Openstellingsbesluit subsidie uitvoering samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Gelet op de artikelen 1.2 en 2.6.1, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027;

 

Besluiten:

 

  • I.

    Gedeputeerde staten stellen open Hoofdstuk 2, paragraaf 6, Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling, het onderdeel uitvoering voor de periode van 19 februari 2025 om 9.00 uur tot en met 30 april 2025 om 17:00 uur.

  • II.

    Gedeputeerde staten stellen voor de onder I. genoemde periode het subsidieplafond ten behoeve van de maatregel vast op € 2.000.000,-

    De middelen zijn voor 43% afkomstig uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en 57% provinciale middelen.

  • III.

    Gedeputeerde staten stellen voor de onder I. genoemde periode het subsidieplafond ten behoeve van de maatregel vast op € 2.456.000

De middelen zijn voor 100% afkomstig uit een nationale top-up.

Gedeputeerde staten stellen de volgende nadere regels vast:

 

Openstellingsbesluit subsidie uitvoering samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Minister van LVVN: Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;

  • Uitvoeringsregeling: Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027;

  • Verordening 2021/2115: Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435).

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.6.1 van de Uitvoeringsregeling kan subsidie uitsluitend worden verstrekt voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteiten betrekking hebben op ten minste één van de volgende doelen:

    • a.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • b.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënter beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • c.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen.

Artikel 3 Integraal gebiedsplan

Een integraal gebiedsplan als bedoeld in artikel 2.6.1 van de Uitvoeringsregeling bestaat uit minimaal één van de volgende activiteiten:

  • a.

    investeringen, bedoeld in artikel 2.2.2 van de Uitvoeringsregeling;

  • b.

    investeringen, bedoeld in artikel 2.3.1 van de Uitvoeringsregeling;

  • c.

    investeringen, bedoeld in artikel 2.4.1 van de Uitvoeringsregeling;

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisoverdracht, bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a van de Uitvoeringsregeling;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties, bedoeld in artikel 2.5.2 van de Uitvoeringsregeling, dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 4 Aanvrager

Overeenkomstig artikel 2.6.3, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband.

Artikel 5 Samenwerkingsverband

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 2.6.4 van de Uitvoeringsregeling bestaat een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.6.3 tenminste uit twee actoren waarvan tenminste één landbouwer.

  • 2.

    Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder als bedoeld in artikel 2.10.2 van Uitvoeringsregeling.

Artikel 6 Aanvraagvereisten

Onverminderd artikel 1.6 van de Uitvoeringsregeling bevat een aanvraag om subsidie een integraal gebiedsplan met:

  • a.

    een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied;

  • b.

    een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd;

  • c.

    aangetoond draagvlak uit het gebied;

  • d.

    een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan;

  • e.

    een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband;

  • f.

    een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan;

  • g.

    een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project; en

  • h.

    een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 1.5 van de Uitvoeringsregeling wordt subsidie geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaande samenwerking, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor de reeds bestaande samenwerking.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 2.6.7 van de Uitvoeringsregeling worden subsidiabele kosten, als bedoeld in artikel 1.8 van de Uitvoeringsregeling, berekend op basis van artikel 1.9a van de Verordening.

  • 2.

    De tarieven uit artikel 1.9a, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsregeling zijn niet van toepassing.

Artikel 9 Niet subsidiabele kosten

Overeenkomstig artikel 2.6.8 van de Uitvoeringsregeling komen kosten van investeringen van € 2.000.000,- of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren, niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 10 Hoogte subsidie

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 2.6.9, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling bedraagt de subsidie voor activiteiten bedoeld in artikel 2:

    • a.

      40% van de kosten voor investeringen, bedoeld in artikel 2.6.2, onder a van de Uitvoeringsregeling;

    • b.

      100% van de kosten van investeringen, niet gericht op het watersysteem, bedoeld in artikel 2.6.2, onder b van de Uitvoeringsregeling;

    • c.

      70% van de kosten voor investeringen, gericht op het watersysteem, bedoeld in artikel 2.6.2, onder b van de Uitvoeringsregeling;

    • d.

      70% van de kosten voor investeringen, die alleen bijdragen aan waterkwantiteit, bedoeld in artikel 2.6.2, onder c van de Uitvoeringsregeling;

    • e.

      100% van de kosten voor investeringen, die niet alleen bijdragen aan waterkwantiteit, bedoeld in artikel 2.6.2, onder c van de Uitvoeringsregeling;

    • f.

      80% van de kosten voor kennisoverdrachtsactiviteiten, bedoeld in artikel 2.6.2, onder d van de Uitvoeringsregeling;

    • g.

      100% van de kosten voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling, bedoeld in artikel 2.6.2, onder e van de Uitvoeringsregeling;

    • h.

      100% van de kosten voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties, bedoeld in artikel 2.6.2, onder f van de Uitvoeringsregeling;

    • i.

