Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2024, 3642 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2024, 3642 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zevende wijziging van de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1.1 Begripsomschrijvingen en toepassingsbereik
Artikel 1.1.1 Algemene begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A02014R0651-20230701 AGVV : Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);
https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR386711 AsG : Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;
Awb : Algemene wet bestuursrecht;
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:L_202302831 De-minimisverordening : Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L, 2023/2831);
directe arbeidskosten: kosten van niet in loondienst verrichte arbeid als ZZP-er of als directeur-grootaandeelhouder;
directe loonkosten: totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten (werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet) en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;
experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 86, van de AGVV;
industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 85, van de AGVV;
innovatie: proces waarbij kennis en technologie worden samengebracht met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke processen ten opzichte van wat al op de markt beschikbaar is;
kosten van derden: kosten voor het uitbesteden van diensten en het inlenen van personeel voor de subsidiabele activiteit;
kosten van materialen: kosten voor verbruiksgoederen;
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32022R2472 LVV : Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag over de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327/1);
MKB-onderneming: kleine, middelgrote en micro-ondernemingen als bedoeld in bijlage I van de AGVV of LVV;
onafhankelijk taxateur: erkend taxateur die op onafhankelijke wijze de marktwaarde van een onroerend goed vaststelt op grond van algemeen aanvaarde waarderingsmethoden en die gecertificeerd is bij een passende kamer van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs;
onderneming in moeilijkheden: onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, randnummer 18 van de AGVV, artikel 2, randnummer 59 van de LVV of de Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);
publiekrechtelijke rechtspersoon: rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
rechtspersoon met een wettelijke taak: rechtspersoon voor zover die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en daarvoor geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen;
sluitende begroting: begroting waaruit blijkt dat de totale inkomsten en uitgaven voor de activiteiten met elkaar in evenwicht zijn.
Artikel 1.2.1 Tijdvak voor aanvragen
Voor het indienen van aanvragen om subsidie kan een tijdvak worden vastgesteld.
Artikel 1.2.2 Aanvraagformulier
Voor het indienen van aanvragen om subsidie wordt een aanvraagformulier vastgesteld.
Paragraaf 1.3 Beslissing op de aanvraag
Artikel 1.3.1 Wijze van verdeling
Wanneer als gevolg van het verlenen van subsidie op grond van een aanvraag die is ingediend op een dag waarop meerdere ontvankelijke aanvragen zijn ingediend het subsidieplafond zou worden bereikt, wordt de volgorde van die aanvragen bepaald door loting. Een aanvraag wordt alleen in de volgorde opgenomen als zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.
In afwijking van het eerste lid kan, voor aanvragen die binnen een bepaald tijdvak moeten worden ingediend, worden bepaald dat bij het verlenen van subsidie de volgorde in acht wordt genomen die tot stand is gekomen door onderlinge vergelijking van de aanvragen. Een aanvraag wordt alleen in de volgorde opgenomen als zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.
Als het vanwege technische storingen gedurende een onafgebroken periode van twee uur direct voorafgaand aan het einde van het tijdvak, genoemd in het derde lid, niet mogelijk is om met het online subsidieportal een subsidieaanvraag in te dienen, wordt het tijdvak waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend met 24 uur verlengd.
Artikel 1.3.2 Communautair toetsingskader
Als de verstrekking van subsidie een steunmaatregel betreft in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en geen andere staatssteunoplossing voorhanden is, wordt de subsidie alleen verstrekt voor zover de verstrekking niet in strijd is met de De-minimisverordening.
Artikel 1.3.4 Niet-subsidiabele kosten
Geen subsidie wordt verstrekt voor:
Artikel 1.3.5 Methoden voor berekening van kosten
Bij toepassing van het derde lid worden de subsidiabele kosten berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.
Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 1.4.1 Administratieplicht
De subsidieontvanger is verplicht alle op de gesubsidieerde activiteit betrekking hebbende bewijsstukken gedurende minimaal tien jaren na vaststelling van de subsidie te bewaren.
Artikel 1.4.3 Voortgangsrapportage
Als een subsidie boven € 25.000 niet binnen een jaar na de subsidieverlening wordt vastgesteld, kan de subsidieontvanger, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de verplichting worden opgelegd om jaarlijks een voortgangsrapportage te overleggen.
Artikel 1.4.6 Vermogensvorming
Bij de bepaling van de waarde van het vermogen wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, waarbij bij verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.
Artikel 1.4.7 In stand houden resultaten
De subsidieontvanger houdt gedurende minimaal vijf jaren na vaststelling van de subsidie, of zolang als in de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald, de resultaten van de activiteiten in stand, tenzij de aard van de activiteiten zich daartegen verzet.
Paragraaf 1.6 Overige bepalingen
Artikel 1.6.1 Cofinanciering EFRO
Wanneer subsidie wordt verstrekt als provinciale cofinanciering bij een subsidie op grond van de Uitvoeringswet EFRO, is hierop in afwijking van artikelen 5, eerste lid, 7, 8, 9, eerste lid, 14, 17, tweede lid, 20, derde lid, 21, 29 en paragraaf 6 van de AsG de Uitvoeringswet EFRO van toepassing.
Artikel 1.7.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
SPUK: specifieke uitkering van het Rijk;
SPUK-beschikking: beschikking van een Minister op aanvraag van Gedeputeerde Staten van Gelderland op grond waarvan middelen worden verstrekt;
SPUK-regeling: regeling op grond waarvan de SPUK-beschikking is verstrekt.
Artikel 1.7.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor een activiteit waarvoor het Rijk op grond van een SPUK middelen aan de provincie beschikbaar heeft gesteld.
Subsidie wordt alleen verstrekt als de SPUK-beschikking de subsidieontvanger, de subsidiabele activiteit en het bedrag vermeldt waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.
In afwijking van artikel 1.2.3, eerste lid, aanhef en onder c, wordt, als de activiteiten een tijdvak van meer dan 12 maanden beslaan en de gevraagde subsidie € 125.000 of meer bedraagt, bij de aanvraag een planning van de uitvoering van de activiteiten over de totale projectperiode en de daaraan verbonden kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd bijgevoegd.
Artikel 1.7.6 Subsidiabele kosten
Als de SPUK-regeling of de SPUK-beschikking afwijkt van artikel 1.3.4, geldt wat in de SPUK-regeling of SPUK-beschikking over de berekening van de subsidiabele kosten is bepaald.
Artikel 1.7.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat in de SPUK-beschikking staat vermeld.
In aanvulling op of in afwijking van paragraaf 1.4 kunnen bij besluit tot subsidieverlening nadere eisen worden gesteld aan de verantwoording voor zover dit op grond van de SPUK-regeling of SPUK-beschikking wenselijk is.
Als de subsidieontvanger een bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1 van de Awb, dient deze in afwijking van artikel 24, eerste lid, van de AsG binnen 18 maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, de aanvraag tot vaststelling van de subsidie volgens artikel 17a van deFinanciële-verhoudingswet in.
Hoofdstuk 2 Natuur en landbouw
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1 Algemene begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
agrarisch collectief: vereniging als bedoeld in artikel 3.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;
agrarisch natuurbeheer: natuurbeheer op landbouwgronden;
agrarisch leefgebied: in het vigerende Natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden waarop planten of dieren voorkomen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd;
ambitiekaart: kaart behorende bij het vigerende Natuurbeheerplan waarop de begrenzing is vastgelegd van bestaande en nieuwe natuur;
biodiversiteitsplan: plan dat is gericht op het vergroten van de biodiversiteit en door een orgaan van de gemeente is vastgesteld;
De-minimisverordening voor de landbouwsector: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 over de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag over de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (Pb EU L 352/9) ;
faunaschade: schade als bedoeld in artikel 15.53 van de Omgevingswet;
functieverandering: feitelijk en publiekrechtelijk wijzigen van het gebruik van grond van landbouw naar natuur en het vestigen van een kwalitatieve verplichting op die grond;
gebouw: opstal en het kadastrale perceel waarop deze opstal is gelegen;
gecertificeerde begunstigde: begunstigde die beschikt over of gebruik maakt van een certificaat als bedoeld in artikel 1.11 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dc-2023-2212/1/html Gelderse nationale landschappen: nationale landschappen zoals aangewezen in de Omgevingsverordening Gelderland;
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dc-2023-5484/1/html GNN : Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten en nadien door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing;
grote onderneming: onderneming die niet aan de in bijlage I bij Verordening (EU) 2022/2470 vastgestelde criteria voldoet;
hagen en heggen: opgaande lijnvormige elementen bestaande uit loofhoutsoorten, maar geen vlecht-, knip- of scheerheggen;
inrichting: uitvoering van maatregelen die de fysieke kenmerken van het natuurterrein wijzigen;
invasieve exoot: soort planten of dier dat is geïntroduceerd buiten hun natuurlijk verspreidingsgebied, waarvan is vastgesteld dat de introductie of verspreiding ervan een bedreiging of nadelige gevolgen heeft voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten in Nederland;
knelpunt: locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om openbare infrastructuur te passeren;
landbouwbedrijf: eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in artikel 2, onder 6, van de LVV, maar geen glastuinbouwbedrijf;
landbouwbedrijfsgebouw: gebouw met bijbehorende voorzieningen bestemd voor de uitoefening van een landbouwbedrijf;
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?toc=OJ%3AC%3A2022%3A485%3ATOC&uri=uriserv%3AOJ.C_.2022.485.01.0001.01.NLD Landbouwsteunkader : Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden (PbEU 2022, C 485);
landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten;
Landschapsbeheertype: landschapselementtype zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;
leefgebied: gebied waarin alle fasen in de levenscyclus van een of meer prioritaire soorten zich kunnen afspelen;
marktwaarde: waarde in het vrije economische verkeer;
MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria uit bijlage 1 van de LVV;
modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op een nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;
Natura 2000-gebied: door het Rijk aangewezen Natura 2000-gebieden;
Natura 2000-doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied;
Natura 2000-maatregelen: maatregelen voor herstel van de natuurkwaliteiten zoals beschreven in Natura 2000-beheerplannen;
natuurambitieterrein: terrein dat op de ambitiekaart bij het Natuurbeheerplan is aangeduid als N00.01 en waarvoor is aangegeven welke beheertypen op deze grond van toepassing zijn na functieverandering van landbouw naar natuur;
Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;
natuurbeheertype: natuurtype zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap
natuurgebied: gebied bestaande uit meerdere natuurterreinen;
natuurterrein: grond die op de ambitiekaart bij het Natuurbeheerplan is begrensd als bestaande of als nieuwe natuur als eenheid is weergegeven, of waarvoor een subsidie voor functieverandering als bedoeld in artikel 2.8.1 is verstrekt;
niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf;
nieuwe natuur: op de ambitiekaart bij het Natuurbeheerplan aangegeven nog niet ingerichte landbouwgronden of voormalige landbouwgronden aangeduid als N00.01 of nog niet ingerichte natuurgronden aangeduid als N00.02, waar het natuurbeheertype of indicatieve verhouding natuurbeheertypen nog niet is gerealiseerd binnen het GNN;
primaire landbouwproductie: productie van in bijlage I bij het Verdrag over de werking van de Europese Unie vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt;
prioritaire soort: soort als bedoeld in bijlage 2 bij deze regels;
programma-aanvraag: aanvraag van een voor natuurbeheer gecertificeerd begunstigde voor meerdere, niet aaneengesloten natuurterreinen.
