Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 december 2024, nr. UTSP-279699493-59148, tot wijziging van de Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie Provincie Utrecht 2021

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

 

Gelet op de beleidsdoelen 4.1, 4.2 en 4.3 van programma 4 Energietransitie en artikel 1.4, eerste lid van de Algemene subsidieverordening Provincie Utrecht 2022;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie Provincie Utrecht 2021 te wijzigen om:

 

  • a.

    de indieningstermijn te verlengen tot en met 31 december 2025;

  • b.

    een subsidieplafond vast te stellen voor 2025;

  • c.

    een aantal activiteiten niet subsidiabel te stellen omdat er ander financieel instrumentarium beschikbaar wordt gesteld via het Energie Dienstencentrum;

  • d.

    projectsubsidies voor energiescans aantrekkelijker te maken door verruiming van een aantal financiële voorwaarden;

  • e.

    projectsubsidie voor participatietrajecten te verbreden met activiteiten gericht op communicatie en het betrekken van een bredere doelgroep bij energiecoöperaties.

Besluiten:

Artikel I  

De Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie Provincie Utrecht 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

In artikel 5, eerste lid, vervalt het woord “een” voor het woord “rechtspersonen”.

 

B

 

Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    De aanvraag kan worden ingediend van 19 juli 2021, 9:00 uur tot en met 31 december 2025 tot 17:00 uur. Voor het indienen van een aanvraag wordt uitsluitend gebruik gemaakt van het digitale aanvraagformulier, te vinden op www.provincie-utrecht.nl.

C

 

Aan artikel 7, eerste lid, wordt onder vervanging van het slot van onderdeel c van een punt door een puntkomma, een onderdeel d toegevoegd, luidende:

  • d.

    voor het kalenderjaar 2025: € 4.000.000,-.

D

 

Paragraaf 2.1 komt te luiden:

 

Paragraaf 2.1 Energiebesparing, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen

 

Artikel 12 Subsidiabele activiteiten

 

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 kan subsidie worden verstrekt voor:

 

  • a.

    samenwerking en innovatie door:

     

    • i.

      het ontwikkelen van financieringsinstrumenten, nieuwe procesaanpakken, proposities, ontzorgingsconcepten en communicatietools voor het slimmer, inclusiever of efficiënter uitrollen van energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen;

    • ii.

      procesinnovaties gericht op de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode van energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen;

  • b.

    milieustudies;

  • c.

    project-, procesondersteuning en advies voor:

     

    • i.

      regionale- , gemeentelijke-, wijk- of buurtgerichte aanjaag en fysieke loketfuncties;

    • ii.

      het opstarten, ontwerpen, voorbereiden van een proces gericht op het opstellen van energieplannen; of

    • iii.

      kleine verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties;

  • d.

    inclusieve aanpak voor de energietransitie door middel van project- procesondersteuning en advies voor het organiseren en stimuleren van collectieve energiebesparende maatregelen, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen door bijvoorbeeld vraagbundeling of het inzetten van nieuwe ontzorgingsconcepten;

  • e.

    het uitvoeren van voorbeeldprojecten of van projecten gericht op het toepassen van nieuwe technieken gericht op:

     

    • i.

      energiebesparende maatregelen;

    • ii.

      energie-efficiënte warmtelevering; of

    • iii.

      hernieuwbare energieopwekking.

Artikel 13 Nadere subsidiecriteria

  • 1.

    De in artikel 12 bedoelde activiteiten dragen bij aan het besparen van energie, de toepassing van energie-efficiënte warmtesystemen of van duurzame energieopwekking in en rondom woningen in de provincie Utrecht.

  • 2.

    De in artikel 12 onder c sub ii bedoelde activiteiten moeten voldoen aan de volgende criteria:

     

    • a.

      de activiteiten hebben uitsluitend betrekking op de initiatieffase (coalitie-, visievorming en definitie) van een project met als resultaat een blok-, buurt- of wijkenergieplan;

    • b.

      de activiteiten hebben betrekking op minimaal 20 grondgebonden woningen.

