Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities Drenthe en Fryslân 2025-2026

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op:

  • -

    de Algemene subsidieregeling SNN 2019;

  • -

    het Programma EFRO 2021-2027 Noord-Nederland;

  • -

    artikel 25 van Verordening nr. 651/2014 van Verordening nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2023 (EG) nr. 2023/1315) waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”);

  • -

    Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (“de de-minimisverordening");

  • -

    de gemeenschappelijke regeling SNN;

BESLUITEN:

 

vast te stellen de Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities Drenthe en Fryslân 2025-2026

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    AGVV: Algemene groepsvrijstellingsverordening, Verordening nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014, publicatieblad EU L187/1, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, (laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2023 (EG) nr. 2023/1315);

  • b.

    ASR SNN 2019: Algemene subsidieregeling SNN 2019;

  • c.

    De-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;

  • d.

    deskundige: iemand die op grond van opleiding of ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit;

  • e.

    fysiek prototype: fysiek model voor het aantonen van het werkingsprincipe van een te ontwikkelen product, dienst of procedé dat aan productie of dienstverlening vooraf gaat en niet commercieel wordt ingezet of gebruikt voor (industriële) toepassing, niet zijnde een softwarematig prototype;

  • f.

    embedded software: software die is geschreven om machines en apparaten te besturen. De software draait op beperkte hardware, zoals microcontrollers en andere ingebedde systemen;

  • g.

    Gedeputeerde Staten: onder Gedeputeerde Staten in deze regeling wordt verstaan de Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe en Fryslân;

  • h.

    mkb-onderneming: kleine, middelgrote of micro onderneming in de zin van bijlage I van de AGVV;

  • i.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • j.

    ondernemingsactiviteiten: het uitvoeren van economische activiteiten binnen de onderneming. Dit zijn activiteiten gericht op het halen van omzet. In het geval van een startende onderneming kan het ook gaan over onderzoeksactiviteiten die voorafgaan aan het behalen van omzet;

  • k.

    penvoerder: een deelnemer in een samenwerkingsproject, die gemachtigd is door de andere partij(en) en zorgdraagt en verantwoordelijk is voor de projectadministratie en aanvragen;

  • l.

    proof-of-concept software: een softwarematig prototype dat de haalbaarheid van een idee of technologie aantoont, zonder volledig ontwikkeld of klaar voor productie te zijn;

  • m.

    project: een samenhangend geheel aan activiteiten met als einddoel het ontwikkelen van een product, dienst of procedé;

  • n.

    RIS3 2021-2027: Research- en innovatiestrategie voor slimme specialisatie (RIS3) voor Noord-Nederland 2021-2027;

  • o.

    samenwerkingsproject: een project dat wordt uitgevoerd door minimaal twee onafhankelijke mkb-ondernemingen, die elk een aantoonbaar belang hebben bij het project, en waarin geen van de ondernemingen meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening neemt;

  • p.

    SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe en Fryslân.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincies Drenthe en/of Fryslân en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

Artikel 4 Penvoerder

  • 1.

    Als sprake is van een samenwerkingsproject wordt door de deelnemers een penvoerder aangewezen.

  • 2.

    Betalingen worden enkel aan de penvoerder gedaan, tenzij deze failliet is verklaard, in surséance van betaling verkeert, dan wel indien op hem de wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

Artikel 5 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor een activiteit als bedoeld in artikel 25 lid 2 sub b en c van de AGVV die ziet op de ontwikkeling van:

    • a.

      een nieuw product, nieuwe dienst of nieuw procedé;

    • b.

      het aanmerkelijk vernieuwen van bestaande producten, diensten of procedés. De vernieuwing heeft betrekking op een oplossing voor een technische onzekerheid;

    • c.

      proof-of-concept software; of

    • d.

      embedded software;

  • of onderzoek ten behoeve hiervan.

  • 2.

    Onder ontwikkeling en onderzoek genoemd in het eerste lid, onder a en b, valt ook het bouwen en testen van een fysiek prototype en het testen en valideren in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, zolang het doel het aanbrengen van verdere technische verbeteringen is, die niet grotendeels vaststaan.

  • 3.

    De subsidiabele activiteit dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • I.

      het project draagt bij aan de doelstellingen van het Programma EFRO 2021-2027 Noord-Nederland en de RIS3 2021-2027;

    • II.

      het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling en heeft maatschappelijke-sociale impact;

    • III.

      er is sprake van innovatie;

    • IV.

      het financieel en economisch toekomstperspectief van het project is voldoende onderbouwd;

    • V.

      de kwaliteit van de aanvraag is voldoende.

Artikel 6 Staatssteun

  • 1.