      100% van de kosten voor draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten, bedoeld in artikel 2.6.2, onder h van de Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    De subsidie voor de kosten, genoemd in het eerste lid, onderdeel f tot en met i, bedraagt maximaal 25% van de totale verstrekte subsidie.

  • 3.

    De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, bedraagt minimaal €125.000,- en maximaal €2.000.000,-.

Artikel 11 Selectiecriteria

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de Uitvoeringsregeling geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria en wegingsfactoren:

  •  

    Selectiecriterium

    Wegings-factor

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    Ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen

    2

    0-5

    10

    Diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen

    1

    0-5

    5

    Draagvlak voor het gebiedsplan

    2

    0-5

    10

    Effectiviteit van de activiteit

    3

    0-5

    15

    Efficiëntie van uitvoering van de activiteit

    1

    0-5

    5

    Haalbaarheid van de activiteit

    2

    0-5

    10

    Mate van urgentie van de activiteit

    1

    0-5

    5

    Maximumaantal te behalen punten

    60

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid, van de Uitvoeringregeling wordt een aanvraag geweigerd indien de aanvraag minder dan 36 punten heeft behaald.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 2.6.11 en in aanvulling op artikel 1.15 van de Uitvoeringsregeling is de subsidieontvanger verplicht om de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk, bedoeld in artikel 127 van Verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.

  • 2.

    De activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt worden uiterlijk op 31 december 2028 afgerond.

  • 3.

    Het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend voor 1 april 2029.

Artikel 13 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag

  • 1.

    Een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag bevat, in aanvulling op de artikelen 1.16, 1.18, 1.20 en 1.21 van de Uitvoeringsregeling een opgave van de gerealiseerde resultaten.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.18 van de uitvoeringsregeling kunnen er twee deelbetalingen per jaar worden aangevraagd.

  • 3.

    Een deelbetaling heeft betrekking op minimaal 25% van de verleende subsidie of bedraagt minimaal €50.000,-

Artikel 14 Subsidiearrangement

De regels inzake subsidie op basis van arrangement 3, bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder c, artikel 1.18, derde lid en artikel 1.21 van de Uitvoeringsregeling zijn van toepassing.

Artikel 15 Bevoorschotting

Een voorschot bedraagt ten hoogste 50% van de verleende subsidie.

Artikel 16 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Dit besluit vervalt op 1 april 2029.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit subsidie uitvoering samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

Haarlem, 10 december 2024

Gedeputeerde staten van Noord-Holland

A.Th.H. van Dijk, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

BIJLAGE

 

I. Algemeen

De uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027 vormt de basis voor het verstrekken van NSP-subsidies door Noord-Holland. NSP staat voor Nationaal Strategisch Plan, dit is de Nederlandse invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Dit openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Uitvoeringsregeling Europese Landbouwsubsidies Noord-Holland 2023-2027, paragraaf 6. Daarnaast zijn de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1 en slotbepalingen uit hoofdstuk 3 van de uitvoeringsregeling ook van toepassing op een aanvraag.

 

Agrariërs en andere gebiedspartners worden middels deze subsidieregeling uitgenodigd en gefaciliteerd om met elkaar een integraal gebiedsplan uit te voeren, ter versterking van de doelen op het gebied van klimaat, water en biodiversiteit. De verwachting is dat door de partners in het gebied zelf aan het roer te zetten in de versterking van hun gebied op de doelen klimaat, water en biodiversiteit, sneller verbetering in het gebied wordt gerealiseerd dan wanneer individuele gebiedspartners afzonderlijk subsidie voor acties aanvragen en uitvoeren, of wanneer van bovenaf regels worden opgelegd. Door deze aanpak worden agrarisch ondernemers en andere gebiedspartijen uitgedaagd om de kansen in hun gebied zelf in kaart te brengen en vervolgens gezamenlijk acties te bedenken en uit te voeren om het gebied te versterken.

 

Een samenwerkingsverband in een afgebakend gebied kan van deze provinciale NSP-subsidieregeling gebruik maken. Het samenwerkingsverband bestaat in elk geval uit landbouwers, maar voor de hand ligt dat ook overheden als provincie, gemeente en waterschap, natuur- en landschapsorganisaties en andere organisaties en personen er onderdeel van zijn.

 

Beleidsdoel

We streven naar een verbetering van de biodiversiteit, minder stikstofuitstoot, een klimaatadaptief en gezond water- en bodemsysteem, een beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, minder bodemdaling, een sterke en duurzame agrarische sector en een beleefbaar landelijk gebied. Voorliggende subsidieregeling is bij uitstek een voorbeeld om gebiedsinitiatieven, die bijdragen aan deze doelen, mogelijk te maken. Het is een pré als gebiedsplannen bijdragen aan innovatie.

 

II. Artikelsgewijze Toelichting

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

Subsidie is beschikbaar voor de uitvoering van het gebiedsplan. Een gebiedsplan is primair gericht op de volgende drie Europese doelen:

 

Doel

Beschrijving

SO4

Klimaat: Lagere broeikasgasemissies en grotere koolstofvastlegging; Lagere ecologische, economische schade en waterkwantiteit (klimaatadaptatie).

