere projecten gericht op de verduurzaming van de energiehuishouding binnen een gebied.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde activiteiten zijn uitsluitend gericht op:

    • a.

      energie-efficiënte collectieve warmtenetten met inbegrip van de bouw, uitbreiding of upgrade van installaties voor warmteopwekking en/of thermische opslagoplossingen en/of het distributienet;

    • b.

      collectieve projecten voor zon op daken en andere kleine projecten gericht op hernieuwbare elektriciteitsopwekking;

    • c.

      oplossingen voor netcongestie als gevolg van transportschaarste;

    • d.

      de benutting van het potentieel aan hernieuwbare energieopwekking van wegen, fietspaden en aanpalende grondstroken, openbare garages en parkeerterreinen.

Artikel 28 Nadere subsidiecriteria

  • 1.

    De met betrekking tot artikel 27, derde lid onder a, bedoelde projectactiviteiten zijn in voldoende mate erop gericht te onderzoeken of te beproeven dat:

    • -

      de potentie van aquathermie, bodemenergie, aardwarmte en andere hernieuwbare bronnen waar energiebenutting op basis van beschikbaarheid kansrijk is;

    • -

      de bovengrondse lokale-specifieke warmtevraag, waarmee de hoeveelheid warmte en temperatuurbehoefte bedoeld wordt, in voldoende mate aanwezig is; en

    • -

      de effecten van deze vormen van hernieuwbare energiewinning op de fysieke leefomgeving en maatregelen om deze effecten zo klein mogelijk te houden/te voorkomen.

  • 2.

    De met betrekking tot artikel 27, derde lid bedoelde projectactiviteiten kunnen in de vorm van vouchers worden verstrekt aan eigenaren en huurders van een gebouw.

  • 3.

    De eigenaar van de in artikel 27, derde lid onder d, bedoelde infrastructuur, is vertegenwoordigd in het project.

  • 4.

    De met betrekking tot artikel 27, derde lid bedoelde activiteiten zijn gericht op projecten die niet in aanmerking komen voor een ontwikkellening vanuit het Ontwikkelfonds voor energiecoöperaties.

Artikel 29 Doelgroepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie voor de activiteiten, als bedoeld in artikel 27 uitsluitend verstrekt aan:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      energiecoöperaties en warmtegemeenschappen;

    • c.

      woningcorporaties;

    • d.

      collectieven van ondernemingen;

    • e.

      collectieven van maatschappelijke organisaties;

    • f.

      projectmatige samenwerkingsverbanden bestaande uit meerdere huurders of gebouweigenaren;

    • g.

      projectmatige samenwerkingsverbanden bestaande uit meerdere deelnemers van ondernemingen, maatschappelijke organisaties of gemeenten;

    • h.

      maatschappelijke organisaties met meerdere vestigingen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 27, in het geval van een aanvraag van een energiecoöperatie, uitsluitend verstrekt aan een energiecoöperaties die minimaal bestaat uit 10 natuurlijke personen die op 10 verschillende adressen wonen. Daarnaast heeft de energiecoöperatie een open structuur voor wat betreft lidmaatschap en medezeggenschap. Dit is vastgelegd in de statuten van de energiecoöperatie.

Artikel 30 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,- voor een haalbaarheidsstudie zoals bedoeld in artikel 27 lid 1 onder a. Subsidiabele kosten zijn de personeelskosten en kosten voor externe adviseurs voor het uitvoeren van de haalbaarheidsstudie.

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal 50% van het totaal aan subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000 voor consultancydiensten zoals bedoeld in artikel 27 lid 1 onder b. Subsidiabele kosten zijn de kosten voor externe adviseurs. Deze zijn niet van permanente of periodieke aard, noch behoren zij tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming, zoals routinematig belastingadvies, gangbare juridische dienstverrichting, of reclame.

  • 3.

    De subsidie bedraagt maximaal 60% van het totaal aan subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000,- voor studies en consultancydiensten gericht op een investeringsproject zoals bedoeld in artikel 27 lid 1 onder c. De subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      kosten van coördinatie, administratie en andere ondersteunende functies;

    • b.

      kosten van externe adviseurs;

    • c.

      kosten van milieustudies en financiële analyses;

    • d.

      kosten van communicatie, promotie en publiciteit;

    • e.

      kosten van materialen en hulpmiddelen;

    • f.

      kosten van ruimten en bijbehorende faciliteiten;

    • g.

      kosten van de inzet van vrijwilligers tot een maximum van wat belastingvrij kan worden uitgekeerd.

  • 3.

    De steunintensiteit kan met 20% worden verhoogd voor de in artikel 27 lid 1 onder a of c bedoelde activiteiten voor kleine ondernemingen en met 10% voor middelgrote ondernemingen.

  • 4.

    De subsidie kan tot maximaal 90% worden verhoogd voor de in artikel 27 lid 1 bedoelde activiteiten die niet als economisch worden aangemerkt.

  • 5.

    Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

    • a.

      voor zover het gaat om de eigen arbeid van zelfstandige ondernemers die geen bruto-loon ontvangen of een directeur grootaandeelhouder die niet wordt verloond;

    • b.

      voor zover het om de eigen arbeid van bestuurders, managers of leden binnen een coöperatie gaat waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen worden verricht;

    • c.

      voor zover de bijdrage in natura als eigen bijdrage wordt ingezet in het project;

    • d.

      indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden;

    • e.

      voor zover het totaal aan betaalde overheidssteun aan een project, dat bijdragen in natura bevat, aan het einde van het project, niet hoger zal zijn dan de totale subsidiabele kosten exclusief de bijdragen in natura.

Artikel 31 Subsidieverplichtingen

Indien de consultancydiensten zoals bedoeld in artikel 27 lid 1 onder b door de aanvrager worden aangeboden in de vorm van vouchers aan ondernemingen en andere initiatiefnemers dan dient de aanvrager een administratie bij te houden van:

  • a.

    aantal geleverde advies-uren van een externe consultant aan de deelnemende ondernemingen;

  • b.

    verklaringen van de deelnemende ondernemingen dat zij onder de definitie van kmo in de Algemene groepsvrijstellingsverordening vallen;

  • c.

    de-minimisverklaringen van de deelnemende ondernemingen, waarin tevens wordt verklaard dat de onderneming niet in financiële moeilijkheden zoals bedoeld in de Algemene groepsvrijstellingsverordening verkeert.

Artikel 32 Staatssteun

Indien subsidie wordt verstrekt aan een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in:

  • a.

    artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor zover de activiteiten betrekking hebben op het uitvoeren van haalbaarheidsstudies;

  • b.

    artikel 18 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor zover de activiteiten betrekking hebben op consultancydiensten aan kmo’s voor zover het gaat om het adviseren, aanjagen en begeleiden van kmo’s;

  • c.

    artikel 49 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor zover de activiteiten betrekking hebben op studies en consultancydiensten die rechtstreeks verband houden met de voorbereiding van een investeringsproject dat op grond van deel 7 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor steun in aanmerking komt; of

  • d.

    de Reguliere de-minimisverordening.