    Subsidie in het kader van deze regeling kan worden verstrekt met toepassing van de AGVV.

  • 2.

    Indien de aanvrager niet voldoet aan de eisen van de AGVV kan subsidie worden verleend met toepassing van de de-minimisverordening.

Artikel 7 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag kan worden ingediend bij het SNN via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 2.

    De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een projectplan en een begroting conform het door het SNN beschikbaar gestelde format.

  • 3.

    De aanvrager voegt bij de aanvraag voor subsidie in ieder geval een beknopte samenvatting van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd die kan worden gebruikt in voor eenieder toegankelijke publicaties.

Artikel 8 Openstelling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen één of meerdere openstellingsbesluiten vast.

  • 2.

    Een openstellingsbesluit bevat tenminste:

    • a.

      een aanvraagperiode

    • b.

      subsidieplafond en

    • c.

      de wijze van verdelen van het subsidieplafond

Artikel 9 Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    ter zake van de subsidiabele kosten vóór ontvangst van de aanvraag verplichtingen zijn aangegaan of de werkzaamheden in het subsidieproject zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • c.

    producten of diensten op verzoek van of specifiek voor een bepaalde klant worden ontwikkeld;

  • d.

    het project niet obstakelvrij is bij indiening van de aanvraag;

  • e.

    één onderneming reeds tweemaal subsidie heeft gekregen op grond van deze regeling. Meerdere rechtspersonen kunnen in dit verband als één onderneming worden gezien. Voor het begrip onderneming wordt gekeken hoe de onderneming economisch opereert. Indien meerdere rechtspersonen nauw met elkaar verweven zijn, worden deze gezien als één onderneming. Daarbij kan gedacht worden aan het opereren op dezelfde of aanverwante economische markt en het hebben van stemrechten dan wel aandelen in elkaar;

  • f.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden van het desbetreffende staatssteunkader;

  • g.

    er geen afgeronde haalbaarheidsstudie aanwezig is, die de aanleiding/grondslag is voor de aanvraag;

  • h.

    het project in financiële, organisatorische, technische of economische zin niet haalbaar is;

  • i.

    de effecten van het project niet neerslaan in de provincies Drenthe en/of Fryslân;

  • j.

    het bedrag aan subsidiabele kosten van een project minder dan € 30.000,-- bedraagt.

Artikel 10 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten voor een individueel project.

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal 45% van de subsidiabele kosten voor een samenwerkingsproject.

  • 3.

    Voor een individueel project bedraagt de subsidie ten behoeve van loonkosten en eigen uren tezamen maximaal € 25.000,-- en voor het totale project bedraagt de subsidie maximaal 50.000,--.

  • 4.

    Voor een samenwerkingsproject bedraagt de subsidie ten behoeve van loonkosten en eigen uren tezamen maximaal € 50.000,-- en voor het totale project bedraagt de subsidie maximaal € 100.000,--.

  • 5.

    Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe verplichten.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Als subsidiabele kosten komen de volgende, in redelijkheid ten behoeve van de activiteit te maken kosten in aanmerking:

    • a.

      het inschakelen van een onafhankelijke deskundige, die is ingeschreven in een handelsregister;

    • b.

      materialen die uitsluitend onderdeel zijn van een prototype;

    • c.

      de loonkosten van de onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel en bijdrage eigen uren van de onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met de activiteit bezighouden.

      De loonkosten of de bijdrage in eigen uren wordt meegenomen tegen:

      • i.

        een forfaitair tarief van € 55,--; of

      • ii.

        Een vast maandbedrag van € 7.800,--.

    • d.

      de loonkosten van werknemers, de onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met de activiteit bezighouden van verbonden ondernemingen conform de in sub c genoemde tarieven.

    • e.

      de kosten die gemaakt en betaald zijn door een partneronderneming en tegen een gebruikelijk tarief zijn doorbelast aan de subsidieontvanger.

    • f.

      huurkosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project.

  • 2.

    Daarnaast wordt over de subsidiabele kosten een opslag van 1% op het factuurbedrag toegepast, waarvoor een factuur wordt ingediend met een factuurbedrag van € 250,-- of meer (exclusief btw).

