Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 12 november 2024, PZH-2024-860867291, tot wijziging van de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023 naar aanleiding van een evaluatie van de uitvoering

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

 

Overwegende dat het gewenst is de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023 te wijzigen naar aanleiding van een evaluatie van de uitvoering;

 

Overwegende dat het hiertoe onder meer gewenst is de paragrafen 2, 4 en 6 onder de artikelen 41 of 49 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening te brengen;

 

Overwegende dat er voor de activiteiten bedoeld in paragrafen 3 en 5 geen sprake is van staatssteun, wordt alleen voor paragraaf 5a de De-minimisverordening van toepassing verklaard;

 

Besluiten:

Artikel I  

De Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het begrip lokaalenergie-initiatief vervalt.

  • 2.

    Het begrip lokaal energiesysteem komt te luiden:

    • -

      lokaal energiesysteem: geheel systeem voor een goede afstemming van vraag en aanbod van energie door het opwekken, gebruik, opslaan, delen, besparen en transporteren van energie ter uitvoering van een LEI dat ten goede komt aan de doelgroep opgenomen in het betreffende LEI;

  • 3.

    Het begrip TRL-niveau 9 komt te luiden:

    • -

      TRL-niveau 9: innovatie is technisch en commercieel gereed, productierijp en klaar voor lancering waarbij het totale ontwikkelingsproces is afgerond.

  • 4.

    De volgende begripsbepalingen worden op alfabetische volgorde ingevoegd:

    • -

      Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV): Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PBEU, L 187);

    • -

      buurtorganisatie: rechtspersoon waarvan de organisatie bestaat uit personen die vanuit verschillende rollen elkaar aanvullen wat betreft kwaliteiten en capaciteiten en waarin ook de bewoners uit de buurt zijn vertegenwoordigd;

    • -

      buurtenergieplan: projectplan voor een duurzame warmtevoorziening voor de wijk;

    • -

      collectief zon-op-het-dak project: een project waarbij een zonnedak wordt gerealiseerd waaraan mensen deel kunnen nemen die geen zonnepanelen op hun eigen dak kunnen of willen leggen, waaronder tevens begrepen, solar carports en zon-op-waterbassin-projecten;

    • -

      communicatieplan: plan waarin omschreven wordt hoe, met welke materialen en middelen, waarom en met welk doel het project in de aanvraag wordt uitgevoerd en wanneer en met welke frequentie contact wordt gezocht met bewoners en organisaties die van belang zijn voor het project;

    • -

      De-minimisverordening: Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2023, 2831);

    • -

      Energie Samen Zuid-Holland: projectbureau voor energiecoöperaties en lokale energie-initiatieven in Zuid-Holland, die ondersteuning, kennisdeling en belangenbehartiging biedt;

    • -

      energieaudit: een systematische procedure met als doel toereikende informatie te verzamelen over het huidige energieverbruiksprofiel van een gebouw of groep gebouwen, van een industriële of commerciële activiteit of installatie of van private of publieke diensten, mogelijkheden voor kosteneffectieve energiebesparing te signaleren en kwantificeren en verslag uit te brengen van de resultaten;

    • -

      energiecoöperatie: een coöperatie die zich richt op het bevorderen van een duurzame energievoorziening met minstens 10 leden, een open lidmaatschap en democratische besluitvorming;

    • -

      kwartiermaken: onderzoek of verkenning naar de behoefte aan samenwerking tussen verschillende organisaties door belangen, behoeftes, ambities en doelstellingen op te halen, tegen elkaar af te wegen en te verbinden;

    • -

      lokaal energie-initiatief (LEI): energiecoöperatie of een gezamenlijk initiatief van bewoners, ondernemers of organisaties uit eenzelfde lokale omgeving, gericht op het opwekken, gebruik, opslaan, delen of besparen van duurzame energie waaronder begrepen een lokaal energiesysteem en waar iedereen uit die lokale omgeving zo gewenst aan kan deelnemen, mee profiteren en meebeslissen;

    • -

      lokale rechtspersoon: privaatrechtelijke onderneming die haar activiteiten hoofdzakelijk in de lokale omgeving verricht;

    • -

      lokale onderneming: kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 2 onder 2 van de AGVV (kmo) die haar respectievelijke hoofdactiviteiten voornamelijk uitoefent in de directe omgeving van het te subsidiëren project;