K

 

Paragraaf 2.5 wordt vervangen door:

 

Paragraaf 2.5 Innovatie (haalbaarheidsstudies en experimentele ontwikkeling)

 

Artikel 33 Subsidiabele activiteiten

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie voor een innovatieproject;

  • b.

    een project gericht op experimentele ontwikkeling.

Artikel 34 Nadere subsidiecriteria

  • 1.

    De in artikel 33 bedoelde activiteiten zijn uitsluitend gericht op producten, processen, methodes of diensten gericht op de volgende onderwerpen:

    • -

      Slimme, flexibele en geïntegreerde energiesystemen;

    • -

      Toepassing van groene waterstof in het landelijk gebied;

    • -

      Energierenovaties in de gebouwde omgeving;

    • -

      Duurzame warmte en koude in de gebouwde omgeving;

    • -

      Opslag van energie;

    • -

      Emissievrije mobiliteit;

    • -

      Doorsnijdende thema’s inclusieve energietransitie, circulaire energietransitie en digitalisering (inclusief veiligheid).

  • In bijlage 2 is een uitwerking van deze onderwerpen opgenomen.

  • 2.

    Een in artikel 33 onder b bedoelde project:

    • a.

      is gericht op de ontwikkeling, implementatie, het testen, de validatie en demonstratie van een prototype, in een operationele omgeving binnen de provincie Utrecht;

    • b.

      Het project behelst daadwerkelijke samenwerking:

      • i.

        tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een kmo is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening; of

      • ii.

        tussen één of meer ondernemingen, waarvan ten minste één een kmo is, en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren; en

    • c.

      met als resultaat een verbeterd product, proces, methode of dienst.

Artikel 35 Doelgroepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 33, onder a, uitsluitend verstrekt aan een kmo die in de provincie Utrecht is gevestigd.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 33, onder b, uitsluitend aan een projectmatig samenwerkingsverband verstrekt waarvan de penvoerder is gevestigd in de provincie Utrecht en waarvan ten minste één van de deelnemers een kmo is.

Artikel 36 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie voor de in artikel 33, onder a, bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000,-.

  • 2.

    De steunintensiteit kan met 10% worden verhoogd bij de onder a van artikel 32 bedoelde activiteiten voor kleine ondernemingen.

  • 3.

    De subsidie voor de in artikel 33, onder b, bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 25.000,- en een maximum van € 250.000,- voor het gehele project.

  • 4.

    De steunintensiteit kan met 20% procent worden verhoogd bij de onder b van artikel 33 bedoelde activiteiten voor kleine ondernemingen en met 10% voor middelgrote ondernemingen en met 40% voor zover de activiteiten betrekking hebben op niet-economisch activiteiten door een organisatie voor onderzoek- en kennisverspreiding.

  • 5.

    De subsidiabele kosten voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 33 onder a zijn de kosten voor externe adviseurs of inzet van eigen personeel voor het uitvoeren van de haalbaarheidsstudie.

  • 6.

    De subsidiabele kosten voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 33 onder b zijn:

    • a.

      kosten voor coördinatie, administratie en andere ondersteunende functies voor zover zij zich met het project bezighouden;

    • b.

      kosten van onderzoekers en technici;

    • c.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten;

    • d.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • e.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

Artikel 37 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie voor de in artikel 33, onder a, bedoelde activiteiten wordt geweigerd als de haalbaarheidsstudie onvoldoende gericht is op innovaties die potentie hebben om tot een grote uitrol in de provincie Utrecht te leiden.

  • 2.

    Subsidie voor de in artikel 33, onder b, bedoelde activiteit wordt geweigerd als:

    • a.

      het project niet voldoende bijdraagt aan de vernieuwing van producten, processen of diensten of wezenlijke nieuwe toepassingen van bestaande producten, processen of diensten;

    • b.

      het project onvoldoende potentie heeft om tot een grote uitrol in de provincie Utrecht te leiden;

    • c.

      het (fysieke) project niet in provincie Utrecht wordt uitgevoerd;

    • d.

      de veiligheid voor de omgeving niet kan worden aangetoond en niet kan worden aangetoond dat er geen nadelig effect is op bodem, water en milieu.

Artikel 38 Staatssteun

Indien subsidie wordt verstrekt aan een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

L

 

Paragraaf 2.6 wordt vervangen door:

 

Paragraaf 2.6 Investeringsregeling hernieuwbare elektriciteit

 

Artikel 39 Subsidiabele activiteiten

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    het constructief versterken van een dak of gevel, de aanschaf van lichtgewicht PV-panelen of het verwijderen van asbesthoudende dakbedekking;

  • b.

    de aanleg van een draagconstructie of aanleg, vervanging dan wel versteviging van de fundering voor een draagconstructie voor een PV-installatie op een openbaar parkeerterrein of parkeergarage;

Artikel 40 Nadere subsidiecriteria

  • 1.

    De in het derde lid van artikel 3 bedoelde toetsingscriteria zijn niet van toepassing op deze paragraaf.

  • 2.

    De in artikel 39 onder a bedoelde onderscheidelijke activiteiten komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien:

    • a.

      het constructief versterken van het dak of gevel noodzakelijk is voor en gevolgd wordt door de installatie van conventionele PV-panelen;

    • b.

      de aanschaf en installatie van lichtgewicht PV-panelen de enige mogelijkheid is op het betreffende dak of de gevel omdat de constructie aantoonbaar onvoldoende draagkracht heeft voor de installatie van conventionele PV-panelen; of

    • c.

      de activiteiten gericht zijn op de aanschaf en installatie van een PV-installatie op een dak, waarbij het verwijderen van asbesthoudende dakbedekking wordt gevolgd door de installatie PV-panelen.

Artikel 41 Doelgroepen

Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie uitsluitend verstrekt aan de eigenaar, huurder of anderszins rechthebbende op het gebruik van het dak, de gevel, het parkeerterrein of andere voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van een PV-installatie.

 

Artikel 42 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie voor de in artikel 39, onder a, bedoelde activiteiten bedraagt € 80,- per kWp geïnstalleerd vermogen tot een maximum van € 25.000,-. Bij twee maatregelen zoals bedoeld in artikel 40, tweede lid, waarbij in ieder geval asbesthoudende dakbedekking verwijderd wordt, bedraagt de subsidie € 95,- per kWp geïnstalleerd vermogen tot een maximum van € 25.000,-.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 39, onderdeel b, bedraagt maximaal 45% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000,-. Subsidiabele kosten zijn de kosten van de realisatie van een draagconstructie of voor de vervanging dan wel versteviging van de fundering.

  • 3.

