Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2024, 19141 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2024, 19141 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities Drenthe en Fryslân 2025-2026
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
artikel 25 van Verordening nr. 651/2014 van Verordening nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2023 (EG) nr. 2023/1315) waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”);
vast te stellen de Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities Drenthe en Fryslân 2025-2026
In deze regeling wordt verstaan onder:
AGVV: Algemene groepsvrijstellingsverordening, Verordening nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014, publicatieblad EU L187/1, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, (laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2023 (EG) nr. 2023/1315);
Artikel 2 Doel van de regeling
De subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe en Fryslân.
Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincies Drenthe en/of Fryslân en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.
Artikel 5 Subsidiabele activiteit
Onder ontwikkeling en onderzoek genoemd in het eerste lid, onder a en b, valt ook het bouwen en testen van een fysiek prototype en het testen en valideren in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, zolang het doel het aanbrengen van verdere technische verbeteringen is, die niet grotendeels vaststaan.
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019, in ieder geval geweigerd indien:
één onderneming reeds tweemaal subsidie heeft gekregen op grond van deze regeling. Meerdere rechtspersonen kunnen in dit verband als één onderneming worden gezien. Voor het begrip onderneming wordt gekeken hoe de onderneming economisch opereert. Indien meerdere rechtspersonen nauw met elkaar verweven zijn, worden deze gezien als één onderneming. Daarbij kan gedacht worden aan het opereren op dezelfde of aanverwante economische markt en het hebben van stemrechten dan wel aandelen in elkaar;
Artikel 12 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 2.4 van de ASR SNN 2019 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:
Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:
er zijn publicatievereisten, zoals bedoeld in artikel 50 en in bijlage IX van de Verordening 2021/1060, van toepassing. Hieronder zijn de verschillende uitingen benoemd:
het plaatsen van ten minste één affiche of elektronisch display met informatie over het project (minimaal in A3-formaat) of een roll-up banner met vermelding van de steun door de Europese Unie op een voor het publiek goed zichtbare plaats bij de subsidieontvanger(s), gedurende de projectperiode.
De specifieke eisen van de verschillende uitingen zijn terug te vinden op de website van het SNN;
Binnen drie weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening worden subsidies maximaal voor 40% van het verleende subsidiebedrag bevoorschot.
Artikel 15 Wijzigings- of intrekkingsgronden
De subsidie kan op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd.
Artikel 18 Intrekken VIA 2021 ontwikkelingsprojecten en overgangsrecht
De volgende subsidieregelingen worden ingetrokken op de dag dat de VIA Drenthe en Fryslân 2025-2026 in werking treedt:
Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de bovenstaande subsidieregelingen, blijft de betreffende subsidieregeling toepassing.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. J. Klijnsma, voorzitter
W.F. Brenkman MSc, secretaris
Assen, 26 november 2024
Kenmerk 5.5/202400
Artikel 1, sub e, Fysiek prototype
Het fysieke prototype dient betrekking te hebben op het oplossen van een technische onzekerheid. Het gaat er om dat met het prototype beoogd wordt het werkingsprincipe aan te tonen.
Het prototype (of de onderdelen ervan) dient na afloop van het project te worden:
Het is niet toegestaan om het prototype (of onderdelen ervan) na afloop van uw project in te zetten in uw productieproces of deze te verkopen.
Artikel 1, sub f, Embedded software
Embedded software is software die specifiek is ontworpen om te functioneren binnen een bepaald apparaat of systeem. De software is specifiek ontworpen om te functioneren binnen een bepaald apparaat of systeem en is nauw verbonden met het hardwarecomponent. De limieten van embedded software omvatten beperkte reken- en geheugencapaciteit, strikte energie-efficiëntie-eisen en beperkte opslagruimte. Het voert taken zoals real-time verwerking en apparaat besturing zeer efficiënt uit.
Artikel 1, sub h, Mkb-onderneming
Op grond van de regeling kunnen alleen ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) in aanmerking komen voor een subsidie. Dit artikel geeft een definitie van wat onder het mkb valt. Hierbij is aangesloten bij de definitie die wordt gehanteerd in verordening (EG) Nr. 651/2014 (laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2023), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, de zogenoemde “algemene groepsvrijstellingsverordening”.
In bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is een definitie gegeven van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen. Conform deze definitie behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 FTE werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt.
Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, gekeken wordt naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer, maar niet meer dan 50%, qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft.
Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.
Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.
Een stichting wordt als een onderneming beschouwd als deze economische activiteiten uitvoert. Hierbij kan gedacht worden aan het aanbieden van een goed of dienst tegen betaling, halen van omzet of, wanneer het om een startende onderneming gaat, een aannemelijk perspectief daarop.