    • -

      lokale privaatrechtelijke rechtspersoon: privaatrechtelijke rechtspersoon die haar hoofdactiviteiten voornamelijk uitoefent in de directe omgeving van het te subsidiëren project;

    • -

      milieubescherming: elke maatregel of activiteit die is gericht op beperking of preventie van verontreiniging, negatieve milieueffecten of andere aantastingen van de natuurlijke omgeving, met inbegrip van lucht, water en bodem, ecosystemen of natuurlijke hulpbronnen door menselijk toedoen, onder meer met het oog op klimaatmitigatie, op beperking van het risico op dergelijke aantastingen, op bescherming en herstel van de biodiversiteit dan wel op aanmoediging van een rationeler gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energiebesparende maatregelen en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en andere technieken om broeikasgasemissies en andere verontreinigende stoffen te reduceren, alsmede om over te stappen naar circulaire economische modellen om het gebruik van grondstoffen te reduceren en efficiëntiewinsten te verhogen. Dit begrip omvat ook maatregelen om het adaptieve vermogen te versterken en de kwetsbaarheid voor klimaateffecten zoveel mogelijk te beperken;

    • -

      startdocument: beschrijving van het doel dat met het lokaal energie-initiatief gericht op een warmte-of besparingsinitiatief wordt bereikt en welke acties worden ondernomen in de initiatiefase daarvan;

B.

 

Artikel 1.2 Doelgroep komt te luiden:

Artikel 1.2 Doelgroep

 

Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan een lokale onderneming ter uitvoering van een lokaal energie-initiatief waarvoor voldoende draagvlak bestaat bij bewoners en organisaties die van belang zijn voor het project.

 

C.

 

Onder het vervallen van artikel 1.3, wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 1.3 Aanvraagvereisten

 

Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, bevat de aanvraag in elk geval:

 

  • a.

    het projectplan van het LEI op basis waarvan de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    onderbouwing dat aanvrager haar activiteiten hoofdzakelijk in de lokale omgeving, bedoeld in het LEI, verricht.

D.

 

Onder vernummering van artikel 1.9 naar artikel 1.10, wordt een artikel ingevoegd luidende:

 

Artikel 1.9 Prestatieverantwoording en de AGVV

 

Indien en voorzover de Algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is, toont de subsidieontvanger, in afwijking van artikel 23, derde en vierde lid van de Asv en artikel 1.8 van deze regeling, door duidelijk, specifiek, en actueel bewijsmateriaal aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

 

E.

 

Onder het vervallen van artikel 1.5 Subsidiabele kosten wordt artikel 1.6 vernummerd naar artikel 1.5.

 

F.

 

Artikel 1.4 wordt vernummerd en de titel gewijzigd naar artikel 1.6 Rangschikking.

 

G.

 

Na artikel 1.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

 

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2 geweigerd indien:

 

  • a.

    het draagvlak, bedoeld in artikel 1.2, onvoldoende is gewaarborgd;

  • b.

    voor het project onder dezelfde paragraaf subsidie is verleend;

  • c.

    voor de activiteit reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

  • d.

    de activiteit niet uitvoerbaar is wegens strijd met bestaande wet- en regelgeving.

H.

 

Paragraaf 2 Lokale opwek van duurzame stroom, komt te luiden:

 

Paragraaf 2 LEI gericht op collectieve zon-op- dakprojecten

 

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een LEI dat gericht is op:

    • a.

      voorbereidingsfase voor collectieve zon-op-dak projecten;

    • b.

      projectbegeleiding tijdens de realisatiefase van collectieve zon op dak projecten.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het opwekken, gebruik of besparen van duurzame elektriciteit die rechtstreeks verband houden met studies of adviesdiensten, met inbegrip van energieaudits.

Artikel 2.2 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, bevat de aanvraag in elk geval:

  • a.

    de intentieverklaring of recht van opstal van de eigenaar van het dak waarop het collectieve zon op dak project gerealiseerd gaat worden;

  • b.

    de beschikking tot verlening van subsidie of de voorlopige bevestiging hiertoe op grond van de SCE-regeling of een toets dat de haalbaarheid, waaronder de financiële haalbaarheid, van het project aantoont.