    Met uitzondering van een bijdrage aan de kosten voor het plaatsen van lichtgewicht PV-installaties zoals bedoeld in artikel 39, onderdeel a, wordt geen subsidie verstrekt voor de kosten van PV-installaties, zijnde de panelen, omvormer en andere onderdelen.

  • 4.

    Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van:

    • a.

      leges;

    • b.

      de benodigde aansluiting op het elektriciteitsnetwerk;

    • c.

      laadpalen;

    • d.

      beveiligingsmaatregelen;

    • e.

      hekwerk om een parkeerterrein.

Artikel 43 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 6 bevat een subsidieaanvraag de kadastrale aanduiding van het pand of object waarop het dak, gevel of waarop het parkeerterrein zich bevindt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 6 bevat een aanvraag om subsidie voor het realiseren van een PV-installatie als bedoeld in artikel 39 onder a:

    • a.

      indien de dakconstructie onvoldoende draagkracht heeft:

      • i.

        een constructieberekening door een gecertificeerd constructeur waaruit blijkt wat het betreffende dak- of geveloppervlak is en waaruit blijkt dat constructieversterking noodzakelijk is voor de plaatsing van conventionele panelen, of toepassing van lichtgewicht panelen mogelijk is; en

      • ii.

        een offerte voor de constructieversterking en de offerte voor de PV-installatie waaruit blijkt dat de PV-installatie op het dak of gevel zal worden geplaatst; of

      • iii.

        een offerte voor een PV-installatie met lichtgewicht panelen waaruit blijkt dat de PV-installatie met lichtgewichtpanelen op het dak of gevel zal worden geplaatst.

    • b.

      indien het asbesthoudend materiaal toegepast als dakbedekking verwijderd wordt:

      • i.

        een geldig asbestinventarisatierapport waaruit blijkt dat het betreffende dak asbesthoudend is en wat de oppervlakte van het asbesthoudende dak is;

      • ii.

        een situatietekening in het asbestinventarisatierapport en de offerte voor de PV-installatie waaruit blijkt dat de PV-installatie op het te vervangen dak zal worden geplaatst.

    • c.

      indien de aanvrager niet de eigenaar van het dak is, een ondertekende instemmingsverklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat de aanvrager rechthebbende is op het gebruik van het dak of de daken waaraan de constructieve maatregelen worden getroffen en waarop de PV-panelen worden geïnstalleerd.

  • 3.

    Artikel 4.4 lid 1 aanhef en sub a tot en met f van de Asv zijn niet van toepassing op aanvragen om subsidie voor activiteiten zoals bedoeld onder artikel 39 onder a.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 6 bevat een aanvraag om subsidie voor het realiseren van een energieleverende openbaar parkeerterrein of parkeergarage als bedoeld in artikel 39 onder b in ieder geval:

    • a.

      een businesscase of ander document met vergelijkbare bewijskracht waarmee de haalbaarheid van de PV-installatie kan worden aangetoond alsmede waarom de subsidie nodig is;

    • b.

      ontwerpschetsen van het energieleverende parkeerterrein;

    • c.

      indien de aanvrager niet de eigenaar van het parkeerterrein is, een ondertekende instemmingsverklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat de aanvrager rechthebbende is op het gebruik van het parkeerterrein of parkeergarage waarop de constructieve maatregelen worden getroffen;

    • d.

      indien de aanvrager geen gemeente is, een positieve beoordeling van de gemeente op een (concept) aanvraag voor een omgevingsvergunning.

Artikel 44 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien voor dezelfde subsidiabele activiteiten voor een dak, gevel of parkeerterrein op hetzelfde adres eerder subsidie is verkregen.

  • 2.

    Subsidie voor de in artikel 39, onder a, bedoelde activiteiten worden geweigerd:

    • a.

      indien het beoogde vermogen van de op het dak, daken, gevel of gevels te installeren PV-panelen minder dan 15 kWp bedraagt;

    • b.

      voor zover de oppervlakte van de te installeren PV-panelen de oppervlakte van het ten behoeve daarvan versterkte dak- of gevelgedeelte overschrijdt; of

    • c.

      voor zover de oppervlakte van de te installeren PV-panelen de oppervlakte van de ten behoeve daarvan verwijderde asbesthoudende dakbedekking overschrijdt.

  • 3.

    Subsidie voor de in artikel 39, onder b, bedoelde activiteit wordt geweigerd indien het beoogde vermogen van het energieleverende parkeerterrein minder dan 50 kWp bedraagt.

Artikel 45 Staatssteun

Indien subsidie wordt verstrekt aan een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Reguliere de-minimisverordening.

 

M

 

Er wordt onder vernummering van de artikelen 47 en 48 tot artikelen 52 en 53 een nieuwe paragraaf ingevoegd luidende:

 

Paragraaf 2.7 Investeringsregeling voor oplossingen bij netcongestie en voor lokale distributie van elektriciteit

 

Artikel 46 Subsidiabele activiteiten

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    oplossingen bij netcongestie in de eigen bedrijfsvoering door:

    • i.

      het installeren van een systeem voor elektriciteitsopslag;

    • ii..

      het installeren van een systeem voor de productie of opslag van waterstof geproduceerd uit hernieuwbare bronnen;

    • iii.

      het installeren van een systeem voor de productie of opslag van warmte uit een hernieuwbare bron;

  • b.

    het realiseren van een slim lokaal distributiesysteem in de vorm van:

    • i.

      een energiehub;

    • ii.

      een energiegemeenschap;

    • iii.

      het installeren van een systeem voor elektriciteitsopslag ten behoeve van de energiegemeenschap of energiehub.

Artikel 47 Nadere subsidiecriteria

  • 1.

    De in het derde lid van artikel 3 bedoelde toetsingscriteria zijn niet van toepassing op deze paragraaf.

  • 2.

    De in artikel 46 bedoelde activiteiten komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien de productie-, opslag- en distributiesystemen geen negatieve effecten hebben op netcongestie in het laag- en middenspanningsnet.

  • 3.

    De in artikel 46 onder a sub i bedoelde activiteiten komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien het geïnstalleerde systeem, onderdeel gaat uitmaken van een gecombineerd systeem voor hernieuwbare energie en opslag (achter de meter) waarbij de opslagcomponent op jaarbasis ten minste 75 % van zijn energie uit rechtstreeks aangesloten installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie haalt.

  • 4.

    De in artikel 46 onder a sub ii bedoelde activiteiten komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien het geïnstalleerde elektrolyse-installatie onderdeel gaat uitmaken van een gecombineerd systeem waarbij de productie-eenheden voor hernieuwbare energie en opslag achter één netaansluitpunt bevinden. Het vermogen van de elektrolyse-installatie bedraagt niet meer dan het gecombineerde vermogen van de productie-eenheden voor hernieuwbare energie.

  • 5.