Paragraaf 2.2a Biodiversiteitsplan
Subsidie voor het opstellen van een biodiversiteitsplan kan alleen verstrekt worden als in het plan in ieder geval de volgende onderwerpen worden beschreven:
Paragraaf 2.2b Fysieke maatregelen biodiversiteit en groenblauwe landschapselementen
Subsidie voor het aanleggen of herstellen van groenblauwe landschapselementen kan alleen verleend worden als:
het groenblauwe landschapselementen uit bijlage 1 bij de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 betreft; en
Artikel 2.2b.2 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
Paragraaf 2.2c Burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij biodiversiteit en landschap
Subsidie voor burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij biodiversiteit en landschap kan alleen worden aangevraagd door:
Artikel 2.2c.2 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
Paragraaf 2.2d Herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied
Subsidie voor het uitvoeren van herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied wordt alleen verstrekt als:
Artikel 2.2d.2 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
Paragraaf 2.2e Functieverandering en inrichting
Artikel 2.2e.2 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
Subsidie kan worden aangevraagd door de deelnemers aan een samenwerkingsverband dat bestaat uit een agrarisch collectief en meerdere grondeigenaren.
De grondeigenaar in het samenwerkingsverband moet:
de uit productie genomen gronden binnen twee jaar in natuurgebied landschapselement om zetten; en wel zodanig dat nadelige milieueffecten worden voorkomen. Tot dan moeten de cultuurgronden in een goede landbouw- en milieuconditie worden gehouden op grond van titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de toepasselijke uitvoeringsbepalingen.
Artikel 2.2e.7 Weigeringsgronden
als de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren over staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);
In afwijking van artikel 25 van de AsG wordt een subsidie niet vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening.
Paragraaf 2.3 Grondverwerving ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 2.3.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
DAEB Kaderregeling: EU-kaderregeling over staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (PbEU 2012, C8);
natuur- of landschapsbeheertype: beheertype genoemd in bijlage 1 of 2 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;
verwerven: verkrijgen van het recht van eigendom door koop of ruil.
Subsidie wordt alleen verleend als het project betrekking heeft op grond:
die deel uitmaakt van het Gelders natuurnetwerk en op de ambitiekaart https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/subsidiestelsel-natuur-en-landschap/het-natuurbeheerplan/ is aangeduid met code N00.01; of
Artikel 2.3.4 Weigeringsgronden
de subsidieontvanger een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in punt 20 van de Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (Pb EU 2014 C49).
Artikel 2.3.5 Subsidiabele kosten
De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:
Subsidie kan worden aangevraagd door een ieder die volgens haar statutaire doelstellingen duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt duurzaam natuurbeheer te kunnen verrichten of te laten verrichten volgens het Natuurbeheerplan.
richt de verworven of pachtvrij gemaakte gronden binnen twee jaar in volgens:
de indicatieve verhouding beheertypen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan; of
houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze op verzoek aan Gedeputeerde Staten; en
Voorts sluit de subsidieontvanger binnen 12 weken na subsidieverlening met Gedeputeerde Staten een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb, waarin is opgenomen:
de verplichting van de eigenaar om voor onbepaalde tijd de ontwikkeling of instandhouding van het op grond van het Natuurbeheerplan te realiseren beheertype te dulden;
de verplichting van de eigenaar deze grond na inrichting niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en datgene na te laten wat de ontwikkeling en instandhouding van het op grond van het Natuurbeheerplan te realiseren beheertype in gevaar brengt of verstoort;
dat deze verplichtingen als kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 BW binnen de daarvoor geldende termijn worden ingeschreven in de openbare registers.
Artikel 2.3.10 Subsidievaststelling
In aanvulling op het eerste lid overlegt de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in:
artikel 2.3.2, onderdeel b: een afschrift van de overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek; en
Artikel 2.3.11 Communautair toetsingskader
Subsidie wordt alleen verstrekt voor zover de verstrekking niet in strijd is met het Besluit van de Europese Commissie van 3 juni 2022, (C2022) 3485, over steunmaatregel SA.64168.
Paragraaf 2.4 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw.
Subsidie wordt alleen verleend als door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw:
minimaal 15 hectares natuurambitieterrein gelegen in het GNN beschikbaar komen in een gebied, die daarna ingericht kunnen worden voor de doelstellingen genoemd in het Natuurbeheerplan.
Subsidie wordt aangevraagd door een MKB-onderneming met of zonder rechtspersoonlijkheid die eigenaar is of die op grond van pacht of erfpacht zeggenschap heeft over het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw.
Paragraaf 2.5 Behoud van prioritaire soorten
In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verleend voor activiteiten en locaties waarvan op basis van onderzoek of gedocumenteerde veldervaringen aannemelijk is dat zij bijdragen aan het behoud van prioritaire soorten in Gelderland en dat deze activiteiten en locaties aanvullend of gelijkwaardig zijn ten opzichte van de activiteiten en locaties die zijn opgenomen in Bijlage 2.
Subsidie als bedoeld in artikel 2.5.1, onder a en b, wordt alleen verstrekt als de aanvrager bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder g, van de Omgevingswet of een vrijstelling als bedoeld in artikel 11.61 van het Besluit activiteiten leefomgeving in verbinding met artikel 4.30 van de Regeling leefomgeving overlegt die ziet op het betreffende leefgebied en de betreffende soort.
Subsidie bestemd voor onderzoek en bescherming van flora en fauna wordt alleen verleend voor maatregelen die uitgevoerd moeten worden in een leefgebied als voor die uitvoering toestemming en medewerking is verkregen van de eigenaar van het leefgebied, of van degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het leefgebied.
Paragraaf 2.6 Rustgebieden voor ganzen
Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor het bieden van rust voor trekganzen in de winter.
Subsidie wordt alleen verleend als:
een aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade is ingediend via www.faunaschade.nl;
door of in opdracht van Gedeputeerde Staten schade is getaxeerd die is veroorzaakt door overwinterende natuurlijk in het wild levende ganzen van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn in het betreffende seizoen; en
de percelen voldoen aan de in de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland gestelde voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.
Subsidie kan worden aangevraagd door de geregistreerde grondgebruiker van de percelen volgens de jaarlijkse Gecombineerde Opgave van RVO.
Paragraaf 2.7 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk
Subsidie voor Natura 2000-maatregelen als bedoeld in artikel 2.7.1, onder b, wordt alleen verstrekt als in het investeringsplan, bedoeld in artikel 2.7.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan de beoogde kwaliteitsverbetering van de niet-stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden Arkemheen of Veluwerandmeren.
Subsidie voor herstelmaatregelen voor natte landnatuur als bedoeld in artikel 2.7.1, onder c, wordt alleen verstrekt als in het investeringsplan, bedoeld in artikel 2.7.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan herstel van de natte landnatuur binnen de gebieden aangegeven als natte landnatuur.
Artikel 2.7.3 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.3.4, onder a en b, komen voor subsidie in aanmerking:
beheerkosten voor agrarische natuurterreinen die gemaakt zijn in een periode direct voorafgaand aan de omvorming van agrarisch natuurbeheer tot natuurbeheer, waarvoor geen vergoeding voor agrarisch natuurbeheer is ontvangen; en kosten voor beheer dat nodig is na afloop van de inrichting, totdat voor de terreinen een subsidie voor natuurbeheer kan worden aangevraagd.
Artikel 2.7.10 Gescheiden boekhouding
Als de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.7.1 ook economische activiteiten verricht, moet hij een gescheiden boekhouding voeren in overeenstemming met punt 44 van de EU-kaderregeling als staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).
Paragraaf 2.8 Functieverandering ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 2.8.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komt in aanmerking de door een taxateur bepaalde waardedaling van de grond, gebaseerd op het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen functieverandering en inrichting.
Subsidie kan worden aangevraagd door de eigenaar van de grond waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
Artikel 2.8.6 Subsidiabele kosten
Als voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein al op grond van deze of een andere regeling subsidie is verleend, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om te voorkomen dat het totaal aan subsidie voor die activiteit meer bedraagt dan:
Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb, waarin is opgenomen:
de verplichting dat de subsidieontvanger de grond niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert volgens het .natuurbeheertype op grond van het Natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van het natuurbeheertype verstoort; en
Artikel 2.8.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het omgevingsplan.
Artikel 2.8.10 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 21 van de AsG wordt nadat de aanvrager een afschrift heeft overgelegd van de vestiging van de kwalitatieve verplichting een voorschot uitgekeerd van ten hoogste 90%.