Artikel 1, sub j, Ondernemersactiviteiten
Onderzoeksactiviteiten worden bij een startende onderneming ook gezien als ondernemingsactiviteiten, omdat deze voorbereidend zijn op het potentieel op het uitvoeren van transacties. Op basis van onderbouwing (beoogde businesscase) moet aannemelijk zijn dat de startende onderneming een aanmerkelijk perspectief heeft op het behalen van omzet.
Artikel 1, sub l, Proof-of-concept software
Bij proof-of-concept (PoC) software gaat het om de vraag of een mogelijke technische oplossing in de praktijk werkt of niet. Het schrijven van deze software is bedoeld om aan te tonen dat het idee dat is bedacht ook werkelijk kan functioneren voordat er wordt begonnen met het ontwikkelen van de uiteindelijke software. Het is daarbij van belang dat de gekozen oplossingsrichting uniek is binnen het domein waarin hij gebruikt gaat worden en daarom onderzoek noodzakelijk maakt.
Voor de ontwikkeling van het product of de dienst zijn er een aantal technische knelpunten waarvan het werkingsprincipe moet worden aangetoond voordat kan worden besloten of de ontwikkeling ervan kan worden gestart. Uitsluitend de ontwikkeling van de PoC software die nodig is om de juiste werking van het bedachte, technische werkingsprincipe aan te tonen is subsidiabel. Het werk na deze PoC fase, waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitkomsten ervan, is niet subsidiabel.
Het is niet toegestaan om binnen deze regeling een minimum viable product (MVP) te ontwikkelen. Met andere woorden de PoC software is niet bedoeld voor eindgebruikers, mag niet gebruikt worden voor het verkrijgen van feedback van eindgebruikers en mag niet commercieel worden aangeboden in de markt.
Er is geen sprake van proof-of-concept software wanneer het project toeziet op het ontwikkelen van een minimum viable product of de gehele ontwikkeling van een product of dienst.
Indien er, vanuit deze subsidieregeling, een vergelijkbare subsidieregeling of één van haar voorgangers, subsidie is toegekend voor de ontwikkeling van een bepaald product of dienst, is het niet mogelijk om hier nogmaals subsidie voor te ontvangen. Mocht het project dus bestaan uit meerdere fasen maar alle fasen hebben betrekking op hetzelfde einddoel, dan is het niet mogelijk om bijvoorbeeld voor de eerste 2 fasen subsidie te ontvangen en daarna nogmaals subsidie te ontvangen voor de laatste 2 fasen. Immers de fasen hebben uiteindelijk hetzelfde einddoel, de ontwikkeling van dat bepaalde product of dienst. Er mag geen sprake zijn van het opknippen van het ontwikkeltraject.
Indien tijdens de uitvoering van een project blijkt dat een andere oplossingsrichting nodig is om tot het einddoel te komen en daartoe een nieuw project wordt uitgevoerd, dan wordt dat gezien als nieuwe activiteiten en daarmee een nieuw project.
Subsidie wordt alleen verleend aan een onderneming die gevestigd is in de provincie Drenthe of Fryslân en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert. Indien er binnen het subsidieproject sprake is van een samenwerkingspartner die is gevestigd buiten de provincie Drenthe en/of Fryslân kan voor de kosten die worden gemaakt door deze samenwerkingspartner geen subsidie worden verleend.
Artikel 5 Subsidiabele activiteit
De activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd worden beoordeeld op basis van onderstaande beoordelingscriteria:
Artikel 9, sub a Verplichting aangaan ten behoeve van het project
De subsidie wordt geacht een stimulerend effect te hebben indien de subsidieontvanger zijn aanvraag bij het SNN heeft ingediend, voordat de werkzaamheden aan het project zijn begonnen of verplichtingen zijn aangegaan ten aanzien van de subsidiabele kosten.
Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met de werkzaamheden wordt ervan uitgegaan dat de verplichting is aangegaan.
Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.
Indien de verplichting is aangegaan onder de schriftelijke en opschortende voorwaarde dat de subsidie moet zijn verstrekt, wordt aan het vereiste van de stimulerende werking voldaan.
Een project dient bij indiening van de aanvraag obstakelvrij te zijn. Dit houdt in ieder geval in dat de financiering zeker gesteld dient te zijn.
