Ambtshalve actualisatie omgevingsvergunning Theo Pouw Secundaire Bouwstoffen B.V. aan Spikerboor 19 te Akkrum

ONDERWERP

Op 14 maart 2014 (kenmerk 2014-FUMO-0000076) is aan Theo Pouw Secundaire Bouwstoffen B.V. een revisievergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor de inrichting aan de Spikerboor 19 in Akkrum. Nadien zijn diverse verandervergunningen verleend en hebben er ambtshalve wijzigingen van de verleende omgevingsvergunningen plaatsgevonden (zie 1.2).

Wij besluiten de omgevingsvergunning van 14 maart 2014 ambtshalve te wijzigen. De overige omgevingsvergunningen en ambtshalve wijzigen zijn wel meegenomen in de beoordeling maar zijn verder niet relevant in het kader van deze actualisatie.

Binnen de inrichting is een IPPC-installatie aanwezig, namelijk een categorie 5.5 en 5.3 installatie als bedoeld in de Richtlijn industriële emissies (RIE): tijdelijke opslag van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van 50 ton of meer in afwachting van in categorie 5.1, 5.2, 5.4 en 5.6 vermelde behandelingen. De onder categorie 5.3 onder b genoemde installatie is bedoeld voor nuttige toepassing, of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag.

Sinds 1 januari 2013 geldt een extra actualisatieplicht voor IPPC-installaties (artikel 2.30 van de Wabo in samenhang met artikel 5.10, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor)). De plicht houdt in dat binnen vier jaar na publicatie van de beste beschikbare technieken (BBT)-conclusies moet worden getoetst of de omgevingsvergunning nog voldoet aan deze BBT-conclusies. Indien de voorschriften niet voldoen, moet de vergunning binnen de termijn van vier jaar zijn geactualiseerd.

De BBT-conclusies Afvalbehandeling zijn op 17 augustus 2018 gepubliceerd. Wij hebben de omgevingsvergunning van 17 november 2016 beoordeeld en zijn van oordeel dat de omgevingsvergunning niet geheel voldoet aan de BBT-conclusies Afvalbehandeling. Wij passen daarom met dit besluit de omgevingsvergunning van 17 november 2016 ambtshalve aan door er voorschriften aan toe te voegen.

BESLUIT

Wij besluiten, gelet op artikel 2.31, eerste lid, onder b, van de Wabo:

  • 1.

    de omgevingsvergunning van 14 maart 2014 van Theo Pouw Secundaire Bouwstoffen B.V., aan de Spikerboor 19 in Akkrum, kenmerk 2014-FUMO-0000076, ambtshalve te wijzigen door bijgevoegde voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden;

  • 2.

    dat het document BBT-conclusies (BBT-toets datum 09-12-2021), opgesteld door de heer M. Bos en mevrouw R. Kleinhuis van Theo Pouw Secundaire Bouwstoffen B.V., ontvangen per e-mail op 6 december 2022, onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning van 20 maart 2014 (kenmerk 0000076).

ONDERTEKENING EN VERZENDING

Namens het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân,

S.G.C. Boender Afdelingshoofd Vergunningverlening en Specialistisch Advies

Afschrift aan:

Gemeente Heerenveen

Postbus 15000

8440 GA Heerenveen

Wetterskip Fryslân

Mevr. [Naam]

Postbus 36

8900 AA Leeuwarden

 

RECHTSMIDDELEN EN INWERKINGTREDING

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Daarnaast wordt een kennisgeving gegeven door publicatie in de Leeuwarder Courant, het Friesch Dagblad en in het Provinciaal blad van Fryslân via www.officielebekendmakingen.nl. De beschikking treedt in werking 6 weken na bekendmaking van het definitief besluit.

De aanvraag en de beschikking met de daarbij behorende stukken worden op grond van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage gelegd. Inzage is mogelijk bij de gemeente/provincie/FUMO.

Een dag nadat de beschikking ter inzage is gelegd, start de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift. In die periode kunnen zowel u als belanghebbenden beroep aantekenen tegen deze beschikking. Ook niet-belanghebbenden kunnen beroep aantekenen indien zij een zienswijze hebben ingediend.

Het beroepschrift moet in tweevoud ingediend worden bij Rechtbank Noord-Nederland, Postbus 781, 9700 AT Groningen.

Het indienen van een beroepschrift stelt de werking van de beschikking niet uit. Als u of belanghebbenden niet willen dat deze beschikking in werking treedt na afloop van de beroepstermijn, kan tijdens die termijn om een voorlopige voorziening worden verzocht. Dit verzoek kan worden gedaan bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord Nederland, Postbus 781 9700 AT Groningen. De beschikking treedt in dat geval niet in werking voordat over dit verzoek is beslist.

VOORSCHRIFTEN AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

  • 1.1

    Milieubeheersysteem

    • 1.1.1

      Binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit moet vergunninghouder een milieubeheerssysteem ter goedkeuring aan het bevoegd gezag hebben overgelegd.

    • 1.1.2

      Het milieubeheerssysteem bevat, naast de elementen zoals genoemd in bijlage 1 van deze ambtshalve wijziging, ten minste en voor zover van toepassing de volgende onderdelen:

      Beleid

      • a.

        de milieustrategie;

      • b.

        het milieuplan;

    • Bedrijfsprocessen

      • c.

        procedures voor het doorvoeren van wijzigingen in processen;

      • d.

        procedures voor het evalueren van het managementsysteem;

      • e.

        procedures voor het monitoren milieuaspecten afvalwater en luchtemissies;

      • f.

        procedures voor het wijzigen van installaties;

      • g.

        procedures voor onderhoud en keuringen.