Artikel 12 Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.4 van de ASR SNN 2019 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    reis- en verblijfkosten;

  • b.

    verrekenbare belasting toegevoegde waarde (btw);

  • c.

    facturen onder de € 250,--;

  • d.

    kosten die gemaakt zijn na het verstrijken van het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de administratie van het project is overzichtelijk en eenduidig;

  • b.

    het project wordt binnen een termijn van maximaal 18 maanden na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening afgerond. Aanvullend hierop dient het project uiterlijk op 30 september 2027 te zijn afgerond;

  • c.

    de subsidiabele kosten zijn gemaakt voor de einddatum van het project. Daarnaast moeten de projectkosten betaald zijn binnen 4 weken na de einddatum van de projectperiode;

  • d.

    er zijn publicatievereisten, zoals bedoeld in artikel 50 en in bijlage IX van de Verordening 2021/1060, van toepassing. Hieronder zijn de verschillende uitingen benoemd:

    • i.

      het plaatsen van een korte beschrijving van het project op de website en sociale mediakanalen van de subsidieontvanger(s) gedurende de projectperiode. Hierop moet in ieder geval naar voren komen:

      • -

        het embleem van de Europese Unie, en

      • -

        de vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

    • ii.

      het plaatsen van ten minste één affiche of elektronisch display met informatie over het project (minimaal in A3-formaat) of een roll-up banner met vermelding van de steun door de Europese Unie op een voor het publiek goed zichtbare plaats bij de subsidieontvanger(s), gedurende de projectperiode.

      De specifieke eisen van de verschillende uitingen zijn terug te vinden op de website van het SNN;

  • e.

    wijzigingen in het project worden zo spoedig mogelijk gemeld aan het SNN.

Artikel 14 Voorschotten

Binnen drie weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening worden subsidies maximaal voor 40% van het verleende subsidiebedrag bevoorschot.

Artikel 15 Wijzigings- of intrekkingsgronden

De subsidie kan op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1.

    Uiterlijk vier weken na realisatie van het project wordt een aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot vaststelling worden in ieder geval de volgende documenten aangeleverd:

    • a.

      een eindverslag

    • b.

      getekende offertes en overeenkomsten

    • c.

      urenregistraties van de subsidiabele projecturen

    • d.

      de facturen en betaalbewijzen van de gemaakte en betaalde subsidiabele projectkosten

  • 3.

    De subsidie kan op grond van artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht, worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien het project:

    • a.

      niet wordt uitgevoerd in overeenstemming met het doel of de voorschriften van deze regeling;

    • b.

      of er minder kosten zijn gemaakt dan bij aanvraag is begroot.

  • 4.

    De subsidieontvanger dient ten minste tien jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden haar administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 17 Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 4 februari 2025.

  • 2.

    Deze subsidieregeling werkt terug tot en met 4 februari 2025 voor zover de bekendmaking plaatsvindt na 4 februari 2025.

Artikel 18 Intrekken VIA 2021 ontwikkelingsprojecten en overgangsrecht

De volgende subsidieregelingen worden ingetrokken op de dag dat de VIA Drenthe en Fryslân 2025-2026 in werking treedt:

  • -

    ­ VIA 2021 plus ontwikkelingsprojecten

  • -

    ­ VIA 2021 plus softwareontwikkeling

  • -

    ­ VIA 2020 organisatie innovatie

Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de bovenstaande subsidieregelingen, blijft de betreffende subsidieregeling toepassing.

Artikel 19 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: VIA Drenthe-Fryslân 2025-2026.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

Assen, 26 november 2024

Kenmerk 5.5/202400

Toelichting  

Artikel 1, sub e, Fysiek prototype

 

Het fysieke prototype dient betrekking te hebben op het oplossen van een technische onzekerheid. Het gaat er om dat met het prototype beoogd wordt het werkingsprincipe aan te tonen.

Het prototype (of de onderdelen ervan) dient na afloop van het project te worden:

  • -

    vernietigd of onklaar gemaakt te worden; of

  • -

    ingezet als demonstratiemodel (niet zijnde in het productieproces) en/of

  • -

    gebruikt om toekomstige iteraties/verbeteringen te testen in het verbeteren van het uiteindelijke product of procedé.

Het is niet toegestaan om het prototype (of onderdelen ervan) na afloop van uw project in te zetten in uw productieproces of deze te verkopen.

 

Artikel 1, sub f, Embedded software

 

Embedded software is software die specifiek is ontworpen om te functioneren binnen een bepaald apparaat of systeem. De software is specifiek ontworpen om te functioneren binnen een bepaald apparaat of systeem en is nauw verbonden met het hardwarecomponent. De limieten van embedded software omvatten beperkte reken- en geheugencapaciteit, strikte energie-efficiëntie-eisen en beperkte opslagruimte. Het voert taken zoals real-time verwerking en apparaat besturing zeer efficiënt uit.

 

Artikel 1, sub h, Mkb-onderneming

 

Op grond van de regeling kunnen alleen ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) in aanmerking komen voor een subsidie. Dit artikel geeft een definitie van wat onder het mkb valt. Hierbij is aangesloten bij de definitie die wordt gehanteerd in verordening (EG) Nr. 651/2014 (laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2023), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, de zogenoemde “algemene groepsvrijstellingsverordening”.

In bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is een definitie gegeven van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen. Conform deze definitie behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 FTE werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt.

Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, gekeken wordt naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer, maar niet meer dan 50%, qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft.

Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.

Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.

Een stichting wordt als een onderneming beschouwd als deze economische activiteiten uitvoert. Hierbij kan gedacht worden aan het aanbieden van een goed of dienst tegen betaling, halen van omzet of, wanneer het om een startende onderneming gaat, een aannemelijk perspectief daarop.

 

Artikel 1, sub j, Ondernemersactiviteiten

 

Onderzoeksactiviteiten worden bij een startende onderneming ook gezien als ondernemingsactiviteiten, omdat deze voorbereidend zijn op het potentieel op het uitvoeren van transacties. Op basis van onderbouwing (beoogde businesscase) moet aannemelijk zijn dat de startende onderneming een aanmerkelijk perspectief heeft op het behalen van omzet.

 

Artikel 1, sub l, Proof-of-concept software

 

Bij proof-of-concept (PoC) software gaat het om de vraag of een mogelijke technische oplossing in de praktijk werkt of niet. Het schrijven van deze software is bedoeld om aan te tonen dat het idee dat is bedacht ook werkelijk kan functioneren voordat er wordt begonnen met het ontwikkelen van de uiteindelijke software. Het is daarbij van belang dat de gekozen oplossingsrichting uniek is binnen het domein waarin hij gebruikt gaat worden en daarom onderzoek noodzakelijk maakt.

 

Voor de ontwikkeling van het product of de dienst zijn er een aantal technische knelpunten waarvan het werkingsprincipe moet worden aangetoond voordat kan worden besloten of de ontwikkeling ervan kan worden gestart. Uitsluitend de ontwikkeling van de PoC software die nodig is om de juiste werking van het bedachte, technische werkingsprincipe aan te tonen is subsidiabel. Het werk na deze PoC fase, waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitkomsten ervan, is niet subsidiabel.

 

Het is niet toegestaan om binnen deze regeling een minimum viable product (MVP) te ontwikkelen. Met andere woorden de PoC software is niet bedoeld voor eindgebruikers, mag niet gebruikt worden voor het verkrijgen van feedback van eindgebruikers en mag niet commercieel worden aangeboden in de markt.

 

Er is geen sprake van proof-of-concept software wanneer het project toeziet op het ontwikkelen van een minimum viable product of de gehele ontwikkeling van een product of dienst.

 

Aspect

PoC

MVP

Doel

Bewijzen van technische haalbaarheid

Een functioneel product aanbieden om gebruikersfeedback te verzamelen

Scope

Zeer beperkt, test één enkel concept of technologie

Bevat de minimaal benodigde functionaliteit voor gebruikers

Gebruikersgericht

Nee, niet voor eindgebruikers bedoeld

Ja, gericht op daadwerkelijke eindgebruikers

Gebruik

Interne validatie van technische aspecten

Lancering op de markt met beperkte, kernfunctionaliteit

Doorlooptijd

Korte doorlooptijd voor snelle validatie

Langer, omdat het product daadwerkelijk gebruikt moet worden

Feedback

Technische evaluatie door interne teams

Feedback van eindgebruikers over gebruik en waarde

Resultaat

Bevestiging dat iets technisch mogelijk is

Bewijs van waarde voor gebruikers, feedback voor verdere ontwikkeling

 

Artikel 1, sub m, Project

Indien er, vanuit deze subsidieregeling, een vergelijkbare subsidieregeling of één van haar voorgangers, subsidie is toegekend voor de ontwikkeling van een bepaald product of dienst, is het niet mogelijk om hier nogmaals subsidie voor te ontvangen. Mocht het project dus bestaan uit meerdere fasen maar alle fasen hebben betrekking op hetzelfde einddoel, dan is het niet mogelijk om bijvoorbeeld voor de eerste 2 fasen subsidie te ontvangen en daarna nogmaals subsidie te ontvangen voor de laatste 2 fasen. Immers de fasen hebben uiteindelijk hetzelfde einddoel, de ontwikkeling van dat bepaalde product of dienst. Er mag geen sprake zijn van het opknippen van het ontwikkeltraject.

Indien tijdens de uitvoering van een project blijkt dat een andere oplossingsrichting nodig is om tot het einddoel te komen en daartoe een nieuw project wordt uitgevoerd, dan wordt dat gezien als nieuwe activiteiten en daarmee een nieuw project.