SO5

Natuurlijke hulpbronnen: Betere chemische en biologische waterkwaliteit; Landbouwbodems (bodemkwaliteit): naar een sterkere natuurlijke weerbaarheid en waterleverend vermogen van de bodem; Betere luchtkwaliteit (terugdringen emissies van stikstof, geurstoffen en fijnstof)

SO6

Biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap: Meer en herstel biodiversiteit (soorten en habitatten en daarmee ook landschappen) in landbouwgebieden, door middel van verandering in bedrijfsvoering; Landbouw zo ingericht dat ecosysteemdiensten (producerende en regulerende) geleverd kunnen worden; Instandhouding en herstel van (cultuur)landschappen.

 

Een gebiedsplan kan vrij worden ingevuld binnen de kaders van dit openstellingsbesluit. Een samenwerkingsverband kan een eigen plan op maat voor een gebied maken. Deze regeling biedt samenwerkingsverbanden de mogelijkheid van een subsidie waar allerlei verschillende activiteiten uit betaald kunnen worden. Gebiedsplannen kunnen elkaar zowel geografisch als inhoudelijk overlappen. Om deze reden is voorzien in het voorkomen van dubbele financiering. Minimaal 75% van de subsidie is beschikbaar voor de uitvoering van het gebiedsplan.

 

Voorop staat dat in gebiedsplannen de gebiedskoers zich integraal richt op de Europese doelen voor klimaat, water en bodem en biodiversiteit natuur, verduurzaming van de landbouw en aansluit bij het beleid van provincie, waterschap en gemeenten. Daarom zullen desbetreffende overheden direct betrokken zijn bij de gebiedskoers, de doelen van het gebiedsplan en mogelijk zelf partner zijn in het samenwerkingsverband in het specifieke gebied.

 

Het integrale gebiedsplan hoeft zich ook niet te beperken tot een of meerdere doelen binnen de reikwijdte van het NSP-GLB. Voorstelbaar is dat er een groter gebiedsplan is waarbij het GLB-aandeel één van de onderdelen is in de instrumentenkoffer en in de dekking van de kosten. Dit kan ook een provinciedekkend plan zijn, met een focus op bepaalde integraal samenhangende thema's zoals landbouwstructuurversterking, het waterbeheersing/peilbeheer en groenblauwe dooradering in agrarisch gebeid. In elk plan dienen afwentelingsrisio's in beeld worden gebracht en hoe hiermee wordt omgegaan. Plannen die provincies, waterschappen, gemeenten, landbouworganisaties hebben buiten het GLB gebruikmakend van andere regelingen en financieringsbronnen zoals omgevingsplannen, DAW kunnen in samenhang met het GLB worden ingezet. Stapeling, paraplu financiering behoort tot de mogelijkheden bij de uitvoering van het gebiedsplan. Er kan niet twee of meermalen subsidie wordt verstrekt voor dezelfde activiteit. Zorgvuldigheid is hierbij van belang.

 

Deze regeling Uitvoering van Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling is een breed samenbindend instrument met subsidie voor investeringen en open van opzet. Het gebiedsplan kan allesomvattend zijn maar hoeft niet. Tegelijk gaat het om focus en wat realistisch haalbaar is met het oog op de beschikbare subsidiabele investeringsmogelijkheden bij uitvoering van het gebiedsplan.

 

Artikel 3 Integraal gebiedsplan

De uitvoering van het gebiedsplan kan bestaan uit de volgende subsidiabele activiteiten:

 

Investeringen voor de uitvoering van het gebiedsplan waaronder:

Management voor de uitvoering van het gebiedsplan, waaronder:

  • a.

    productieve investeringen groen- blauw of dierenwelzijn met 40% steunpercentage

  • b.

    niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven met 100% steunpercentage t.b.v. het watersysteem geldt 70% steunpercentage

  • c.

    niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven met 100% steunpercentage t.b.v. het watersysteem geldt 70% steunpercentage

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisoverdracht met 80% steunpercentage

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling met 100% steunpercentage;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties met 100% steunpercentage;

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten met 100% steunpercentage

 

Voorbeelden van subsidiabele kosten per onderdeel zoals hierboven genoemd:

  • a.

    productieve investeringen groen- blauw of dierenwelzijn

    investeringen in bedrijfsmiddelen met een effect op de economische bedrijfsvoering en gericht op de doelen water, biodiversiteit en biologische bestrijding, energie en klimaat, veehouderij en precisielandbouw. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regelbare drainage, agroforestry, elektrische machines of werktuigen, vergistingsinstallaties en mestverwerkingssystemen, emissiearme vloeren of precisiebemesting.