Artikel 9, sub i, Effecten van de subsidie
Het dient te gaan om langdurige duurzame en structurele effecten die ten goede komen aan de provincie Drenthe en/of Fryslân. De baten die voortvloeien uit het project dienen ten goede te komen aan de aanvragers in Drenthe en/of Fryslân. Het project dient bij te dragen aan een sterkere economie in deze provincies. De aanvrager dient dit aannemelijk te maken.
Artikel 10, leden 3 en 4 Aftopping subsidie op de loonkosten
Op basis van dit artikel wordt de maximale subsidie op de loonkosten afgetopt tot maximaal € 25.000,--. Dit houdt in dat wanneer de subsidie (op basis van het subsidiepercentage dat is beschreven in artikel 9, leden 1 en 2) over de loonkosten hoger uitkomt dan € 25.000,-- deze wordt afgetopt op € 25.000,--. Indien deze lager uitvallen dan € 25.000,-- wordt de subsidie niet afgetopt.
Artikel 11, lid 1, sub a Onafhankelijke deskundige
De onderneming waar de deskundige werkt moet ingeschreven zijn bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of vergelijkbare handelsregisters in andere landen. Particulieren kunnen daarom niet optreden als onafhankelijke organisatie. De uren van de in te schakelen onafhankelijke deskundige zijn subsidiabel.
De deskundige dient onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming.
In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er in ieder geval geen sprake is van
Deze opsomming is niet limitatief. Dit betekent dat er ook andere situaties kunnen zijn waarin tot de conclusie wordt gekomen dat er geen sprake is van onafhankelijkheid van de organisatie van de aanvragende onderneming.
Artikel 11, sub c en d Loonkosten
De aanvrager mag (soms) kiezen tegen welk tarief zij de loonkosten van het project willen berekenen. Hiervoor zijn twee tarieven bepaald, met elk haar eigen administratieve last.
Het betreft een vast tarief, waarin inflatiecorrectie reeds is verdisconteerd. Dit tarief kan worden gehanteerd door medewerkers die in loondienst zijn bij de projectpartner en als sprake is van eigen arbeid van personen die niet worden verloond. Bijvoorbeeld bij:
Ter onderbouwing van de loonkosten dient gedurende en na uitvoering van het project moeten de volgende documenten worden overlegd:
Dit maandbedrag kan worden gehanteerd voor medewerkers die voor een vast deel van hun arbeidstijd aan het project werken. Dit vaste maandbedrag kan naar rato van de ingezette uren per medewerker variëren.
Bij het opstellen van de begroting vooraf, worden de totale loonkosten per medewerker berekend door het vaste maandbedrag van € 7.800,-- te vermenigvuldigen met het verwachte aantal maanden dat de medewerker inzet voor het project zal leveren. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het standaardpercentage van de werkweek dat de medewerker naar verwachting aan het project zal werken.
Als medewerkers een vast percentage van hun tijd werkzaam zijn voor de uitvoering van een project, kan een werkgeversdocument volstaan als onderbouwing van de ureninzet. De werkgever stelt voor de medewerkers een document op met vermelding van de namen van de medewerkers en het vaste percentage van de tijd per maand dat zij werkzaam zijn voor het project. Het document wordt bij voorkeur voorafgaand aan de start van de projectactiviteiten opgesteld. Indien de arbeidstijd van de medewerker aan het project gedurende de projectperiode wijzigt, dient er een nieuw werkgeversdocument aangeleverd te worden. Een format voor het werkgeversdocument wordt beschikbaar gesteld op de website van het SNN.
Ter onderbouwing van de loonkosten dient gedurende en na uitvoering van het project moeten de volgende documenten worden overlegd:
Berekening aantal subsidiabele uren:
De berekening van het totaal aan subsidiabele loonkosten per kalenderjaar gaat uit van een 40-urige werkweek. Indien de medewerker een arbeidsovereenkomst heeft met een lager aantal contracturen per week, dan wordt het aantal uren van 1.720 naar verhouding aangepast.
Hieronder staan een aantal voorbeelden van berekeningen van de maximale subsidiabele loonuren van een aangepast aantal contracturen:
Onder ondersteunend personeel wordt niet verstaan stagiairs. De uren van stagiairs die meewerken aan het project komen niet in aanmerking voor subsidie.
In geval van eigen arbeid is er geen sprake van een dienstverband en daarmee geen sprake van loonkosten. De inbreng van eigen arbeid wordt gezien als een bijdrage in natura. De overige projectkosten die subsidiabel zijn op grond van de regeling betreffen zogenaamde “out of pocketkosten”. Dit zijn kosten die gemaakt en betaald worden door de aanvrager.
