Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 5 maart 2024, nr. 2213441/2213443, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011

 

Overwegende dat het wenselijk is de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 te wijzigen in verband met het openstellen van paragraaf 6 en 7;

 

Besluiten:

Artikel I  

 

De Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1.17, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken ambtshalve een voorschot zoals bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116, tenzij in het openstellingsbesluit anders is bepaald.

B

 

Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling komt te luiden:

 

Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

 

Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit

 

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan;

    • b.

      het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als het project betrekking heeft op ten minste één van de volgende doelen:

    • a.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • b.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • c.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen;

Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan

 

Een integraal gebiedsplan als bedoeld in artikel 2.6.1, bestaat uit minimaal één van de volgende maatregelen:

 

  • a.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.2.2;

  • b.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.3.1;

  • c.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.4.1;

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.5.2 dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 2.6.3 Aanvrager

 

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, kan worden verstrekt aan de initiatiefnemer van een samenwerkingsverband in oprichting.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, kan worden verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband.

Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband

 

  • 1.

    Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.6.3 bestaat tenminste uit twee actoren waarvan tenminste één landbouwer.

  • 2.

    Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder als bedoeld in artikel 2.10.2.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.2, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:

    • a.

      de deelnemende partijen in het samenwerkingsverband;

    • b.

      het minimale aantal bij het samenwerkingsverband betrokken partijen.

Artikel 2.6.5 Aanvraagvereisten

 

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.6 bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a:

    • a.

      een korte beschrijving van het beoogde gebied, de uitdagingen waar het gebied voor staat en een visie voor de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem, lucht of biodiversiteit;

    • b.

      een korte beschrijving van de organisatiestructuur van het beoogde samenwerkingsverband waaronder de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partners om tot een integraal gebiedsplan te komen;

    • c.

      een beschrijving welke mogelijke tegenstrijdige effecten die bij de uitvoering van het integrale gebiedsplan zouden kunnen optreden en welke beheermaatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen;

    • d.

      een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken, waaronder het nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.6 bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, een integraal gebiedsplan met:

    • a.

      een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied;

    • b.

      een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd;

    • c.

      aangetoond draagvlak uit het gebied;

    • d.

      een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan;

    • e.

      een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband;

    • f.

      een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan;

    • g.

      een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project;

    • h.

      een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd.

Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden

 

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaand samenwerkingsverband.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaande samenwerking, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor de reeds bestaande samenwerking.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a en b, geweigerd indien het gebiedsplan betrekking heeft op Natura 2000 gebieden of veenweidegebieden.

Artikel 2.6.7 Berekening subsidiabele kosten

 

Subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 1.8, worden berekend op basis van artikel 1.9a.

 

Artikel 2.6.8 Niet subsidiabele kosten

 

Kosten van investeringen van € 2.000.000 of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren, komen niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 2.6.9 Hoogte subsidie

 

  • 1.

    De subsidie voor activiteiten, bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000.

  • 2.

    De subsidie voor activiteiten, bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, bedraagt:

    • a.

      40% van de kosten voor investeringen, bedoeld in artikel 2.6.2, onder a;

    • b.

      100% van de kosten van investeringen, niet gericht op het watersysteem, bedoeld in artikel 2.6.2, onder b;

    • c.

      70% van de kosten voor investeringen, gericht op het watersysteem, bedoeld in artikel 2.6.2, onder b;

    • d.

      70% van de kosten voor investeringen, die alleen bijdragen aan waterkwantiteit, bedoeld in artikel 2.6.2, onder c;

    • e.

      100% van de kosten voor investeringen, die niet alleen bijdragen aan waterkwantiteit, bedoeld in artikel 2.6.2, onder c;

    • f.

      80% van de kosten voor kennisoverdrachtsactiviteiten, bedoeld in artikel 2.6.2, onder d;

    • g.

      100% van de kosten voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling, bedoeld in artikel 2.6.2, onder e;

    • h.

      100% van de kosten voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties, bedoeld in artikel 2.6.2, onder f;

    • i.

      100% van de kosten voor draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten, bedoeld in artikel 2.6.2, onder h.

  • 3.

    De subsidie voor de kosten, genoemd in het tweede lid, onder f tot en met i, bedraagt maximaal 25% van de totale verstrekte subsidie.