  • b.

    niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven

    Investeringen op landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering, bijvoorbeeld op het gebied van watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers en plasdras sloten. Meer concreet kan hierbij gedacht worden aan:

    • houtwallen en –singels, elzensingels, (knot)bomen en –bomerijen, heggen, struweelhagen en -randen, tuunwallen, half- en hoogstamboomgaarden, hakhoutbosjes, grienden, bosjes, eendenkooien;

    • natuurvriendelijke oevers, rietzomen en kleine rietpercelen, poelen, wielen, (cultuurhistorische) sloten;

    • botanische hooilandranden en –weideranden, kruidenrijke akkerranden, bloemenblokken en keverbanken, bloemdijken, insectenrijke graslandranden;

    • (historische) dijken met beplanting.

  • c.

    niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven

    investeringen buiten landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering en gericht zijn op het uitvoeren van herstelmaatregelen en (grootschalige) inrichting van gebieden die bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding, natuur, klimaatmitigatie en -adaptatie en biodiversiteit, investeringen in waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon, herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers.

De onderdelen a t/m c bedragen minimaal 75% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan.

  • d.

    Kennisoverdracht

    activiteiten voor het delen van kennis en ervaring met groepen landbouwers, dit kunnen trainingen, workshops, coachingsactiviteiten, voorlichtingsacties of demonstraties zijn. Hierbij kan verder gedacht worden aan bewustwording en educatie over kringlooplandbouw en toekomstig boeren. Bijeenkomsten om te leren samenwerken met alle partijen in het gebied vanuit de gedachten doelsturing en gezamenlijk eigenaarschap, wat zijn de doelen en opgaven in het eigen gebied en hoe kan draagvlak vergroot worden? Leren wat datagedreven werken is en participatieve monitoring met bijvoorbeeld citizen science sensoring.

  • e.

    Voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling

    voor kavelruil/ruilverkaveling geldt dat kosten voor de voorbereiding (analyse) en kosten voor de uitvoering (transactie, bijvoorbeeld notariskosten)) voor subsidie in aanmerking komen.

  • f.

    Ontwikkelen en beproeven innovaties

    activiteiten voor het ontwikkelen, doorontwikkelen, beproeven of praktijkrijp maken van nieuwe concepten, producten of diensten dienend aan de doelen van het gebiedsplan. Hierbij kan gedacht worden aan het sluiten van kringlopen met een groep van landbouwbedrijven, ketenbenadering waaronder korte ketens, de omslag naar produceren voor biobased bouwen en promoten van de boer-burger dialoog.

  • g.

    Draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten

    activiteiten voor het vinden van partners en gezamenlijk opzetten en voeren van het gebiedsproces waarbij overleg en afstemming onderdeel kan zijn; proces- en projectmanagement.

Onderdelen d t/m g bedragen maximaal 25% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan. Tezamen vormen deze onderdelen het management voor de uitvoering van het gebiedsplan. Daarbij kan meer algemeen gedacht worden aan kosten voor de penvoerder, inzet van personeel, om de samenwerking en administratie te organiseren. De penvoerder zou een gemeente kunnen zijn maar ook een waterschap, een krachtig agrarisch collectief of een grote natuur of landschapsorganisatie. Of elk andere organisatie of entiteit.

 

Artikel 4 Aanvrager

De subsidie voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan kan worden aangevraagd door de penvoerder van het samenwerkingsverband dat het gebiedsplan gaat uitvoeren. De penvoerder moet gemachtigd zijn door alle deelnemers om het plan uit te voeren. Alle partners in het samenwerkingsverband zijn medebegunstigden van de subsidie.

Gelet op de rol van de provincie als subsidieverstrekker ligt het niet voor de hand dat de provincie de rol van penvoerder op zich neemt.

 

Artikel 5 Samenwerkingsverband

Een samenwerkingsverband kan bestaan uit meerdere partijen waarin minimaal één landbouwer vertegenwoordigd is en minimaal één van de volgende partijen:

  • grondeigenaren,

  • grondgebruikers,

  • landbouworganisaties,

  • natuur- en landschapsorganisaties,

  • provincies,

  • waterschappen,

  • gemeenten, en

  • overige natuurlijke- of rechtspersonen.

In gebieden kunnen processen lopen die echter niet altijd het kenmerk van gezamenlijk eigenaarschap dragen. Soms zijn niet alle relevante overheidspartijen aan boord, soms ontbreekt het aan een groep boeren die zich betrokken voelen. Plannen van natuur- en landschapsorganisaties en burgerinitiatieven zijn soms in uitvoering zonder betrokkenheid van boeren of overheid. Hierdoor kunnen kansen op draagvlak en synergie onbenut blijven of kan door onbegrip onbedoeld weerstand ontstaan.

 

Optreden van verschillende overheidspartijen als één overheid is belangrijk om het vertrouwen van burgers en bedrijven in de overheid voldoende sterk te maken. Overheidspartijen kunnen deelnemer zijn van het samenwerkingsverband of ervoor kiezen om de rol van toezicht houden op de doelen en resultaten van het gebiedsplan op zich te nemen. Het is goed voorstelbaar dat een gemeente of waterschap de penvoerdersrol neemt. Het staat een gebied vrij om voor een andere penvoerder te kiezen.