    De in artikel 46 onder b bedoelde activiteit komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien het opslaan, verdelen en balanceren van elektriciteit een oplossing biedt voor een collectief van ondernemingen, maatschappelijke organisaties, natuurlijke personen of lokale overheden om ruimte vrij te maken voor nieuwe opwek of gebruik van energie.

Artikel 48 Doelgroepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie voor de in artikel 46 onder a bedoelde activiteiten, uitsluitend verstrekt aan de eigenaar, huurder of anderszins rechthebbende op het gebruik van het gebouw waar het project betrekking op heeft. Indien de subsidie wordt verstrekt aan een onderneming, wordt het uitsluitend verstrekt aan een kmo.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie voor de in artikel 46 onder b bedoelde activiteiten, uitsluitend verstrekt aan een rechtspersoon die het beheer voert over de energiehub of energiegemeenschap en behoort tot de belanghebbende gebruikers, leden of eigenaren. In het geval van een energiehub bestaat deze uit ten minste 3 deelnemende rechtspersonen.

Artikel 49 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 46, onderdeel a, bedraagt maximaal € 50.000 waarvan:

    • a.

      maximaal 55% van de investeringskosten rechtstreeks toe te rekenen zijn aan installaties voor de productie van hernieuwbare waterstof of warmte;

    • b.

      maximaal 40% van de investeringskosten rechtstreeks toe te rekenen zijn aan de opslag van hernieuwbare elektriciteit, waterstof of warmte.

  • De steunintensiteit kan met 10% worden verhoogd voor kleine ondernemingen.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 46, onderdeel b, bedraagt 50% tot een maximum van € 250.000,-.

  • 3.

    De subsidiabele investeringskosten bestaan uit:

    • a.

      materiaalkosten, zoals kosten voor apparatuur, installaties, meet - en regeltechniek en ondersteunende toebehoren zoals software e.d.;

    • b.

      kosten van uitvoering, het laten bouwen en installeren van de gekozen oplossingen bij netcongestie.

  • 4.

    Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van:

    • a.

      leges;

    • b.

      de benodigde aansluiting op het elektriciteitsnetwerk;

    • c.

      laadinfrastructuur;

    • d.

      beveiligingsmaatregelen;

    • e.

      gebouwen en technische ruimtes voor het onderbrengen van installaties;

    • f.

      PV-installaties, zijnde de panelen, omvormer en andere onderdelen.

Artikel 50 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 6 bevat een aanvraag om subsidie voor het realiseren van een netcongestie-oplossing als bedoeld in artikel 46 onder a in ieder geval:

    • a.

      een businesscase of ander document met vergelijkbare bewijskracht waarin de financiële haalbaarheid van de oplossing wordt aangetoond alsmede waarom de subsidie nodig is;

    • b.

      een projectplan met een beschrijving van de activiteit, de probleemstelling en waarom en in welke mate het project het probleem rond netcongestie op het laagspanning- en middenspanningsnet vermindert, oplost of voorkomt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 6 bevat een aanvraag om subsidie voor het realiseren van een slim lokaal distributiesysteem als bedoeld in artikel 46 onder b in ieder geval:

    • a.

      een haalbaarheidsstudie waarin aangetoond is dat het slimme distributiesysteem van toegevoegde waarde is voor het collectief van bedrijven of voor de energiegemeenschap, en waarom en in welke mate het project het probleem rond netcongestie op het laag- en middenspanningsnet vermindert, oplost of voorkomt;

    • b.

      een businesscase of ander document met vergelijkbare bewijskracht waarin de financiële haalbaarheid van het distributiesysteem wordt aangetoond alsmede waarom de subsidie nodig is.

Artikel 51 Staatssteun

Indien subsidie wordt verstrekt aan een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van:

  • a.

    artikel 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor investeringen in de productie of opslag van duurzame energie zoals bedoeld in artikel 46 onder a;

  • b.

    artikel 48 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor investeringen in energiemanagementsystemen zoals bedoeld in artikel 46 onder b; of

  • c.

    de Reguliere de-minimisverordening voor overige activiteiten.

Artikel 2  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 9 februari 2022 voor wat betreft artikel 15, vijfde lid.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 maart 2024.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Toelichting

  • I.

    Algemeen

  • 1.

    Aanleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie provincie Utrecht 2021 (hierna: UsET) in verband met het inhoudelijk aanpassen en het verlengen van de openstellingstermijn tot en met 31 december 2024 en het vaststellen van een subsidieplafond voor 2024 op € 6.000.000,-. Daarnaast zijn er verschillende redactionele aanpassingen en aanpassingen als gevolg van de wijziging van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna: Agvv) doorgevoerd.

 

  • 2.

    UsET

Het Programma Energietransitie 2020-2025 heeft tot doel de energietransitie in de provincie Utrecht te versnellen op een haalbare en betaalbare wijze. Het verstrekken van subsidies is een belangrijk instrument voor het realiseren van deze doelstelling. Als toetsingskader voor het verstrekken van subsidies is de UsET opgesteld. Hiermee kunnen projecten worden ondersteund die bijdragen aan de volgende meerjarendoelen:

  • 1.

    Inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties in de provincie Utrecht gebruiken minder energie;

  • 2.

    De opwekking en beschikbaarheid van duurzame energie in de provincie Utrecht is sterk toegenomen;

  • 3.

    De energietransitie is haalbaar, betaalbaar en innovatief.

Werkwijze

 

Vanwege de diversiteit aan organisaties en activiteiten, die kunnen bijdragen aan het realiseren van de provinciale doelstellingen voor energietransitie, is de UsET opgebouwd uit meerdere paragrafen (hoofdstuk 2) met aparte ‘regelingen’ voor de verschillende doelgroepen en activiteiten.

 

Een belangrijk algemeen uitgangspunt is dat de subsidies vooral stimulerend moeten zijn om projecten van de grond te trekken door het laatste stukje financiering bij te dragen of door de aanvrager te helpen bij het verkrijgen van aanvullende financiering.

 

Wijzigingen op hoofdlijnen

 

Er zijn verschillende wijzigingen aangebracht in de UsET. De belangrijkste aanleiding was om de UsET in lijn te brengen met de per 1 juli 2023 in werking getreden wijzigingen van de Agvv Het gaat daarbij om wijzigingen van steunpercentages voor enkele subsidiabele activiteiten.

 

In de praktijk bleek er ook veel verwarring over de overlap tussen verschillende onderdelen in de UsET. Met name voor bewonersinitiatieven waren de verschillen in de subsidiemogelijkheden tussen paragraaf 2.1, 2.3 en 2.4 niet duidelijk.

 

De wijzigingen spelen hierop in. De voorbereidingsfase waarbij het gaat om de ideevorming, verdieping en het vinden van draagvlak in een buurt of wijk krijgt een duidelijker plek in de UsET onder paragraaf 2.1. De uitvoering, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van een warmtenet als oplossing voor de warmtevoorziening in een buurt of wijk, krijgt nadrukkelijk een plek in paragraaf 2.4. Paragraaf 2.3 is vooral bedoeld voor de organisatieontwikkeling van met name lokale energiecoöperaties. Het onderdeel projectontwikkeling is meegenomen in paragraaf 2.4.