Artikel 2.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op de realisatie van één enkel zonnedak van ten minste 15 kWp;

  • b.

    een schriftelijk intentieverklaring van de eigenaar van het dak om het desbetreffende dak beschikbaar te stellen voor een collectieve zon op dak project;

  • c.

    er is aandacht voor inclusiviteit in het project;

  • d.

    in de begroting worden de activiteiten, bedoeld in respectievelijk de onderdelen a en b van het eerste lid van artikel 2.1 onderscheiden.

Artikel 2.4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking voor de voorbereidingsfase, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het ontwikkelen van een projectplan tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      kosten voor projectbegeleiding;

    • c.

      kosten voor het maken van een communicatieplan en het inzetten van communicatiemiddelen tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

    • d.

      kosten voor het organiseren van bewonersbijeenkomsten;

    • e.

      kosten voor het bijhouden van de administratie voor leden en projectactiviteiten;

    • f.

      kosten voor het inhuren van bestuurlijke of juridische expertise;

    • g.

      kosten voor het inhuren van technische en financiële expertise;

    • h.

      inzet van eigen uren tot maximaal € 60,-- per uur, met uitzondering van bestuurlijke uren;

  • 2.

    Voor de projectbegeleidingskosten, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, komen de kosten voor projectbegeleiding in aanmerking.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.4 wordt subsidie geweigerd indien de aanvrager op grond van deze paragraaf voor het onderhavige kalenderjaar meer dan € 40.000,-- heeft aangevraagd.

 

Artikel 2.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor de activiteit genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a en b bedraagt gezamenlijk ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000,--.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 3.

    Voor energieaudits die worden uitgevoerd om aan Richtlijn 2012/27/EU te voldoen, wordt alleen steun toegekend indien de energieaudit wordt uitgevoerd naast de op grond van die richtlijn verplichte energieaudit.

Artikel 2.7 Algemene groepsvrijstellingsverordening

  • 1.

    Subsidie verstrekt op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in Hoofdstuk I en artikel 49 van de Algemene groepsvrijstelling verordening.

  • 2.

    Subsidie verstrekt op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in Hoofdstuk I en artikel 41 van de Algemene groepsvrijstelling verordening.

I.

 

Paragraaf 3 Het starten van een lokaal warmte- of energiebesparingsinitiatief, komt te luiden:

 

Paragraaf 3 De start van een LEI voor een warmte- of energiebesparingsinitiatief

 

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor het opstellen van een startdocument voor een LEI die gericht is op energiebesparing of het opzetten van een warmte initiatief.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het besparen van energie of het opzetten van een warmte initiatief door het opstellen van een startdocument.

Artikel 3.2 Doelgroep

In aanvulling op artikel 1.2 wordt subsidie op grond van deze paragraaf verstrekt aan een lokale privaatrechtelijke rechtspersoon ter uitvoering van een lokaal energie-initiatief waarvoor voldoende draagvlak bestaat bij bewoners en organisaties die van belang zijn voor het project.

 

Artikel 3.3 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 1.3 bevat de aanvraag in elk geval:

  • a.

    een beschrijving van de wijze waarop de gemeentelijke en regionale warmte- of energiebesparingsontwikkelingen worden meegenomen in het projectplan;

  • b.

    een document waaruit blijkt dat de betreffende gemeente is ingelicht over het warmte initiatief of besparingsinitiatief.

Artikel 3.4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    er is aandacht voor inclusiviteit in het project;

  • b.

    er is draagvlak in de buurt voor het initiatief;

Artikel 3.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor het ontwikkelen van een projectplan tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

  • b.

    kosten voor projectbegeleiding tijdens het opstellen van het startdocument;

  • c.

    kosten voor het ontwikkelen van een communicatieplan en het inzetten van communicatiemiddelen tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

  • d.

    kosten voor het organiseren van bewonersbijeenkomsten;

  • e.

    kosten voor het inhuren van bestuurlijke of juridische expertise om te komen tot het startdocument;

  • f.

    kosten voor het inhuren van technische en financiële expertise om te komen tot het startdocument;

  • g.

    inzet eigen uren tot maximaal € 60,-- per uur, met uitzondering van bestuurlijke uren, voor het opstellen van het startdocument.