Paragraaf 2.9 Inwonersinitiatieven voor biodiversiteit
Artikel 2.9.3 Niet-subsidiabele kosten
Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:
Artikel 2.9.7 Weigeringsgronden
Subsidie als bedoeld in artikel 2.9.1, eerste lid, onder a, kan niet worden verleend voor zover de activiteit betrekking heeft op:
terreinen die zijn opgenomen in het Natuurbeheerplan;
Paragraaf 2.10 Innovatie Agrifood
Artikel 2.10.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Kadernota Agrifood : Kadernota Agrifood “Toekomst voor de Gelderse Boer 2021-2030”, zoals vastgesteld door Provinciale Staten bij besluit van 31 maart 2021, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;
kringlooplandbouw: vorm van duurzame landbouw waarbij de kringloop van mineralen gesloten is;
natuurinclusieve landbouw: economisch rendabel landbouwsysteem, dat optimaal beheer van natuurlijke hulpbronnen duurzaam integreert in bedrijfsvoering, inclusief zorg voor ecologische functies en de biodiversiteit op en om het bedrijf.
Artikel 2.10.2 Subsidiabele activiteit
Voor subsidie komen in aanmerking projecten die gericht zijn op het bevorderen van de ontwikkeling van een kringlooplandbouw of natuurinclusieve landbouw en die bijdragen aan de doelen van de Kadernota Agrifood Toekomst voor de Gelderse Boer 2021-2030 in de vorm van:
Artikel 2.10.4 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.10.2, aanhef en onder c, komen de volgende kosten in aanmerking:
kosten van demonstratieactiviteiten, waarbij demonstratieprojecten in verband met investeringen subsidiabel zijn op grond van het eerste lid, onder a tot en met d, en alleen voor zover en zolang zij voor het demonstratieproject worden gemaakt, waardoor het alleen de afschrijvingskosten betreft die met de looptijd van het demonstratieproject overeenstemmen, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen.
Artikel 2.10.5 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 kan geen subsidie worden verleend voor:
In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichtingen bedoeld in artikel 2.10.9.
Paragraaf 2.11 Medegebruik van graslanden door edelherten
Artikel 2.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het toestaan van medegebruik van graslanden door edelherten gedurende het hele kalenderjaar.
Artikel 2.11.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt € 50 per hectare waarop in het betreffende kalenderjaar faunaschade is getaxeerd.
Artikel 2.11.6 Weigeringsgrond
De subsidie wordt geweigerd voor percelen waarvoor al subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016.
Paragraaf 2.12 Aanpak invasieve exoten
Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.1, onder a, kan alleen worden verleend als op basis van een projectplan wordt aangetoond dat de subsidiabele activiteit bijdraagt aan de bescherming van de biodiversiteit in een Gelderse natuurparel, als opgenomen in bijlage 1 bij de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming.
Artikel 2.12.3 Plan van aanpak
Het plan van aanpak, bedoeld in artikel 2.12.1, onder c, brengt in beeld:
Artikel 2.12.4 Subsidiabele kosten
Kosten voor het opstellen van een projectplan als bedoeld in artikel 2.12.1, onder a, die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ontvangen, komen in afwijking van artikel 1.3.4, onder b, voor subsidie in aanmerking.
Paragraaf 2.13 Voorkomen van schade door wolven
Artikel 2.13.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
aanval: aanval die door BIJ12 is beoordeeld als “wolf is niet uit te sluiten” buiten een leefgebied van de wolf waarbij één of meerdere dieren zijn gedood;
calamiteit: situatie waarin sprake is van twee aanvallen op verschillende dagen binnen zeven dagen na de dag waarop het eerste dier is gedood, in een gemeente of in die gemeente en een aangrenzende gemeente;
leefgebied: door Gedeputeerde Staten aangewezen leefgebied van wolven.
De subsidie kan worden aangevraagd door een schapen- of geitenhouder die in het Identificatie- en Registratiesysteem van dieren staat geregistreerd.
In aanvulling op het eerste lid bevat de aanvraag om subsidie voor een afrastering in een leefgebied het gemiddeld geregistreerd aantal schapen en geiten aangetoond door vier uitdraaien van het Identificatie- en Registratiesysteem voor dieren met de peildata 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november in het jaar voorafgaand aan de datum van publicatie van de aanwijzing.
Artikel 2.13.7 Hoogte van de subsidie
In afwijking van het derde lid wordt voor het totaal aantal dieren uitgegaan van het geregistreerd aantal schapen en geiten, bedoeld in artikel 2.13.6, tweede en derde lid, als dit geregistreerd aantal lager is dan het aantal dieren dat is opgenomen in de verklaring, bedoeld in artikel 2.13.6, eerst lid, onder c.
Artikel 2.13.9 Communautair toetsingskader
In aanvulling op artikel 1.3.2, eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, die wordt aangevraagd door ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector, alleen verstrekt zover de verstrekking niet in strijd is met de De-minimisverordening voor de landbouwsector.
Paragraaf 2.14 Groene icoonprojecten
Aan de subsidiabele activiteit, bedoeld in artikel 2.14.1, aanhef en onder b, wordt een score van maximaal 100 punten toegekend, waarbij de punten als volgt over de in het tweede lid genoemde criteria worden verdeeld:
Artikel 2.14.3 Weigeringsgronden
De subsidie, bedoeld in artikel 2.14.1, wordt geweigerd voor zover het ontwerp of de realisatie betrekking heeft op een terrein dat vanwege aan die locatie toegedeelde functie geschikt is voor handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening door meer dan één bedrijf.
Artikel 2.14.4 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 kan geen subsidie worden aangevraagd voor:
De subsidie kan alleen worden aangevraagd door een gemeente of een samenwerkingsverband bestaande uit minimaal een gemeente en de grondeigenaar.
Subsidie kan alleen worden aangevraagd door een natuurlijk persoon of rechtspersoon die krachtens eigendom of erfpacht zeggenschap heeft over de gronden waarvoor subsidie wordt aangevraagd of door een begunstigde van die gronden, mits de eigenaar of erfpachter instemt met de aanvraag.
Artikel 2.15.1.8 Weigeringsgronden
voor zover op het perceel waarop de activiteiten plaatsvinden al subsidie op grond van hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 is verstrekt; en
Artikel 2.15.1.9 Transparantie
Gedeputeerde Staten maken binnen zes maanden na de datum van de verlening van een subsidie de volgende gegevens bekend:
Subparagraaf 2.15.2 Natuurherstel
Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.15.2.1, onderdeel b, die wordt uitgevoerd op landbouwgronden, wordt alleen verstrekt als het gaat om een niet-productieve investering.
Artikel 2.15.2.3 Niet-subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:
Subparagraaf 2.15.3 Bestrijding invasieve exoten in Natura 2000-gebied
Artikel 2.15.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor het verwijderen, verwijderd houden of beheersen van één of meer invasieve exoten.
Op de locatie waar een invasieve exoot is verwijderd, worden zo spoedig mogelijk na het verwijderen inheemse plantensoorten geplant of gezaaid, als dat voor het verwijderd houden van de invasieve exoot nodig is.
Subparagraaf 2.15.4 Revitalisering bos
Artikel 2.15.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor revitalisering van of omvorming naar bos voor de volgende onderdelen:
Artikel 2.15.4.3 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:
Subparagraaf 2.15.5 Apparaatskosten
Artikel 2.15.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor kosten die samenhangen met de regievoering of organisatie van voorbereiding en uitvoering van het Provinciaal Uitvoeringsprogramma Gelderland 2021-2025.
Subsidie kan alleen worden aangevraagd door een natuurbeheerder die beschikt over een certificaat als bedoeld in de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016.
Subparagraaf 2.15.6 Aanleg nieuw bos buiten GNN
In afwijking van artikel 2.15.1.4, eerste lid, wordt subsidie voor functieverandering alleen verleend aan de eigenaren van het terrein waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Artikel 2.15.6.7 Verplichtingen
Ontvanger van subsidie voor functieverandering moet, in aanvulling op artikel 2.15.1.7,:
de uit productie genomen gronden binnen twee jaar in bos om te zetten; en wel zodanig dat nadelige milieueffecten worden voorkomen. Tot dan moeten de cultuurgronden in een goede landbouw- en milieuconditie worden gehouden op grond van titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de toepasselijke uitvoeringsbepalingen.
Subsidieontvanger voor realisatie van bos moet:
na aanleg van het bos bij Gedeputeerde Staten een verzoek indienen om dit bos op te nemen op de kaart van het Natuurbeheerplan.
Artikel 2.15.6.8 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd voor zover:
de onderneming van aanvrager in moeilijkheden verkeert als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);
Artikel 2.15.6.9 Communautair toetsingskader
Deze regeling is gebaseerd op de Catalogus Groenblauwe Diensten.
Subparagraaf 2.15.7 Recreatiezonering Veluwe
Artikel 2.15.7.4 Hoogte van de subsidie
Gedeputeerde Staten kunnen het subsidiebedrag, bedoeld in het tweede lid, onder b of c, met 25% van de subsidiabele kosten verhogen als de activiteit uitgevoerd wordt in combinatie met voldoende andere fysieke maatregelen die gericht zijn op het verminderen van het recreatief gebruik elders op het terrein. Gedeputeerde Staten betrekken in hun afweging de omvang van het terrein, het geheel van fysieke maatregelen, de mate van de vermindering van de verstoring, de natuurwaarden en het habitattype van het terrein.
Artikel 2.15.7.5 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen niet in aanmerking de interne loonkosten van een gemeente of waterschap.