 

Om in te spelen op ontwikkelingen rond netcongestie is een nieuwe paragraaf 2.7 opgenomen. Er zijn duidelijkere voorwaarden om subsidie te kunnen ontvangen voor de investeringskosten in energieopslag. Ook is de mogelijkheid opgenomen om te investeren in conversie van opgewekte energie naar andere energiedragers zoals waterstof. Voor energiehubs en energiegemeenschappen zijn er subsidiemogelijkheden opgenomen voor het investeren in een energie managementsysteem.

 

Een aantal technische wijzigingen in de UsET zijn bedoeld voor de uitvoering. Zo is er een plafond van € 6.000.000,- opgenomen om te zorgen dat het provinciale budget voor dit jaar niet overtekend wordt. Ook is de openstellingstermijn verlengd tot en met 31 december 2024. Andere wijzigingen zijn bedoeld om het uitvoeringsproces beter te laten verlopen. Zo wordt er een ondergrens van € 10.000,- ingesteld met uitzondering van aanvragen voor zon op dak (artikel 39 a) - asbestsanering of constructieversterking - en voor experimentele ontwikkeling (artikel 33 b). Voor de zon op dak-projecten onder artikel 39 a worden bepaalde bijlagen niet meer gevraagd om het aanvraagproces makkelijker te laten verlopen.

 

De artikelnummering is veranderd vanaf paragraaf 2.5. Paragraaf 2.5 begint met artikel 33 en paragraaf 2.6 met artikel 39.

 

Nieuwe indeling hoofdstuk 2

 

Paragraaf

Subsidiabele activiteiten

  • 2.1

    Energiebesparing, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen

  • a.

    samenwerking en innovatie door:

    • i.

      het ontwikkelen van financieringsinstrumenten, nieuwe procesaanpakken, proposities, ontzorgingsconcepten en communicatietools voor het slimmer, inclusiever of efficiënter uitrollen van energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen;

    • ii.

      procesinnovaties gericht op de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode van energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen;

  • b.

    milieustudies;

  • c.

    project, procesondersteuning en advies voor:

    • i.

      regionale- , gemeentelijke of wijkgerichte aanjaag en loketfuncties;

    • ii.

      het opstarten, ontwerpen, voorbereiden van een proces gericht op wijk energieplannen;

    • iii.

      vve’s, woonverenigingen en woningcoöperaties.

  • d.

    inclusieve aanpak voor de energietransitie door middel van project- en procesbegeleiding voor het organiseren en stimuleren van collectieve energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen door bijvoorbeeld vraagbundeling, het inzetten van nieuwe ontzorgingsconcepten of inzet van financieringsinstrumenten;

  • e.

    het uitvoeren van inclusieve projecten gericht op het treffen van energiebesparende maatregelen;

  • f.

    het uitvoeren van voorbeeldprojecten of van projecten gericht op het toepassen van nieuwe technieken gericht op:

    • a.

      energiebesparende maatregelen;

    • b.

      energie-efficiënte warmtelevering; of

    • c.

      hernieuwbare energieopwekking.

  • 2.2

    Stimulering energiebesparing bij bedrijven en maatschappelijke organisaties

  • a.

    initiatieven ten behoeve van de ontwikkeling van de dienstverlening met betrekking tot vergunningen, toezicht en handhaving gericht op energiebesparing bij bedrijven en maatschappelijke organisaties;

  • b.

    energiescans en aanvullend thermografisch onderzoek bij bedrijven en maatschappelijke organisaties of het begeleiden van bedrijven of maatschappelijke organisaties bij het inventariseren van maatregelen met behulp van energiescans en aanvullend thermografisch onderzoek.

  • 2.3

    Versterken organisatiekracht en participatie bij lokale energie-initiatieven

  • a.

    activiteiten die gericht zijn op regionale samenwerking, bundelen van kennis en expertise en ondersteuning van lokale energie-initiatieven waaronder energiecoöperaties;

  • b.

    participatietrajecten gericht op het betrekken van bepaalde doelgroepen zoals jongeren bij projecten die overwegend gericht zijn op hernieuwbare energieopwekking;

  • c.

    activiteiten die gericht zijn op de initiatief-fase, bij oprichting van een energiecoöperatie;

  • d.

    activiteiten gericht op het realiseren van inclusieve projecten voor hernieuwbare energieopwekking door het ontwikkelen van financieringsinstrumenten en nieuwe procesaanpakken, proposities, ontzorgingsconcepten en communicatietools;

  • e.

    activiteiten van gemeenten die gericht zijn op participatietrajecten met omwonenden en inwoners in zoekgebieden voor grootschalig zon of wind die vastgelegd zijn in de RES 1.0 of onderdeel zullen uitmaken van de RES herijking.

  • 2.4

    Haalbaarheid, stimulering en ontwikkeling hernieuwbare energieopwekking

  • a.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie voor een ontwikkelproject;

  • b.

    het aanbieden van consultancydiensten gericht op het adviseren, aanjagen en begeleiden van kmo’s en startende bewonersinitiatieven;

  • c.

    het voorbereiden of ontwikkelen van een investeringsproject;

Gericht op:

  • a.

    energie-efficiënte collectieve warmtenetten met inbegrip van de bouw, uitbreiding of upgrade van installaties voor warmteopwekking en/of thermische opslagoplossingen en/of het distributienet;

  • b.

    collectieve projecten voor zon op daken en andere kleine projecten gericht op hernieuwbare elektriciteitsopwekking;

  • c.

    oplossingen voor netcongestie als gevolg van transportschaarste;

  • d.

    de benutting van het potentieel aan hernieuwbare energieopwekking van wegen, fietspaden en aanpalende grondstroken, openbare garages en parkeerterreinen.

  • 2.5

    Innovatie (haalbaarheidsstudies en experimentele ontwikkeling)

  • a.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie voor een innovatieproject;

  • b.

    een project gericht op experimentele ontwikkeling

  • 2.6

    2.6 Investeringsregeling hernieuwbare elektriciteit

  • a.

    het constructief versterken van een dak of gevel, de aanschaf van lichtgewicht PV-panelen of het verwijderen van asbesthoudende dakbedekking.

  • b.

    de aanleg van een draagconstructie of aanleg, vervanging dan wel versteviging van de fundering voor een draagconstructie voor een PV-installatie op een openbaar parkeerterrein of parkeergarage.

