Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, inzake de intrekking van de besluiten tot vaststelling van de bedieningstijden van de Zoetwaterkanaalbrug (DOS-2020-00001254, PZH-2024-848332254)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

Overwegende:

 

dat de Zoetwaterkanaalbrug onderdeel is van de Hartelcorridor en dat is gebleken dat de Zoetwaterkanaalbrug een beperkt aantal openingen voor recreatievaart per jaar kent;

 

dat de bediening van de brug op grond van een overeenkomst wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat;

 

dat de provincie Zuid-Holland planmatig onderhoud pleegt aan de Hartelcorridor, onder meer bestaande uit de Zoetwaterkanaalbrug, welke onderdeel is van de N218;

 

dat het ten gunste komt van de doorstroming van het verkeer op de N218 en daarmee ook voor de omgeving van de Zoetwaterkanaalbrug als de brug niet meer bediend wordt;

 

dat de Zoetwaterkanaalbrug een beperkt aantal openingen per jaar (ca. 60 openingen) heeft voor de (recreatieve) scheepvaart;

 

dat het niet meer bedienen van de brug uitsluitend gevolgen heeft voor een gering aantal schepen met een grotere doorvaarthoogte dan 10,4 meter. De afhankelijke bedrijven zijn in overwegende mate afhankelijk van scheepvaart met een doorvaarthoogte kleiner dan 10,4 meter;

 

dat afstemming met de betreffende belangenorganisaties en betrokkenen heeft plaatsgevonden;

 

dat het (planmatig) onderhoud aan een beweegbaar kunstwerk aanzienlijke kosten met zich meebrengt en het vastleggen van de brug een forse kostenbesparing voor de maatschappij en de provincie Zuid-Holland inhoudt;

 

dat het derhalve gewenst is om te besluiten dat de Zoetwaterkanaalbrug over het Scheepvaart- en Voedingskanaal niet meer bediend wordt;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 7 van de Verordening nautisch beheer Zuid-Holland;

 

Besluiten

 

Vast te stellen, het besluit houdende vaststelling van de bedieningstijden van de Zoetwaterkanaalbrug.

 

Artikel 1

De Zoetwaterkanaalbrug wordt met ingang van 1 september 2024 niet meer bediend.

 

Artikel 2

Alle besluiten betreffende vaststelling van bedieningstijden van de Zoetwaterkanaalbrug over het Scheepvaart- en Voedingskanaal worden ingetrokken.

 

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Den Haag, ….. 2024

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Namens dezen,

 

 

H.L. Barnhoorn

Plv. hoofd Juridische Expertise en Handhaving

Dienst Beheer Infrastructuur

 

Beroep

Tegen dit besluit staat ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van verzending beroep open bij de rechtbank Den Haag, postbus 20302, 2500 EH ’s-Gravenhage. Voor de behandeling van het beroepsschrift brengt de rechtbank aan u een bedrag in rekening.

 

Krachtens artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht schorst het beroep de werking van dit

besluit niet. Gelet hierop kan – als beroep is ingesteld – ingevolge artikel 8:81 van de Algemene

wet bestuursrecht bij de rechtbank Den Haag een verzoek tot het treffen van een voorlopige

voorziening worden ingediend. Voor de behandeling van het verzoek brengt de rechtbank

eveneens aan u een bedrag in rekening. Wij verzoeken een kopie van het beroepschrift/verzoek om voorlopige voorziening toe te zenden aan: “Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag”

 

 

Nota van Beantwoording zienswijze besluit bediening Zoetwaterkanaalbrug te Spijkenisse

 

Inleiding

In 2024 vinden werkzaamheden plaats aan de Hartelcorridor. De Hartelcorridor is gelegen in de N218. De Zoetwaterkanaalbrug is onderdeel van deze corridor en wordt namens de provincie bediend door Rijkswaterstaat. Na de werkzaamheden zal de Zoetwaterkanaalbrug een vaste brug worden. Dit betekent dat de provincie de brug niet meer zal (laten) bedienen.