    • Per procedure

      • i.

        taken en verantwoordelijkheden/bevoegdheden;

      • j.

        werkinstructies.

    • 1.1.3

      Het in voorschrift 1.1.1 bedoelde verzoek om goedkeuring moet schriftelijk worden gericht aan de FUMO, Postbus 3347, 8901 DH LEEUWARDEN of info@fumo.nl.

    • 1.1.4

      Binnen 9 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit moet vergunninghouder het goedgekeurde milieubeheerssysteem hebben geïmplementeerd.

2. LUCHT

  • 2.1

    Shredding van A en B-hout

    • 2.1.1

      Het shredderen A en B-hout moet voldoen aan BBT 14d van de BBT conclusies behorende bij de BREF afvalbehandeling 2018.

      Toelichting: In BAT 25 van de Bref afvalbehandeling wordt verwezen naar BBT 14d en worden technieken genoemd waarmee de stofemissie kan worden gereduceerd en wordt in tabel 6.3 de BBT emissiebandbreedte aangegeven.

    • 2.1.2

      Binnen 6 maanden na inwerkingtreding van dit besluit moet vergunninghouder een plan van aanpak aan het bevoegd gezag overleggen ter goedkeuring, waarin is toegelicht hoe voldaan gaat worden aan voorschrift 2.1.1.

    • 2.1.3

      Binnen 9 maanden na inwerkingtreding van dit besluit moet vergunninghouder het goedgekeurde plan van aanpak genoemd in voorschrift 2.1.2. geïmplementeerd hebben, waarmee voldaan wordt aan voorschrift 2.1.1.

3. AFVALWATER

  • 3.1

    Onderzoek minimalisatie ZZS in afvalwater

    • 3.1.1

      Na elke periode van vijf jaar (ingaande op de dag van het inwerkingtreden van deze vergunning) moet inzicht worden gegeven in de verdergaande emissiereductie van ZZS binnen de inrichting. De rapportage dient onder andere informatie te verschaffen over:

      • -

         de mate waarin ZZS vanuit de inrichting worden geloosd;

      • -

        ondernomen acties en resultaten in de voorgaande periode van 5 jaar;

      • -

        de mogelijkheden om de emissie van ZZS te voorkomen dan wel te beperken;

      • -

        de wereldwijde ontwikkeling van nieuwere technieken.

    • 3.1.2

      De rapportage-opzet dient ter goedkeuring te worden overlegd aan het bevoegd gezag (FUMO).

OVERWEGINGEN

  • 1.

    Procedurele aspecten

1.1. Projectbeschrijving

Sinds 1 januari 2013 geldt een extra actualisatieplicht voor IPPC-installaties (artikel 2.30 van de Wabo in samenhang met artikel 5.10, lid 1, van het Bor). De plicht houdt in dat binnen een termijn van vier jaar na publicatie van de BBT-conclusies voor de hoofdactiviteit van een IPPC-installatie de vergunning moet zijn geactualiseerd, waar nodig, op basis van de nieuwe BBT-conclusies.

Op 17 augustus 2018 heeft de Europese commissie de BBT-conclusies afvalbehandeling gepubliceerd. De BBT-conclusies afvalbehandeling gaan onder andere over de volgende activiteiten uit bijlage 1 van de RIE:

  • 5.5: tijdelijke opslag van gevaarlijke afvalstoffen in afwachting van in categorie 5.1, 5.2, 5.4 en 5.6 vermelde behandelingen.

  • 5.3.b: Nuttige toepassing, of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 t per dag.

    - (ii) voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding

Wij hebben de eerder verleende omgevingsvergunningen van Theo Pouw Secundaire Bouwstoffen B.V. getoetst aan de BBT-conclusies Afvalbehandeling en aan het document BBT-conclusies (BBT-toets datum 09-12-2021) die wij ontvangen hebben per e-mail op 6 december 2022.

De toetsing geeft aanleiding tot het aanpassen van de eerder verleende vergunning van 14 november 2014 (kenmerk 2014-FUMO-0000076).

1.2. Huidige vergunningsituatie

Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande vergunningen verleend:

Soort

Datum

Kenmerk

Onderwerp

Revisievergunning

14 maart 2014

2014-FUMO-0000076

Revisie gehele inrichting

Veranderingsvergunning

26 oktober 2016

2016-FUMO-0018143

Vergroten op- en overslag en doorzet van glas en wijzigen van het gebruik van een deel van de kade

Veranderingsvergunning

27 december 2016

2016-FUMO-0018740

Repareren/vervangen van de kade

Ambtshalve aanpassing van de vergunning van 14 maart 2014

27 oktober 2020

2019-FUMO-0032785

Actualisatie LAP3

Ambtshalve aanpassing van de vergunning van 14 maart 2014

23 februari 2020

2020- FUMO-0040920

Actualisatie energievoorschriften

1.3. Vergunningplicht

De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I, onderdeel C van het Bor. De volgende categorieën zijn van toepassing:

Categorie

Omschrijving

  • 1.

    28.4 onder a en b

Opslaan van (gevaarlijke) afvalstoffen afkomstig van buiten de inrichting

  • 2.

    28.10

Het verwerken van afvalstoffen die niet vallen onder uitgezonderde categorieën

Op grond van het overschrijden van de capaciteit als genoemd bij bovengenoemde categorieën is er sprake van een vergunningplichtige activiteit. Om die reden is op grond van artikel 2.1, tweede lid van het Bor eveneens sprake van een vergunningplichtige inrichting.