Artikel 3.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000,--.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,-- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.7 Prestatieverantwoording

In afwijking van artikel 1.8, eerste lid, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een startdocument.

 

J.

 

Paragraaf 4 Initiatiefase van lokale duurzame warmte initiateven, komt te luiden:

 

Paragraaf 4 Initiatiefase van een LEI voor het opzetten van een lokaal warmte initiatief

 

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de initiatiefase voor een LEI ten behoeve van duurzame warmte en draagt bij aan de voorbereiding, samenwerking, visievorming tot en met planvorming.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij het opwekken, gebruik of besparen van duurzame warmte die rechtstreeks verband houden met studies of consultancy diensten, met inbegrip van energieaudits, ten behoeve van milieubescherming.

Artikel 4.2 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 1.3 bevat de aanvraag in elk geval:

  • a.

    een beschrijving van hoe de gemeentelijke en regionale warmte- of besparingsontwikkelingen worden meegenomen in het project;

  • b.

    een document waaruit blijkt dat de betreffende gemeente is ingelicht over het warmte initiatief;

  • c.

    de verdeling van de inzet van eigen tijd en middelen in het project van de aanvrager, de gemeente en de andere partner of partners;

  • d.

    het startdocument.

Artikel 4.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    er is draagvlak in de buurt, wijk of gemeente voor het warmte initiatief.

  • b.

    naast de aanvrager participeren ten minste de betreffende gemeente en een andere privaatrechtelijke partij met inzet van eigen tijd of middelen in het project;

  • c.

    er is aandacht voor inclusiviteit in het project.

Artikel 4.4 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking voor de initiatiefase als bedoeld in artikel 4.1 eerste lid:

  • a.

    kosten voor het ontwikkelen van een projectplan tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

  • b.

    kosten voor projectbegeleiding;

  • c.

    kosten voor het maken van een communicatieplan en het inzetten van communicatiemiddelen tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

  • d.

    kosten voor het organiseren van bewonersbijeenkomsten;

  • e.

    kosten voor het bijhouden van de administratie voor leden en projectactiviteiten;

  • f.

    kosten voor het inhuren van bestuurlijke of juridische expertise;

  • g.

    kosten voor het inhuren van technische en financiële expertise;

  • h.

    inzet van eigen uren tot maximaal € 60,-- per uur, met uitzondering van bestuurlijke uren;

  • i.

    kosten voor het vormen van een visie op de lokale warmtetransitie;

  • j.

    kosten voor het opstellen van een buurtenergieplan.

Artikel 4.5 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor de activiteit genoemd in artikel 4.1, eerste lid, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000,00.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 3.

    Voor energieaudits die worden uitgevoerd om aan Richtlijn 2012/27/EU te voldoen, wordt alleen steun toegekend indien de energieaudit wordt uitgevoerd naast de op grond van die richtlijn verplichte energieaudit.

Artikel 4.6 Algemene groepsvrijstellingsverordening

Subsidie verstrekt op grond van artikel 4.1, eerste lid, voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in Hoofdstuk I en artikel 49 van de Algemene groepsvrijstelling verordening.

 

K.

 

Paragraaf 5 Energiebesparingsinitiatieven, komt te luiden:

 

Paragraaf 5 Initiatiefase- en realisatiefase van een LEI voor energiebesparing

 

Artikel 5.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op hulp aan bewoners door het lokale energie-initiatief ten behoeve van het besparen van energie via:

    • a.

      gebouw gebonden maatregelen, of

    • b.

      gedragsmaatregelen.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het besparen van energie.

Artikel 5.2 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 1.3 bevat de aanvraag in elk geval:

  • a.

    een document waaruit blijkt dat de betreffende gemeente is ingelicht over het besparingsinitiatief;

  • b.

    een beschrijving in het projectplan hoe de lange termijn van het lokale initiatief eruitziet en hoe de betrokkenen hierin worden meegenomen;

  • c.

    een ondertekende de-minimis verklaring indien het een activiteit als bedoeld in artikel 5.1 eerste lid onderdeel a betreft.