Artikel 2.6.10 Selectiecriteria

 

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie, bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied;

    • b.

      mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren;

    • c.

      de voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband;

    • d.

      de haalbaarheid van de activiteiten.

  • 2.

    Aanvragen die voor subsidie, bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen;

    • b.

      diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen;

    • c.

      draagvlak voor het gebiedsplan;

    • d.

      effectiviteit van de activiteit;

    • e.

      efficiëntie van uitvoering van de activiteit;

    • f.

      haalbaarheid van de activiteit;

    • g.

      mate van urgentie van de activiteit.

Artikel 2.6.11 Verplichting

 

In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger verplicht om de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.

 

Artikel 2.6.12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag

 

Indien subsidie verstrekt is voor activiteiten, bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b, bevat een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag, in aanvulling op de artikelen 1.16, 1.18, 1.20 en 1.21 een opgave van de gerealiseerde resultaten.

 

C

 

In artikel 2.1.6, onder c, artikel 2.2.6, onder c, en artikel 2.3.4 wordt “geen extra punt wordt toegekend” telkens vervangen door "geen extra punten worden toegekend”.

 

D

 

In artikel 2.1.8, derde lid, artikel 2.2.8, derde lid, en artikel 2.3.8, derde lid, wordt voor “een extra punt” telkens ingevoegd “ten minste”.

 

E

 

Artikel 2.7.5 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Indien Gedeputeerde Staten de kosten bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, in het openstellingsbesluit subsidiabel hebben gesteld, overlegt de aanvrager de opdrachtbevestiging indien sprake is van kosten als bedoel in artikel 1.8, onder e.

F

 

Artikel 2.7.6 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • 2.

    Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

    • 2.

      In het openstellingsbesluit kan, in afwijking van artikel 1.10, onder c en e, worden bepaald dat de volgende kosten van handelingen ter voorbereiding van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd voor subsidie in aanmerking komen:

      • a.

        kosten voor het voorbereiden, opstellen of indienen van de aanvraag;

      • b.

        legeskosten.

  • 3.

    Kosten als bedoeld in het tweede lid komen voor subsidie in aanmerking indien de handelingen zijn verricht en, indien van toepassing, daartoe opdracht is verleend binnen een in het openstellingsbesluit vastgelegde termijn, doch uiterlijk één jaar voordat de subsidieaanvraag is ingediend.

G

 

Paragraaf 10 Kennis en informatie komt te luiden:

 

Paragraaf 10 Kennis en informatie

 

Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteit

 

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      trainingen, workshops, coaching, voorlichtingsacties en demonstratieactiviteiten aan groepen van landbouwers;

    • b.

      kennisoverdracht in de vorm van een demonstratieproject door een landbouwer op het eigen landbouwbedrijf.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:

    • a.

      ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers;

    • b.

      vergroten van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven door meer aandacht voor onderzoek, nieuwe technologieën of digitalisering;

    • c.

      ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;

    • d.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • e.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • f.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen;

    • g.

      aantrekken en behouden van jonge landbouwers of nieuwe landbouwers of bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

    • h.

      bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, sociale inclusie of lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden;

    • i.

      inspelen op maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van voedsel en gezondheid of vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn of bestrijding van antimicrobiële resistentie.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2 kunnen Gedeputeerde Staten in het openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:

    • a.

      de doelgroep waarop de activiteit gericht is;

    • b.

      het minimale aantal deelnemende landbouwers.

Artikel 2.10.2 Aanvrager

 

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a kan worden verstrekt aan een kennisaanbieder of een samenwerkingsverband van kennisaanbieders.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder b, kan worden verstrekt aan een landbouwer of een samenwerkingsverband van landbouwers.

Artikel 2.10.3 Aanvraagvereisten

 

De aanvraag bevat, in aanvulling op artikel 1.6:

 

  • a.

    een omschrijving waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders en over middelen om de activiteit succesvol uit te kunnen voeren;

  • b.

    een opgave van het verwachte aantal deelnemende landbouwers.