  • 2.7

    Investeringsregeling voor oplossingen bij netcongestie en voor lokale distributie van elektriciteit

  • a.

    oplossingen bij netcongestie in de eigen bedrijfsvoering door:

    • iv.

      het installeren van een systeem voor elektriciteitsopslag;

    • v.

      het installeren van een systeem voor de productie of opslag van waterstof geproduceerd uit hernieuwbare bronnen;

    • vi.

      het installeren van een systeem voor de productie of opslag van warmte uit een hernieuwbare bron;

  • b.

    het realiseren van een slim lokaal distributiesysteem in de vorm van:

    • i.

      een energiehub;

    • ii.

      een energiegemeenschap;

    • iii.

      het installeren van een systeem voor elektriciteitsopslag ten behoeve van de energiegemeenschap of energiehub.

 

  • 3.

    Staatssteun

Subsidies op grond van de UsET bevatten staatssteun die is vrijgesteld op grond van de artikelen 18 (consultancysteun voor kleine en middelgrote ondernemingen), 25 (haalbaarheidsstudies en experimentele ontwikkeling), 41 (investeringssteun in hernieuwbare energie), 48 (investeringssteun in energie-infrastructuur) en 49 (steun voor studies of consultancydiensten) van de Agvv.

 

De wijzigingen in de UsET zullen worden kennisgegeven aan de Europese Commissie conform artikel 11, onder a, van de Agvv. Indien een subsidie die op grond van de UsET wordt verleend, staatssteun bevat die op grond van de Agvv is vrijgesteld, wordt door Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend gemaakt op de website van de provincie:

 

  • -

    de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de Agvv; en

  • -

    de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Agvv, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000,-.

  • II.

    Artikelsgewijs

Artikel 1

 

Onderdeel A

 

In dit onderdeel zijn er 3 begrippen toegevoegd:

  • -

    Reguliere de-minimisverordening;

  • -

    daadwerkelijke samenwerking;

  • -

    energiehub.

Het begrip milieustudie is komen te vervallen.

 

Onderdeel B

 

In dit onderdeel is een subsidieplafond van € 6.000.000,- voor 2024 opgenomen in de UsET.

 

Onderdeel C

 

In dit onderdeel is de uiterste datum voor het indienen van een aanvraag verlengd van 30 juni 2024 naar 31 december 2024.

 

Onderdeel D

 

Door dit onderdeel kan een subsidie worden geweigerd als het subsidiebedrag dat na de beoordeling van de subsidie uit zou komen op een bedrag dat minder dan € 10.000,- bedraagt. Uitzonderingen zijn aanvragen op grond van:

  • -

    Artikel 33 onder b: subsidie voor een project gericht op experimentele ontwikkeling. Hiervoor is de ondergrens € 25.000,-.

  • -

    Artikel 39 onder a: subsidie voor het constructief versterken van een dak of gevel, de aanschaf van lichtgewicht PV-panelen of het verwijderen van asbesthoudende dakbedekking. Hiervoor is de ondergrens € 1.000,-.

Onderdeel E

 

Door dit onderdeel komt artikel 11 te vervallen. Het artikel verklaarde welke Europese verordeningen van toepassing zijn indien er sprake is van staatssteun. Dit artikel is overbodig omdat in hoofdstuk 2, in de verschillende paragrafen de specifieke artikelen uit de Agvv op grond waarvan staatsteun is vrijgesteld, genoemd staan. Ook wordt er aangegeven indien de subsidie op basis van de Reguliere de-minimisverordening wordt verstrekt.

 

Onderdeel F

 

In dit onderdeel zijn naast een aantal inhoudelijke wijzigingen ook redactionele wijzigingen aangebracht. Paragraaf 2.1 Energiebesparing en duurzame energieopwekking bij bewoners is in zijn geheel vervangen door een nieuwe paragraaf 2.1 Energiebesparing, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen.

 

Deze paragraaf bevat verschillende subsidiemogelijkheden, met name gericht op energiebesparing in woningen. Om meer structuur te brengen in het type projecten die de provincie wil ondersteunen, zijn een aantal onderdelen uitgesplitst. Ook zijn de (sub)onderdelen nog meer toegespitst op activiteiten die van belang zijn op het bereiken van programmadoelen. Er is ook meer aandacht voor de warmtetransitie. Dit komt tot uiting in het subonderdeel voor het opstarten van buurtinitiatieven om energieplannen te maken. Ook kunnen de activiteiten zich richten op meerdere oplossingen. Naast besparing door isolatie wordt nadrukkelijk het zoeken naar de passende installaties zoals energie-efficiënte warmtesystemen (het gebruik van warmtepompen bijvoorbeeld) en opwekmogelijkheden in en rondom woningen genoemd.

 

Samenwerking voor innovatie (onderdeel a van artikel 12)

Onderdeel a is gewijzigd in samenwerking voor innovatie en is opgesplitst in:

  • -

    Sub i het ontwikkelen van financieringsinstrumenten, nieuwe procesaanpakken, proposities, ontzorgingsconcepten en communicatietools voor het slimmer, inclusiever of efficiënter uitrollen van energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen;

  • -

    Sub ii procesinnovaties gericht op de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode van energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen;

Hoewel beide activiteiten door een samenwerkingsverband van meerdere partijen moet worden uitgevoerd zijn de activiteiten verschillend in hun aard en hoe er met staatssteun omgegaan moet worden. Procesinnovaties worden in projectmatige samenwerkingsverbanden van ondernemingen uitgevoerd. Steun aan deze ondernemingen is vrijgesteld op grond van artikel 29 van de Agvv.

 

Milieustudies (onderdeel b van artikel 12)

Onderdeel b is gewijzigd en beperkt tot milieustudies. De doelgroep voor het uitvoeren van deze milieustudies is beperkt tot gemeenten. Gemeenten kunnen gebruik maken van deze regeling voor bijvoorbeeld het opstellen van soortenmanagementplannen voor het behoud van flora en fauna van bedreigde soorten in gebieden waar een opgave is voor de energietransitie.

 

Project-, procesondersteuning en advies (onderdeel c van artikel 12)

Onderdeel c is gewijzigd in project-, procesondersteuning en advies gericht op drie subonderdelen:

sub i regionale- , gemeentelijke of wijkgerichte aanjaag en loketfuncties;

sub ii het opstarten, ontwerpen, voorbereiden van een proces gericht op wijk energieplannen;

sub iii kleine verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en woningcoöperaties.

 

Energieplannen

Voor sub ii, projecten voor het opstellen van wijkenergieplannen, gelden een aantal specifieke voorwaarden. De subsidie is vooral bedoeld voor bewonersinitiatieven om hun buurt of wijk aardgasvrij of duurzamer te maken. Het initiatief moet zich wel richten op minimaal 20 grondgebonden woningen. Met de subsidie kan het initiatief verder ontwikkeld worden om van een idee van een paar bewoners naar een gedragen plan dat rijp is om uitgevoerd te worden. De subsidie is niet bedoeld voor de uitvoeringsfase. Daarvoor kan, als er al een keuze is gemaakt voor een alternatieve energiebron, gebruik worden gemaakt van de subsidie uit paragraaf 2.4 Haalbaarheid, stimulering en ontwikkeling hernieuwbare energieopwekking.

