Provinciaal blad van Zeeland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2024, 3864 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2024, 3864 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van Provinciale Staten van Zeeland houdende wijziging van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Zeeland
Besluit van Provinciale Staten van Zeeland van 15 maart 2024, 399874, houdende wijziging van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Zeeland.
Provinciale Staten van Zeeland,
Besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Zeeland.
In het tweede lid van artikel 1.6 wordt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, na onderdeel c een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.10 wordt gewijzigd als volgt:
investeringen in grootschalige infrastructuur die geen deel uitmaken van de strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling beschreven in artikel 32 van verordening 2021/1060, met uitzondering van investeringen in breedbandinfrastructuur en van preventieve acties tegen overstromingen ter bescherming van de kust, die gericht zijn op inperking van de gevolgen van mogelijke natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen;
In het vijfde lid van artikel 1.21 wordt “of verleningsbeschiking” vervangen door: of de verleningsbeschikking.
Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling
Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit
Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan
Een integraal gebiedsplan zoals bedoeld in artikel 2.6.1, bestaat uit minimaal één van de volgende maatregelen:
Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband
Artikel 2.6.5 Aanvraagvereisten
Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden
Artikel 2.6.7 Berekening subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten, als bedoeld in artikel 1.8, worden berekend op basis van artikel 1.9a.
Artikel 2.6.8 Niet subsidiabele kosten
Kosten van investeringen van € 2.000.000 of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren, komen niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 2.6.10 Selectiecriteria
In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger verplicht om de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.
Artikel 2.6.12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag
Indien subsidie verstrekt is voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, bevat een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag, in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18, 1.20 en 1.21 een opgave van de gerealiseerde resultaten.
Paragraaf 2.10 komt te luiden:
Paragraaf 10 Kennis en informatie
Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteit
Artikel 2.10.3 Aanvraagvereisten
De aanvraag bevat, in aanvulling op artikel 1.6:
Artikel 2.10.4 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.10 wordt geen subsidie verstrekt voor:
Artikel 2.10.5 Subsidiepercentage
Artikel 2.10.6 Selectie en rangschikking
In afwijking van artikel 1.17 verstrekken Gedeputeerde Staten geen voorschot.
Artikel 2.10.8 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag
De Toelichting behorende bij de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Zeeland wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting op artikel 1.7, vierde en vijfde lid, komt te luiden:
Uit deze leden volgt dat in een interventie kan worden bepaald dat op subsidieverstrekkingen een lichter arrangement wordt toegepast om op die manier de lasten te beperken. Het zal daarbij gaan om subsidies waarbij sprake is van geringe risico’s (blijkend uit een risicoanalyse), bijvoorbeeld vanwege de bekendheid van of ervaring met de subsidieontvanger in het verleden.
De toelichting op paragraaf 6 komt te luiden:
Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling
Hoewel Nederland een relatief kleine oppervlakte heeft, kent het een grote verscheidenheid in onder meer geografische omstandigheden en landgebruik. Daardoor verschillen de gebieden in Nederland significant qua uitdagingen en kansen voor de landbouw, milieu, biodiversiteit en potentiële bijdrage aan de klimaatopgaven. Zo verdienen de hoge uitspoelings- en droogtegevoelige zandgronden een andere aanpak dan de akkerbouwkleigebieden, de gebieden met een hoge veedichtheid en gebieden nabij stedelijke agglomeraties.
Het gaat om gebieden die een logische eenheid vormen qua vergelijkbare geografische omstandigheden, uitdagingen en identiteit, en waar draagvlak ontstaat om deze uitdagingen gezamenlijk op te pakken en de synergiekansen daarbij te benutten. Het gaat om uitdagingen binnen de gebiedsopgaven die aansluiten op de geprioriteerde GLB-doelen.
Deze interventie dient om in te kunnen spelen op de behoefte aan maatwerk voor de eigen context van gebieden en waar naar verwachting een meerjarige programmatische aanpak meerwaarde biedt. Het uitganspunt is dat met elkaar samenhangende en afgestemde activiteiten met een actieve rol van een samenwerkingsverband effectiever zijn aan te pakken dan als losstaande projecten. Een programmatische aanpak verlaagt ook de afhankelijkheid van andere projectgerichte GLB-steunmogelijkheden via openstellingen, die vaak maar eens per jaar plaatsvinden en lange doorlooptijden kennen, waardoor tijd- en momentumverlies wordt voorkomen.
Een samenwerkingsverband dat een breed gedragen integraal gebiedsplan kan uitvoeren en een integraal gebiedsplan zelf is in veel gebieden niet aanwezig. Daarom wordt ook steun verleend voor de oprichting van een samenwerkingsverband en het opstellen van het integraal gebiedsplan.
Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan zijn met deze interventie acties mogelijk zoals niet-productieve investeringen voor inrichtings- en herstelmaatregelen ten behoeve van doelen voor milieu (water, bodem en lucht), biodiversiteit en klimaat, kennisoverdracht, samenwerking voor innovatie en productieve investeringen ten behoeve van modernisering van landbouwbedrijven voor verwezenlijking van het integrale gebiedsplan.
Door gebruik te maken van een samenwerkingsverband met een mandaat om binnen de kaders van een goedgekeurd gebiedsplan voor meerdere jaren diverse acties te steunen, ontstaat meer inspraak, draagvlak en gebundelde energie voor de uitvoering vanuit het gebied zelf.
Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) brengt de opgaven op het gebied van water, natuur, stikstof en klimaat samen. Rijk en provincies stellen per gebied doelen voor natuur, stikstof, water en klimaat. De provinciale plannen moeten in Q2 2023 gereed zijn.
Elk project zal duidelijk moeten maken hoe het project bijdraagt aan de doelen klimaat, water of biodiversiteit, maar hoe ook het project bijdraagt aan de opgaven zoals nitraat en stikstof. Steun voor voorbereiding van integrale gebiedsontwikkeling, dat wil zeggen voor het opstellen van een integraal gebiedsplan, met een gebiedsorganisatie en draagvlak in het gebied, leidt niet automatisch tot steun voor de uitvoering integrale gebiedsontwikkeling.
Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit
Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan, door een samenwerkingsverband in de vorm van een operational group, kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:
Agrarische beheersactiviteiten (management) gerelateerd aan nieuwe (bv. niet-productieve investeringen gerealiseerd gedurende dit project) gedurende de periode van dit project (dubbelfinanciering met het Anlb wordt voorkomen). Hiervoor worden de bedragen van de verschillende beheerpakketten uit het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer gehanteerd.
Investeringen die in het kader van het gebiedsplan uitgevoerd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld (niet limitatief) investeringen ten behoeve van de bodemverbetering, precisie landbouw, watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen/agroforestry, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers, plasdras sloten.
Subsidie kan worden aangevraagd voor het oprichten van het nieuwe samenwerkingsverband, het (laten) opstellen van een gebiedsplan en de voorbereiding voor het realiseren van het plan. De aanvraag kan worden gedaan door een initiatiefnemer namens het beoogde samenwerkingsverband voor het gebied.
De volgende specifieke GLB-doelstellingen staan centraal in deze paragraaf:
Biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap (SO6): Meer en herstel biodiversiteit (soorten en habitatten en daarmee ook landschappen) in landbouwgebieden, door middel van verandering in bedrijfsvoering; Landbouw zo ingericht dat ecosysteemdiensten (producerende en regulerende) geleverd kunnen worden; Instandhouding en herstel van (cultuur)landschappen.
De begunstigden zijn de initiatiefnemer(s) voor de samenwerking en het opstellen van een integraal gebiedsplan. Initiatiefnemers kunnen zijn:
Artikel 2.6.3 Aanvraagvereisten
derde lid, onder e (resultaatindicatoren)
Bij de resultaatindicatoren gaat het om de volgende indicatoren:
r16 het aantal landbouwbedrijven dat een investering heeft gedaan gericht op klimaatadaptatie of klimaatmitigatie;
r26 het aantal landbouwbedrijven dat een investering heeft gedaan gericht op de zorg voor natuurlijke hulpbronnen;
r32 het aantal landbouwbedrijven dat en investering heeft gedaan gericht op biodiversiteit;
r27 Het aantal uitgevoerde niet-productieve investeringen buiten landbouwbedrijven.
Deze indicatoren zijn ook van belang bij voortgangsverslagen en deelbetalingen (artikel 2.6.9) en het eindverslag (artikel 2.6.10).
eerste lid, onder a (voorbereiding)
De totale subsidie voor de voorbereidende activiteiten betreft een bedrag van maximaal € 40.000dat wordt toegekend aan initiatiefnemers die voldoen aan de subsidiecriteria. De subsidie is bedoeld voor alle kosten t.b.v. het opstellen (of updaten) van het gebiedsplan, het mobiliseren van de partijen uit het gebied en het samenstellen (of actualiseren) van een samenwerkingsverband die de uitvoering van het plan in de 2e fase op zich kan nemen. Het gaat dan vooral om kosten voor het organiseren van bijeenkomsten, studies, adviseurs, communicatie, personeelskosten. Uitgesloten zijn kosten voor uitvoering van het plan.
De prestatie is een gebiedsplan, een uitwerking van het beoogde samenwerkingsverband en een begroting van het beoogde project.
De hoogte van de subsidie voor een project bedraagt de optelsom van de per product of activiteit, bepaalde respectievelijk berekende bedragen, waarbij de kosten voor samenwerking (coördinatie, samenwerking en planvorming, monitoring en intekenen van percelen en landschapselementen) niet meer mogen bedragen dan 25% van de totale kosten.