1.4. Bevoegd gezag

Wij zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4, tweede lid van de Wabo juncto artikel 3.3, eerste lid van het Bor, op grond van de activiteiten van de inrichting, genoemd in Bijlage I onderdeel C, categorie 28.4, onder a, 5° en 6° van het Bor en omdat het een inrichting betreft waartoe een IPPC-installatie behoort als genoemd in Bijlage I, categorie 5.5 en 5.3 onder b van de Richtlijn industriële emissies (RIE).

1.5. Procedure en zienswijze 

De vigerende omgevingsvergunning is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop dient de wijziging te worden voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure.

1.6. Adviezen 

In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij ons voornemen tot ambtshalve wijziging ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden:

  • 1.

    De gemeente Heerenveen;

  • 2.

    Wetterskip Fryslân.

Wij hebben op 18 april 2023 een advies ontvangen van het Wetterskip Fryslân. In de inhoudelijke overwegingen wordt ingegaan op het advies. Gemeente Heerenveen heeft geen advies gegeven.

1.7. Zienswijzen op de ontwerpbeschikking

Van het ontwerp van de beschikking hebben wij de kennisgeving digitaal gepubliceerd op internet: www.officielebekendmakingen.nl op 21 juli 2023.

Tussen 24 juli 2023 en 4 september 2023 heeft het ontwerp ter inzage gelegen en is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 

2. INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN 

2.1. Toetsingskader 

Vanaf 1 januari 2013 geldt een actualisatieplicht voor IPPC-installaties (artikel 5.10, eerste lid van het Bor). De plicht houdt in dat:

  • binnen een termijn van vier jaar na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie van de BBT-conclusies voor de hoofdactiviteit van een IPPC-installatie de voorschriften van de omgevingsvergunning moeten worden getoetst aan de beste beschikbare technieken (BBT) die staan in deze (nieuwe) BBT-conclusies (en alle overige relevante BBT-documenten);

  • als niet wordt voldaan aan deze BBT's de vergunningvoorschriften moeten worden geactualiseerd en;

  • de betreffende IPPC-installatie binnen de termijn van vier jaar gaat voldoen aan deze geactualiseerde voorschriften.

De actualisatieplicht start dus op het moment dat de BBT-conclusies voor de hoofdactiviteit zijn gepubliceerd. Daarom zal bij IPPC-installaties waarin meerdere activiteiten uit bijlage 1 van de RIE worden uitgeoefend, bepaald moeten worden welke activiteit voor de betreffende IPPC-installatie zal worden aangemerkt als de hoofdactiviteit. Daarom is in overleg met de vergunninghouder van de inrichting nagegaan welke BBT-conclusies relevant zijn voor de hoofdactiviteit en welke BBT-conclusies daarmee het startpunt zullen worden van de (verplichte) vergunning actualisatie. Dit betekent dat na publicatie van deze BBT-conclusies in het publicatieblad van de Europese Unie de actualisatieplicht zal beginnen.

Er moet worden voldaan aan de BBT-conclusies voor de hoofactiviteit en aan andere relevante BBT-conclusies.

Overeenkomstig artikel 2.31, eerste lid van de Wabo, moet en overeenkomstig artikel 2.31, tweede lid van de Wabo, kan het bevoegd gezag voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden, wijzigen. De omstandigheden waaronder dit moet of kan gebeuren zijn eveneens vermeld in dit artikel. In dit geval is er sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.31, eerste lid, onder b.

Artikel 2.31, eerste lid, geeft de omstandigheden aan waaronder het bevoegd gezag verplicht is de voorschriften van de omgevingsvergunning te wijzigen. Onder b wordt aangegeven dat de voorschriften van de vergunning moeten worden aangescherpt als – kort samengevat – de bescherming van het milieu dit noodzakelijk maakt. Of die noodzaak bestaat, kan worden afgeleid uit het toetsingskader dat geldt voor het toepassen van de actualiseringsplicht van artikel 2.30 van de Wabo, dat is opgenomen in artikel 5.10 derde lid van het Bor. Op grond van artikel 2.31, tweede lid, heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om een vergunning aan te passen. Deze mogelijkheid bestaat voor zover dit in het belang van de bescherming van het milieu is.

Artikel 2.31a, eerste lid van de Wabo geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om, ter bescherming van het milieu, andere technieken voor te schrijven dan in de aanvraag zijn opgenomen en daarmee de grondslag van de aanvraag te verlaten. Op grond van artikel 2.31a, tweede lid is de vergunninghouder verplicht desgevraagd gegevens aan het bevoegd gezag over te leggen die nodig zijn voor de beoordeling of alle relevante BBT-maatregelen worden toegepast.

Overeenkomstig artikel 2.31, eerste lid van de Wabo, moet en overeenkomstig artikel 2.31 tweede lid van de Wabo, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning wijzigen. De omstandigheden waaronder dit moet of kan gebeuren zijn eveneens vermeld in dit artikel. In dit geval is er sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.31, eerste lid, onder b.

2.2. Beste beschikbare technieken

In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk – bij voorkeur bij de bron – te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast.

Bij het opstellen van de omgevingsvergunning milieu moet rekening worden gehouden met de BBT-conclusies. De Europese Commissie stelt de BBT-conclusies op en maakt deze bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

BBT-conclusies is een document met de conclusies over beste beschikbare technieken, vastgesteld overeenkomstig artikel 13, lid 5 en 7 van de RIE.