 

Artikel 3 Doelgroep

 

Subsidie wordt alleen verleend aan een onderneming die gevestigd is in de provincie Drenthe of Fryslân en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert. Indien er binnen het subsidieproject sprake is van een samenwerkingspartner die is gevestigd buiten de provincie Drenthe en/of Fryslân kan voor de kosten die worden gemaakt door deze samenwerkingspartner geen subsidie worden verleend.

 

Artikel 5 Subsidiabele activiteit

 

De activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd worden beoordeeld op basis van onderstaande beoordelingscriteria:

 

  • I.

    Het project draagt bij aan de doelstellingen van het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland en de RIS3 2021-2027

    Hierbij wordt met name gelet op het element:

    • a.

      Speelt het project aantoonbaar in op één van de vier transities uit de RIS3?

  • II.

    Het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling en heeft maatschappelijke-sociale impact;

    Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

    • a.

      Draagt het te ontwikkelen product/dienst/procedé bij aan een oplossing voor een concreet maatschappelijk probleem?

    • b.

      Voldoet het project aan het Do No Significant Harm-principe waar het gaat om:

      • Efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen;

      • verhogen van de biodiversiteit;

      • klimaatadaptie en mitigatie;

      • duurzaam watergebruik en beheer;

      • tegengaan van vervuiling van het milieu;

      • verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer.

    • c.

      Is het project niet in strijd met de ‘Universele verklaring van de rechten van de Mens’ en het ‘VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap’?

  • III.

    Er is sprake van innovatie

    Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

    • a.

      Is duidelijk en begrijpelijk omschreven wat er tijdens het project wordt ontwikkeld en de toepassing(en) die is/zijn voorzien?

    • b.

      Is goed en duidelijk beschreven waar de innovatie op zit in het nieuw te ontwikkelen of aanmerkelijk te verbeteren product/dienst/procedé? Zijn er daadwerkelijk technische onzekerheden/uitdagingen?

    • c.

      Sluit het project in belangrijke mate aan op de TRL-levels 5, 6 en 7 (Technology Readiness Level)?

    • d.

      Is de innovatie onderscheidend ten opzichte van (inter-)nationale ontwikkelingen?

    • e.

      Kwalificeert het project als experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 25, lid 2, onder b en c, van de AGVV?

  • IV.

    Het financieel en economisch toekomstperspectief van het project is voldoende onderbouwd

    Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

    • a.

      Is het business model canvas volledig ingevuld?

    • b.

      Heeft de aanvrager een duidelijk en realistisch verdienmodel beschreven? Is het verdienmodel kwalitatief en kwantitatief onderbouwd?

    • c.

      In geval van samenwerking: Zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de projectresultaten en het intellectuele eigendom?

    • d.

      Heeft de aanvrager een goed en realistisch beeld geschetst van de stappen die moeten worden doorlopen na afloop van het project tot aan de marktintroductie? Zijn de commerciële risico’s en externe factoren beschreven? En is er een aanpak om deze risico’s te mitigeren?

  • V.

    De kwaliteit van de aanvraag is voldoende

    Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

    • a.

      Zijn de risico’s die spelen tijdens de uitvoering van het project inzichtelijk gemaakt en wat betekenen deze risico’s voor de haalbaarheid van het project (impact x kans)? Zijn er overtuigende mitigerende maatregelen benoemd?

    • b.

      Is er sprake van een duidelijke projectopzet en logische indeling van activiteiten naar werkpakketten (en bijbehorende kosten)? Zijn de doelstellingen SMART geformuleerd?

    • c.

      Is er sprake van een realistische en haalbare planning (met ruimte voor flexibiliteit/bijsturing)?

    • d.

      Heeft de aanvrager (en indien van toepassing, de in te huren deskundige(n)) de kennis en ervaring (competenties) om het project tot een succes te maken?

    • e.

      Heeft de aanvrager de financiële en operationele capaciteit om het project uit te voeren?

Artikel 9, sub a Verplichting aangaan ten behoeve van het project

 

De subsidie wordt geacht een stimulerend effect te hebben indien de subsidieontvanger zijn aanvraag bij het SNN heeft ingediend, voordat de werkzaamheden aan het project zijn begonnen of verplichtingen zijn aangegaan ten aanzien van de subsidiabele kosten.

 

Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met de werkzaamheden wordt ervan uitgegaan dat de verplichting is aangegaan.

Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.

 

Indien de verplichting is aangegaan onder de schriftelijke en opschortende voorwaarde dat de subsidie moet zijn verstrekt, wordt aan het vereiste van de stimulerende werking voldaan.

 

Artikel 9, sub d Obstakelvrij

 

Een project dient bij indiening van de aanvraag obstakelvrij te zijn. Dit houdt in ieder geval in dat de financiering zeker gesteld dient te zijn.