 

Kleine vve’s, woonverenigingen en woningcoöperaties

Kleine verenigingen van eigenaren (vve's) behoorden al tot de doelgroep van de UsET. Het gaat om vve’s bestaande uit maximaal 7 woningen. Om in aanmerking te komen voor subsidie moeten deze kleine vve’s wel samenwerken met andere kleine vve’s en een gezamenlijke aanvraag indienen die betrekking hebben op minimaal 20 woningen. Dergelijke aanvragen kunnen ook door een wijkvereniging, gemeente of andere intermediair ingediend worden. De wijziging regelt dat al deze rechtspersonen hetzelfde worden behandeld en allen aanspraak maken op 90% subsidie. In de vorige versie van de UsET was hier onduidelijkheid over. Daarom werkt deze bepaling terug tot 9 februari 2022. Dit was de publicatiedatum van de bepalingen voor kleine vve’s. Dit onderdeel is nu ook expliciet opengesteld voor 2 andere collectieve woonvormen, namelijk de woonvereniging en de wooncoöperatie.

 

Het uitvoeren van voorbeeldprojecten (onderdeel f van artikel 12)

De mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor investeringskosten bij projecten die met een onrendabele te top te maken krijgen omdat er nieuwe materialen, installaties of andere technieken worden toegepast, is blijven staan. Het verschil is dat het accent niet uitsluitend op de toegepaste techniek hoeft te liggen maar kan ook liggen in de voorbeeldwerking. Het kan om een project gaan dat nieuw is voor de provincie Utrecht en daarmee een voorbeeld kan zijn voor andere initiatieven. Dit wordt getoetst aan de hand van de toetsingscriteria in het derde lid artikel 3 van de UsET.

Dit onderdeel is wel uitgesplitst in 3 subonderdelen energiebesparing, energie-efficiënte warmtelevering en hernieuwbare energieopwekking. Deze uitsplitsing maakt het toetsen aan Europese staatsteunregels eenvoudiger. Steun aan ondernemingen (verhuurders bijvoorbeeld) voor energiebesparing worden anders beoordeeld als de steun voor energie-efficiënte warmtelevering en hernieuwbare energieopwekking.

 

Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

 

Voor project-, procesondersteuning en advies

Het subsidiepercentage is opgehoogd van 75% naar 80% voor project-, procesondersteuning en advies. De cofinanciering kan door een eigen bijdrage in natura worden ingebracht. Aan deze mogelijkheid zijn wel voorwaarden verbonden. Het moet gaan om bestuurders, managers of leden van een coöperatie of andere rechtspersoon. Het mag niet gaan om mensen die voor hun inzet uitbetaald worden, ook niet met een vrijwilligersvergoeding. De uren van de vrijwilligers moeten wel gecontroleerd kunnen worden. Ook moet erop toegezien worden dat er eventueel door stapeling van de provinciale subsidie met andere subsidies er toch indirect niet meer subsidie wordt ontvangen dan kosten worden gemaakt.

 

Voor de uitvoering van inclusieve projecten

Gemeenten hebben tijdens de energiecrisis van 2022 gebruik kunnen maken van de UsET om isolatievouchers uit te delen aan woningeigenaren die zelf niet voldoende mogelijkheden hadden om te investeren in energiebesparende maatregelen. Hiervoor maakte de gemeenten gebruik van onderdeel e het uitvoeren van inclusieve projecten voor energiebesparende maatregelen en duurzame energieopwekking van woningen. Hiervoor konden gemeenten maximaal € 450.000,- aanvragen om vouchers te verstrekken van maximaal € 4.000,- per woning. Door deze wijziging worden de subsidiemogelijkheden weer teruggezet naar die van voor de energiecrisis, namelijk een maximum van € 250.000,- en € 2.500,- per woning.

 

Vervallen subsidie voor een garantstelling

De bepaling in het tweede lid van artikel 12 is komen te vervallen. De mogelijkheid van het aanvragen van een garantstelling is daarmee komen te vervallen. In de gewijzigde versie worden de activiteiten uitsluitend ondersteund met een subsidie in de vorm van een geldbedrag.

 

Onderdelen G en H

 

In deze twee onderdelen zijn redactionele wijzigingen aangebracht voor paragraaf 2.2 Stimulering energiebesparing bij bedrijven en maatschappelijke organisaties.

 

Onderdeel I

 

In dit onderdeel zijn, naast een aantal inhoudelijke wijzigingen, ook redactionele wijzigingen aangebracht. Paragraaf 2.3 Duurzame energieopwekking via collectieven en participatietrajecten is in z’n geheel vervangen door een nieuwe paragraaf 2.3 Versterken organisatiekracht en participatie bij lokale energie-initiatieven.

 

Inhoudelijke wijzigingen

De wijzigingen zijn bedoeld om de subsidiabele activiteiten te beperken tot samenwerking en kennisdeling tussen lokale energie-initiatieven, het starten van een energiecoöperatie, participatietrajecten in zoekgebieden voor zon- en wind, inclusie en het betrekken van bepaalde doelgroepen. Het onderdeel dat bedoeld was voor het ontwikkelen van kleine projecten voor het opwekken van hernieuwbare energie is komen te vervallen. Het gaat om onderdeel b van artikel 22, ‘activiteiten die gericht zijn op participatietrajecten met omwonenden en inwoners in verband met kleine collectieve projecten gericht op investeringen in hernieuwbare energieopwekking’ is komen te vervallen. Deze activiteiten zijn nog wel subsidiabel op basis van paragraaf 2.4 Haalbaarheid, stimulering en ontwikkeling hernieuwbare energieopwekking.

 

Voor onderdeel f van artikel 22, ‘activiteiten van gemeenten die gericht zijn op participatietrajecten met omwonenden en inwoners in zoekgebieden die vastgelegd zijn in de RES 1.0’ maakt het mogelijk voor gemeenten om participatietrajecten voor maximaal 5 zoekgebieden uit te voeren in herziene of herijkte versies van de Regionale Energiestrategieën (RES-en).

 

In het vijfde lid van artikel 25 is een onderdeel d toegevoegd. Dit onderdeel bepaalt dat ook aan het einde van de looptijd van een project de waarde van alle uren van bestuurders, managers of leden van met name energiecoöperaties die ingezet worden, uitsluitend ingezet mogen worden als eigen bijdrage. Bij de vaststelling van de subsidie mag er per saldo niet meer subsidie worden ontvangen dan dat er werkelijke kosten worden gemaakt zoals kosten van het uitbetalen van adviseurs en projectleiders.