 

Voor boeren kan het belang van deelname zijn het ontwikkelingsperspectief dat na het doen van de investeringen het beheer uiteindelijk terecht komt in nieuwe ANLb contracten in de volgende GLB-programmaperiode. Verbreding van beheerdoelen, verzwaring van bepaald beheer en meer areaal.

 

Governance van het samenwerkingsverband

Wat in de praktijk goed blijkt te werken is een governance met een stuurgroep en uitvoeringsorganisatie waarbij de penvoerder faciliteert en regisseert.

Deze regeling gaat uit van een penvoerder die juridisch de eindverantwoordelijkheid kan dragen voor het samenwerkingsverband met de verschillende partijen. Omdat de penvoerder zorg draagt voor uitvoering van de afspraken die de stuurgroep van het samenwerkingsverband maakt, welke doelen, welke middelen, wie krijgt wat, ontzorgt de penvoerder het gehele gezelschap waarvan de partners anders ieder voor zich een aanvraag doen, niet weten of ze succes hebben en zelf de projectadministratie moet doen.

 

Artikel 6 Aanvraagvereisten

Een aanvraag voor subsidie voor de uitvoering van een gebiedsplan bevat als bijlage een integraal gebiedsplan met:

  • 1.

    Een beschrijving van het gebied zoals afbakening, analyse en de uitdagingen. Uit de analyse moet in ieder geval blijken dat de samenwerking op gebiedsniveau en het integraal oppakken van de gebiedsuitdagingen meerwaarde biedt t.o.v. losstaande projecten;

  • 2.

    Een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd en hoe die bijdragen aan de doelen klimaat, milieu en biodiversiteit en aan de in het plan beschreven uitdagingen in het gebied;

  • 3.

    Aangetoonde draagvlak uit het gebied (bijvoorbeeld door een financiële bijdrage);

  • 4.

    Een beschrijving van de wijze waarop het project bijdraagt aan provinciale doelen.

  • 5.

    Een beschrijving van de stakeholders en de relatie met in ieder geval de provincie en waterschappen.

  • 6.

    Een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband (met interne procedures) dat hieraan effectief uitvoering kan geven, zoals taken, interne procedures en de inbreng van de deelnemers met hun kwaliteiten.

  • 7.

    Een beschrijving van in hoeverre de verschillende belangen uit het gebied goed zijn vertegenwoordigd.

  • 8.

    Een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project;

  • 9.

    Een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd;

De aanvraag bevat als bijlage tevens een samenwerkingsovereenkomst:

  • de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners vastgelegd.

  • welke gebiedspartner namens alle partijen zal optreden als aanvrager (penvoerder). De penvoerder treedt op als contactorganisatie richting de subsidieverstrekker en de bevoegde controleautoriteiten. De leadpartner is tevens verantwoordelijk voor de inrichting van de projectadministratie en het rapporteren over de voortgang van het project conform de voorwaarden zoals gesteld door subsidieverstrekker. Controle van deze projectadministratie zal worden uitgevoerd door de bevoegde controleautoriteiten.

  • De begroting en financiering van de activiteiten, waaronder de kosten die verband houden met investeringen en alle aspecten van de samenwerking. Hiervoor is een rekenformulier ontwikkelt.

Op de aanvraagpagina is een formulier beschikbaar wat gebruik kan worden voor het vastleggen van de samenwerkingsovereenkomst.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

Uit artikel 1.5 van de uitvoeringsregeling volgt o.a. dat subsidie geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd wanneer voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is aangevraagd. Dit geldt ook voor de steun die is verstrekt in het kader van de door de minister van LVVN uitgevoerde subsidieregeling Samenwerking in veenweidegebieden en Natura 2000-overgangsgebieden.

 

Artikel 8 Subsidiabele kosten

Kosten zijn subsidiabel wanneer deze bestaan uit:

  • Loonkosten

  • Kosten eigen arbeid

  • Bijdragen in natura

  • Afschrijvingskosten

  • Overige kosten (kosten derden)

Kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn berekend volgens de methode voor werkelijke kosten, zie hiervoor artikel 1.9a van de Uitvoeringsregeling.

 

Artikel 10 Hoogte subsidie

Voor de uitvoering van gebiedsplannen kan per opgenomen activiteit een ander subsidiepercentage van toepassing zijn. De subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan kan bestaan uit:

  • Productieve investeringen waarvoor 40% subsidie geldt, en

  • Niet productieve investeringen waarvoor 100% subsidie geldt.

Als niet productieve investeringen betrekking hebben op het watersysteem en gedaan worden door landbouwers of wanneer deze alleen betrekking hebben op waterkwantiteit, geldt 70% subsidie.

Bovenvermelde onderdelen maken tezamen minimaal 75% van de subsidie uit.

 

Verder kan een gebiedsplan voor maximaal 25% bestaan uit management:

  • Kennisoverdrachtactiviteiten waarvoor 80% subsidie geldt;

  • 100% subsidie voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • 100% subsidie voor het uitwerken en testen van innovatieve concepten, en

  • 100% subsidie voor draagvlakontwikkeling en het proces van samenwerking.