 

Artikel 9, sub i, Effecten van de subsidie

 

Het dient te gaan om langdurige duurzame en structurele effecten die ten goede komen aan de provincie Drenthe en/of Fryslân. De baten die voortvloeien uit het project dienen ten goede te komen aan de aanvragers in Drenthe en/of Fryslân. Het project dient bij te dragen aan een sterkere economie in deze provincies. De aanvrager dient dit aannemelijk te maken.

 

Artikel 10, leden 3 en 4 Aftopping subsidie op de loonkosten

 

Op basis van dit artikel wordt de maximale subsidie op de loonkosten afgetopt tot maximaal € 25.000,--. Dit houdt in dat wanneer de subsidie (op basis van het subsidiepercentage dat is beschreven in artikel 9, leden 1 en 2) over de loonkosten hoger uitkomt dan € 25.000,-- deze wordt afgetopt op € 25.000,--. Indien deze lager uitvallen dan € 25.000,-- wordt de subsidie niet afgetopt.

 

Voorbeeld 1:

Bedrag

Op basis van 35% subsidie

Toepassing artikel 9, lid 3 (of 4)

Loonkosten

€ 100.000,00

€ 35.000,00

€ 25.000,00 ß

Overige kosten

€ 100.000,00

€ 35.000,00

€ 35.000,00

Opslag 1% overige kosten

€ 1.000,00

€ 350,00

€ 350,00

Totaal

€ 210.000,00

€ 50.000,00

(maximum regeling)

Verleende subsidie:

€ 50.000,00

 

Voorbeeld 2:

Bedrag

Op basis van 35% subsidie

Toepassing artikel 9 lid 3 (of 4)

Loonkosten

€ 60.000,00

€ 21.000,00

€ 21.000,00 ß

Overige kosten

€ 80.000,00

€ 28.000,00

€ 28.000,00

Opslag 1% overige kosten

€ 800,00

€ 280,00

€ 280,00

Totaal

€ 140.800,00

€ 49.280,00

Verleende subsidie:

€ 49.280,00

 

Artikel 11, lid 1, sub a Onafhankelijke deskundige

 

De onderneming waar de deskundige werkt moet ingeschreven zijn bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of vergelijkbare handelsregisters in andere landen. Particulieren kunnen daarom niet optreden als onafhankelijke organisatie. De uren van de in te schakelen onafhankelijke deskundige zijn subsidiabel.

 

Onafhankelijk:

De deskundige dient onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming.

In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er in ieder geval geen sprake is van

 

onafhankelijkheid:

  • -

    Als de deskundige een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft.

  • -

    Als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de organisatie van de deskundige.

  • -

    Als de directeur/bestuurder van de aanvragende onderneming ook de directeur/bestuurder van de in

  • -

    te schakelen organisatie van de deskundige is.

  • -

    In het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster) of

  • -

    een gezinsrelatie aanwezig is.

  • -

    Als de deskundige een duidelijk belang heeft in de uitkomsten van het project, verder dan gebruikelijk is.

Deze opsomming is niet limitatief. Dit betekent dat er ook andere situaties kunnen zijn waarin tot de conclusie wordt gekomen dat er geen sprake is van onafhankelijkheid van de organisatie van de aanvragende onderneming.

 

Artikel 11, sub c en d Loonkosten

 

De aanvrager mag (soms) kiezen tegen welk tarief zij de loonkosten van het project willen berekenen. Hiervoor zijn twee tarieven bepaald, met elk haar eigen administratieve last.

 

Uurtarief € 55,--

Het betreft een vast tarief, waarin inflatiecorrectie reeds is verdisconteerd. Dit tarief kan worden gehanteerd door medewerkers die in loondienst zijn bij de projectpartner en als sprake is van eigen arbeid van personen die niet worden verloond. Bijvoorbeeld bij:

  • -

    zelfstandigen die geen brutoloon ontvangen, waarbij voor de aangifte inkomstenbelasting sprake is van ‘winst uit onderneming’;

  • -

    DGA's die niet worden verloond (bijvoorbeeld in V.O.F.’s, maatschappen of eenmanszaken);

  • -

    Meewerkende echtgeno(o)t(e);

  • -

    (Onbezoldigde) bestuurders indien zij als bestuurder geregistreerd staan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Ter onderbouwing van de loonkosten dient gedurende en na uitvoering van het project moeten de volgende documenten worden overlegd:

  • -

    ­ urenregistratie per medewerker (een format hiervoor is beschikbaar op de website van het SNN)

  • -

    ­ indien sprake is van verloning: verzamelloonstaat of een ander document (bijvoorbeeld een uitdraai uit een betrouwbaar personeelssysteem) ter onderbouwing van het dienstverband.