Paragraaf 2.16 Revitalisering en omvorming bos buiten Natura 2000
Artikel 2.16.5 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 wordt geen subsidie verstrekt voor:
Paragraaf 2.17 Innovatie en modernisering stalemissies
Artikel 2.17.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
emissiewaarde: effect van uitstoot van milieuvervuilende stoffen in de atmosfeer als gevolg van menselijke activiteiten;
experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86 van de AGGV;
onderzoeksorganisatie: organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als bedoeld in artikel 2, onderdeel 50, van de LVV;
methaanemissie: uitstoot van methaan;
Rav: Regeling Ammoniak en Veehouderij;
Rav -code: code per huisvestingssysteem, opgenomen in bijlage 1 van de Rav, waarvoor een emissiefactor is vastgesteld;
referentiewaarde: waarde behorend bij een Rav-code die de hoogte van de emissie die zonder investeringen en managementmaatregelen vanuit het stalsysteem voortkomt, weergeeft;
stalsysteem: mest- en voeropslag, mestkelder, mestbewerkingsinstallatie of dierenverblijven, of een combinatie hiervan, die zich bevindt respectievelijk die zich bevinden op een veehouderij;
stikstofdepositie: neerslag van stikstofoxiden en ammoniak op de omgeving;
stikstofemissie: uitstoot van stikstofoxiden en ammoniak;
veehouderij: landbouwbedrijf waarin dieren worden gehouden voor de primaire landbouwproductie of vermeerdering van de die dieren.
Subparagraaf 2.17a Investeringen in niet-bewezen brongerichte stikstofreducerende innovaties in stalsystemen
Artikel 2.17a.2 Criteria subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 2.17a.1, tweede lid, onder a, kan alleen worden verleend:
voor investeringen in technieken, installaties, apparatuur, machines en uitrusting die naar verwachting leiden tot reductie van stikstof- en methaanemissie in bestaande stalsystemen of nieuw te ontwikkelen en te bouwen typen stalsystemen en voor sensoren voor werkelijke en continue meting van stikstof- en methaanemissie;
De subsidie kan worden aangevraagd door de veehouderij die volgens de aanvraag optreedt als penvoerder namens het samenwerkingsverband.
In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een berekening ter onderbouwing van het minimaal te verwachten reductiepercentage van stikstof- en methaanemissie, te berekenen ten opzichte van de referentiewaarde per diercategorie.
Artikel 2.17a.8 Verplichtingen
Als voor de emissiemetingenfase een milieueffectbeoordeling wordt uitgevoerd als bedoeld in artikel 14, vijfde lid, van de LVV, is deze beoordeling uitgevoerd of de vergunning voor het investeringsproject verleend voor de datum waarop de investering wordt uitgevoerd en de resterende productieve levensduurfase van start gaat.
Subparagraaf 2.17b Investeringen in bewezen stikstofreducerende maatregelen in stalsystemen
Artikel 2.17b.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor een project gericht op de inrichting of herinrichting van een stalsysteem waarvan de toepassing leidt tot reductie van stikstofemissie binnen de veehouderijlocatie.
Artikel 2.17b.9 Opschortende voorwaarde
De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidieontvanger binnen één jaar na de verlening aantoont dat een milieueffectbeoordeling is uitgevoerd of de vergunning voor het investeringsproject is verleend als voor de uitvoering van het project een milieueffectbeoordeling wordt uitgevoerd als bedoeld in artikel 14, vijfde lid, van de LVV.
Paragraaf 2.18 Aanleg agroforestry
Artikel 2.18.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de aanleg van een landbouwsysteem waarbij bomen en houtige, meerjarige gewassen bewust gecombineerd worden met akkerbouw of groententeelt van eenjarige gewassen, of veeteelt op eenzelfde perceel.
Artikel 2.18.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 20.000.
Artikel 2.18.8 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als de aanleg is gericht op aanplant van invasieve soorten die een bedreiging zijn voor de biodiversiteit zoals opgenomen in Unielijst bij Verordening (EU) Nr. 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 over de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.
Paragraaf 2.19 Adviezen voor natuurinclusieve kringlooplandbouw
Artikel 2.19.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het geven van een bedrijfsspecifiek advies voor natuurinclusieve kringlooplandbouw aan een landbouwonderneming.
Paragraaf 2.20 Soortenmanagementplan
Artikel 2.20.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
gebiedsgerichte omgevingsvergunning: omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in de artikelen 11.37, 11.38, 11.46, 11.47, en 11.54, van het Besluit activiteiten leefomgeving
soortenmanagementplan: document gericht op het versterken van de staat van instandhouding van beschermde diersoorten binnen een gemeente of enkele gemeenten, berustend op ecologisch onderzoek, dat wordt opgesteld met als doel het onderbouwen van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in de artikelen 11.37, 11.38, 11.46, 11.47 en 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 2.20.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het opstellen van een soortenmanagementplan.
Artikel 2.20.4 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor het opstellen van een soortenmanagementplan en van het hiervoor benodigde inventarisatieonderzoek.
Artikel 2.20.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.
Paragraaf 2.21 Circulaire mestverwerking
Artikel 2.21.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
circulaire mestverwerking: behandeling van mest waarbij nutriënten of andere herbruikbare bestanddelen uit de mest worden gehaald ten behoeve van hergebruik in een gesloten kringloop of het zoveel mogelijk voorkomen van verliezen naar het milieu;
stikstofstripper: technische installatie voor het terugwinnen van stikstof uit mest of digestaat;
veehouderij: landbouwbedrijf waarin dieren worden gehouden voor de primaire landbouwproductie of vermeerdering van de desbetreffende dieren.
Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten voorcirculaire mestverwerking:
Artikel 2.21.4 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als voor dezelfde activiteiten al eerder subsidie is verleend op grond van deze regeling.
Artikel 2.21.6. Niet-subsidiabele kosten
Directe loon- en arbeidskosten komen niet in aanmerking voor subsidie.
In aanvulling op artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:
een projectplan volgens het door de provincie beschikbaar gestelde format waarin ten minste is opgenomen:
voor subsidie als bedoeld in artikel 2.21.2, onder b, de hoeveelheid m3 mest die jaarlijks door de stikstofstripper bewerkt gaat worden, het te verwachten gehalte minerale stikstof uit het stikstofconcentraat en de soorten en hoeveelheid herbruikbare bestanddelen die naar verwachting vrijkomen voor hergebruik in een gesloten kringloop;
In afwijking van artikel 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidie, met dien verstande dat voor subsidie tot € 125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG ondersteund met facturen van de gerealiseerde kosten.
Paragraaf 2.22 Beëindigen van de houtoogst
Artikel 2.22.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
herstelprogramma Bossen Natura 2000 Veluwe: uitwerking van de herstelmaatregel M17a en M17b van het Beheerplan Natura 2000 Veluwe (057) vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 9 mei 2023 Herstelprogramma Bossen (gelderland.nl);
kwalificerende boshabitats: boshabitattypen H9120 Beuken-eikenbossen met hulst en H9190 Oude eikenbossen binnen de begrenzing van de herstelmaatregelengebieden Herstel historische boscomplexen en Herstel (en uitbreiding) eikenstrubbenboscomplexen zoals aangegeven op de kaarten houtoogstbeperking en -verbod deelgebied in bijlage 8 van het herstelprogramma Bossen Natura 2000 Veluwe.
Artikel 2.22.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt verstrekt voor het beëindigen van de houtoogst in kwalificerende boshabitats zoals omschreven in paragraaf 6.1.2, onder 2 en 3, van het herstelprogramma Bossen Natura 2000 Veluwe.
Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen en rechtspersonen met een wettelijke taak.
In aanvulling op artikel 1.2.3, eerste en tweede lid, bevat de aanvraag een overzicht van de gronden met kwalificerende boshabitats en hun oppervlakte.
Artikel 2.22.7 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als voor het beëindigen van de houtoogst op hetzelfde perceel subsidie is verleend of nadeelcompensatie is verkregen.
Paragraaf 2.25 Managementmaatregelen melkveehouderij
Artikel 2.25.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
agromilieuklimaatverbintenis: verbintenis als bedoeld in artikel 34 van de LVV, die door een melkveehouderij wordt aangegaan voor een periode van vier jaar en die gericht is op het reduceren van stikstof- en methaanemissie en het monitoren daarvan;
melkveehouderij: landbouwbedrijf waarin melkkoeien worden gehouden voor de productie van melk of de vermeerdering van melkkoeien.
Artikel 2.25.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een agromilieuklimaatverbintenis voor een of meer van de volgende managementmaatregelen:
Subsidie wordt alleen verstrekt als de managementmaatregelen worden uitgevoerd in de provincie Gelderland binnen het gebied dat wordt begrensd door de Nederrijn, de IJssel en de Veluwerandmeren.
Artikel 2.25.6 Subsidiabele kosten
Als in de nationale wetgeving of in het recht van de Europese Unie nieuwe voorschriften in werking treden waardoor de managementmaatregel als bedoeld in artikel 2.25.2, onder b, niet langer als bovenwettelijk is te beschouwen, komen de kosten van de uitvoering van deze managementmaatregel vanaf dat moment niet meer voor subsidie in aanmerking.
Artikel 2.25.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie voor het verrichten van de managementmaatregel, bedoeld in artikel 2.25.2, aanhef en onder a, wordt in overeenstemming met bijlage 6 bij deze regels berekend op basis van het aantal gram ruw eiwit per kilogram droge stof, en is een bedrag per koe, tot een maximum van 110 koeien, en bedraagt maximaal € 20.000.
Artikel 2.25.9 Weigeringsgrond
De subsidie wordt geweigerd als voor het verrichten van een van de in artikel 2.25.2 genoemde managementmaatregelen al eens subsidie is verstrekt.
Artikel 2.25.10 Bevoorschotting
Voor zover de subsidie betrekking heeft op de kosten, bedoeld in artikel 2.25.6, onder a, vindt de bevoorschotting als volgt plaats:
Artikel 2.25.11 Subsidievaststelling
In aanvulling op artikel 1.5.1 gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van de volgende bewijsstukken over de vier jaren waarop de in artikel 2.25.2 bedoelde agromilieuklimaatverbintenis betrekking heeft:
Paragraaf 2.26 Stikstofreductie via aanpassing van veehouderijen
Artikel 2.26.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
landbouwhuisdier: zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol of veren of een paard of pony voor het fokken;
natuurvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming of omgevingsvergunning voor een Natura 2000- activiteit;
stikstofdepositie: neerslag van stikstofoxiden en ammoniak op de omgeving;
veehouderij: onderneming voor het houden van landbouwhuisdieren.