Artikel 2.10.4 Niet subsidiabele kosten

 

In aanvulling op artikel 1.10 wordt geen subsidie verstrekt voor:

 

  • a.

    de ontwikkeling van nieuwe kennis;

  • b.

    kennisaanbod dat deel uitmaakt van reguliere programma's of leergangen in het middelbaar- of hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs;

  • c.

    eigen uren door landbouwers om als deelnemer aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 2.10.5 Subsidiepercentage

 

  • 1.

    De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a, bedraagt 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder b, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 2.10.6 Selectie en rangschikking

 

  • 1.

    Voor selectie en rangschikking van aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden de volgende selectiecriteria gehanteerd:

    • a.

      mate van effectiviteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten besluiten tevens de mate van innovatie als selectiecriterium te hanteren.

Artikel 2.10.7 Voorschot

 

In afwijking van artikel 1.17 verstrekken Gedeputeerde Staten geen voorschot.

 

Artikel 2.10.8 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag

 

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 1.16 en 1.18 bevat een voortgangsverslag en deelbetalingsverzoek het totaal aantal deelnemers tot dan toe.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.19 is de subsidieontvanger verplicht om na afloop van de activiteiten te rapporteren over het totaal aantal deelnemers.

  • 3.

    In aanvulling op de artikelen 1.20 en 1.21 is de subsidieontvanger verplicht te rapporteren over het totaal aantal deelnemers.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Haarlem, 5 maart 2024

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter

M. van Kuijk, provinciesecretaris

Toelichting behorende bij de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027

De Toelichting behorende bij de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 wordt als volgt gewijzigd:

 

ARTIKEL I

 

A

 

Paragraaf 6 komt te luiden:

 

Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

 

Achtergrond

 

Deze interventie dient om in te kunnen spelen op de behoefte aan maatwerk voor de eigen context van gebieden en waar naar verwachting een meerjarige programmatische aanpak meerwaarde biedt. Het uitgangspunt is dat met elkaar samenhangende en afgestemde activiteiten met een actieve rol van een samenwerkingsverband effectiever zijn aan te pakken dan als losstaande projecten. Een programmatische aanpak verlaagt ook de afhankelijkheid van andere projectgerichte GLB-steunmogelijkheden via openstellingen, die vaak maar eens per jaar plaatsvinden en lange doorlooptijden kennen, waardoor tijd- en momentumverlies wordt voorkomen.

 

Een samenwerkingsverband dat een breed gedragen integraal gebiedsplan kan uitvoeren en een integraal gebiedsplan zelf is in veel gebieden niet aanwezig. Daarom wordt ook steun verleend voor de oprichting van een samenwerkingsverband en het opstellen van het integraal gebiedsplan.

 

Door gebruik te maken van een samenwerkingsverband met een mandaat om binnen de kaders van een goedgekeurd gebiedsplan voor meerdere jaren diverse acties te steunen, ontstaat meer inspraak, draagvlak en gebundelde energie voor de uitvoering vanuit het gebied zelf.

 

Elk project zal duidelijk moeten maken hoe het project bijdraagt aan de doelen klimaat, water of biodiversiteit, maar hoe ook het project bijdraagt aan de opgaven zoals nitraat en stikstof. Steun voor voorbereiding van integrale gebiedsontwikkeling, dat wil zeggen voor het opstellen van een integraal gebiedsplan, met een gebiedsorganisatie en draagvlak in het gebied, leidt niet automatisch tot steun voor de uitvoering integrale gebiedsontwikkeling.

 

Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit

 

Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan zijn met deze interventie acties mogelijk zoals niet-productieve investeringen voor inrichtings- en herstelmaatregelen ten behoeve van doelen voor milieu (water, bodem en lucht), biodiversiteit en klimaat, kennisoverdracht, samenwerking voor innovatie en productieve investeringen ten behoeve van modernisering van landbouwbedrijven voor verwezenlijking van het integrale gebiedsplan.

 

Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan, door een samenwerkingsverband in de vorm van een operational group, kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:

  • -

    Het organiseren van bijeenkomsten voor kennisdeling en bewustwording voor draagvlak in het gebied ten behoeve van de opgave in het gebied en de te bereiken doelen (klimaat, water, bodem en/of lucht) zoals opgenomen in het plan;

  • -

    De voorbereiding en uitvoering van eventuele ruilverkaveling voor de realisatie van de doelen;

  • -

    De realisatie van specifieke productieve en niet-productieve investeringen die bijdragen aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem en/of lucht, biodiversiteit en landschap zoals opgenomen in het integrale gebiedsplan;

  • -

    Het ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan (als operational group in het EIP);

  • -

    Proces, administratie en verantwoording. Monitoring en evaluatie (en eventuele bijsturing).