Vast maandbedrag € 7.800,--

Dit maandbedrag kan worden gehanteerd voor medewerkers die voor een vast deel van hun arbeidstijd aan het project werken. Dit vaste maandbedrag kan naar rato van de ingezette uren per medewerker variëren.

Bij het opstellen van de begroting vooraf, worden de totale loonkosten per medewerker berekend door het vaste maandbedrag van € 7.800,-- te vermenigvuldigen met het verwachte aantal maanden dat de medewerker inzet voor het project zal leveren. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het standaardpercentage van de werkweek dat de medewerker naar verwachting aan het project zal werken.

Als medewerkers een vast percentage van hun tijd werkzaam zijn voor de uitvoering van een project, kan een werkgeversdocument volstaan als onderbouwing van de ureninzet. De werkgever stelt voor de medewerkers een document op met vermelding van de namen van de medewerkers en het vaste percentage van de tijd per maand dat zij werkzaam zijn voor het project. Het document wordt bij voorkeur voorafgaand aan de start van de projectactiviteiten opgesteld. Indien de arbeidstijd van de medewerker aan het project gedurende de projectperiode wijzigt, dient er een nieuw werkgeversdocument aangeleverd te worden. Een format voor het werkgeversdocument wordt beschikbaar gesteld op de website van het SNN.

 

Voorbeeld:

Vast maandbedrag (bij fulltime dienstverband)

€ 7.800,00

Percentage werkzaam voor project

50%

Aantal maanden werkzaam voor project

10

Te begroten loonkosten

€ 39.000,00

 

Ter onderbouwing van de loonkosten dient gedurende en na uitvoering van het project moeten de volgende documenten worden overlegd:

  • -

    werkgeversdocument waaruit de tijdsinzet voor het project van de medewerker(s) blijkt;

  • -

    indien sprake is van verloning: een document waaruit het dienstverband en de omvang daarvan blijkt van de medewerker.

Berekening aantal subsidiabele uren:

De berekening van het totaal aan subsidiabele loonkosten per kalenderjaar gaat uit van een 40-urige werkweek. Indien de medewerker een arbeidsovereenkomst heeft met een lager aantal contracturen per week, dan wordt het aantal uren van 1.720 naar verhouding aangepast.

Hieronder staan een aantal voorbeelden van berekeningen van de maximale subsidiabele loonuren van een aangepast aantal contracturen:

  • -

    24-urige werkweek: 1.032 uur per jaar

  • -

    32-urige werkweek: 1.376 uur per jaar

  • -

    36-urige werkweek: 1.548 uur per jaar

Onder ondersteunend personeel wordt niet verstaan stagiairs. De uren van stagiairs die meewerken aan het project komen niet in aanmerking voor subsidie.

 

Eigen arbeid

In geval van eigen arbeid is er geen sprake van een dienstverband en daarmee geen sprake van loonkosten. De inbreng van eigen arbeid wordt gezien als een bijdrage in natura. De overige projectkosten die subsidiabel zijn op grond van de regeling betreffen zogenaamde “out of pocketkosten”. Dit zijn kosten die gemaakt en betaald worden door de aanvrager.

De betaalde overheidssteun aan een project, dat bijdragen in natura bevat, mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura. Met ander woorden: de subsidie kan niet meer bedragen dan het bedrag dat aan “out of pocketkosten” wordt gemaakt.

 

Voorbeeld 1:

Kostensoort

Begrote kosten

Eigen arbeid (natura)

€ 10.000,00

Overige kosten (out of pocket)

€ 20.000,00

Totaal subsidiabele kosten

€ 30.000,00

Totaal subsidie (o.b.v. 35% subsidie)

€ 10.500,00

 

In dit voorbeeld kan de subsidie maximaal € 20.000,-- bedragen. Aangezien in dit voorbeeld de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura € 20.000,-- bedraagt.

 

Voorbeeld 2:

Kostensoort

Begrote kosten

Eigen arbeid (natura)

€ 50.000,00

Overige kosten (out of pocket)

€ 10.000,00

Totaal subsidiabele kosten

€ 60.000,00

Totaal subsidie (o.b.v. 35% subsidie)

€ 10.000,00

 

In dit voorbeeld kan de subsidie maximaal € 10.000,-- bedragen. Aangezien in dit voorbeeld de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura € 10.000,-- bedraagt.

 

Artikel 11, sub d en e Verbonden- en partnerondernemingen

 

Een verbonden onderneming bezit de meerderheid (meer dan 50%) van de aandelen of stemrechten van de aanvrager(s) of is voor meer dan 50% in bezit van de aanvrager(s).