Op 17 augustus 2018 heeft de Europese Commissie de BBT-conclusies Afvalbehandeling gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De BBT-conclusies Afvalbehandeling gaan over activiteiten uit bijlage I van de Richtlijn industriële emissies 2010/75/EU (RIE):

  • 1.

    1. 5.1: verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen;

  • 2.

    2. 5.3 a en b: verwijdering en/of nuttige toepassing van ongevaarlijke afvalstoffen;

  • 3.

    3. 5.5: tijdelijke opslag van gevaarlijke afvalstoffen;

  • 4.

    4. 6.11: zelfstandige afvalwaterzuiveringsinstallatie.

Deze BBT-conclusies gaan niet over IPPC-categorie 5.2 afvalverbranding of 5.4 stortplaatsen.

In het kader van de onder hoofdstuk 2.1 “Toetsing ambtshalve wijziging omgevingsvergunning” genoemde actualisatieplicht, hebben wij getoetst of de voorschriften van de vigerende omgevingsvergunning(en) voldoen aan de BBT die staan in deze nieuwe BBT-conclusies.

2.3. Toetsing Milieubeheersysteem 

Bij bedrijven met een IPPC-installatie waarop de BBT-conclusies afvalbehandeling van toepassing is, moet een milieubeheersysteem (MBS) worden ingevoerd. In BBT 1 staat dat het bedrijf een MBS moet invoeren en welke elementen in het MBS moeten zijn opgenomen. In dit geval gaat het om een complexe inrichting met verschillende bedrijven die onder één vergunning werken, met een grote diversiteit aan afvalstoffen die geaccepteerd, opgeslagen en bewerkt worden. Daarom zal een gedetailleerd MBS opgezet moeten worden met de onderdelen die zijn aangegeven in BBT 1.

Om het bovenstaande te borgen, verbinden wij voorschriften aan uw vergunning van 14 maart 2014 waarin het opstellen, de invoering en de naleving van een milieubeheersysteem met de verschillende onderdelen, genoemd in BBT 1, voorgeschreven wordt.

2.4. Toetsing Afvalwater

Het Wetterskip Fryslân heeft ons op 18 april 2023 als volgt geadviseerd:

Op 30 maart 2023 hebben wij uw verzoek ontvangen om advies uit te brengen over de ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning van Theo Pouw Secundaire Bouwstoffen B.V. (Theo Pouw), Spikerboor 19 in Akkrum. De ambtshalve wijziging betreft het actualiseren van de vigerende omgevingsvergunning aan de nieuwe BBT conclusies BREF Afvalbehandeling. U heeft bij ons het verzoek gedaan om advies te geven over het toepassen van de geactualiseerde BREF Afvalbehandeling in relatie met de lozingen van afvalwater afkomstig van Theo Pouw. Daarnaast wordt er ingegaan op ZZS.

BREF Afvalbehandeling

Theo Pouw is een inrichting die zich richt op het opslaan, overslaan, sorteren, bewerken en verwerken van verschillende afvalstoffen afkomstig van de grond-, water- en wegenbouw. Het bedrijf behoort tot de in bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies bedoelde categorieën van industriële activiteiten, te weten categorie 5.5. en 5.3 De nieuwe BBT-conclusies van de BREF Afvalbehandeling zijn van toepassing op onderhavige inrichting.

In de aangeleverde informatie heeft het bedrijf aangegeven welke maatregelen worden toegepast om de lozing te laten voldoen aan de BBT zoals die zijn genoemd in de BREF Afvalbehandeling. De BBT-conclusies 3, 6, 7, 19 en 20 gaan nadrukkelijk in op afvalwaterstromen.

Huidige vergunning

Binnen de inrichting komt afvalwater vrij. Er wordt geloosd op het vuilwaterriool van de gemeente en een deel stroomt van het verharde terreingedeelte af naar het oppervlaktewater. In 2006 is voor het lozen van de afvalwaterstromen een Wvo-vergunning verleend met kenmerk WFN0620011. Hierin zijn destijds zowel de lozing op riolering als de lozing op het oppervlaktewater vergund. De lozing van afvalwater op de Polsleat valt nog onder deze vergunning. De lozing van afvalwater op het gemeentelijk riool is van rechtswege overgegaan in de omgevingsvergunning, welke in 2014 zijn meegenomen in de revisie omgevingsvergunning (kenmerk 2014-FUMO-0000076).

Het advies in deze brief heeft alleen betrekking op de lozing op riolering.

Toetsing aan BBT 

Het lozen van het hemelwater/afvalwater afkomstig van de wasplaats valt onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze activiteit valt niet onder de installaties waar vanuit de BREF Afvalbehandeling aanvullende eisen aan worden gesteld.

Voor het afvalwater afkomstig van het gronddepot zijn in de omgevingsvergunning eisen opgenomen. Het afvalwater moet door een slibvangput en olieafscheider geleid worden en er is een eis gesteld aan het gehalte minerale olie.

Voor het lozen van het hemelwater afkomstig van het opslaan van bulkgoederen en stukgoederen is in de omgevingsvergunning een eis gesteld aan het gehalte onopgeloste stoffen.