Investeringen die in het kader van het gebiedsplan uitgevoerd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld (niet limitatief) investeringen ten behoeve van de bodemverbetering, precisie landbouw, watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen/agroforestry, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers, plasdras sloten.

 

Voorbereiding

 

Subsidie kan worden aangevraagd voor het oprichten van het nieuwe samenwerkingsverband, het (laten) opstellen van een gebiedsplan en de voorbereiding voor het realiseren van het plan. Dit betekent dat na afloop van de activiteit aangetoond moet worden dat er een samenwerkingsverband is opgericht én een plan is opgesteld. De aanvraag kan worden gedaan door een initiatiefnemer namens het beoogde samenwerkingsverband voor het gebied.

 

Uitvoering

 

Subsidie kan worden verleend aan voor de uitvoering van het gebiedsplan aan nieuwe samenwerkingsverbanden en aan bestaande samenwerkingsverband als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband.

 

Specifieke GLB-doelstellingen

 

De volgende specifieke GLB-doelstellingen staan centraal in deze paragraaf:

 

  • a.

    Klimaat (SO4): Lagere broeikasgasemissies en grotere koolstofvastlegging; Lagere ecologische, economische schade en waterkwantiteit (klimaatadaptatie);

  • b.

    Natuurlijke hulpbronnen (SO5): Betere chemische en biologische waterkwaliteit; Landbouwbodems (bodemkwaliteit): naar een sterkere natuurlijke weerbaarheid en waterleverend vermogen van de bodem; Betere luchtkwaliteit (terugdringen emissies van stikstof, geurstoffen en fijnstof);

  • c.

    Biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap (SO6): Meer en herstel biodiversiteit (soorten en habitatten en daarmee ook landschappen) in landbouwgebieden, door middel van verandering in bedrijfsvoering; Landbouw zo ingericht dat ecosysteemdiensten (producerende en regulerende) geleverd kunnen worden; Instandhouding en herstel van (cultuur)landschappen.

Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan

 

Een integraal gebiedsplan kan bestaan uit verschillende onderdelen:

 

  • a.

    Productieve investeringen in landbouwbedrijven voor klimaat, bodem, water, lucht en biodiversiteit (investeringen als bedoeld in artikel 2.2.2);

  • b.

    Inrichtingsmaatregelen op landbouwbedrijven (investeringen als bedoeld in artikel 2.3.1);

  • c.

    Inrichtingsmaatregelen buiten landbouwbedrijven (investeringen als bedoeld in artikel 2.4.1);

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisdeling, bewustwording en draagvlakontwikkeling;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of

De hierboven onderdelen zijn limitatief, maar niet cumulatief. Het is niet verplicht om alle onderdelen op te nemen in het gebiedsplan.

 

Artikel 2.6.3 Aanvrager

 

De subsidie voor het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan kan aangevraagd worden door de initiatiefnemer van het integraal gebiedsplan.

 

Initiatiefnemers kunnen zijn:

 

  • -

    landbouwers,

  • -

    grondeigenaren,

  • -

    grondgebruikers,

  • -

    landbouworganisaties,

  • -

    natuur- en landschapsorganisaties,

  • -

    provincies,

  • -

    waterschappen,

  • -

    gemeenten, en

  • -

    overige natuurlijke- of rechtspersonen

De subsidie voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan kan worden aangevraagd door de penvoerder van het samenwerkingsverband dat het gebiedsplan gaat uitvoeren. De penvoerder moet gemachtigd zijn door alle deelnemers om het plan uit te voeren.

 

Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband

 

Aan een samenwerkingsverband moet minimaal één landbouwer deelnemen.

 

In een openstellingsbesluit kunnen nadere voorwaarden aan het samenwerkingsverband worden verbonden. De nadere voorwaarden kunnen betrekking hebben op het aantal deelnemende partijen, maar ook op het type deelnemende partij. In een openstellingsbesluit kan bijvoorbeeld worden bepaald dat naast een landbouwer ook een terrein beherende organisatie moet deelnemen.