Bovenvermelde onderdelen maken tezamen maximaal 25% van de subsidie uit.

 

Let op: bij vaststelling van de subsidie dient minimaal 75% besteed te zijn aan investeringen. Wanneer er onverhoopt een investering niet doorgaat kan dit ook effect hebben op de hoogte van de subsidie voor de managementmaatregelen.

 

De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal €125.000,- en maximaal €2.000.000,-

 

Artikel 11 Selectiecriteria

Criteria voor het selecteren van subsidieaanvragen voor de uitvoering van een gebiedsplan:

  • a.

    ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen.

    De ambitie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

    • Is het passend binnen provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies, -plannen en (beleids)programma’s en die van waterschappen; denk aan bossenstrategie, provinciale stikstofaanpak. En wat is de ambitie van het gebiedsplan om hieraan bij te dragen?

    • Worden alle relevante (beleids/gebieds)doelen meegenomen, welke wel en niet? Denk aan: de doelen, biodiversiteit, milieu en/of klimaat; en wordt ook gekeken naar bijvoorbeeld gezondheid, dierenwelzijn, sociaaleconomische versterking?

    • Zijn de ambities onderbouwd? Bijvoorbeeld door data of het gebruik van indicatoren?

    • Wat zijn de ambities van de betrokken landbouwers? Het gebiedsplan moet de continuïteit en duurzaamheid van de landbouw borgen. Uit individuele bedrijfsplannen van landbouwers moet bijvoorbeeld blijken dat voor het bedrijf een toekomstperspectief wordt gezien.

  • Score:

    • 0 punten: zeer geringe ambitie. Het plan is niet passend binnen het provinciale en/of gemeentelijke beleid. Er is nauwelijks aansluiting bij de doelen op het gebied van klimaat, milieu en biodiversiteit.

    • 1 punt: geringe ambitie. Het plan beoogd een significant effect op één van de drie doelen.

    • 2 punten: matige ambitie. Het plan beoogd een significant effect op twee van de drie doelen.

    • 3 punten: voldoende ambitie. Het plan beoogt een significant effect op alle drie de doelen maar deze doelen zijn niet gebiedsbreed toepasbaar binnen de gebiedsafbakening van het gebiedsplan.

    • 4 punten: goede ambitie. Het plan draagt bij aan alle drie de doelen, maar biedt niet alle partners in het samenwerkingsverband een realistisch uitvoerbaar toekomstperspectief.

    • 5 punten: zeer goede ambitie. Het gebiedsplan heeft een duidelijk onderbouwd ambitieniveau op alle drie de doelen en biedt de betrokken partners in het samenwerkingsverband een realistisch uitvoerbaar toekomstperspectief.

  • b.

    diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen;

    • Nemen, naast landbouwers zelf, alle relevante gebiedspartijen deel zoals, overheden, natuur- en landschapsorganisaties, kennispartijen? Denk aan een groep boeren in een gebied, boerenorganisatie, LTO of agrarisch collectief, ketenpartners: erfbetreders, adviseurs, toeleveranciers, afnemers; burgers, agrarische jongeren.

      • 0 punten: zeer geringe diversiteit. Er nemen enkel landbouwers deel in het samenwerkingsverband.

      • 1 punt: geringe diversiteit. De diversiteit van partijen is gering. Er is één gebiedspartij betrokken.

      • - 2 punten : matige diversiteit. Er zijn twee verschillende soorten gebiedspartijen betrokken.

      • 3 punten: voldoende diversiteit. Er zijn minimaal drie verschillende soorten gebiedspartijen betrokken.

      • 4 punten: goede diversiteit. Er zijn minimaal vier verschillende soorten gebiedspartijen.

      • 5 punten: zeer goede diversiteit. Naast landbouwers nemen alle relevante gebiedspartijen deel in de samenwerking.

  • c.

    draagvlak voor het gebiedsplan;

    • Zijn er in het gebied voldoende landbouwers – areaal als relevante sectoren - die mee willen met het plan?

    • Steunen de overheden het gebiedsplan? Is het gebiedsplan afgestemd met een betrokken gemeente?

    • Zijn er voldoende partijen die financieel bijdragen, en dragen de relevante partijen ook bij?

    • Hoe uit de bereidheid tot langdurige samenwerking zich naar derden?

  • Score

    • 0 punten: zeer gering draagvlak voor het gebiedsplan. Het draagvlak voor het gebiedsplan is nauwelijks aangetoond in de aanvraag.

    • 1 punt: gering draagvlak voor het gebiedsplan. Alleen een beperkt aantal landbouwers neemt deel aan het gebiedsplan.

    • 2 punten: matig draagvlak voor het gebiedsplan. Naast landbouwers is er ook een andere gebiedspartij die het gebiedsplan aantoonbaar steunt.

    • 3 punten: voldoende draagvlak voor het gebiedsplan. Naast landbouwers zijn er ook twee gebiedspartijen die het gebiedsplan aantoonbaar steunen.