Artikel 2.26.3 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de gehele of gedeeltelijke aanpassing van een veehouderij in Gelderland naar:
In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een afschrift van de natuurvergunning van aanvrager.
Artikel 2.26.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal:
Artikel 2.26.8 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de gehele of gedeeltelijke aanpassing van het landbouwbedrijf.
Paragraaf 2.27 Investeringen in bewezen stikstofreducerende maatregelen door PAS-melders
Artikel 2.27.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de aanschaf en het gebruiksklaar maken van een of meer bewezen technieken, uit de lijst in bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij, installaties, apparatuur, machines of uitrusting die leiden tot reductie van stikstofemissie in het stalsysteem.
Artikel 2.27.7 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten, bedoeld in artikel 14, zesde lid, onder a tot en met d, van de LVV.
Artikel 2.27.8 Weigeringsgrond
De subsidie wordt geweigerd als met het gebruik van de technieken, installaties, apparatuur, machines of uitrusting de op grond van het Besluit emissiearme huisvesting veehouderij van toepassing zijnde maximale emissiewaarde voor ammoniak wordt overschreden.
Paragraaf 2.28 Verplaatsing veehouderij
Artikel 2.28.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
natuurvergunning: vergunning als bedoeld artikel 5.1, eerste lid, onderdeel e, van de Omgevingswet;
stikstofdepositie: neerslag van stikstofoxiden en ammoniak op de omgeving.
Artikel 2.28.3 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen van een veehouderij ten behoeve van reductie van stikstofdepositie op een of meer Natura 2000-gebieden in Gelderland naar een andere locatie.
Paragraaf 3.2 Subsidieregeling samenwerkingsovereenkomsten waterschappen 2022-2027
Artikel 3.2.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder projectenlijst: door het bevoegd gezag van het waterschap Rijn en IJssel, van het waterschap Vallei en Veluwe of van het waterschap Rivierenland en Gedeputeerde Staten periodiek vastgestelde lijst met uit te voeren projecten, waarvoor door het waterschap subsidie wordt aangevraagd.
Artikel 3.2.2 Samenwerkingsovereenkomst
In de samenwerkingsovereenkomst tussen gedeputeerde staten en het bevoegd gezag van het waterschap Rijn en IJssel, van het waterschap Vallei en Veluwe of van het waterschap Rivierenland worden in ieder geval afspraken vastgelegd:
Artikel 3.2.4 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG wordt verstrekt voor het uitvoeren van projecten die zijn beschreven op de projectenlijst waarvoor subsidie op grond van Europese of nationale middelen wordt gevraagd.
Artikel 3.2.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag of percentage dat in de projectenlijst is opgenomen.
In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een planning met de te behalen resultaten inclusief een tijds- en uitgavenplanning.
Paragraaf 3.3 Overdracht bodemtaken onder de Omgevingswet
De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen zes maanden na subsidieverlening te starten en af te ronden vóór 1 januari 2025.
Paragraaf 3.4 Ondergrond in beeld bestemd voor ruimtelijke ontwikkeling
Artikel 3.4.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van bodemonderzoek of opstellen van een rapport over bodem- en ondergrondaspecten in een gebied en het delen van opgedane kennis hierover.
Artikel 3.4.3 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.3.4, onderdeel f, kan subsidie worden verstrekt voor de onderzoekskosten naar stoffen die voorkomen op de Europese lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen en de onderzoekskosten voor niet genormeerde stoffen.
Hoofdstuk 4 Verkeer en vervoer
Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
definitiekader Hoofdfietsnet Gelderland: door Provinciale Staten op 31 januari 2018 (PS2017-766) vastgesteld beleidskader voor het bepalen van het hoogwaardig regionaal fietsnet in Gelderland;
openbaar vervoer: vervoer per trein, bus, tram of regiotaxi dat wordt verzorgd door een vervoerder waaraan op grond van de Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend;
SSK-raming: Standaardsystematiek voor Kostenramingen: systematiek voor kostenramingen zoals deze is vastgelegd in publicatie 137 van het door het CROW uitgegeven handboek Kostenramingen – SSK 2010 of de kennismodule kostenmanagement – SSK 2018.
Paragraaf 4.2 Infrastructurele Maatregelen Hoogwaardig Openbaar Vervoer
Artikel 4.2.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
hoogwaardig openbaar vervoer: openbaar vervoer per bus met een storingsvrije afwikkeling, gestrekte routes met waar nodig vrij liggende infrastructuur voor de bus, een hoge frequentie, herkenbare en goed bereikbare halte- en knooppuntvoorzieningen, een hoog niveau van dynamische reizigersinformatie en beschikbaarheid van goede en voldoende stallingsvoorzieningen voor de fiets;
HOV-lijn: buslijn die hoogwaardig openbaar vervoer biedt en opgenomen is in het Plan HOV;
plan HOV: plan van gemeenten in een regio en de provincie op het gebied van hoogwaardig openbaar vervoer.
Gedeputeerde Staten stellen een plan HOV vast als aan de volgende vereisten wordt voldaan:
Artikel 4.2.3 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die zijn opgenomen in een plan HOV.
Artikel 4.2.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van het bedrag dat voor die activiteit in het plan HOV is opgenomen.
Subsidie kan alleen worden aangevraagd door de gemeente die in het plan HOV opgenomen is en op wier grondgebied de activiteit plaatsvindt.
Paragraaf 4.4 Slimme en Schone Mobiliteit
Artikel 4.4.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Slimme en Schone Mobiliteit: toepassing of gebruik van nieuwe techniek, data, diensten, kennis en mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding met als doel bestaande infrastructuur beter te benutten.
Artikel 4.4.3 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd regionaal uitvoeringsplan Slimme en Schone Mobiliteit.
Artikel 4.4.5 Subsidiabele kosten
Kosten voor de uitvoering van een regionaal uitvoeringsplan Slimme en Schone Mobiliteit die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen in afwijking van artikel 1.3.4, aanhef en onder b, voor subsidie in aanmerking als deze zijn gemaakt in het kalenderjaar waarin Gedeputeerde Staten het regionaal uitvoeringsplan Slimme en Schone Mobiliteit hebben goedgekeurd.
Artikel 4.4.6 Indieningstermijn
De aanvraag om subsidie wordt ingediend binnen 13 weken nadat Gedeputeerde Staten het regionaal uitvoeringsplan Slimme en Schone Mobiliteit hebben goedgekeurd.
Artikel 4.4.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal de bijdrage van de provincie Gelderland die in het regionaal uitvoeringsplan Slimme en Schone Mobiliteit is opgenomen.
Als de aanvraag door een bij het samenwerkingsverband betrokken gemeente ook namens de andere gemeenten wordt ingediend, dan wordt bij de aanvraag in aanvulling op artikel 1.2.3 een verklaring van alle samenwerkende gemeenten overgelegd.
In afwijking van de artikelen 25 en 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidies op grond van deze paragraaf, waarbij voor subsidies tot € 125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.
Paragraaf 4.5 Grootschalige maatregelen hoofdfietsnet
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
grootschalige maatregel: aanleg van fietsbrug, fietstunnel, fietsstraat of vrijliggend fietspad, een verbeterde fietskruising, het verbreden van een bestaand fietspad;
hoofdfietsnet: netwerk van fietsroutes als bedoeld in het definitiekader Hoofdfietsnet Gelderland;
hoogwaardige fietsroute: snelle fietsroute als bedoeld in het definitiekader Hoofdfietsnet Gelderland.
Artikel 4.5.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor het nemen van een grootschalige maatregel om het hoofdfietsnet te verbeteren.
Subsidie kan worden aangevraagd door een gemeente of door de gemeente of regio die volgens de aanvraag optreedt als penvoerder van samenwerkende gemeenten.
Paragraaf 4.7 Rapport en training duurzaam goederenvervoer over de weg
Artikel 4.7.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
goederenvervoer: vervoer van goederen over de weg en over water;
vervoerder: rechtspersoon die openbaar vervoer verricht, waaronder ook begrepen regiotaxi.
Subsidie kan worden aangevraagd door een rechtspersoon die gevestigd is in Gelderland of die zoals blijkt uit het Handelsregister verbonden is aan een rechtspersoon die gevestigd is in Gelderland.
Artikel 4.7.5 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van het rapport of de kosten van de training.
Artikel 4.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
buurtbus: vorm van openbaar vervoer per achtpersoonsbus, waarmee dunbevolkte gebieden of wijken volgens vaste route en dienstregeling verbonden worden;
buurtbuslijn: vaste route en dienstregeling die door de concessiehouder is vastgesteld;
buurtbusvereniging: rechtspersoon die een buurtbuslijn verzorgt.
Subsidie kan worden verstrekt voor de activiteiten van vrijwilligers die zich inzetten voor een buurtbusvereniging.
De subsidie wordt alleen verstrekt aan een aanvrager die in de vigerende dienstregeling een buurtbuslijn verzorgt.
Artikel 4.9.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
instapper: in- of uitstappende reiziger;
vervoerplan: plan van de concessiehouder waarin beschreven is waar de bus gaat rijden en waar de bus stopt bij welke halte;
wegbeheerder: Rijkswaterstaat, gemeente of waterschap, die verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de weg.
Artikel 4.9.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het realiseren, verwijderen of aanpassen van een bushalte.
Artikel 4.9.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.
Paragraaf 4.11 Kruisingen en fietsoversteken
Subsidie kan worden verstrekt als de maatregel is gericht op het verbeteren van de verkeersveiligheid op of direct te relateren aan een kruising of fietsoversteek die vermeld staat op https://atlas.gelderland.nl/gevaarlijke_fietsoversteekplaatsen.