 

Artikel 2.6.5 Aanvraagvereisten

 

Governance

 

De governance borgt dat het samenwerkingsverband effectief uitvoering kan geven aan het gebiedsplan. De governance bevat onder andere elementen zoals taken, interne procedures en de inbreng van de deelnemers met hun kwaliteiten. De governance bevat ook de vastlegging van de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners. Het samenwerkingsverband is zo samengesteld dat de verschillende belangen uit het gebied goed zijn vertegenwoordigd.

 

Samenwerkingsovereenkomst

 

In de samenwerkingsovereenkomst wordt onder andere de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners vastgelegd. Verder wordt in de samenwerkingsovereenkomst beschreven welke gebiedspartner namens alle partijen zal optreden als aanvrager (leadpartner). De leadpartner treedt op als contactorganisatie richting de subsidieverstrekker en de bevoegde controleautoriteiten. De leadpartner is tevens verantwoordelijk voor de inrichting van de projectadministratie en het rapporteren over de voortgang van het project conform de voorwaarden zoals gesteld door subsidieverstrekker.

 

Een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied

 

Uit de analyse moet in ieder geval blijken dat de samenwerking op gebiedsniveau en het integraal oppakken van de gebiedsuitdagingen meerwaarde biedt t.o.v. losstaande projecten;

 

Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden

 

Subsidie voor de voorbereidingsfase (het oprichten van nieuwe samenwerkingsverbanden en het laten opstellen van het gebiedsplan) wordt alleen verleend voor nieuwe samenwerkingsverbanden. Wordt de aanvraag ingediend door een al bestaande samenwerking(sverband) dan wordt de subsidie geweigerd.

 

Voor het uitvoeren van het gebiedsplan kan subsidie worden verleend aan nieuwe samenwerkingsverbanden ( die voor het uitvoeren van het gebiedsplan zijn opgericht). Ook kan subsidie worden verleend aan reeds bestaand samenwerkingsverband als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband.

 

Subsidie wordt eveneens niet verstrekt voor Natura 2000gebieden of Veenweidegebieden. Voor die gebieden is de samenwerkingsinterventie voor Natura 2000 en Veenweidegebieden van de Minister van LNV bedoeld.

 

Artikel 2.6.8 Niet subsidiabele kosten

 

De kosten van investeringen in grootschalige infrastructuur komen niet voor subsidie in aanmerking. Investeringen in grootschalige infrastructuur betreffen investeringen van € 2.000.000 of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren.

 

Artikel 2.6.9 Hoogte subsidie

 

De totaal bedrag financiering voor de voorbereidende activiteiten betreft een bedrag van maximaal €40.000 euro dat wordt toegekend aan initiatiefnemers die voldoen aan de subsidiecriteria. De subsidie is bedoeld voor alle kosten t.b.v. het opstellen (of updaten) van het gebiedsplan, het mobiliseren van de partijen uit het gebied en het samenstellen (of actualiseren) van een samenwerkingsverband die de uitvoering van het plan in de 2e fase op zich kan nemen. Het gaat dan vooral om kosten voor het organiseren van bijeenkomsten, studies, adviseurs, communicatie, personeelskosten. Uitgesloten zijn kosten voor uitvoering van het plan.

 

De prestatie is een gebiedsplan, een uitwerking van het beoogde samenwerkingsverband en een begroting van het beoogde project.

 

derde lid

 

De hoogte van de subsidie voor een project bedraagt de optelsom van de per product of activiteit, bepaalde respectievelijk berekende bedragen, waarbij de kosten voor samenwerking (coördinatie, planvorming, monitoring en intekenen van percelen en landschapselementen) en voor kennisoverdracht niet meer mogen bedragen dan 25% van de totale subsidiabele kosten. Dit wordt bij vaststelling van de subsidie berekend.

 

Artikel 2.6.12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag

 

Bij de gerealiseerde resultaten gaat het om de volgende resultaatindicatoren waarover gerapporteerd moet worden:

 

  • -

    het aantal landbouwbedrijven dat een investering heeft gedaan gericht op klimaatadaptatie of klimaatmitigatie;

  • -

    het aantal landbouwbedrijven dat een investering heeft gedaan gericht op de zorg voor natuurlijke hulpbronnen;

  • -

    het aantal landbouwbedrijven dat en investering heeft gedaan gericht op biodiversiteit;

  • -

    het aantal uitgevoerde niet-productieve investeringen buiten landbouwbedrijven.

