Beleidsregels gebiedsgerichte omgevingsvergunning, SMP en pre-SMP-methodiek

Gedeputeerde Staten van Limburg maken bekend dat zij in hun vergadering van 19 november 2024 het volgende besluit hebben genomen:

 

 

Beleidsregels gebiedsgerichte omgevingsvergunning, SMP en pre-SMP-methodiek

 

 

Gedeputeerde Staten van Limburg,

 

Gelet op het bepaalde in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit, de Omgevingsregeling, de Omgevingsverordening Limburg en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Overwegende

  • dat de beleidsregels de uitwerking vormen van de beleidsvrijheid die aan Gedeputeerde Staten is toegekend in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit;

  • dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn op grond van de artikelen 4.11, eerste lid, onder e, jo 5.1, tweede lid, onder g, van de Omgevingswet jo. artikel 4.6, eerste lid, onder e, van het Omgevingsbesluit te beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen met betrekking tot flora- en fauna-activiteiten en op grond van de artikelen 16.15 en 16.16 van de Omgevingswet jo. 4.25, eerste lid, onder e, jo. derde lid, van het Omgevingsbesluit, advies en instemming te geven bij meervoudige aanvragen om omgevingsvergunningen die mede betrekking hebben op flora- en fauna- activiteiten en waarvoor Burgemeester en Wethouders het bevoegd gezag zijn;

  • dat Gedeputeerde Staten van Limburg het wenselijk achten vast te leggen op welke wijze zij aan die bevoegdheden uitvoering geven, zodat alle betrokkenen daar in hun beleid, bij hun besluitvorming en bij hun initiatieven rekening mee kunnen houden;

Besluiten vast te stellen:

 

Beleidsregels voor gebiedsgerichte omgevingsvergunningen, SMP’s en de pre-SMP-methodiek.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Bal: Besluit activiteiten leefomgeving;

  • b.

    beschermde soorten: soorten als bedoeld in de artikelen 11.37, 11.46 en 11.54 van het Bal;

  • c.

    BIJ12: uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke Provincies, zijnde onderdeel van de vereniging Interprovinciaal Overleg (IPO);

  • d.

    Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • e.

    compensatie: het binnen een populatie van de aangetaste soort terugbrengen van de verloren gegane kwaliteit of kwantiteit van het leefgebied die verloren gaat als gevolg van de ingreep of handeling, teneinde de gunstige staat van instandhouding van de populatie te kunnen waarborgen;

  • f.

    compensatieplan: een plan waarin de gemeentelijke taakstelling en de uitvoering staat beschreven om (alternatieve) kraamverblijfplaatsen in de gemeente te realiseren;

  • g.

    functioneel leefgebied: het deel van het leefgebied van een soort dat noodzakelijk is om de functie van een verblijfplaats als nest, voortplantingsplaats of rustplaats te kunnen garanderen. Indien noodzakelijk voor het functioneren van een voortplantingsplaats of rustplaats, wordt hieronder ook verstaan: essentiële migratie of dispersie en foerageergebied;

  • h.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Limburg;

  • i.

    Gebiedsgerichte omgevingsvergunning: een vergunning op voorhand waarbij de locaties, de planning en/of de uitvoering van activiteiten en de daaruit resulterende effecten nog niet volledig vaststaan, gecombineerd met een aanpak om de soorten met bijbehorende leefgebied in voldoende mate te behouden;

  • j.

    Handreiking SMP Limburg: het document ‘Handreiking opstellen Soortenmanagementplan en pre-Soortenmanagementplan in Limburg’ dat richtlijnen en aanbevelingen biedt voor het opstellen van een Soortenmanagementplan in Limburg. Deze handreiking bevat de verplichte onderdelen die een Soortenmanagementplan moet bevatten en beschrijft hoe deze onderdelen dienen te worden uitgewerkt. Het ondersteunt betrokken partijen bij het identificeren van soorten die bescherming behoeven, het formuleren van doelstellingen en maatregelen, en het waarborgen van de effectiviteit van het plan in overeenstemming met de wet- en regelgeving. De handreiking is bedoeld om een uniforme aanpak te bevorderen en bij te dragen aan de bescherming en het behoud van biodiversiteit in de regio Bron: Home - Provincie Limburg ➜ onderwerpen ➜ Natuur en landschap ➜ Soortenmanagementplannen ➜ Handreiking SMP Limburg.

  • k.

    interne verblijfplaats: een alternatieve verblijfplaats voor vleermuizen die inpandig wordt geplaatst in het gebouw;

  • l.

    lokaal: op deelpopulatieniveau binnen de metapopulatie met maximaal een gemeentelijke schaal;

  • m.

    metapopulatie: een groep ruimtelijk gescheiden populaties van een organisme, die een bepaalde interactie vertonen;

  • n.

    mitigatie: een mitigerende maatregel is een maatregel die getroffen wordt om een negatief effect op een beschermde soort te verminderen of te voorkomen;

  • o.

    pre-SMP-methodiek: werkwijze die voorziet in de bescherming van populaties gebouwbewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP);

  • p.

    soortenmanagementplan (SMP): een beleidsplan gericht op het versterken van de staat van instandhouding van beschermde diersoorten binnen een gemeente of enkele gemeenten, berustend op ecologisch onderzoek, dat wordt opgesteld met als doel het dienen als onderbouwing voor het aanvragen van een vergunning voor verbodsbepalingen onder de Omgevingswet ten aanzien van beschermde diersoorten en hun voorplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren, ter versnelling van de energiebesparende isolatie van de thermische schil van gebouwen in de gebouwde omgeving;

  • q.