In de toelichting op paragraaf 7, onder Algemeen, komt de tekst bij het tweede bolletje te luiden:
In de toelichting op artikel 2.7.2 wordt “het publiekrechtelijk rechtspersoon dat” vervangen door: de publiekrechtelijke rechtspersoon die.
De toelichting op paragraaf 10 komt te luiden:
Paragraaf 10 Kennis en informatie
De transitie van de landbouw naar een duurzamere variant voltrekt zich niet vanzelf. Om de doelen te bereiken zoals aangegeven in de Green Deal, en zoals voor de landbouw nader vertaald in de strategieën Farm2Fork en Biodiversiteit, moet deze transitie worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Uiteindelijk staat of valt dat met de beslissingen die aan de keukentafel genomen worden. Deze paragraaf “Kennis en informatie” voorziet in de behoefte om via kennisverspreiding, bewustwording en informatie ondernemers te ondersteunen in deze transitie. Hiervoor moeten de adviezen wel integraal zijn (meerdere onderwerpen in hun samenhang beschouwend) en toegespitst op de specifieke omstandigheden van het landbouwbedrijf. Agrarische ondernemers leren op verschillende manieren. In deze interventie Kennis en informatie wordt maatwerk per doelgroep nagestreefd om zo de effectiviteit zo groot mogelijk te maken.
Nederland heeft een adviessysteem dat bestaat uit veel verschillende private partijen. Dit in tegenstelling tot veel andere lidstaten. In artikel 15 van verordening 2021/2115 wordt de ruimte gegeven om aan de voorwaarde van een onpartijdig adviessysteem te voldoen met private adviesdiensten. De interventie Kennis en informatie is er op gericht om private partijen in te zetten om met gerichte kennis via projecten, bij te dragen aan de doelen van het GLB. Deze interventie richt zich door de aard ervan op meerdere specifieke GLB-doelen en de daarvan afgeleide behoeften die in het Nationaal Strategisch Plan (NSP) prioriteit verdienen.
Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteit
Het gaat om steun voor activiteiten gericht op meerdere landbouwers tegelijk, waarmee de doelgroep van het project bedoeld wordt.
De activiteiten hebben een collectief karakter, maar als onderdeel hiervan kunnen individuele activiteiten (zoals ondernemerscoaching) aan meerdere landbouwers tegelijk worden opgenomen in het project. Het gaat met name om activiteiten gericht op landbouwers, zoals trainingen, workshops, ondernemerscoaching, voorlichtingsacties en demonstratieprojecten. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om landbouwers te informeren over nieuwe, maar bestaande, kennis en innovaties in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector.
De kennis die wordt overgedragen betreft bestaande kennis over innovaties die nog niet breed aanwezig is bij een bredere groep van landbouwers. Een project kan enkel gericht zijn op het delen van bestaande kennis over innovaties om deze innovaties verder te brengen en is daarmee niet gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis. Tegelijk kan een project ook geen deel uitmaken van reguliere programma’s en leergangen uit het reguliere onderwijs (MBO-, HBO-, en WO-onderwijs).
Bij demonstratieprojecten nemen landbouwers zelf het initiatief voor de aanvraag om subsidie waarbij het de bedoeling is dat zij het eigen landbouwbedrijf beschikbaar stellen voor de demonstratieactiviteiten.
Inhoudelijk moeten de kennisoverdrachtactiviteiten aansluiten bij de Europese doelstellingen van het GLB 2023-2027, deze zijn terug te vinden in artikel 6 van verordening 2021/2115.
Met een kennisaanbieder wordt bedoeld: degene die de kennisoverdracht verstrekt en faciliteert aan landbouwers.
Met demonstratieprojecten op het eigen landbouwbedrijf wordt bedoeld dat het bedrijf van een landbouwer moet worden ingezet als locatie voor het uitvoeren van het demonstratieproject. De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt dienen plaats te vinden op het landbouwbedrijf waarvan de landbouwer dan tevens de aanvragende partij voor de subsidie voor het demonstratieproject is.
Artikel 2.10.4 Niet subsidiabele kosten
Ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe kennis wordt bedoeld dat geen subsidie wordt verstrekt voor de ontwikkelingen van bijvoorbeeld nieuwe opleidingen, trainingen en cursussen. Tevens zijn kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma's of leergangen binnen het reguliere onderwijs (MBO-, HBO- en WO-onderwijs) niet subsidiabel.
Artikel 2.10.6 Selectie en rangschikking
In het projectplan dient het doel van het project helder te worden beschreven: de toename van kennis en bewustwording, het effect dat voor landbouwers gerealiseerd wordt in de aanpassing van de bedrijfsvoering en de investeringen die worden gedaan en het effect op het gebied van duurzaamheid op bedrijfs- en of gebiedsniveau. Op basis van dit doel dient de mix van activiteiten te worden bepaald, waarmee de haalbaarheid van het behalen van de doelstelling zo groot mogelijk is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-3864.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.