C

 

Voor de artikelen 2.1.6, 2.1.8, 2.2.6, 2.2.8, 2.3.4 en 2.3.8 wordt in de toelichting toe- of ingevoegd:

 

'[artikelnummer]

Dit artikel maakt het mogelijk dat Gedeputeerde Staten in het openstellingsbesluit kunnen bepalen dat landbouwers met een biologische bedrijfsvoering in de rangschikking een hoger aantal extra punten kunnen krijgen. Deze bonus was beperkt tot één extra punt. De bonus geldt ook voor landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw.'

 

D

 

Aan toelichting van artikel 2.7.5 wordt toegevoegd:

 

'Het tweede lid van artikel 2.7.6 geeft Gedeputeerde Staten de mogelijkheid kosten voor voorbereidende werkzaamheden subsidiabel te stellen. Indien zij hiervan gebruik maken, geldt op grond van het tweede lid van artikel 2.7.5 een extra aanvraagvereiste. Dit is dat de aanvrager opdrachtbevestigingen meestuurt met de aanvraag. Dit geldt uitsluitend in het geval dat er bij de kosten voor voorbereidende werkzaamheden sprake is van kosten derden. Op deze manier is geborgd dat de kosten voldoen aan de voorwaarden zoals vastgelegd in artikel 2.7.6, derde lid.'

 

E

 

De toelichting van artikel 2.7.6 komt te luiden:

 

'Kosten voor voorbereidende werkzaamheden, zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies, zijn niet subsidiabel (zie artikel 1.10, onder c). Legeskosten zijn evenmin subsidiabel (zie artikel 1.10, onder e). Voor projecten onder paragraaf 2.7 wordt het toch mogelijk voor deze kosten subsidie te verstrekken.

 

In het tweede lid is opgenomen welke kosten door deze uitzondering voor subsidie in aanmerking komen. Het gaat om kosten voor het voorbereiden, opstellen of indienen van de aanvraag. Dit betreft algemene kosten die noodzakelijkerwijs worden gemaakt om het projectplan en de begroting te ontwikkelen. Zo kan bijvoorbeeld een bestek worden opgesteld om een onderbouwing te kunnen leveren voor de begroting.

Onder deze kosten vallen die voor adviezen op het gebied van duurzaamheid en die voor haalbaarheidsstudies. Deze kosten dienen samen te hangen met de vraag of het project te realiseren is en noodzakelijk te zijn voor het opstellen van de aanvraag.

 

Ook vallen hieronder kosten voor grond- en andere onderzoeken die samenhangen met een vergunningprocedure, en de bijbehorende leges. Aangezien legeskosten in artikel 1.10 expliciet zijn opgenomen als niet-subsidiabele kosten, zijn ze hier toegevoegd als kostensoort die wel voor subsidie in aanmerking komt.

 

Het gaat bij deze voorbereidende werkzaamheden nadrukkelijk niet om de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, maar om de voorbereiding daarvan. Gelet hierop staat de weigeringsgrond van 1.5 onder i niet in de weg aan verlening van subsidie voor deze kosten.

 

In het openstellingsbesluit kan worden vastgelegd binnen welke termijn voor de aanvraag deze kosten moeten zijn gemaakt. Als dit in het openstellingsbesluit niet is ingevuld, geldt de termijn uit het derde lid: één jaar voordat de subsidieaanvraag is ingediend.'

 

F

 

Paragraaf 10 Kennis en informatie komt te luiden:

 

Paragraaf 10 Kennis en informatie

 

Algemeen

 

De transitie van de landbouw naar een duurzamere variant voltrekt zich niet vanzelf. Om de doelen te bereiken zoals aangegeven in de Green Deal, en zoals voor de landbouw nader vertaald in de strategieën Farm2Fork en Biodiversiteit, moet deze transitie worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Uiteindelijk staat of valt dat met de beslissingen die aan de keukentafel genomen worden. Deze paragraaf “Kennis en informatie” voorziet in de behoefte om via kennisverspreiding, bewustwording en informatie ondernemers te ondersteunen in deze transitie. Hiervoor moeten de adviezen wel integraal zijn (meerdere onderwerpen in hun samenhang beschouwend) en toegespitst op de specifieke omstandigheden van het landbouwbedrijf. Agrarische ondernemers leren op verschillende manieren. In deze interventie Kennis en informatie wordt maatwerk per doelgroep nagestreefd om zo de effectiviteit zo groot mogelijk te maken.