    (vaste) voortplantings- en rustplaatsen: hiertoe worden o.a. locaties gerekend waar kraamkolonies, paarverblijven, overwinteringsplaatsen, burchten en jaarrond beschermde vogelnesten en hun functionele leefomgeving toe behoren. Tijdens het broeden worden ook de nesten van de overige inheemse vogelsoorten hieronder gerekend;

  • r.

    verbodsbepaling: verbodsbepaling die voortvloeit uit de Omgevingswet, het Bal of het Bkl en die betrekking heeft op een flora- en fauna- activiteit.

Artikel 2 (gebiedsgerichte omgevingsvergunning op basis van een SMP)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een gebiedsgerichte omgevingsvergunning verlenen voor een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in de artikelen 11.37, 11.46, en 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een gebiedsgerichte omgevingsvergunning, verlenen voor maximaal 10 jaar op basis van een SMP.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten verlenen een gebiedsgerichte omgevingsvergunning alleen als:

    • a)

      de effecten van de ingrepen binnen een afgebakend gebied nog niet volledig te overzien zijn doordat de exacte details over de uitvoering, locatie en timing van de ingrepen nog niet vastliggen;

    • b)

      de maatregelen het functioneel leefgebied van de beschermde soorten versterken, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten; en

    • c)

      de aanvraag onderbouwd is met een soortenmanagementplan dat de verplichte onderdelen bevat die staan vermeld in de Handreiking SMP Limburg;

    • d)

      onder de voorwaarde dat jaarlijks een overzicht wordt verschaft van de volgende gegevens:

      • i.

        de indicatoren waarmee de lokale staat van instandhouding wordt bepaald van de beschermde soorten waarvoor een generieke omgevingsvergunning is verleend

      • ii.

        de ingrepen die zijn uitgevoerd op basis van de omgevingsvergunning;

      • iii.

        de diersoorten en de aantallen die zijn geraakt door de ingrepen; en

      • iv.

        de functionaliteiten die zijn geraakt door de ingrepen

Artikel 3 Gebiedsgerichte omgevingsvergunningen op basis van de pre-SMP-methodiek

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een gebiedsgerichte omgevingsvergunning voor een flora- en fauna activiteit van maximaal 2 jaar verlenen aan gemeenten, ingeval de aanvraag is gebaseerd op de pre-SMP methodiek en uitsluitend is bedoeld voor isolatiewerkzaamheden aan 30% van de particuliere grondgebonden woningen met energielabel C tot en met G in particulier eigendom. Het pre-SMP bestaat uit 2 fases. In fase 1 mag 10% van de particulieren woningen worden verduurzaamd en in fase 2 mag 30% van de particulieren woningen worden verduurzaamd.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt alleen verleend indien:

    • a)

      Het opgestelde pre-SMP voldoet aan de eisen beschreven in de Handreiking SMP Limburg en beschrijft hoe het verlies aan kraamverblijfplaatsen door de gemeente wordt gecompenseerd in het compensatieplan; en,

    • b)

      De verduurzaming zoals bedoeld lid 1 wordt uitgevoerd volgens de pre-SMP methodiek “natuurvriendelijk isoleren” voor verduurzamingswerkzaamheden door een isolatiebedrijf dat de training “Natuurvrij maken” heeft gevolgd bij een trainingsbureau dat een licentie op de methodiek heeft van de provincie Utrecht, zoals aangegeven op www.natuurvriendelijkisoleren.nl/isolatiebedrijven; en,

    • c)

      De aanvrager een opdrachtbevestiging heeft voor een volwaardig SMP onderzoek binnen het betreffende plangebied voor een opvolgende gebiedsgerichte omgevingsvergunning op basis van een SMP

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 10 december 2024

 

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Beleidsregels gebiedsgerichte omgevingsvergunning, SMP en pre-SMP-methodiek

Maastricht, d.d. 19 november 2024

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

E.G.M. Roemer

secretaris,

D.F. Timmer

Toelichting:

Algemeen:

Bij de inzet van een gebiedsgerichte omgevingsvergunning flora en fauna-activiteit wordt beoogd een diersoort duurzaam te beschermen en ruimte te verschaffen voor ontwikkelingen waarvan op voorhand nog niet precies duidelijk is hoe, waar en wanneer ze zullen worden uitgevoerd. Het is daarbij belangrijk om de meest wezenlijke functionaliteiten van een gebied voor het voortbestaan van de soort in beeld te hebben. Als een soort, afhankelijk van de tijd van het jaar, verschillende gebieden gebruikt dan moeten de verschillende functies afzonderlijk in beeld zijn.

Het gaat hierbij dus nadrukkelijk om het behoud van de populatie van een soort, niet het individu. De inventarisatie die aan het soortmanagementplan vooraf gaat hoeft derhalve niet tot op grote zekerheid ook het laatste individu in beeld te hebben gebracht.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 2.2

Artikel 2.2 benadrukt dat Gedeputeerde Staten een aanvraag voor een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit kunnen weigeren als het onderzoek niet is gebaseerd op de beste wetenschappelijke inzichten. Dit betekent dat het onderzoek moet voldoen aan erkende standaarden. Echter, experimentele methodieken kunnen worden toegestaan, mits overtuigend wordt aangetoond dat deze methodieken vergelijkbare of betere resultaten opleveren dan de standaardprotocollen.

Naar boven