    • 4 punten: goed draagvlak voor het gebiedsplan. Naast landbouwers zijn er ook drie gebiedspartijen die het gebiedsplan aantoonbaar steunen.

    • 5 punten: Heel veel draagvlak voor het gebiedsplan. Naast landbouwers zijn er ook vier gebiedspartijen die het gebiedsplan aantoonbaar steunen.

  • d.

    effectiviteit van de activiteit;

    • Een project dat bijdraagt aan zowel klimaat, water en biodiversiteit, zal hoger scoren dan een project dat enkel bijdraagt aan één van de doelen, bijvoorbeeld klimaat.

    • Zijn bij de uitwerking van doelbereik de 7 doelen van kringlooplandbouw1 meegenomen?

    • Zijn de gebiedsdoelen op de juiste wijze uitgewerkt naar activiteiten zoals investeringen, kennisoverdracht en bewustwording en samenwerking voor innovatie.

    • In hoeverre worden nieuwe kennis, concepten en innovaties in het project meegenomen om een grotere effectiviteit te realiseren (bijvoorbeeld via innovatienetwerk landbouw)?

  • Score

    • 0 punten: wanneer het gebiedsplan nauwelijks overtuigend aansluit bij een van de drie genoemde doelen.

    • 1 punt: wanneer het gebiedsplan enkel overtuigend aansluit bij één van de drie genoemde doelen.

    • 2 punten: wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij twee van de drie genoemde doelen.

    • 3 punten: wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij alle drie de genoemde doelen.

    • 4 punten: wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij alle drie de genoemde doelen en wanneer bij de uitwerking van het doelbereik de doelen van kringlooplandbouw zijn meegenomen.

    • 5 punten: wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij alle drie de genoemde doelen en wanneer bij de uitwerking van het doelbereik de doelen van kringlooplandbouw zijn meegenomen net als nieuwe kennis, concepten en innovaties.

  • e.

    efficiëntie van uitvoering van de activiteit; Gekeken wordt naar de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren.

    • Heeft de penvoerder voldoende inhoudelijke en financiële expertise, draagvlak in het gebied en financiële draagkracht (of kan hij daar anderszins over beschikken)?

    • Staan de kosten in de juiste verhouding tot de opbrengsten waaronder de proceskosten?

  • De mate van efficiëntie van het gebiedsplan wordt beoordeeld op basis van of aandacht besteed is aan de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband, een beschrijving van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de projectpartners, het benutten en delen van kennis en data (publiek, privaat), het financieel projectbeheer, een projectmatige aanpak en de verhouding tussen de investeringskosten en de proceskosten.

     

  • Score:

    • 0 punten: wanneer het gebiedsplan een nauwelijks overtuigende omschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband bevat.

    • 1 punt: wanneer van het gebiedsplan een duidelijke organisatiestructuur bevat.

    • 2 punten: wanneer in het samenwerkingsverband naast een omschrijving van de organisatiestructuur ook aandacht besteed is aan een van de hierboven genoemde aspecten.

    • 3 punten wanneer in het samenwerkingsverband naast een omschrijving van de organisatiestructuur ook aandacht besteed is aan twee van de hierboven genoemde aspecten.

    • 4 punten wanneer in het samenwerkingsverband naast een omschrijving van de organisatiestructuur ook aandacht besteed is aan drie van de hierboven genoemde aspecten.

    • 5 punten wanneer in het samenwerkingsverband naast een omschrijving van de organisatiestructuur ook aandacht besteed is aan vier van de hierboven genoemde aspecten.

  • f.

    haalbaarheid van de activiteit;

    • Is de samenwerking georganiseerd bijvoorbeeld met een stuurgroep en een uitvoeringsorganisatie met daarin tenminste zij die gebruikt gaan maken van de GLB-subsidie?

    • Is er voorzien in de nodige flexibiliteit voor aanpassingen in de plannen, wat, waar, wie, hoeveel, wanneer?

    • Is er voldoende ruimte voor een lerende aanpak?

    • Wordt er gewerkt met risicoanalyses?

    • Is er een plan voor structurele inbedding van de resultaten na afloop (waaronder beheer- en exploitatiekosten)?

    • Worden benodigde vergunningen verleend en past alles in de ruimtelijke ordening van het gebied?

    • Hoe wordt omgegaan met de onzekerheden?

  • Score

    • 0 punten wanneer haalbaarheid nauwelijks is onderbouwd in het gebiedsplan.

    • 1 punt: wanneer sprake is van een van de hierboven genoemde aspecten.

    • 2 punten: wanneer sprake is van twee van de hierboven genoemde aspecten.

    • 3 punten: wanneer sprake is van drie van de hierboven genoemde aspecten.

    • 4 punten: wanneer sprake is van vier van de hierboven genoemde aspecten.

    • 5 punten: wanneer sprake is van vijf van de hierboven genoemde aspecten.

  • g.

    mate van urgentie van de activiteit.