Een partneronderneming bezit minstens 25% en hoogstens 50% van de aandelen of stemrechten van de aanvrager(s) of is voor minstens 25% en hoogstens 50% in bezit van de aanvrager(s).

 

Artikel 11, sub f Huurkosten

 

De apparatuur en uitrusting worden van een derde partij gehuurd. Bij vaststelling worden deze kosten onderbouwd middels facturen en betalingsbewijzen. Indien deze apparatuur en uitrusting beschikbaar is binnen de verbonden ondernemingen, dan kunnen de kosten van het huren van de apparatuur en uitrusting niet worden gezien als subsidiabele kosten.

 

Artikel 13, sub b Uitvoeringstermijn

 

In principe is de uitvoeringstermijn van een beschikt project maximaal 18 maanden na beschikkingsdatum. Echter dienen de projecten voor 31 maart 2028 te worden verantwoord binnen het EFRO programma. Om deze termijn te waarborgen is de uiterste datum waarop een project dient te zijn afgerond bepaald op 30 september 2027. Deze datum is absoluut. Indien de maximale projectperiode van 18 maanden de datum van 30 september 2027 overschrijdt, is de maximale projectperiode korter dan 18 maanden. De aanvrager heeft dan geen recht op de volledige maximale uitvoeringsperiode.

 

Artikel 13, sub d Publicatievereisten

 

Deze publicatie-eisen zijn gebaseerd op de voorwaarden in die staan beschreven in artikel 50 en in bijlage IX van de Verordening 2021/1060 en in de operationele richtsnoeren voor ontvangers van EU-financiering. Daarin zijn voorschriften gegeven over voorlichting en communicatie van de steun uit Europese fondsen. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het naleven van deze publicatie-eisen. De onderneming is verplicht aan te tonen dat is voldaan aan de publicatie-eisen.

 

Er dient in ieder geval voldaan te worden aan de volgende eisen:

Website:

  • -

    een korte beschrijving van het project op de website met het embleem van de Europese Unie en vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

  • -

    het embleem van de Unie dient de website in kleur te worden weergegeven;

  • -

    het embleem van de Unie en de verwijzing naar de Unie zijn zichtbaar op het scherm op een prominente plaats van een digitaal apparaat zodra de gebruiker de website opent;

  • -

    de verwijzing naar het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling op dezelfde website zichtbaar gemaakt.

Affiche:

  • -

    het plaatsen van ten minste één affiche of digitaal display met informatie over het project (minimaal in A3-formaat) of een roll-up banner met vermelding van de steun door de Europese Unie op een voor het publiek goed zichtbare plaats in uw onderneming, bijvoorbeeld bij de ingang van het gebouw. Het format hiervoor wordt beschikbaar gesteld door het SNN.

Let op: in beide gevallen dient u het embleem van de Europese Unie te plaatsen met daarbij een vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).

Een nadere toelichting op de publiciteitseisen is te vinden in het ‘Handboek EFRO 2021-2027’ op de website http://www.snn.nl.

 

Artikel 16, lid 2, sub a Eindverslag

 

In het eindverslag beschrijft u het verloop van de uitgevoerde projectactiviteiten op een aantal onderwerpen. Hierbij valt te denken aan de kansen en uitdagingen die u bent tegengekomen, wat de resultaten/uitkomsten zijn van de prototype fase, of het project succesvol is uitgevoerd en welke stappen nog gezet moeten worden om tot vermarkting te komen. Hiervoor kan het door SNN beschikbaar gestelde format worden gebruikt.

 

Artikel 16, lid 3, sub d Doorbelasten van projectkosten

 

Alleen de kosten van de onderneming(en) aan wie de subsidie is verleend, kunnen als subsidiabele kosten worden aangemerkt. Mocht het zo zijn dat binnen uw project een verbonden- en/ of partner onderneming kosten heeft gemaakt ten behoeve van het project, dan zijn er twee opties dat deze kosten subsidiabel zijn:

  • -

    de verbonden- en/of partneronderneming wordt mede subsidieaanvrager. Dit kunt u doen door middel van een instemmingsverklaring (deze vindt u op onze website: www.snn.nl), waarin de verbonden- en of/ partneronderneming toestemming geeft om opgenomen te worden in de herziende verleningsbeschikking;

  • -

    de kosten dienen te zijn doorbelast aan de subsidieontvanger. De kosten die gemaakt en betaald zijn door de verbonden onderneming dienen te worden doorbelast aan de subsidieontvanger, tegen werkelijke kosten (dus kosten zonder winstopslag). De kosten die gemaakt en betaald zijn door de partneronderneming mogen tegen gebruikelijk tarief doorbelast worden aan de subsidieontvanger.

Naar boven