Voor de relevante BBT onderdelen geldt het volgende:

In BBT 6 gaat het om relevante emissies op cruciale locaties te monitoren. Aangezien het met name om afstromend hemelwater gaat en er eisen staan in het Activiteitenbesluit en in de huidige vergunning is dit voldoende. Daarnaast wordt de doelmatige werking van de rioolwaterzuiveringsinstallatie waarop het afvalwater wordt geloosd niet belemmerd door deze lozing. BBT 7 geeft aan welke paramaters gemonitord zouden moeten worden. Bij Theo Pouw vinden de afvalverwerkingsprocessen die staan beschreven in BBT 7 niet plaats, behalve de omschrijving “Alle afvalbehandelingen”. De stoffen/parameters die gekoppeld zijn aan “Alle afvalbehandelingen” zijn echter voorzien van een verwijzing. Deze verwijzing is van toepassing, waardoor de monitoring voor de lozing op riolering vervalt.

Wij hebben de aangeleverde informatie beoordeeld en zijn van mening dat Theo Pouw, Spikerboor 19 in Akkrum de best beschikbare technieken toepast en daarmee voor het onderdeel Water voldoet aan de BREF Afvalbehandeling, voor zover het lozen betreft op de gemeentelijke riolering.

ZZS

Bij Theo Pouw zijn afvalstoffen vergund die mogelijk ZZS kunnen bevatten. Het gaat dan met name om opslag van asfalt, C-hout, dakafval en verontreinigde grond. ZZS zijn stoffen die zijn geclassificeerd als de meest gevaarlijke stoffen voor mens en milieu die met voorrang aangepakt moeten worden. Bij neerslag kunnen de ZZS uitlogen en via de bedrijfsriolering met het afvalwater geloosd worden op de gemeentelijke riolering. Het streven is om ZZS uit de leefomgeving te weren. Het landelijk waterkwaliteitsbeleid is er op gericht om ZZS met een combinatie van bronaanpak, minimalisatie van de restlozing en continu verbetering aan te pakken. Conform het landelijk beleid voor de aanpak ZZS moet een lozer verplicht iedere vijf jaar rapporteren over de getroffen maatregelen om de emissies van ZZS te verminderen en de technieken die op de markt beschikbaar zijn gekomen om verdere invulling aan de minimalisatie te geven. Om het bovenstaande te borgen, verbinden wij voorschriften aan uw vergunning van 14 maart 2014.

Het Wetterskip verzoekt de door hen bijgevoegde voorschriften in de actualisatie van de omgevingsvergunning op te nemen.

2.5. Toetsing Lucht

Het algemeen luchtbeleid is gericht op het voorkomen dan wel zo veel mogelijk beperken van emissies naar de lucht door het toepassen van de beste beschikbare technieken (BBT) en het voldoen aan de luchtkwaliteitseisen van bijlage 2 van de Wet milieubeheer.

Luchtemissies voor inrichtingen worden in beginsel gereguleerd door de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Deze eisen zijn rechtstreeks geldend en worden daarom niet in een vergunning opgenomen.

Het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid om in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden bij maatwerkvoorschrift af te wijken van de algemene regels.

Indien en voor zover voor luchtemissies van IPPC-installaties BBT-conclusies zijn vastgesteld, gelden de algemene regels van Afdeling 2.3 echter niet (met uitzondering van de minimalisatieverplichting voor zeer zorgwekkende stoffen). Voor deze luchtemissies worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden die aansluiten bij de BBT-conclusies.

Hierbij is onderscheid gemaakt tussen puntbronemissies afkomstig van procesinstallaties en verbrandingsinstallaties alsmede van diffuse emissies en storingsemissies.

Om te bepalen of en in hoeverre aan de BBT-conclusies van de BREF Afvalbehandeling wordt voldaan hebben we vergunninghouder op 2 november 2021 schriftelijk verzocht gegevens aan te leveren waarin aangegeven wordt hoe u voldoet aan de nieuwe BREF Afvalbehandeling. Op 8 december 2021 hebben wij een document BBT-conclusies ontvangen.

Wij hebben deze informatie getoetst aan uw vergunning van 20 maart 2014 en aan de BBT conclusies Bref Afvalbehandeling versie 17 augustus 2018. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de door u overgelegde gegevens aanleiding geven om uw omgevingsvergunning ambtshalve te wijzigen, omdat uw vergunning nog niet geheel actueel is. Uit de beoordeling blijkt dat uw bedrijf niet voldoet aan de BBT-conclusies nummers BBT14d en 25 van de Bref Afvalbehandeling 2018. Wij hebben u daarvan op 18 juli 2022 schriftelijk op de hoogte gebracht.

2.6. Puntbronemissies van procesinstallatie(s)

Het hoofdproces van de inrichting is als volgt te beschrijven: er is sprake van een inpandige shredderinstallatie voor het shredderen van A-hout en B-hout ten behoeve van hergebruik en/of verbranding.

De shredderinstallatie is een IPPC-installatie waarop de BBT-conclusies 14d en 25 van de BREF Afvalbehandeling betrekking hebben. De BBT is als volgt:

BBT 14d

Deze BBT houdt in de insluiting, verzameling en behandeling van diffuse-emissies. De techniek omvat:

  • -

    opslag, behandeling en hantering van afval en materieel dat diffuse emissies kan produceren in gesloten gebouwen en/of gesloten apparatuur (b.v. transportbanden);

  • -

    gesloten apparatuur of gebouwen onder adequate druk houden;

  • -

    emissies verzamelen en leiden naar een geschikt emissiereductiesysteem via een luchtafvoersysteem en/of luchtaanzuigsysteem in de nabijheid van de emissiebronnen.