De betaalde overheidssteun aan een project, dat bijdragen in natura bevat, mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura. Met ander woorden: de subsidie kan niet meer bedragen dan het bedrag dat aan “out of pocketkosten” wordt gemaakt.
In dit voorbeeld kan de subsidie maximaal € 20.000,-- bedragen. Aangezien in dit voorbeeld de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura € 20.000,-- bedraagt.
In dit voorbeeld kan de subsidie maximaal € 10.000,-- bedragen. Aangezien in dit voorbeeld de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura € 10.000,-- bedraagt.
Artikel 11, sub d en e Verbonden- en partnerondernemingen
Een verbonden onderneming bezit de meerderheid (meer dan 50%) van de aandelen of stemrechten van de aanvrager(s) of is voor meer dan 50% in bezit van de aanvrager(s).
Een partneronderneming bezit minstens 25% en hoogstens 50% van de aandelen of stemrechten van de aanvrager(s) of is voor minstens 25% en hoogstens 50% in bezit van de aanvrager(s).
De apparatuur en uitrusting worden van een derde partij gehuurd. Bij vaststelling worden deze kosten onderbouwd middels facturen en betalingsbewijzen. Indien deze apparatuur en uitrusting beschikbaar is binnen de verbonden ondernemingen, dan kunnen de kosten van het huren van de apparatuur en uitrusting niet worden gezien als subsidiabele kosten.
Artikel 13, sub b Uitvoeringstermijn
In principe is de uitvoeringstermijn van een beschikt project maximaal 18 maanden na beschikkingsdatum. Echter dienen de projecten voor 31 maart 2028 te worden verantwoord binnen het EFRO programma. Om deze termijn te waarborgen is de uiterste datum waarop een project dient te zijn afgerond bepaald op 30 september 2027. Deze datum is absoluut. Indien de maximale projectperiode van 18 maanden de datum van 30 september 2027 overschrijdt, is de maximale projectperiode korter dan 18 maanden. De aanvrager heeft dan geen recht op de volledige maximale uitvoeringsperiode.
Artikel 13, sub d Publicatievereisten
Deze publicatie-eisen zijn gebaseerd op de voorwaarden in die staan beschreven in artikel 50 en in bijlage IX van de Verordening 2021/1060 en in de operationele richtsnoeren voor ontvangers van EU-financiering. Daarin zijn voorschriften gegeven over voorlichting en communicatie van de steun uit Europese fondsen. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het naleven van deze publicatie-eisen. De onderneming is verplicht aan te tonen dat is voldaan aan de publicatie-eisen.
Er dient in ieder geval voldaan te worden aan de volgende eisen:
het plaatsen van ten minste één affiche of digitaal display met informatie over het project (minimaal in A3-formaat) of een roll-up banner met vermelding van de steun door de Europese Unie op een voor het publiek goed zichtbare plaats in uw onderneming, bijvoorbeeld bij de ingang van het gebouw. Het format hiervoor wordt beschikbaar gesteld door het SNN.
Let op: in beide gevallen dient u het embleem van de Europese Unie te plaatsen met daarbij een vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).
Een nadere toelichting op de publiciteitseisen is te vinden in het ‘Handboek EFRO 2021-2027’ op de website http://www.snn.nl.
Artikel 16, lid 2, sub a Eindverslag
In het eindverslag beschrijft u het verloop van de uitgevoerde projectactiviteiten op een aantal onderwerpen. Hierbij valt te denken aan de kansen en uitdagingen die u bent tegengekomen, wat de resultaten/uitkomsten zijn van de prototype fase, of het project succesvol is uitgevoerd en welke stappen nog gezet moeten worden om tot vermarkting te komen. Hiervoor kan het door SNN beschikbaar gestelde format worden gebruikt.
Artikel 16, lid 3, sub d Doorbelasten van projectkosten
Alleen de kosten van de onderneming(en) aan wie de subsidie is verleend, kunnen als subsidiabele kosten worden aangemerkt. Mocht het zo zijn dat binnen uw project een verbonden- en/ of partner onderneming kosten heeft gemaakt ten behoeve van het project, dan zijn er twee opties dat deze kosten subsidiabel zijn:
de kosten dienen te zijn doorbelast aan de subsidieontvanger. De kosten die gemaakt en betaald zijn door de verbonden onderneming dienen te worden doorbelast aan de subsidieontvanger, tegen werkelijke kosten (dus kosten zonder winstopslag). De kosten die gemaakt en betaald zijn door de partneronderneming mogen tegen gebruikelijk tarief doorbelast worden aan de subsidieontvanger.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-19141.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.