  • 3.

    De in artikel 12 onder c sub iii bedoelde activiteiten dienen, indien de activiteiten gericht zijn op verenigingen van eigenaars, te bestaan uit activiteiten gericht op project- en procesbegeleiding voor de verduurzaming van meerdere verenigingen van eigenaars bestaande uit maximaal 7 woningen met een minimum van 20 woningen die in totaal aangepakt worden.

  • 4.

    De in artikel 12 onder d bedoelde projecten moeten voldoen aan de volgende criteria:

     

    • a.

      Het project is gericht op de haalbaarheid en betaalbaarheid van de energietransitie door bewoners die niet zomaar mee kunnen doen aan de energietransitie, bijvoorbeeld omdat zij onvoldoende toegang tot informatie, kennis of financiële middelen hebben, te betrekken bij de verduurzaming van hun eigen woningen of vermindering van hun energielasten;

    • b.

      Het project is gericht op een zo hoog mogelijke participatiegraad in de collectiviteitsaanpak van de onder a bedoelde doelgroep;

    • c.

      Het project bestaat uit een goed doordachte actieve participatie- of communicatieaanpak gericht op de onder a bedoelde doelgroep;

    • d.

      Het project borgt dat er toeleiding is, van de onder a bedoelde doelgroep, naar aantrekkelijke financieringsinstrumenten zoals bijvoorbeeld de maatwerkleningen van het Warmtefonds of Rijkssubsidieregelingen;

    • e.

      Het project is bij voorkeur gericht op een aanpak die schaalbaar is naar andere wijken/gemeenten, met aandacht voor kostenreductie of perspectief op doorontwikkeling; en

    • f.

      Belangrijke stakeholders, zoals sociaal-maatschappelijke instellingen en bewonerscollectieven, zijn voldoende vertegenwoordigd in de projectorganisatie.

  • 5.

    Voor de in artikel 12 onder e bedoelde projecten dient aangetoond te worden dat het project een voorbeeldproject is met potentie tot grote uitrol binnen de provincie.

Artikel 14 Doelgroepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt subsidie verstrekt aan:

     

    • a.

      samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen, maatschappelijke organisaties of gemeenten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder a;

    • b.

      gemeenten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder b tot en met d bedoelde activiteiten;

    • c.

      woningcorporaties voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder e sub ii en iii;

    • d.

      lokale wijk-, energiecoöperaties of andere bewonersinitiatieven voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c, d en e;

    • e.

      maatschappelijke organisaties voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c en d;

    • f.

      een vereniging van eigenaars bestaande uit minimaal 8 woningen voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder e;

    • g.

      een projectmatig samenwerkingsverband van verenigingen van eigenaars van een gebouw of groep van gebouwen bestaande uit maximaal 7 woningen voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c sub iii en e;

    • h.

      wooncoöperaties of woonverenigingen voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c sub iii en e.

  • 2.

    Wijk- of energiecoöperaties komen enkel voor subsidiering in aanmerking als deze minimaal bestaan uit 10 natuurlijke personen die op 10 verschillende adressen wonen. Daarnaast heeft de energiecoöperatie een open structuur voor wat betreft lidmaatschap en medezeggenschap. Dit is vastgelegd in de statuten van de energiecoöperatie.

Artikel 15 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder a sub i bedoelde activiteiten bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,-. Subsidiabele kosten zijn:

     

    • a.

      kosten van coördinatie, administratie en andere ondersteunende functies;

    • b.

      kosten van externe adviseurs;

    • c.

      kosten van materialen en hulpmiddelen;

    • d.

      kosten van ruimten en bijbehorende faciliteiten;

    • e.

      kosten van communicatie, promotie en publiciteit;

    • f.

      kosten van de inzet van vrijwilligers tot een maximum van wat belastingvrij kan worden uitgekeerd.