 

Nederland heeft een adviessysteem dat bestaat uit veel verschillende private partijen. Dit in tegenstelling tot veel andere lidstaten. In artikel 15 van verordening 2021/2115 wordt de ruimte gegeven om aan de voorwaarde van een onpartijdig adviessysteem te voldoen met private adviesdiensten. De interventie Kennis en informatie is er op gericht om private partijen in te zetten om met gerichte kennis via projecten, bij te dragen aan de doelen van het GLB. Deze interventie richt zich door de aard ervan op meerdere specifieke GLB-doelen en de daarvan afgeleide behoeften die in het Nationaal Strategisch Plan (NSP) prioriteit verdienen.

 

Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteit

 

Het gaat om steun voor activiteiten gericht op meerdere landbouwers tegelijk, waarmee de doelgroep van het project bedoeld wordt.

 

De activiteiten hebben een collectief karakter, maar als onderdeel hiervan kunnen individuele activiteiten (zoals ondernemerscoaching) aan meerdere landbouwers tegelijk worden opgenomen in het project. Het gaat met name om activiteiten gericht op landbouwers, zoals trainingen, workshops, ondernemerscoaching, voorlichtingsacties en demonstratieprojecten. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om landbouwers te informeren over nieuwe, maar bestaande, kennis en innovaties in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector.

 

De kennis die wordt overgedragen betreft bestaande kennis over innovaties die nog niet breed aanwezig is bij een bredere groep van landbouwers. Een project kan enkel gericht zijn op het delen van bestaande kennis over innovaties om deze innovaties verder te brengen en is daarmee niet gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis. Tegelijk kan een project ook geen deel uitmaken van reguliere programma’s en leergangen uit het reguliere onderwijs (MBO-, HBO-, en WO-onderwijs).

 

Bij demonstratieprojecten nemen landbouwers zelf het initiatief voor de aanvraag om subsidie waarbij het de bedoeling is dat zij het eigen landbouwbedrijf beschikbaar stellen voor de demonstratieactiviteiten.

 

Inhoudelijk moeten de kennisoverdrachtactiviteiten aansluiten bij de Europese doelstellingen van het GLB 2023-2027, deze zijn terug te vinden in artikel 6 van verordening 2021/2115.

 

Artikel 2.10.2 Aanvrager

 

Met een kennisaanbieder wordt bedoeld: degene die de kennisoverdracht verstrekt en faciliteert aan landbouwers.

 

Met demonstratieprojecten op het eigen landbouwbedrijf wordt bedoeld dat het bedrijf van een landbouwer moet worden ingezet als locatie voor het uitvoeren van het demonstratieproject. De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt dienen plaats te vinden op het landbouwbedrijf waarvan de landbouwer dan tevens de aanvragende partij voor de subsidie voor het demonstratieproject is.

 

Artikel 2.10.4 Niet subsidiabele kosten

 

Ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe kennis wordt bedoeld dat geen subsidie wordt verstrekt voor de ontwikkelingen van bijvoorbeeld nieuwe opleidingen, trainingen en cursussen. Tevens zijn kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma's of leergangen binnen het reguliere onderwijs (MBO-, HBO- en WO-onderwijs) niet subsidiabel.

 

Artikel 2.10.6 Selectie en rangschikking

 

In het projectplan dient het doel van het project helder te worden beschreven: de toename van kennis en bewustwording, het effect dat voor landbouwers gerealiseerd wordt in de aanpassing van de bedrijfsvoering en de investeringen die worden gedaan en het effect op het gebied van duurzaamheid op bedrijfs- en of gebiedsniveau. Op basis van dit doel dient de mix van activiteiten te worden bepaald, waarmee de haalbaarheid van het behalen van de doelstelling zo groot mogelijk is.

Naar boven