 

Onderdeel J

 

In dit onderdeel zijn, naast een aantal inhoudelijke wijzigingen, ook redactionele wijzigingen aangebracht. Paragraaf 2.4 Milieustudies en consultancydiensten gericht op investeringen in duurzame energieopwekking is in zijn geheel vervangen door een nieuwe paragraaf 2.4 Haalbaarheid, stimulering en ontwikkeling hernieuwbare energieopwekking. De activiteiten richten zich vooral op de ontwikkeling van hernieuwbare opwek van energie. Dit zijn activiteiten die economisch van aard zijn. Productie van hernieuwbare energie kan binnen verschillende soorten gebieden plaatsvinden. Om de subsidiabele activiteiten daarom beter in lijn te brengen met de Agvv zijn de activiteiten verdeeld over 3 onderdelen:

  • -

    het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie voor een ontwikkelproject;

  • -

    het aanbieden van consultancydiensten gericht op het adviseren, aanjagen en begeleiden van kmo’s en startende bewonersinitiatieven;

  • -

    het voorbereiden of ontwikkelen van een investeringsproject.

Voor het voorbereiden of ontwikkelen van een investeringsproject wordt wel getoetst of het investeringsproject voldoet aan de voorwaarden van de Agvv voor milieu-investeringen. De maximale subsidie is opgehoogd naar 80%. Dit is de maximale steun die een kleine onderneming mag ontvangen.

 

Onderdeel K

 

In dit onderdeel zijn, naast een aantal inhoudelijke wijzigingen, ook redactionele wijzigingen aangebracht. Paragraaf 2.5 Innovatie (haalbaarheidsstudies en pilots) is in zijn geheel vervangen door een nieuwe paragraaf 2.5 Innovatie (haalbaarheidsstudies en experimentele ontwikkeling).

 

Het onderdeel c voorbereiden van een innovatieproject, vervalt. De activiteiten onder dit onderdeel hadden te veel overlap met het onderdeel a haalbaarheidsstudie voor een innovatieproject. Belangrijke voorwaarde van de subsidie was dat het wordt aangevraagd door een projectmatig samenwerkingsverband. Dit zorgde voor extra regeldruk omdat elke medeaanvrager getoetst moest worden aan de voorwaarden vanuit de Reguliere de-minimisverordening. Voor onderdeel a haalbaarheidsstudie volstaat het dat de aanvrager een kleine- of middelgrote onderneming is die gevestigd is in de provincie Utrecht. Voor dit onderdeel is de maximale subsidie opgehoogd naar € 25.000,-. Wel geldt een lager maximaal subsidiepercentage afhankelijk van de onderneming die het aanvraagt. In lijn met de voorwaarden van artikel 25 van de Agvv geldt een maximum van 70% indien de aanvraag door een kleine onderneming wordt ingediend. Ook zijn de eigen uren van de aanvrager subsidiabel.

 

Onderdeel L

 

In dit onderdeel zijn, naast één inhoudelijke wijziging een aantal redactionele wijzigingen aangebracht. Paragraaf 2.6 Investeringsregeling hernieuwbare elektriciteit is in zijn geheel vervangen.

 

Onderdeel c, het technisch oplossen van belemmeringen door netcongestie komt te vervallen. In plaats daarvan is een nieuwe paragraaf 2.7 Investeringsregeling voor oplossingen bij netcongestie en voor lokale distributie van elektriciteit toegevoegd aan de UsET.

 

Aan aanvragers van subsidie voor voor het constructief versterken van een dak of gevel, de aanschaf van lichtgewicht PV-panelen of het verwijderen van asbesthoudende dakbedekking ,wordt niet meer gevraagd om de volgende gegevens als aparte bijlage mee te sturen:

  • -

    een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • -

    de doelen die worden nagestreefd en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

  • -

    een overzicht van de kosten en inkomsten die nodig zijn om de beschreven activiteiten uit te voeren;

  • -

    een begroting;

  • -

    een sluitend dekkingsplan van de kosten;

  • -

    de actuele stand van het (eigen) vermogen.

Onderdeel M

 

Paragraaf 2.7 Investeringsregeling voor oplossingen bij netcongestie en voor lokale distributie van elektriciteit is toegevoegd aan de UsET. De subsidiemogelijkheden die geboden werden onder de vorige versie van de UsET in paragraaf 2.6 zijn verder uitgewerkt in twee hoofdonderdelen:

  • -

    oplossingen bij netcongestie in de eigen bedrijfsvoering;

  • -

    het realiseren van een slim lokaal distributiesysteem.

Oplossingen bij netcongestie in de eigen bedrijfsvoering

De oplossingen voor netcongestie beperken zich tot investeringen in installaties voor de opslag van elektriciteit (batterijen), productie- en opslag van waterstof of warmte. In alle gevallen gaat het om energie uit een hernieuwbare bron. Investeringen in batterijen zijn alleen mogelijk indien de batterijen onderdeel vormen van een gecombineerd systeem met installaties waarmee elektriciteit uit een hernieuwbare bron opgewekt kan worden. Om te voldoen aan Europese staatssteunregels moeten de batterijen in staat zijn ten minste 75% van de opgewekte elektriciteit op te slaan.

 

Een batterij biedt ondernemers en andere partijen die al geïnvesteerd hebben of van plan zijn te investeren in installaties voor de opwek van hernieuwbare energie (met name uit zon) de mogelijkheid om hun investeringen maximaal te benutten en rendabel te krijgen. Voor sommigen omdat er op piekmomenten (op zonnige dagen) geen elektriciteit terug geleverd mag worden. Ook voor ondernemers die piekmomenten hebben bij afname van elektriciteit die hun gecontracteerde capaciteit dreigen te overschrijden, kunnen baat hebben bij een batterij. In beide gevallen kan opgewekte energie op een ander momenten worden teruggeleverd aan het net of ingezet worden binnen het bedrijf.

 

Naast het opslaan van energie in een batterij (elektronen) kan energie ook tijdelijk worden opgeslagen in andere energiedragers (moleculen). Hoewel waterstof projecten nog in ontwikkeling zijn biedt de UsET de mogelijkheid voor kleinschalige productie en opslag van waterstof.

 

Het realiseren van een slim lokaal distributiesysteem

Steeds meer inwoners en bedrijven wekken hernieuwbare energie op. Met name uit zon maar ook uit windenergie. De opgewekte energie wordt niet altijd gebruikt als de zon schijnt of als de wind waait. Daarom wordt het steeds belangrijker om slimmer en flexibeler om te gaan met de opgewekte energie, ook omdat het elektriciteitsnet overbelast raakt. Het slimmer maken kan door het gebruik van een energiemanagementsysteem eventueel gecombineerd met opslag zoals een buurtbatterij die door groepen van bedrijven en inwoners kan worden gebruikt om opwek, opslag, conversie (omzetten van elektriciteit in een andere energiedrager zoals waterstof) en gebruik op elkaar af te stemmen. Daarmee kan het elektriciteitsnet effectiever worden gebruikt.

Naar boven