  • 2.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder a sub ii bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten voor grote ondernemingen, 50% voor kleine en middelgrote ondernemingen en 75% voor procesinnovaties die niet als economisch worden aangemerkt tot een maximum van € 200.000,-. In geval van steun aan grote ondernemingen moet er worden samengewerkt met kmo’s en de samenwerkende kmo’s dienen ten minste 30% van de totale in aanmerking komende kosten te dragen. Subsidiabele kosten zijn:

     

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting, gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • c.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op ‘arm's length’ worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verkregen van externe bronnen;

    • d.

      bijkomende algemene kosten en andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 3.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder b bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-. Subsidiabele kosten zijn de kosten van externe adviseurs.

  • 4.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder c bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,-. De steunintensiteit kan met 20% worden verhoogd voor kleine ondernemingen en voor activiteiten die niet als economisch worden aangemerkt en met 10% voor middelgrote ondernemingen.

  • 5.

    Met inachtneming van artikel 16, tweede lid, kan de subsidie worden verhoogd tot een maximum van 90% van de subsidiabele kosten indien het project gericht is op activiteiten zoals bedoeld in artikel 12 onder c sub iii aan verenigingen van eigenaars van een gebouw of groep van gebouwen bestaande uit maximaal 7 woningen binnen de vereniging.

  • 6.

    In het geval van een aanvraag van een projectmatig samenwerkingsverband van meerdere gemeenten bedraagt de subsidie het maximum van € 100.000,- per gemeente dat deelneemt aan het samenwerkingsverband tot een maximum van € 400.000,- voor het samenwerkingsproject als geheel.

  • 7.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder d bedoelde activiteiten bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000,-. De steunintensiteit kan met 20% worden verhoogd voor kleine ondernemingen en voor activiteiten die niet als economisch worden aangemerkt en met 10% voor middelgrote ondernemingen.

  • 8.

    De subsidiabele kosten voor artikel 12 onder c en d bedoelde activiteiten zijn:

     

    • a.

      kosten van coördinatie, administratie en andere ondersteunende functies;

    • b.

      kosten van externe adviseurs;

    • c.

      kosten van materialen en hulpmiddelen;

    • d.

      kosten van ruimten en bijbehorende faciliteiten;

    • e.

      kosten van communicatie, promotie en publiciteit;

    • f.

      kosten van de inzet van vrijwilligers tot een maximum van wat belastingvrij kan worden uitgekeerd.

  • 9.

    Bijdragen in natura zijn subsidiabel voor coöperaties en andere rechtspersonen:

     

    • a.

      voor zover het om de eigen arbeid van bestuurders, managers of leden gaat waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen worden verricht;

    • b.

      voor zover de bijdrage in natura als eigen bijdrage wordt ingezet in het project;

    • c.

      indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit wordt verantwoord door de subsidieontvanger en gecontroleerd kan worden;

    • d.

      voor zover het totaal aan betaalde overheidssteun aan een project, dat bijdragen in natura bevat, aan het einde van het project, niet hoger zal zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura.

  • 10.

    De subsidie voor de in artikel 12 onder e bedoelde investeringen bedragen:

     

    • a.

      maximaal 30% van de investeringskosten voor energiebesparende maatregelen tot een maximum van € 2.500,- per woning en een maximum van 100 te renoveren woningen;

    • b.

      maximaal 45% van de investeringskosten voor de kosten van installaties in de productie van hernieuwbare energie met inbegrip van warmtepompen die voldoen aan bijlage VII bij Richtlijn 2018/2001 tot een maximum van € 250.000,-. De steunintensiteit kan met 20% worden verhoogd voor kleine ondernemingen en met 10% voor middelgrote ondernemingen.

  • 11.

    De in aanmerking komende kosten voor de in artikel 12 onder e bedoelde investeringskosten bestaan uit:

     

    • a.

      materiaalkosten en kosten voor apparatuur en installaties;

    • b.

      kosten voor bouw en installatiewerkzaamheden.