Artikel 5.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    er is draagvlak in de buurt voor het initiatief;

  • b.

    er is contact gezocht met een lokaal bewonersinitiatief om samenwerkingsmogelijkheden te verkennen;

  • c.

    er wordt gewerkt met lokale bewoners en structuren;

  • d.

    er is aandacht voor inclusiviteit in het project.

Artikel 5.4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het ontwikkelen van een projectplan tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      kosten voor projectbegeleiding;

    • c.

      kosten voor het maken van een communicatieplan en het inzetten van communicatiemiddelen tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

    • d.

      kosten voor het organiseren van bewonersbijeenkomsten;

    • e.

      kosten voor het bijhouden van de administratie voor leden en projectactiviteiten;

    • f.

      kosten voor het inhuren van bestuurlijke of juridische expertise;

    • g.

      kosten voor het inhuren van technische en financiële expertise;

    • h.

      Inzet eigen uren tot maximaal € 60,-- per uur, met uitzondering van bestuurlijke uren.

    • i.

      kosten voor coördinatie en begeleiding van energiecoaches of energieklussers;

    • j.

      kosten voor gemeenschapsvorming;

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid en in afwijking van artikel 1.5 onderdeel b, komen de kosten voor energiebesparende maatregelen tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.5 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000,--.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt het maximum € 35.000,-- indien de wijk of buurt waar het initiatief zich op richt een score heeft van minimaal 8% op de indicator ‘lage inkomens en een woning met een lage energetische kwaliteit’, zoals opgenomen op de kaart in de bijlage bij deze regeling.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste of tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,-- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 5.6 De- minimis

Subsidie verstrekt op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder a wordt verleend onder de De-minimisverordening.

 

L.

 

Paragraaf 6 Lokale energiesystemen, komt te luiden:

 

Paragraaf 6 LEI gericht op het tot stand brengen van een lokaal energiesysteem

 

Artikel 6.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op:

    • a.

      het voorbereiden van het opzetten van een lokaal energie systeem, waaronder het opzetten van samenwerking tussen meerdere lokale bewonersinitiatieven of energiecoöperaties of andere lokale organisaties die leiden tot een lokaal energiesysteem;

    • b.

      het voorbereiden van het opzetten van een lokaal energie systeem waaronder studies of consultancydiensten, met inbegrip van energieaudits, die rechtsreeks verband houden met de voorbereidingsfase met betrekking projecten tot een lokaal energiesysteem;

    • c.

      de projectbegeleiding tijdens de realisatiefase van een lokaal energiesysteem.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan de realisatie van een lokaal energiesysteem.

Artikel 6.2 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 1.3 bevat de aanvraag in elk geval:

  • a.

    de verdeling van de inzet van eigen tijd en middelen in het project van de aanvrager en de andere privaatrechtelijke partners;

  • b.

    een document waaruit blijkt dat de betreffende gemeente is ingelicht over het project.

Artikel 6.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is er tevens op gericht om bewoners te betrekken;

  • b.

    er is draagvlak om samen te werken onder de betrokken initiatieven en energiecoöperaties;

  • c.

    naast de aanvrager participeren ten minste twee andere privaatrechtelijke partijen met inzet van eigen tijd of middelen in het project;

  • d.

    als er sprake is van opslag- of flexibiliteitsoplossingen, is er sprake van TRL-niveau 9;

  • e.

    er is aandacht voor inclusiviteit in het project.

  • f.

    in de begroting worden de activiteiten, bedoeld in respectievelijk de onderdelen a, b en c van het eerste lid van artikel 6.1 onderscheiden.

Artikel 6.4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in de voorbereidingsfase als bedoeld in artikel 6.1 eerste lid, onderdeel a en b de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het ontwikkelen van een projectplan tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      kosten voor projectbegeleiding;

    • c.

      kosten voor het maken van een communicatieplan en het inzetten van communicatiemiddelen tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

    • d.

      kosten voor het organiseren van bewonersbijeenkomsten;

    • e.

      kosten voor het bijhouden van de administratie voor leden en projectactiviteiten;

    • f.

      kosten voor het inhuren van bestuurlijke of juridische expertise;

    • g.

      kosten voor het inhuren van technische en financiële expertise;

    • h.

      inzet van eigen uren tot maximaal € 60,-- per uur, met uitzondering van bestuurlijke uren.