In aanvulling op artikel 1.2.3 wordt bij een aanvraag om subsidie bijgevoegd een beschrijving van de huidige verkeersveiligheidssituatie op de locatie en een toelichting op de wijze waarop het nemen van de voorgestelde maatregel de verkeersveiligheid van die locatie verbetert en de kans op verkeersongevallen verkleint.
Paragraaf 4.12 DC-snellader en stationaire batterij voor logistieke voertuigen
Artikel 4.12.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
DC- snellader: laadsysteem voor het opladen van elektrische voertuigen uit categorie N2 en N3, waarvoor gebruik wordt gemaakt van gelijkstroom tussen het laadsysteem en het voertuig, waarbij de benodigde omvormer zich buiten het voertuig bevindt;
semi-publieke opstelling: DC-snellader die minimaal zes uur per werkdag beschikbaar is voor derden tegen een marktconforme vergoeding;
stationaire batterij: systeem voor het opslaan en op een later tijdstip leveren van elektriciteit, dat zich niet bevindt in een elektrisch voertuig.
Artikel 4.12.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor de koop of lease, installatie en servicediensten van een DC-snellader in een semi-publieke opstelling voor:
Artikel 4.12.5 Subsidiabele kosten
Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten die zijn opgenomen in de offertes van de koop- of leaseovereenkomst voor de DC-snellader en de daaraan eventueel verbonden stationaire batterij.
Hoofdstuk 5 Cultuur en erfgoed
Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
artistieke productie: creatie, ontwikkeling of uitvoering van een uiting op het terrein van minstens één van de volgende kunstdisciplines: muziek, theater, dans, beeldende kunst en vormgeving, film, nieuwe media of literaire cultuur;
begeleider: persoon die de professional begeleidt in zijn artistieke ontwikkeling en die aantoonbaar in staat is tot deze begeleiding;
cultuur- en erfgoedparticipatie: alle vormen van het actief beoefenen en artistiek ontwikkelen van of betrokken zijn bij cultuur en erfgoed in de vrije tijd;
duurzaam: wijze van uitvoering waarbij energie wordt bespaard of opgewekt, (schaarse) materialen bespaard, water bespaard, een gezond binnenmilieu gecreëerd, de maatregelen niet tot vervuiling leiden, uit materialen bestaan die men kan hergebruiken of bijdragen tot een (grond)waterstand die de instandhouding van erfgoed bevordert;
erfgoed: monument(en), maar geen woonhuis, dat door de Rijksoverheid of een gemeente is aangewezen als beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet of een gemeentelijke verordening;
erkend aannemer: in het Register Kennis en Kunde van de Monumentenwacht Gelderland opgenomen bedrijf of een bedrijf dat is aangesloten bij de landelijke Vakgroep Restauratie;
gemeentelijk monument: door de gemeente aangewezen beschermd monument op grond van een gemeentelijke verordening;
groen erfgoed: parken, tuinen, vestingwerken en begraafplaatsen die door de Rijksoverheid of een gemeente zijn aangewezen als beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet of een gemeentelijke verordening;
hernieuwbare energiebronnen: hernieuwbare energiebronnen zoals bedoeld in artikel 2 onder 110 van de AGVV;
historische organisaties: organisaties die lid zijn van de Coöperatie Erfgoed Gelderland;
professional: artistiek talent wonende in Gelderland, op het gebied van muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, film, nieuwe media of literaire cultuur, dat zijn talent bewezen heeft blijkend uit diploma’s of curriculum vitae;
monumentnummer: het unieke nummer en de daaraan gekoppelde beschrijving waaronder het erfgoed staat ingeschreven in het Rijks- of gemeentelijk monumentenregister:
kleine musea: musea met een personele bezetting van minder dan drie fte, vrijwilligers niet meegerekend;
woonhuis: beschermd monument dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning, waarbij niet als woonhuizen worden aangemerkt voor bewoning gebruikte onderdelen van: geregistreerde musea, kerkgebouwen, pastorieën, kastelen, paleizen, buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens.
Paragraaf 5.2 Talentontwikkeling van professionals
Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het begeleiden van een professional bij de ontwikkeling van zijn artistieke kwaliteiten in het kader van de uitvoering van minimaal één artistieke productie.
Subsidie kan worden aangevraagd door een professional, zijn begeleider, of de rechtspersoon waar de begeleider werkzaam is.
Een verslag van de begeleiding en de artistieke productie moet binnen twee maanden na afronding van de productie geplaatst worden op het provinciale forum www.cultuurenerfgoed.gelderland.nl , ondersteund met beeld en zo mogelijk geluid, of op een ander door de provincie aan te wijzen forum.
Paragraaf 5.3 Functioneel gebruik erfgoed
Artikel 5.3.2 Vooroverleg en procedure
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3.2, onder a tot en met d, wordt alleen in behandeling genomen als bij de voorbereiding van de aanvraag de volgende stappen zijn gevolgd:
als uit het verkennend gesprek blijkt dat een concrete financieringsvraag in de vorm van een subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.3.2, onder a tot en met d, aan de orde is, wordt een intakegesprek gevoerd aan de hand van een door de provincie vastgesteld en beschikbaar gesteld intakeformulier.
Aan de hand van het overleg bedoeld in het eerste lid wordt een onderscheid gemaakt tussen categorie I en categorie II aanvragen. In categorie I vallen aanvragen voor reguliere restauratiewerkzaamheden of energiemaatregelen aan één object. In categorie II vallen complexe restauraties en energiemaatregelen in combinatie met herbestemming.
Artikel 5.3.4 Criteria categorie I en II aanvragen
Subsidie als bedoeld in artikel 5.3.4, tweede lid, wordt alleen verleend als, in aanvulling op de in het eerste lid genoemde criteria, in het intakegesprek als bedoeld in artikel 5.3.2, eerste lid, onder b, aan de hand van een financiële onderbouwing door de aanvrager aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een tekort in de financiering van de voorgenomen activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en dat de te plegen investeringen niet binnen een redelijke termijn kunnen worden terug verdiend.
In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3.4, eerste en tweede lid, voor monumenten die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor particuliere bewoning, een onafhankelijke taxatie van zowel de waarde voor als de waarde na de restauratie, herbestemming of verduurzaming.
Artikel 5.3.7 Subsidiabele kosten
Bij de berekening van het tekort als bedoeld in artikel 5.3.5, tweede lid, wordt geen rekening gehouden met bruto aanvangsrendementen en risicovoorzieningen hoger dan 5% bij hoger dan 5% bij de toedeling van een hoofdfunctie wonen of een commerciële functie. Bij de toedeling van een andere functie geldt bij deze berekening een bruto aanvangsrendement van 8%.
Paragraaf 5.4 Instandhouding gemeentelijke monumenten
Artikel 5.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een verordening voor het subsidiëren van instandhouding van gemeentelijke monumenten.
Artikel 5.4.5 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie wordt bepaald door het bedrag van het subsidieplafond te delen door het totale bedrag dat de gemeenten samen in het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd in hun vastgestelde begrotingen voor de gemeentelijke monumenten hebben opgenomen. De uitkomst daarvan, uitgedrukt in procenten, wordt vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat iedere afzonderlijke gemeente volgens haar begroting van datzelfde jaar beschikbaar heeft voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten.
Artikel 5.4.6 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 wordt geen subsidie verstrekt voor de uitvoeringskosten van de gemeentelijke organisatie.
Paragraaf 5.5 Historische molens en stoomgemalen
Artikel 5.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
historische molen: door wind, water of ros aangedreven krachtwerktuig inclusief het bouwwerk, geschikt of bedoeld voor een historisch maalproductieactiviteitbedrijf.
Artikel 5.5.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor onderhoud en het laten draaien van historische molens en stoomgemalen.
Paragraaf 5.6 Gelderse thematische verhaallijnen
Subsidie kan worden aangevraagd door een organisatie uit de evenementenbranche, horeca of dag- of verblijfsrecreatie.
Artikel 5.6.5 Weigeringsgronden
Als de publieksactiviteit betrekking heeft op een andere thematische verhaallijn, wordt de subsidie niet verstrekt, tenzij de publieksactiviteit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten aantoonbaar bijdraagt aan de identiteitsvorming van een deel van Gelderland en daarmee specifiek is voor dat gebied.
Artikel 5.6.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 60% van de kosten met een maximum van € 100.000.
Paragraaf 5.7 Kleine musea en historische organisaties
Artikel 5.7.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
historische organisaties: organisaties die lid zijn van de Coöperatie Erfgoed Gelderland;
kleine musea: musea met een personele bezetting van minder dan drie fte, vrijwilligers niet meegerekend.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 wordt alleen verstrekt als de aanvrager geregistreerd staat in het Museumregister of lid is van de coöperatie Erfgoed Gelderland.
Een aanvrager kan jaarlijks tot 1 oktober één aanvraag indienen voor eigen activiteiten. Naast de aanvraag bedoeld in de vorige zin kan een aanvrager als penvoerder ook namens andere musea of organisaties voor gezamenlijke activiteiten een keer per kalenderjaar een aanvraag indienen.
Paragraaf 5.8 Jeugdpodiumkunsten
Artikel 5.8.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
BIS-instelling: instelling die meerjarig gesubsidieerd wordt vanuit de Culturele Basis Infrastructuur;
fondsinstelling: instelling die meerjarig gesubsidieerd wordt vanuit één van de Rijkscultuurfondsen;
jeugdpodiumkunsten: professioneel aanbod op het gebied van muziek, muziektheater, theater en dans voor jeugd in de leeftijd van 0 tot en met 18 jaar.
Artikel 5.8.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het ontwikkelen en uitvoeren of alleen het uitvoeren van voorstellingen en producties op het gebied van jeugdpodiumkunsten.
Subsidie wordt alleen verstrekt als de subsidiabele activiteit wordt ontwikkeld en uitgevoerd of wordt uitgevoerd door een samenwerking:
Subsidie wordt geweigerd als sprake is van een herhaling van een voorstelling of productie in Gelderland.
Subsidie kan worden aangevraagd door een BIS-instelling, een fondsinstelling of een andere professionele aanbieder of afnemer van jeugdpodiumkunsten.