  • 12.

    Voor de in artikel 12 onder e bedoelde projecten wordt geen subsidie verstrekt voor de kosten van:

     

    • a.

      leges;

    • b.

      de benodigde aansluiting op het elektriciteitsnetwerk;

    • c.

      laadinfrastructuur;

    • d.

      beveiligingsmaatregelen;

    • e.

      gebouwen en technische ruimtes voor het onderbrengen van installaties.

Artikel 16 Europese regelgeving

  • 1.

    Indien aan een onderneming subsidie wordt verstrekt voor in artikel 12 bedoelde activiteiten dan wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de voorwaarden van:

     

    • a.

      artikel 29 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor procesinnovaties zoals bedoeld in artikel 12 onder a sub ii;

    • b.

      artikel 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor investeringen in de productie van duurzame energie zoals bedoeld in artikel 12 onder e sub ii en iii;

    • c.

      artikel 49 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor project, procesondersteuning en advies zoals bedoeld in artikel 12 onder c en d; of

    • d.

      de Reguliere de-minimisverordening.

  • 2.

    Indien subsidie wordt verstrekt aan een vereniging van eigenaars ten behoeve van een gebouw of groep van gebouwen waarvoor de vereniging is opgericht, of mede is opgericht, dan kan:

     

    • a.

      enkel subsidie worden verstrekt voor het aandeel woningen van eigenaar-bewoners binnen de vereniging; of

    • b.

      subsidie worden verstrekt voor het aandeel woningen van eigenaar-bewoners en het aandeel huurwoningen binnen de vereniging. De subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van het aandeel huurwoningen aan verhuurders binnen de vereniging, kan staatssteun bevatten en wordt derhalve verstrekt met inachtneming van de voorwaarden van:

       

      • i.

        de Reguliere de-minimisverordening;

      • ii.

        artikel 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor investeringen in de productie van duurzame energie zoals bedoeld in artikel 12 onder e sub ii en iii; of

      • iii.

        artikel 49 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor project, procesondersteuning en advies zoals bedoeld in artikel 12 onder c.

E

 

Artikel 18, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    De in artikel 17 onder b bedoelde activiteiten hebben, in het geval de activiteiten bestaan uit thermografische onderzoeken, voor zover mogelijk, betrekking op de gehele schil van onderzochte panden.

F

 

Artikel 20, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Voor de in artikel 17, onder b bedoelde activiteiten bedraagt de subsidie maximaal 60% van het totaal aan subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000,-. De subsidiabele kosten bestaan voor minimaal 80% uit uitvoeringskosten voor de energiescans, inventarisatie van maatregelen of thermografische onderzoeken. De subsidie bedraagt per bedrijf of maatschappelijke organisatie maximaal € 1.500,- voor een energiescan of inventarisatie van maatregelen en € 500,- voor een thermografisch onderzoek.

G

 

Na artikel 20 wordt artikel 20a ingevoegd, luidende:

 

Artikel 20a Subsidieaanvraag

Onverminderd het bepaalde in artikel 6 bevat een aanvraag om subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 17 onder b, in het geval die gericht zijn op bedrijven of maatschappelijke organisaties binnen een gemeente of bedrijventerrein, in ieder geval een projectplan met daarin een omschrijving hoe de activiteiten aansluiten op andere initiatieven gericht op verduurzaming van bedrijven of maatschappelijke organisaties in het betreffende gebied.

 

H

 

Artikel 22, onderdeel b, komt te luiden:

 

  • b.

    participatietrajecten of communicatietrajecten gericht op het betrekken van een bredere doelgroep bij energiecoöperaties, waarbij er aandacht is voor bepaalde doelgroepen die nog weinig aangesloten zijn bij energiecoöperaties;

I

 

Artikel 25, onderdeel b, komt te luiden:

 

  • b.

    de subsidie kan met 15% van de subsidiabele kosten worden verhoogd en tot een maximum van € 100.000,- voor projecten met aantoonbare inclusieve of participatieve aanpakken waarbij specifieke doelgroepen bereikt worden die nog onvoldoende betrokken zijn bij de energietransitie.