BBT 25

Deze BBT houdt in de emissies van stof te verlagen door het gebruik van BBT 14d en één of een combinatie van de volgende technieken toe te passen op de shredderinstallatie:

  • a.

    Cycloon;

  • b.

    Doekenfilter;

  • c.

    Natte gaswassing;

  • d.

    Waterinjectie in de shredder.

Voor verschillende vergunde activiteiten van Theo Pouw B.V. die vallen onder BBT-conclusies afvalbehandeling nummers 14d en 25, worden luchtemissienormen en monitoring voorgeschreven of aangepast in deze ambtshalve wijziging.

Beoordeling

Binnen de inrichting worden één of meer van de activiteiten uit bijlage 1 van de RIE uitgevoerd en wel de volgende: categorie 5.5 en 5.3 onder b.

Op grond van artikel 9.2 van de Mor moet voor het bepalen van BBT binnen de inrichting aanvullend een toetsing plaatsvinden aan relevante aangewezen informatiedocumenten over BBT.

Uit jurisprudentie is gebleken dat het bevoegd gezag bij het toetsen aan BBT-conclusies de ontwikkelingen van BBT moet nagaan die sinds het vaststellen van de BBT-conclusies hebben plaatsgevonden. Bronnen voor ontwikkelingen over BBT zijn onder andere de concepten van herziene BREF’s.

Om te bepalen of en in hoeverre aan de BBT-conclusies van de BREF Afvalbehandeling wordt voldaan, hebben wij Theo Pouw Secundaire Bouwstoffen B.V., op 1 november 2021 schriftelijk verzocht gegevens aan te leveren waarin aangegeven wordt hoe u voldoet aan de nieuwe BREF Afvalbehandeling.

Op 8 december 2021 ontvingen wij het rapport BBT-conclusies met betrekking tot de BBT conclusies Afvalbehandeling voor de inrichting aan de Spikerboor 19 te Akkrum, gemeente Heerenveen.

Wij hebben de informatie aan de IPPC-Bref Afvalbehandeling getoetst en zijn tot de conclusie gekomen dat de door u overlegde gegevens aanleiding geven om uw omgevingsvergunning ambtshalve te wijzigen.

Bij het bepalen van de BBT hebben we rekening gehouden met de van toepassing zijnde BBT-conclusies van de Bref Afvalbehandeling versie 17 augustus 2018.

BBT-conclusie 14d van de BBT-conclusies afvalbehandeling

De BBT om diffuse emissies naar lucht, in het bijzonder stof, organische verbindingen en geur, te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen, is de toepassing van een geschikte combinatie van de onderstaande technieken. Afhankelijk van het met het afval verbonden risico op het gebied van diffuse emissies naar lucht, is BBT 14d in het bijzonder relevant.

De BBT-conclusies Afvalbehandeling zijn alleen van toepassing als de activiteit geschaard kan worden onder een RIE-categorie. Het shredderen van afvalhout kan geschaard worden onder RIE categorie 5.3 onder b, onder ii.

Nuttige toepassing, of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 t per dag, door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uit­zondering van activiteiten die onder Richtlijn91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater vallen:

ii) voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding

Voor wat betreft de 75 ton per dag kijken we naar de vergunde situatie. Als er 75 ton is vergund dan is het al van toepassing. De capaciteit van 75 ton per dag geldt op een willekeurige dag in het jaar. Dus als er 75 ton is vergund, zou de vergunninghouder dat ook op één dag mogen doen. De vergunde capaciteit is in dit geval 175.000 ton per jaar en komt per dag over de drempelwaarde van 75 ton, daarmee valt het onder de bovengenoemde RIE-categorie.

BBT- conclusie 25

Emissies naar lucht door mechanische behandeling van afvalstoffen is van toepassing voor het shredderen van hout in combinatie met 14d.

Techniek

Beschrijving

Toepasbaarheid

Insluiting, verzameling en behandeling van diffuse emissies

Dit omvat technieken zoals:

opslag, behandeling en hantering van afval en materiaal dat diffuse emissies kan produceren in gesloten gebouwen en/of gesloten apparatuur (bv. transportbanden);

gesloten apparatuur of gebouwen onder adequate druk houden;

emissies verzamelen en leiden naar een geschikt emissiereductiesysteem (zie punt 6.1) via een luchtafvoersysteem en/of luchtaanzuigsystemen in de nabijheid van de emissiebronnen

Het gebruik van gesloten apparatuur of gebouwen is mogelijk beperkt door veiligheidsoverwegingen, zoals het risico van explosie of zuurstofdepletie.

Het gebruik van gesloten apparatuur of gebouwen is mogelijk ook beperkt door de hoeveelheid afval.

2.7. Conclusie

Gezien het vorenstaande voegen wij een aantal aanvullende voorschriften toe aan de omgevingsvergunning van 14 maart 2014 (kenmerk 2014-FUMO-0000076), waarmee deze omgevingsvergunning op dit moment voldoet aan de BBT-conclusies Afvalbehandeling.

 

BEGRIPPENLIJST 

Voor de begrippen die niet in deze lijst zijn opgenomen refereren wij naar de definities zoals die zijn opgenomen in de geldende wet- en regelgeving.

Begrip

Definitie

Considerans

BBT

Best Beschikbare techniek genoemd in een BBT document.

Bor

Besluit omgevingsrecht

BREF

BAT Reference document. Een in Europees verband vastgesteld document waarin de BBT worden beschreven die specifiek zijn voor een bepaalde branche of activiteit.