 

Het ontwerpbesluit bediening Zoetwaterkanaalbrug heeft van 19 april 2023 tot en met 1 juni 2023 ter inzage gelegen. Het ontwerpbesluit is bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en op de website van de provincie Zuid-Holland. In totaal is één zienswijze ontvangen. In deze nota van beantwoording worden eerst de belangrijkste punten en argumenten kort samengevat, gevolgd door onze reactie daarop. Ieder punt wordt gevolgd door een (tussen)conclusie. Tot slot komt de algemene conclusie.

 

Zienswijze

1. Feiten en omstandigheden

Indiener heeft een zelfgebouwd zeiljacht en is sinds 40 jaar lid bij de Watersportvereniging Hairt-Hille. Indiener maakt meerdere malen per jaar gebruik van de mogelijkheid tot opening van de Zoetwaterkanaalbrug en hecht veel emotionele waarde aan de locatie van de ligplaats. Door vastzetten van de brug kan indiener met zijn zeilboot niet meer het Scheepvaart- en Voedingskanaal verlaten. Daarbij heeft indiener niet de mogelijkheid om de mast te strijken. Volgens indiener duurt het strijken en hijsen van de mast ca 2 dagen. Hierdoor is indiener genoodzaakt een andere ligplaats te vinden op minimaal twee keer de afstand van zijn woning. Dit betekent een ligplaats met een hoger tarief en waarbij een wachtlijst van jaren geldt. Het niet meer bedienen van de brug heeft grote gevolgen voor indiener en heeft dit een emotionele en sociale impact.

 

Reactie

De provincie begrijpt dat de verandering van een locatie van de ligplaats impact heeft op de indiener en andere belanghebbenden. Gelet op deze (mogelijk) impact heeft de provincie vroegtijdig contact met de omgeving contact opgenomen. De provincie heeft ook de mogelijkheid besproken om bij te dragen in de aanpassen van schepen, zodat belanghebbenden hun ligplaats kunnen behouden.

 

De provincie is zich ervan bewust dat bepaalde besluiten negatieve gevolgen kunnen hebben voor belanghebbenden. De provincie maakt daarom een belangenafweging.

 

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot wijzigingen in het ontwerp besluit.

 

2. Onvoldoende sprake van een belangenafweging

Volgens indiener heeft hij op 27 oktober 2022 een brief van de provincie over de plannen ontvangen. Direct daarop volgend heeft de indiener kenbaar gemaakt het niet eens te zijn met deze plannen. In vervolg hierop heeft de indiener contact via de e-mail en (op 10 oktober 2022) een gesprek met omgevingsmanager van de provincie gehad. Indiener is van mening dat de belangen van pleziervaarders onvoldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. Dit zou blijken uit de passage over het geringe aantal schepen met grotere doorvaarthoogte. Indiener is van mening dat, ondanks dat het gaat om een gering aantal pleziervaarders, deze belanghebbenden niet buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Kort samengevat zijn de belangen van de pleziervaarders onvoldoende meegewogen.

 

Reactie

In mei 2022 is door de provincie contact opgenomen met het Watersportverbond over de aankomende werkzaamheden en is het verzoek gedaan om de betrokken partijen te informeren. Vervolgens is de provincie in juni 2022 actief gestart met het informeren van de omgeving over de mogelijkheid van de vaste brug. De provincie heeft, na een melding, in juli 2022 telefonisch contact met indiener gehad over de werkzaamheden. Op 20 oktober 2022 heeft een gesprek in persoon met indiener plaatsgevonden.

 

Indiener is van mening dat de belangen van de pleziervaarders onvoldoende zijn meegewogen. Hierover wordt het volgende opgemerkt. De provincie heeft bij de overweging om de Zoetwaterkanaalbrug al dan niet meer te bedienen verschillende belangen afgewogen. De belangen van omgeving, belanghebbenden en de provincie zelf zijn meegenomen.