Artikel 5.8.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 60 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000.
Paragraaf 5.10 Cultuur- en erfgoedpacten
Artikel 5.10.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
cultuur- en erfgoedparticipatie: alle vormen van het actief beoefenen en artistiek ontwikkelen van of betrokken zijn bij cultuur en erfgoed in de vrije tijd;
duurzame culturele infrastructuur: culturele infrastructuur zoals beschreven in statenbrief PS2021-321;
regioplannen: plannen zoals beschreven in statenbrief PS2021-676.
Subsidie kan worden aangevraagd door de gemeente die volgens de aanvraag optreedt als penvoerder van de samenwerkende gemeenten.
In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor het verkrijgen van de subsidie het intergemeentelijk programma als bedoeld in artikel 5.10.2, eerste lid.
Paragraaf 6.1 Algemene bepalingen
Artikel 6.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Besluit Woningbouwimpuls 2020: besluit van onze minister van 11 mei 2020, met regels over verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten bestemd voor het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving;
herontwikkelen: na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie, al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte;
transformatie gebied: door herontwikkeling gerealiseerde functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte binnen de bebouwde kom met als resultaat een andere functie.
Paragraaf 6.2 Collectieve wooninitiatieven
Artikel 6.2.1 Begripsomschrijvingen
collectief wooninitiatief: groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in een woningbouwproject te behartigen;
duurzaam projectplan: projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject waarbij natuurinclusief, klimaatadaptief en circulair wordt gebouwd met behulp van concrete maatregelen in het ontwerp van de woningen en in de woonomgeving;
woningbouwproject: bouw en realisatie van minimaal drie woningen door een collectief wooninitiatief waarin de leden ervan gaan wonen.
Artikel 6.2.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor:
het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject, waarin een conclusie over de haalbaarheid is opgenomen en waar in ieder geval uit blijkt dat het collectieve wooninitiatief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding; of
In aanvulling op het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.2.2, aanhef en onder a en b, alleen verstrekt als de eigenaar van de grond waarop het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd, de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectief wooninitiatief te verkopen of te verhuren.
In aanvulling op het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.2.2, aanhef en onder c, alleen verstrekt als:
er een duurzaam projectplan is, waarin een conclusie over de haalbaarheid van het woningbouwproject is opgenomen, waar in ieder geval uit blijkt dat het collectief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een woningbouwproject;
In aanvulling op artikel 1.2.3 en het eerste lid worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.2.2, aanhef en onder c, de volgende gegevens verstrekt:
een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen in een woningbouwproject, als het nieuwbouw betreft, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt of een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde huur van de woningen in een woningbouwproject, beneden de huurprijs van maximaal € 850 per maand ligt;
Artikel 6.2.6 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.3.4, onder a en b, zijn subsidiabel:
Artikel 6.2.7 Hoogte van de subsidie
Paragraaf 6.3 Steengoed benutten – Uitvoeringsgereed en realiseren
Artikel 6.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
aanloopstraten: straten met een groot aandeel in de routing naar een kernwinkelgebied;
BAR: in de vastgoedsector gehanteerde bruto aanvangsrendement waarmee de verhouding wordt weergegeven tussen huuropbrengsten in het eerste jaar en de stichtingskosten;
bebouwde kom: bestaand stedenbouwkundig geconcentreerd samenhangende structuur van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Bij interpretatieverschillen geldt als bebouwde kom, de bebouwingscontour van VROM uit 2005;
beeldbepalend gebouw: gebouw, dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur, een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads- of dorpsbeeld, of van het buitengebied;
beeldverstorend verpauperd gebouw: gebouw dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur; en zo mogelijk ook door de slechte staat van onderhoud als gevolg van leegstand, een negatieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads-of dorpsbeeld, of van het buitengebied;
erkend aannemer: in het Register Kennis en Kunde van de Monumentenwacht Gelderland opgenomen bedrijf, of een bedrijf dat is aangesloten bij de landelijke Vakgroep Restauratie;
exploitatietekort: negatief saldo op grond van de berekening van kosten en opbrengsten op basis van:
footprint: totale vloeroppervlakte van de begane grond van een gebouw;
gebouw: gebouw of aaneengesloten gebouwen;
herbestemmen: toedelen van een nieuwe functie aan een locatie in een omgevingsplan of een projectbesluit;
kernwinkelgebied: aaneengesloten gebied in de binnenstad of centrum, met een hoge concentratie aan winkels, horecazaken, culturele voorzieningen en commerciële dienstverlening;
nominale waarde: waarden in een exploitatie op basis van prijspeil heden, waarbij geen rekening wordt gehouden met toekomstige kosten- of opbrengstenstijging en toekomstige rentewinsten of renteverliezen;
project: gecombineerde aanpak en uitvoering van maatregelen binnen een exploitatiegebied, die leiden tot fysieke realisatie;
sloop: afbreken, afvoeren van (bouw)materialen en eventueel saneren van de bodem voor toekomstig gebruik.
In aanvulling op het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.3.2, aanhef en onder f, alleen verstrekt als het gaat om een gebouw dat minimaal vijf jaar leeg staat en een footprint heeft van minimaal 2.000 m2 en waarbij de aanpak gericht is op het wegnemen van een ruimtelijk kwalitatief probleem, milieu- of geluidshinder of van een onveilige situatie.
Artikel 6.3.9 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 wordt geen subsidie verstrekt voor:
Paragraaf 6.4 Steengoed benutten – Procesondersteuning
Artikel 6.4.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
centrumgebied: binnenstad, stadsdeelcentrum of dorpskern;
stadsdeelcentrum: planmatig ontwikkeld winkelcentrum met meer dan 50 winkelpanden dat
een aanvulling is op de binnenstad;
transformatiemanager: onafhankelijke expert op het gebied van transformatiemanagement in een centrumgebied.
Artikel 6.4.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.
Artikel 6.4.8 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigen.
Paragraaf 6.6 Realiseren sociale huurwoningen
Artikel 6.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
publiek financieel tekort: financieel tekort op het totaal van kosten en opbrengsten van een project dat ontstaat door publieke maatregelen en verminderde opbrengsten vanwege de realisatie van sociale huurwoningen;
publieke maatregelen: maatregelen die bijdragen aan en noodzakelijk zijn voor het realiseren van het woningbouwproject en bestaan uit het uitvoeren van werken, werkzaamheden en maatregelen die op grond van afdeling 16.3 van de Omgevingswet verband houden met de kostenverhaalplicht;
sociale huurwoning: huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;
stedelijk groen: bosplantsoen met inheemse bomen en struiken of na inrichting ecologisch te beheren grasland met inheems bloemenmengsel dat bestaat uit grassen met éénjarige kruidachtige soorten en overblijvende bloeiende vegetatie.
Artikel 6.6.8 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.4 wordt geen subsidie verleend voor:
De subsidieontvanger neemt maatregelen om te zorgen dat de exploiterende wooncoöperatie of woningcorporatie, bedoeld in artikel 6.6.3, eerste lid, onder c, gedurende minimaal 20 jaren na de start van de bouw van het project, het netto aantal met deze subsidie gerealiseerde sociale huurwoningen in stand houden.
Paragraaf 6.7 Cofinanciering Besluit Woningbouwimpuls 2020
Artikel 6.7.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
betaalbare woning: betaalbare woning als bedoeld in artikel 1, onder c van het Besluit Woningbouwimpuls 2020;
project: project als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit Woningbouwimpuls 2020;
publieke onrendabele top: aan te vragen uitkering als bedoeld in artikel 2, derde lid van het Besluit Woningbouwimpuls 2020.
Artikel 6.7.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de cofinanciering van één of meerdere projecten die in aanmerking komen voor een uitkering uit het Besluit Woningbouwimpuls 2020.
In aanvulling op artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag bijgevoegd een afschrift van de conceptaanvraag zoals die wordt voorbereid op grond van het Besluit Woningbouwimpuls 2020.
Artikel 6.7.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de publieke onrendabele top met een maximum van € 1.000 per gerealiseerde woning.
Paragraaf 6.8 Verhuisvergoeding huurwoning
Artikel 6.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
huurder: natuurlijke persoon of personen die als huurder op de huurovereenkomst met de woningcorporatie staat of staan en waarvan één persoon ouder is dan 55 jaar;
verhuiscoach: natuurlijk persoon die huurder ondersteunt bij vragen rondom verhuizen en die als zodanig is aangemerkt door de provincie Gelderland en participeert in de intervisiegroep voor verhuiscoaches van de provincie Gelderland;
verhuistraject: traject dat de huurder aflegt en dat bestaat uit een aanmelding en een intakegesprek tussen huurder en verhuiscoach eventueel aangevuld met een woonadviesgesprek tussen huurder en verhuiscoach, en eventueel een opvolggesprek;
woningcorporatie: rechtspersoon als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.
Artikel 6.8.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de verhuizing naar een kleinere huurwoning.
Artikel 6.8.3 Criteria subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 6.8.2 wordt alleen verstrekt als:
Paragraaf 6.9 SteenGoed Challenge: mijn huis staat in Gelderland
Artikel 6.9.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
deelnemer: groep natuurlijke personen, al dan niet verenigd in een rechtspersoon, die meedoet aan de SteenGoed Challenge en zich ten doel heeft gesteld haar SteenGoed Challenge locatie gezamenlijk te transformeren tot woning(en);
SteenGoed Challenge: challenge ‘Mijn huis staat in Gelderland’ (PS2019-696);
SteenGoed Challenge locatie: onroerende zaak die door een deelnemer aan de SteenGoed Challenge wordt getransformeerd tot woning(en).
Artikel 6.9.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het delen van kennis en ervaring op het gebied van transformatie van een SteenGoed Challenge locatie.
Subsidie wordt alleen verstrekt als de deelnemer gedurende de SteenGoed Challenge actief kennis heeft gedeeld op de website https://www.gelderland.nl/projecten/challenge-mijn-huis-staat-in-gelderland.