IPPC

Integrated Pollution Prevention and Control

Onderneming

Een bedrijfseconomische definitie van een of meerdere vestigingen behorende tot een en dezelfde onderneming. Hoeft niet plaatsgebonden te zijn bij bijvoorbeeld een concern met een hoofdvestiging en een of meerdere nevenvestigingen.

RIE

Richtlijn Industriële Emissies ()

De Richtlijn Industriële Emissies (2010/75/EU) is sinds 1 januari 2013 verwerkt in de Nederlandse wet- en regelgeving. Bijlage I van de richtlijn geeft aan wanneer het een IPPC-installatie betreft.

ZZS

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) zijn stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Dit kan zijn omdat ze bijvoorbeeld kankerverwekkend zijn, de voortplanting belemmeren en/of zich in de voedselketen ophopen.

Afvalwater

Afvalwater

Alle water waarvan de houder zich, met het oog op de verwijdering daarvan, ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of moet ontdoen

Bedrijfsafvalwater

Afvalwater (inclusief verontreinigd hemelwater), niet zijnde huishoudelijk afvalwater

Bedrijfsriolering

Een stelsel van buizen, verbindingstukken en elementen zoals straat- en trottoirkolken, gootelementen, verzamelputten en installaties, zoals slibvangputten, olie-waterscheider en controleputten voor de opvang en afvoer van bedrijfsafvalwater

Hemelwater

Alle neerslag, zoals regen, sneeuw of hagel.

Huishoudelijk afvalwater

Afvalwater dat vergelijkbaar is met afvalwater afkomstig van particuliere huishoudens.

Openbaar riool

Voorziening voor de inzameling en transport van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.30 van de Wet milieubeheer.

Riolering

Bedrijfsriolering of openbare riolering.

BIJLAGE 1: MILIEUBEHERESSYSTEEM (MBS) AFVALBEDRIJVEN

I. Inleiding

Op grond van maatregel BBT1 maatregel zoals opgenomen in de BREF/BBT-conclusies Afvalbehandeling dient ter verbetering van de algehele milieuprestaties en de controle daarop een milieubeheersysteem (MBS) te worden ingevoerd. Dit document is bedoeld ter ondersteuning voor het opstellen van een MBS. De concrete invulling en het detailniveau van het MBS is afhankelijk van de specifieke situatie (bv. Aard, omvang en complexiteit van het bedrijf en alle mogelijke milieueffecten ervan) en dient op bedrijfsniveau bepaald te worden. Zo zal een milieuzorgsysteem van een klein bedrijf minder uitgebreid zijn dan dat van een groot bedrijf. Het opstellen en toepassen van een milieuzorgsysteem vergt inspanningen en tijd maar door het toepassen van een milieuzorgsysteem kan de milieu-impact algemeen beperkt worden.

II. Beschrijving bedrijf.

Invullen:

  • 1.

    Beschrijving van het bedrijf

    • a)

      Naw gegevens.

    • b)

      De IPPC categorie(ën).

III. Het milieubeleid en naleven van toepassing zijnde milieuregelgeving (BBT1) :

Invullen met aandacht voor:

  • a)

    Op welke wijze is het management betrokken bij het milieubeleid.

  • b)

    Definiëren wat het milieubeleid is van het bedrijf.

  • c)

    Hoe is het milieubeleid uitgewerkt door het management en waaruit blijkt dat er sprake is van continue verbetering van de milieuprestaties.

IV. Een kwaliteitssysteem toepassen. Noodzakelijke procedures opstellen en implementeren (BBT1):

Invullen met aandacht voor:

  • 1.

    Structuren van taken en verantwoordelijkheden:

    • a)

      Implementeren en uitvoeren van de procedures met bijzondere aandacht voor;

      • -

        bedrijfsorganisatie en verantwoordelijkheid;

      • -

        aanwerving, opleiding, bewustmaking en bekwaamheid;

      • -

        communicatie;

      • -

        betrokkenheid van de werknemers;

      • -

        documentatie (bijhouden van gegevens, registraties);

      • -

        efficiënte procescontrole;

      • -

        onderhoudsprogramma's;

      • -

        monitoring;

      • -

        waarborgen van de naleving van de milieuwetgeving;

      • -

        Interne audits (planning en wijze van uitvoeren).

    • b)

      Taken en verantwoordelijkheden: Wie is waar verantwoordelijk voor. Denk hierbij aan voorschriften uit de vergunning, onderhoudstermijnen maar ook het bijhouden van nieuwe wet- en regelgeving en het informeren van personeel hierover en het volgen van de ontwikkelingen op het vlak van schonere technologieën.

    • c)

      Wie controleert of taken door verantwoordelijke zijn uitgevoerd en eventueel opstellen corrigerende maatregelen.

    • d)

      Opstellen onderhouds- en inspectieprogramma’s.

    • e)

      Op welke wijze wordt bijgehouden/geregistreerd dat de dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse, jaarlijkse taken en verplichtingen (uit de vergunning) zijn uitgevoerd waaronder ook de jaarlijkse elektronische verslaglegging E-PRTR.

    • f)

      Vastleggen dat het kwaliteitssysteem regelmatig wordt beoordeeld door de directie.

V. Borging en monitoring milieuaspecten

Invullen met aandacht voor:

  • 1.

    Afval* (BBT 2)

    • a)

      Opstelling en invoering van procedures voor de karakterisering en preacceptatie van afval.

    • b)

      Informatie over de eigenschappen van het te behandelen afval en de afvalverwerkingsprocessen.