J

 

Artikel 40, derde lid, komt te luiden:

 

  • d.

    de in artikel 39 onder b bedoelde activiteiten komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien de installaties geen negatieve effecten hebben op netcongestie in het laag- en middenspanningsnet.

K

 

Artikel 46, onderdeel a sub i, vervalt.

 

L

 

Artikel 47, derde lid, vervalt.

 

M

 

Artikel 49, onderdeel b komt te luiden:

 

  • b.

    maximaal 40% van de investeringskosten voor opslag van hernieuwbare waterstof of warmte.

Artikel II  

Subsidies die zijn aangevraagd of verstrekt vóór de datum van inwerkingtreding van deze wijziging van de Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie Provincie Utrecht 2021, worden behandeld overeenkomstig de op dat moment geldende regelgeving.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.

Indien het Provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2025, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2025.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 december 2024.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

Mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol- van Leeuwen

Toelichting  

I. Algemeen

 

1. Aanleiding

 

Deze regeling strekt tot wijziging van de Uitvoeringsverordening subsidie Energietransitie provincie Utrecht 2021 (hierna: UsET) in verband met het inhoudelijk aanpassen en het verlengen van de openstellingstermijn tot en met 31 december 2025 en het vaststellen van een subsidieplafond voor 2025 op € 4.000.000,-. Daarnaast zijn er een aantal inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd.

 

2. UsET

 

Het Programma Energietransitie 2020-2025 heeft tot doel de energietransitie in de provincie Utrecht te versnellen op een haalbare en betaalbare wijze. Het verstrekken van subsidies is een belangrijk instrument voor het realiseren van deze doelstelling. Als toetsingskader voor het verstrekken van subsidies is de UsET opgesteld. Hiermee kunnen projecten worden ondersteund die bijdragen aan de volgende meerjarendoelen:

 

  • 1.

    Inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties in de provincie Utrecht gebruiken minder energie;

  • 2.

    De opwekking en beschikbaarheid van duurzame energie in de provincie Utrecht is sterk toegenomen;

  • 3.

    De energietransitie is haalbaar, betaalbaar en innovatief.

3. Werkwijze

 

Vanwege de diversiteit aan organisaties en activiteiten, die kunnen bijdragen aan het realiseren van de provinciale doelstellingen voor energietransitie, is de UsET opgebouwd uit meerdere paragrafen (hoofdstuk 2) met aparte ‘regelingen’ voor de verschillende doelgroepen en activiteiten.

 

Een belangrijk algemeen uitgangspunt is dat de subsidies vooral stimulerend moeten zijn om projecten van de grond te trekken door het laatste stukje financiering bij te dragen of door de aanvrager te helpen bij het verkrijgen van aanvullende financiering.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel 1

 

Onderdeel B

 

In dit onderdeel is de uiterste datum voor het indienen van een aanvraag verlengd van 31 december 2024 naar 31 december 2025.

 

Onderdeel C

 

In dit onderdeel zijn twee subsidieplafonds opgenomen voor 2025:

€ 3.000.000 voor activiteiten zoals beschreven in de paragrafen 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6;

€ 1.000.000 voor activiteiten onder artikel 46 onder a sub ii en sub iii en onder b van paragraaf 2.7. Voor oplossingen bij netcongestie in de eigen bedrijfsvoering door het installeren van een systeem voor elektriciteitsopslag wordt per 1 januari 2025 geen budget beschikbaar gesteld.

 

Onderdeel D

 

In dit onderdeel zijn, naast een aantal inhoudelijke wijzigingen, ook redactionele wijzigingen aangebracht.

 

Paragraaf 2.1 Energiebesparing, energie-efficiënte warmtesystemen en hernieuwbare energieopwekking in en rondom woningen is in z’n geheel daarom vervangen.