    • Is in de regio, het gebied sprake van een noodzakelijk opgave voor de doelen klimaat, water en biodiversiteit, die voor een zekere termijn opgepakt moet worden.

  • Score

    • 0 punten: wanneer de mate van urgentie van de voorgenomen activiteiten nauwelijks is onderbouwd.

    • 1 punt: wanneer de mate van urgentie bij een doel is onderbouwd.

    • 2 punten: wanneer de mate van urgentie bij twee verschillende doelen is onderbouwd.

    • 3 punten: wanneer de mate van urgentie bij drie verschillende doelen is onderbouwd en moet binnen afzienbare tijd worden opgepakt.

    • 4 punten: wanneer de mate van urgentie bij drie verschillende doelen is onderbouwd moet binnen relatief korte termijn worden opgepakt.

    • 5 punten: wanneer de mate van urgentie bij drie verschillende doelen is onderbouwd en moet snel worden opgepakt.

Wegingsfactoren

Hieronder wordt weergegeven welke wegingsfactoren bij welk selectiecriterium van toepassing is. Per selectiecriterium kan een score van 0, 1, 2, 3, 4 of 5 punten worden behaald:

 

Selectiecriterium

Wegings-factor

Te behalen punten

Maximum per criterium

a

Ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen

2

0-5

10

b

Diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen

1

0-5

5

c

Draagvlak voor het gebiedsplan

2

0-5

10

d

Effectiviteit van de activiteit

3

0-5

15

e

Efficiëntie van uitvoering van de activiteit

1

0-5

5

f

Haalbaarheid van de activiteit

2

0-5

10

g

Mate van urgentie van de activiteit

1

0-5

5

Maximumaantal te behalen punten

60

 

Rangschikking van aanvragen

Voor het rangschikking van alle aanvragen geldt dat een individuele aanvraag minimaal 60% van de maximaal te behalen score moet halen.

 

Er is sprake van een tender binnen deze openstelling. Voor de selectie van de gebiedsplannen die voor subsidie in aanmerking komen, is een adviescommissie samengesteld. Aanvragen worden gescoord aan de hand van selectiecriteria en vervolgens gerangschikt. Alleen de aanvragen met de minimumscore van 36 punten of hoger komen voor subsidie in aanmerking, voor zover het binnen het opengestelde plafond past.

 

De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan de aanvraag toekent. Voor elke aanvraag geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van de maximum aantal te behalen punten). Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle aanvragen onderling te vergelijken en de beste aanvragen uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

 

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: d, a, c, f, b, e, g.

 

Indien de aanvragen in het geheel een gelijk aantal punten hebben behaald, dus ook op de afzonderlijke selectiecriteria, dan wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Uitvoeringsregeling.

 

Artikel 12 Verplichtingen

Aansluiting op het Nationale (Netwerk platteland) en Europese EIP netwerk draagt ertoe bij dat samenwerkingsverbanden gedurende het gehele project gebruik kunnen maken van beschikbare kennis en ervaring voor een hogere effectiviteit. Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt effectievere en innovatieve gebiedsplannen in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen.

 

De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via de hiertoe geëigende netwerken. Onder geëigende netwerken wordt in ieder geval begrepen:

  • Groen Kennisnet*

  • EIP-netwerk** als bedoeld in artikel 127 VO (EU) nr 2021/2115.

** Het Europees Innovatienetwerk voor de Landbouw (EIP-AGRI) werkt aan de bevordering van concurrerende en duurzame land- en bosbouw in Europa. Het EIP-AGRI-netwerk is onderdeel van het CAP Network van de EU. Elk project wordt gemeld aan dit Europese EIP netwerk.

 

*Met Groen Kennisnet, het kennisplatform van de groene sector in Nederland, is een speciale samenwerking aangegaan. Groen Kennisnet maakt voor elk Nederlands project een pagina aan om de plannen en eindresultaten te delen. Ook tijdens uw project kunt u resultaten delen via Groen Kennisnet. Groen Kennisnet neemt hierover contact met u op.

 

Artikel 13 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag

Bij voorgangsverslagen, verzoeken tot deelbetaling en vaststelling (in geval van subsidie voor de uitvoering van gebiedsplannen) gelden rapportageverplichtingen. Deze verplichtingen worden opgelegd omdat de lidstaten verplicht zijn dergelijke gegevens aan te leveren bij de Europese Commissie. In eerste instantie dient men te rapporteren over het aantal personen dat baat gehad heeft bij het gebiedsplan en wordt als volgt in beeld gebracht: het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.

 

Artikel 14 Subsidie-arrangement

Voor de verantwoording van de subsidie voor de uitvoering van een gebiedsplan geldt dat alle kosten waarvoor subsidie is verleend verantwoord moeten worden aan de hand van een inhoudelijk en financieel verslag. In feite vindt de verantwoording van de subsidie plaats op basis van daadwerkelijk gerealiseerde kosten.

 

Artikel 15 Voorschot

Bij subsidieverlening wordt een voorschot van 50% van de verleende subsidie direct uitbetaald.

Naar boven