    • c)

      Opstelling en invoering van procedures voor de acceptatie van afval.

    • d)

      Opstelling en invoering van een traceersysteem en inventarisatie voor afval.

    • e)

      Opstelling en invoering van een kwaliteitsbeheersysteem voor de output.

    • f)

      Waarborgen van afvalscheiding.

    • g)

      Het opstellen en uitvoeren van hanterings- en overbrengingsprocedures (BBT5).

    • h)

      Inventaris in en uitgaande stromen/Afvalinput monitoren (BBT 11 en 52)

      • *

        Er kan ook verwezen worden naar het van toepassing zijnde Acceptatie- en verwerkingsbeleid en administratieve organisatie en interne controle oftewel het A&V-beleid en AOIC. De onderdelen die niet beschreven worden in het A&V-beleid en AOIC dienen in het milieubeheerssysteem te worden beschreven.

  • 2.

    Afvalwater (BBT 3, 6, 7, 11, 19 en 20)

    Om vermindering van emissies naar water te bevorderen, is het opstellen en actueel houden van een inventaris van afvalwater, als onderdeel van het milieubeheersysteem, noodzakelijk en dienen de volgende elementen te zijn opgenomen:

    • a)

      Opstelling en invoering van procedures aangaande het afvalwater;

    • b)

      Informatie over de kenmerken van de afvalwaterstromen, zoals:

      • -

        gemiddelde waarden en variabiliteit van debiet, pH, temperatuur en geleidbaarheid.

      • -

        gemiddelde concentratie en belastingwaarden van de relevante stoffen en hun variabiliteit (bv. CZV/TOC, stikstofverbindingen, fosfor, metalen, prioritaire stoffen/microverontreinigingen waaronder ook ZZS);

      • -

        gegevens over biologische verwijderbaarheid (bv. BZV, BZV/CZV-ratio, Zahn-Wellenstest, potentieel tot biologische inhibitie (bv. inhibitie van actief slib);

    • c)

      Monitoring;

    • d)

      Onderhoudsschema inspectie/controle data metingen (wettelijk dan wel op basis van verleende vergunningen).

  • 3.

    Bodem inclusief bodem beschermende voorzieningen (BBT 19).

    • a)

      Onderhoudsschema inspectie/controle data metingen bodem en bodem beschermende voorzieningen (wettelijk dan wel op basis van verleende vergunningen).

    • b)

      Registratie van uitgevoerde metingen/controles/inspecties.

  • 4.

    Energie (BBT 11 en 23)

    • a)

      opstellen van een energiebeleidsverklaring door het management:

      • -

        onderschrijving van het engagement van het management van de vestiging dat de onderneming werkt aan een optimale(re) energie-efficiëntie;

      • -

        creëert het noodzakelijk draagvlak voor de implementatie van de energiebeheermaatregelen.

    • b)

      aanstellen van een energiecoördinator:

      • -

        wordt aangesteld door het management;

      • -

        coördineert het te volgen energiebeleid binnen de onderneming en ziet toe op een verantwoord (duurzaamheids) beleid bij nieuwbouw, aanpassing bestaande gebouwen, vervanging en aanpassing van installaties en vervoermiddelen;

      • -

        is verantwoordelijk voor de communicatie (in beide richtingen) rond het energiebeleid en de daaruit voortvloeiende activiteiten.

    • c)

      Energieverbruik monitoren en registreren.

  • 5.

    Geluid (BBT 17)

    • a)

      Beheerplan geluid- en trillingen.

  • 6.

    Geur (BBT 8, 10 en 12)

    • a)

      Monitoring;

    • b)

      Geurbeheerplan.

  • 7.

    Lucht (BBT 8 en 27 )

    • a)

      Informatie over de kenmerken van de afgassen waaronder ook ZZS;

    • b)

      Registratie van uitgevoerde metingen/controles/inspecties;

    • c)

      Monitoring;

    • d)

      Beheerplan voor deflagratie (bij shredders).

  • 8.

    Opslag (BBT 4)

    • a)

      Geoptimaliseerde opslag.

    • b)

      Adequate opslag capaciteit.

    • c)

      Veilige opslag.

VI. Informatieverstrekking en training/coaching met het oog op bewustzijn en betrokkenheid van de werknemers BBT 1):

Invullen met aandacht voor:

  • 1.

    Communicatie en training zijn belangrijk om medewerkers te sensibiliseren:

    • a)

      Interne communicatie.

      • i.

        management/energiecoördinator: informatie verspreiden (aanpak, doelstellingen, enz.) en maar ook terugkoppeling van resultaten (bv. aantal Euro’s bespaard);

      • ii.

        werknemers: verzamelen van ideeën, voorstellen en eventuele vragen op het gebied van opleidingen.

    • b)

      externe communicatie:

      • iii.

        ketenefficiëntie verbeteren; samen met leveranciers en klanten zoeken naar energetische verbeteringen (ook op vlak van transport en logistiek);

      • iv.

        regelmatige en gepaste communicatie naar de omgeving van de onderneming over behaalde resultaten op gebied van bv. energiereducties en maatregelen ter verbetering van de leefomgeving.

    • c)

      De aandacht die gegeven wordt aan opleiding en training.

    • d)

      Onderwerpen die tijdens de trainingen aan bod kunnen komen zoals:

      • -

        mogelijke problemen die zich voordoen tijdens de normale bedrijfsprocessen;

      • -

        mogelijke problemen die zich voordoen in niet-routine situaties;

      • -

        risicoanalyse van bedrijfsprocessen.

Naar boven