    • i.

      kosten voor het opstellen van een samenwerkingsovereenkomst;

    • j.

      kosten voor het inrichten van een digitale structuur voor het lokale energiesysteem;

    • k.

      kosten voor evaluatie, meten en monitoren van het lokale energiesysteem.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid komen in de realisatiefase als bedoeld in artikel 6.1 eerste lid onderdeel c alleen de kosten voor projectbegeleiding voor subsidie in aanmerking;

Artikel 6.5 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor de activiteit genoemd in artikel 6.1, eerste lid, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000,00.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 3.

    Voor energieaudits die worden uitgevoerd om aan Richtlijn 2012/27/EU te voldoen, wordt alleen steun toegekend indien de energieaudit wordt uitgevoerd naast de op grond van die richtlijn verplichte energieaudit.

Artikel 6.6 Algemene groepsvrijstellingsverordening

  • 1.

    Subsidie verstrekt op grond van artikel 6.1, eerste lid, onder a of b voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in Hoofdstuk I en artikel 49 van de Algemene groepsvrijstelling verordening.

  • 2.

    Subsidie verstrekt op grond van artikel 6.1, eerste lid, onder c voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in Hoofdstuk I en artikel 41 van de Algemene groepsvrijstelling verordening.

Artikel II  

De Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023, zoals deze luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreden van dit besluit, blijft van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreden van dit besluit zijn aangevraagd.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Den Haag, 12 november 2024

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris

mr. A.W. Kolff, voorzitter

Bijlage behorende bij Artikel I, onderdeel K van het Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 12 november 2024, PZH-2024-860867291, tot wijziging van de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023 naar aanleiding van een evaluatie uitvoering

 

Bijlage bij artikel 5.5 tweede lid van de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023

 

 

[Vanwege de leesbaarheid van de kaart, is deze kaart tevens zichtbaar via de volgende link: Energiearmoede in Zuid-Holland (arcgis.com).]

 

Toelichting behorende bij het Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 12 november 2024, PZH-2024-860867291, tot wijziging van de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023 naar aanleiding van een evaluatie uitvoering

I. Algemeen

 

1.1 Maatschappelijke opgave

De opgave voor het verminderen van de uitstoot van CO2 zoals afgesproken in Parijs is voor Zuid-Holland dusdanig groot dat er ingrijpende veranderingen nodig zijn. De omslag van een fossiele economie naar een circulaire economie is van grote betekenis voor Zuid-Holland. Daarom heeft de provincie het programma ‘Schone energie voor iedereen’ en de module energietransitie in het omgevingsbeleid opgesteld. Zuid-Holland stimuleert energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen.

 

Deze grootschalige transitie heeft gevolgen voor alle inwoners van de provincie. De gemeenten beginnen met het loskoppelen van wijken van het aardgas. Daarnaast worden in de hele provincie de kansen op aardwarmte onderzocht. Ook worden op diverse plekken windturbines gebouwd en zonnepanelen geplaatst.

 

Als provincie streven we naar een percentage van minimaal 50% lokaal eigendom per project van (grootschalige, vanaf 15 kWp) zon- en windprojecten. Zoals gemotiveerd in de module Energietransitie uit het omgevingsbeleid wordt hiermee lokaal zeggenschap over energieprojecten gestimuleerd en wordt gegarandeerd dat de omgeving voordelen ervaart van de opbrengst van een energieproject. Het is de bedoeling dat hiermee uiteindelijk ook de acceptatie van energieprojecten wordt vergroot.

 

Steeds meer burgers werken samen om energie op te wekken, te besparen of in te kopen. Deze initiatieven bestaan voor een groot deel uit vrijwilligers. Om hen te ondersteunen en daarmee te helpen aan een gelijk spelveld met de overheid en grote projectontwikkelaars, is deze subsidieregeling opgesteld.