 

• Belanghebbenden

In tegenstelling tot wat indiener van mening is, zijn de pleziervaarders als belanghebbenden niet buiten beschouwing gelaten. Er is geïnventariseerd welke belanghebbenden door het besluit geraakt zouden kunnen worden, waaronder dus de pleziervaarders. Uit dit onderzoek is gebleken dat een kleine groep pleziervaarders van ca 15 schepen, met een ligplaats ten westen van de Zoetwaterkanaalbrug en een grotere doorvaarthoogte gevolgen van het vastzetten van de brug gaan ondervinden. Het is een beperkte groep, aangezien de Zoetwaterkanaalbrug ca 10 meter hoog is.

 

De provincie heeft de pleziervaarders geïnformeerd over de plannen tot vastmaken van de Zoetwaterkanaalbrug. Uit deze gesprekken is het voorstel voor een bijdrage aan een aanpassing van hun schepen gekomen. Het betreft een vergoeding van maximaal € 3.000,- voor de aanpassing van de mast van belanghebbenden. Dit voorstel is opgenomen in het gepubliceerde GS-voorstel (zie link bij gepubliceerd bij onderhavig ontwerpbesluit).

 

• Omgeving

Naast de belangen van de pleziervaarders en bedrijven zijn ook andere belangen meegewogen. De brug is van belang voor de bereikbaarheid van Zuid-Holland. In 2023 is (nogmaals) gebleken dat de Zoetwaterkanaalbrug storingsgevoelig is. Het mogelijk niet meer kunnen sluiten van deze brug is een risico in relatie tot andere projecten in de omgeving (bijvoorbeeld de afsluiting van de Spijkenissebrug).

 

• Financiële belangen

Het beheren en onderhouden van een beweegbare brug brengt kosten met zich mee. Deze kosten zijn hoger dan bij een vaste brug. Immers, dit is een andere constructie met ook andere eisen. Door de Zoetwaterkanaalbrug vast te maken is de provincie significant minder kosten kwijt aan het beheer en onderhoud.

 

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot wijzigingen in het ontwerpbesluit.

 

3. Schade door rechtmatige overheidsdaad

Indiener schrijft dat nog geen voorstel is gedaan voor een passende tegemoetkoming. Nu er geen inventarisatie is gedaan van de schade, vraag indiener zich af of zijn belang voldoende is meegewogen. Indiener stuurt een overzicht toe van zijn schade inclusief die van een nieuwe wachtplaats.

 

Reactie

De provincie is niet verplicht om vooraf - zonder verzoek van een belanghebbende - een schadevergoeding of tegemoetkoming vast te stellen. Anders dan indiener stelt, betekent dit niet dat zijn belang niet is meegewogen bij het genomen besluit. Uit de bovenvermelde beantwoording van punt 2 blijkt immers dat het belang van indiener is meegenomen in de besluitvorming.

Indien indiener een verzoek om nadeelcompensatie wenst in te dienen, kan hij dit via het daartoe bestemde kanaal onder aandacht van de provincie brengen (via de website van de provincie Zuid-Holland (https://www.zuid-holland.nl/online-regelen/meldingen/nadeelcompensatie-vergoeding). Naar onze mening leent de zienswijzeprocedure zich niet voor het indienen van een verzoek om nadeelcompensatie.

 

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot wijzigingen in het ontwerp besluit.

 

4. Proceskosten op grond van 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Indiener verzoekt om vergoeding van zijn proceskosten op grond van artikel 7:15 van de Awb.

 

Reactie

Artikel 7:15 van de Awb voorziet in een regeling voor vergoeding van kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van een bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens het aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De Awb voorziet echter niet in een dergelijke regeling voor de zienswijzeprocedure. Voor vergoeding van de kosten in verband houdende met een zienswijze biedt de Awb dan ook geen ruimte (zie ECLI:NL:RVS:2017:1517 en ECLI:NL:RVS:2018:2730).

 

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot wijzigingen in het ontwerp besluit.

 

Conclusie

Wij zien in de ingediende zienswijze geen aanleiding om het ontwerpbesluit te wijzigen. Het definitieve besluit wordt dan ook niet gewijzigd.

 

 

 

 

Naar boven