 

Project-, procesondersteuning en advies (onderdeel c van artikel 12)

Onderdeel c sub i is gewijzigd in project-, procesondersteuning en advies gericht op regionale- , gemeentelijke of wijkgerichte aanjaag en fysieke loketfuncties. Aanleiding voor het beperken van de subsidiabele activiteit is de lancering van het Energie Dienstencentrum (EDC) van de provincie en gemeenten in de provincie Utrecht. Digitale loketten worden vanuit het EDC aangeboden. De regeling is wel te gebruiken voor fysieke loketten om inwoners te ondersteunen bij het verduurzamen van hun woningen.

 

Het uitvoeren van inclusieve projecten gericht op het treffen van energiebesparende maatregelen (onderdeel e van artikel 12)

Onderdeel e vervalt. Dit onderdeel was bedoeld om isolatiemaatregelen voor woningeigenaren met een smalle beurs te ondersteunen via gemeentelijke loketten. Meerdere gemeenten hebben samen met de provincie via het EDC een vergelijkbaar aanbod voortgezet.

 

Onderdeel E

 

Uitsluitend themografische onderzoeken gericht op het in beeld brengen van warmteverliezen over de gehele schil van het gebouw zijn subsidiabel. Het in beeld brengen van warmteverliezen vanuit de lucht met een drone volstaat niet.

 

Onderdeel F

 

De maximale subsidie per bedrijf of maatschappelijke organisatie is verhoogd naar € 1.500,- per energiescan of inventarisatie van maatregelen met behulp van energiescans. Themorgrafische onderzoeken moeten over de gehele schil van de onderzochte gebouwen afgenomen worden. Hiervoor is de subsidie per onderzoek verhoogd naar € 500,-. Gezien de hogere subsidiabele kosten per onderzoek wordt de maximale subsidie verhoogd naar € 150.000,-.

 

Onderdeel G

 

Binnen bedrijventerreinen of op gemeentelijk niveau vinden in veel gevallen verschillende initiatieven plaats gericht op de energietransitie of verduurzaming in het algemeen. Op basis van de inhoud van het projectplan wordt beoordeeld of de aanvrager rekening houdt met andere vergelijkbare initiatieven binnen het betreffende projectgebied. Bij voorkeur wordt de uitvoering van het project afgestemd op dergelijke initiatieven om te voorkomen dat bedrijven en maatschappelijke organisaties worden overspoeld met een diversiteit aan activiteiten die niet op elkaar afgestemd zijn.

 

Onderdeel H

 

De subsidiabele activiteit is verruimd. De provincie wil energiecoöperaties nog meer stimuleren om nog meer doelgroepen te betrekken bij hun activiteiten door wervingscampagnes en communicatieactiviteiten uit te voeren.

 

Onderdeel I

 

Voor activiteiten gericht op het realiseren van inclusieve projecten voor hernieuwbare energieopwekking door het ontwikkelen van financieringsinstrumenten en nieuwe procesaanpakken, proposities, ontzorgingsconcepten en communicatietools (Artikel 22 onderdeel d) is de maximale subsidie verlaagd naar € 100.000,-.

 

Onderdeel J

 

Aanvragen voor de aanleg van een draagconstructie of aanleg, vervanging dan wel versteviging van de fundering voor een draagconstructie voor een PV-installatie op een openbaar parkeerterrein of parkeergarage (solar carport) (artikel 39 onderdeel b) moeten, om in aanmerking te komen voor subsidie, aantonen dat de solar carport geen negatief effect heeft op netcongestie in het laag- en middenspanningsnet.

 

Onderdelen K tot en met M

 

Voor oplossingen bij netcongestie in de eigen bedrijfsvoering door het installeren van een systeem voor elektriciteitsopslag (Artikel 46 onderdeel a sub i) komt te vervallen. Hierdoor vervallen ook de bepalingen die betrekking hebben op elektriciteitsopslag.

Naar boven