Paragraaf 7.1 Algemene bepalingen
Artikel 7.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
bedrijventerrein: terrein dat vanwege zijn functie geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening door meer dan één bedrijf;
haalbaarheidsproject: project bestemd voor een innovatie dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie of een combinatie van in ieder geval 60% een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek;
haalbaarheidsstudie: onderzoek en analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;
KIA: kennis- en innovatieagenda uit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid;
Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid: programma als bedoeld in artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies of daarvoor in de plaats tredende programma’s;
toekomstbestendig bedrijventerrein: terrein waar bedrijven, overheden en beheerders samenwerken aan toekomstige kansen en aanpak van knelpunten op het gebied van (circulaire) economie, duurzame energie, klimaat, veiligheid, gezondheid & biodiversiteit, waarmee een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gecreëerd en wordt toegewerkt naar een energieneutraal en klimaatbestendig bedrijventerrein in 2050.
Paragraaf 7.2 MIT-Haalbaarheidsprojecten
Artikel 7.2.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject passend binnen een of meer van de volgende missies uit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid:
In aanvulling op artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een schriftelijke onderbouwing verstrekt waaruit blijkt hoe aan de criteria als bedoeld in artikel 7.2.2 wordt voldaan. De aanvrager maakt daarvoor gebruik van het format projectplan voor MIT-haalbaarheidsprojecten, dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en te vinden is op de website van de provincie Gelderland. Hij verschaft alle informatie, die in dit formulier wordt gevraagd.
Paragraaf 7.2a MIT-R&D-samenwerkingsprojecten
Artikel 7.2a.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
MIT-R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerking uitgevoerd door een MIT-R&D-samenwerkingsverband;
MIT-R&D-samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemers, dat is opgericht voor de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject;
ondersteunende sector: sectoren ICT, water, creatieve industrie, chemie of maakindustrie;
startende onderneming: kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die nog geen winst heeft uitgekeerd en niet uit een fusie is ontstaan en als een onderneming zich niet hoeft te laten registreren de periode van vijf jaar nadat de onderneming haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten.
Artikel 7.2a.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject.
Artikel 7.2a.4 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd als een MKB-ondernemer in het MIT-R&D-samenwerkingsverband binnen het ten tijde van de aanvraag geldende subsidieplafond al subsidie heeft aangevraagd of ontvangen op grond van deze regeling of vergelijkbare regelingen in het kader van MIT R&D samenwerkingsprojecten bij andere provincies.
Artikel 7.2a.5 Subsidiabele kosten
De subsidiabele kosten zijn de kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de AGVV.
Paragraaf 7.3 Cofinanciering Europese thematische fondsen
Artikel 7.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Europese thematische fondsen 2021-2027: Horizon Europe, LIFE, INTERREG-B Noord West-Europa, INTEREG-B North Sea Region, INTERREG-Europe, Connecting Europe Facility, the Vanguard Initiative, European Urban Initiative, Creative Europe, Digital Europe en Interregional Innovation Investments instrument (I3).
Artikel 7.3.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor de cofinanciering van projecten die in aanmerking komen voor steun uit de Europese thematische fondsen 2021-2027.
Voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, wordt de subsidie geheel geweigerd.
Paragraaf 7.4 Toekomstbestendige bedrijventerreinen - Procesondersteuning
Artikel 7.4.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
collectieve fysieke maatregelen: fysieke maatregelen die door samenwerking tussen meerdere bedrijven en andere stakeholders efficiënter of effectiever uitgevoerd kunnen worden en impact hebben op een (groot) deel van het bedrijventerrein.
Artikel 7.4.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor procesondersteuning voor het toekomstbestendiger maken van bestaande bedrijventerreinen voor:
de planvorming van collectieve fysieke maatregelen op bedrijventerreinen die zich richt op het opzetten en uitvoeren van een gebiedsproces, het analyseren van knelpunten en kansen, het onderzoeken van de haalbaarheid of het uitwerken van plannen en businesscases over één of meerdere van de volgende thema’s:
In aanvulling op het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 7.4.2, eerste lid, aanhef en onder c, onderdeel ii, alleen verstrekt als uit een schriftelijke onderbouwing blijkt dat er afstemming tussen de Omgevingsdienst en aanvrager heeft plaatsgevonden over de voorgenomen activiteiten in verhouding tot eventuele toezichts- en handhavingsactiviteiten.
In aanvulling op artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een schriftelijke onderbouwing verstrekt waaruit blijkt hoe aan de criteria, bedoeld in artikel 7.4.3 wordt voldaan. De aanvrager maakt gebruik van het vooroverlegformulier, bedoeld in artikel 7.4.9, eerste lid.
Artikel 7.4.6 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor inhuur van externe deskundigen.
De subsidieontvanger overlegt de opgeleverde eindproducten, conclusies en resultaten van de gesubsidieerde activiteit bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, of als een dergelijk verzoek niet vereist is, op verzoek van de provincie in het kader van een evaluatieonderzoek als bedoeld in artikel 1.4.8.
Paragraaf 7.5 Toekomstbestendige bedrijventerreinen – Realisatie fysieke maatregelen
Artikel 7.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
circulaire herstructurering: aanpassing van ruimtelijke inrichting of ruimtelijke kwalitatieve verbeteringen op bedrijventerreinen inclusief circulaire sloop en bedrijfsverplaatsingen waardoor het vestigingsklimaat op een bestaand bedrijventerrein wordt verbeterd en wordt toegewerkt naar een toekomstbestendig bedrijventerrein;
circulaire sloop: afbreken, afvoeren van (bouw)materialen en eventueel saneren van de bodem voor toekomstig gebruik;
industrieel, flexibel en demontabel bouwen: toepassen van (industrieel ontwikkelde en geproduceerde) bouwcomponenten in nieuwe en te verbeteren gebouwen en constructies voor vormen van bouwen die gericht zijn op gebouwen en installaties, op het bouwproces en op de organisatie.
Artikel 7.5.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor de realisatie van fysieke collectieve maatregelen met inbegrip van de procesbegeleiding voor het toekomstbestendiger maken van bestaande bedrijventerreinen door:
In aanvulling op artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een schriftelijke onderbouwing verstrekt waaruit blijkt hoe aan de criteria, bedoeld in artikel 7.5.3 wordt voldaan. De aanvrager maakt gebruik van het vooroverlegformulier, bedoeld in artikel 7.5.5, eerste lid.
Artikel 7.5.7 Hoogte van de subsidie
Als kosten zijn gemaakt voor circulair hergebruik van bouwmateriaal, industrieel, flexibel en demontabel bouwen of circulaire sloop, wordt de subsidie aanvullend verhoogd met een bedrag ter hoogte van 5% van de voormelde kosten. De subsidie kan hierdoor in afwijking van het eerste lid maximaal € 525.000 bedragen, maar nooit meer dan het financieel tekort.
In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie, bedoeld in artikel 7.5.2, aanhef en onder b, voor zover deze activiteiten zien op maatregelen voor de aanleg van duurzame energie- en warmtesystemen, niet meer dan 30% van de subsidiabele kosten voor zover de subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen.
Artikel 7.5.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.3.4, aanhef en onder f en het eerste lid, wordt subsidie geweigerd als voor de subsidiabele activiteit, genoemd in artikel 7.5.2, aanhef en onder d, de investeringen worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat ondernemingen voldoen aan al vastgestelde en nog niet in werking getreden Unienormen of kosten geen rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van milieubescherming.
Artikel 7.5.11 Communautair toetsingskader
De aanvullende subsidie voor circulair hergebruik van bouwmateriaal, industrieel, flexibel en demontabel bouwen of circulaire sloop als bedoeld in artikel 7.5.6, derde lid, wordt alleen verstrekt zover deze niet in strijd is met de de-minimis steun Verordening (EU), Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (Pb EU L 352/1).
Paragraaf 7.6 Perspectieffonds Gelderland
Artikel 7.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
PFG: Perspectieffonds Gelderland, een fonds dat door het financieren van een meerjarige businesscase een bijdrage kan leveren aan grote maatschappelijke vraagstukken;
PFG-financiering: financieringsvorm bestaande uit een bijdrage van de aanvrager, bijdrage uit het PFG-fonds en een subsidie.
Artikel 7.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 20% van het totale gefinancierde bedrag uit het LTI-fonds.
Hoofdstuk 8 Milieu, energietransitie en klimaatadaptie
Paragraaf 8.2 Lokale hernieuwbare energieprojecten
Artikel 8.2.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
exploitatiekosten: kosten die voortkomen uit het bezit of in gebruik hebben van een hernieuwbare-energieproject, zoals afschrijvingskosten, rente, onderhouds- en beheerkosten en verzekeringskosten;
hernieuwbare-energiegemeenschap: entiteit als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 16 van de Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking).
Artikel 8.2.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een lokaal hernieuwbare-energieproject.
Paragraaf 8.3 Voorfinanciering ontwikkelkosten
Artikel 8.3.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
windpark: één of meer windturbines die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen met een gezamenlijk vermogen van minimaal 5 MW;
zonnepark: grondgebonden zonnepanelen die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen met een gezamenlijk vermogen van minimaal 1 MW;
waterenergie-installatie: installatie die elektriciteit opwekt met waterkracht of aquathermie;
Artikel 8.3.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de voorbereiding van de aanleg en het gebruik van een windpark, een zonnepark of een waterenergie-installatie.
Over de toepassing van de criteria, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan Oost NL, tenzij de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten of de aanvraag moet worden afgewezen omdat niet wordt voldaan aan enig ander criterium voor het verstrekken van subsidie.
Subsidie kan worden aangevraagd door een duurzaam energiebedrijf, waarbij minimaal 50 op afzonderlijke adressen wonende natuurlijke personen met een lidmaatschap, aandelenbezit of op andere wijze zijn aangesloten, en door een onderneming die voor minimaal 50% in eigendom is van zo’n duurzaam energiebedrijf.