 

Inclusiviteit

Het programma ‘Schone energie voor iedereen’ laat zien dat de provincie het belangrijk vindt dat iedereen mee kan doen met de energietransitie en dat schone energie voor iedereen bereikbaar is. Daarom is in 2020 het programma inclusieve energietransitie gestart (zie https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/energie/warmtetransitie/gebouwde-omgeving/inclusieve-energietransitie/). In deze context wordt met inclusiviteit bedoeld dat alle individuen, ongeacht persoonlijke kenmerken, mee kunnen doen, praten, profiteren en beslissen. Er is waardering voor de perspectieven van iedereen en ruimte om dit in te brengen. Het doel van inclusiviteit is om effectief samen te werken en elkaar te versterken. Op de landingspagina van de subsidieregeling is meer informatie en zijn voorbeelden te vinden hoe een aanvrager invulling kan geven aan inclusiviteit in een project. De aanvrager is verplicht aandacht te geven aan inclusiviteit in het project en via het projectplan geeft de aanvrager aan hoe hieraan invulling wordt gegeven. Er is zodoende een inspanningsverplichting die van tevoren beoordeeld wordt. Er zijn geen eisen gesteld aan op welke manier de aanvrager inclusiviteit aandacht geeft.

 

1.2 Doelgroep: lokale energie-initiatieven

Een lokaal energie-initiatief is een energiecoöperatie met minstens 10 leden of een gezamenlijk initiatief van bewoners, ondernemers of organisaties uit eenzelfde lokale omgeving. Deze bewoners zijn erop gericht om samen duurzame energie te delen, opwekken, gebruiken of richten zich op het besparen van energie. Belangrijk is dat iedereen uit de lokale omgeving zo gewenst aan kan deelnemen, mee profiteren en meebeslissen; Lokale energie-initiatieven hebben daarnaast indien mogelijk een democratisch gekozen bestuur van minimaal twee personen met een transparante governance.

 

In de praktijk blijkt, ondanks een potentieel sluitende business case, het realiserend vermogen van lokale energie-initiatieven vaak onvoldoende. Een gebrek aan beschikbare risicodragende middelen in combinatie met onvoldoende tijd en professionele ontwikkelcapaciteit is soms het knelpunt. Daarom richt de provincie de regeling op professionele ondersteuning bij de voorbereiding van projecten. Daarnaast blijkt dat initiatieven die projecten realiseren niet volledig kunnen bestaan uit vrijwilligers. Daarom is er ook subsidie beschikbaar voor de arbeid die de initiatiefnemers zelf verrichten tijdens de voorbereiding van projecten (inzet eigen uren).

 

1.3 Scope en dekking subsidieregeling

De scope van de regeling is gericht op het ondersteunen van lokale energie-initiatieven bij hun project of samenwerking. Het gaat om energieprojecten gericht op de opwek van duurzame energie, duurzame warmte, energiebesparing en het inrichten van een lokaal energiesysteem. De fasen van Energie Samen worden binnen deze projecten gehanteerd. Deze subsidieregeling richt zich op de initiatiefase en verschillend per paragraaf projectbegeleiding tijdens de realisatiefase. Zo wordt er verwezen naar het startdocument en het buurtenergieplan (paragraaf 3 en 4).

 

(Bron: AAN DE SLAG met het buurtproces - Energie Samen Academie)

 

Lokale opwek van duurzame stroom

De middelen worden ingezet daar waar ze verschil maken in het kader van draagvlak en realisatie van duurzame energiecapaciteit. Met deze subsidieregeling wordt beoogd de professionaliteit van lokale energie-initiatieven te versterken waardoor zij meer projecten realiseren.

 

Initiatiefase van lokale duurzame warmte initiatieven

De middelen worden ingezet om startende lokale warmte initiatieven te ondersteunen tijdens de initiatiefase en de kosten die dat met zich meebrengt. Hierbij gaat het om de voorbereidingsfase, wanneer het startdocument wordt opgesteld en de buurtorganisatie vorm krijgt. Vervolgens wordt er samenwerking gezocht met andere initiatieven en organisaties die bezig zijn of belang hebben bij de warmtetransitie in de wijk of buurt en wordt de visie gevormd. Hiervoor zijn brononderzoeken en wijk/buurtanalyses nodig. Vervolgens wordt het buurtenergieplan opgesteld, waarin de koers bepaald wordt met de bewoners en organisaties, met een keuze voor de bron en een governance structuur. Hiermee rond het lokale warmte initiatief de initiatiefase af en is zij klaar voor de ontwikkelfase.

 

Energiebesparingsinitiatieven

De middelen worden ingezet om startende lokale besparingsinitiatieven te ondersteunen bij het opzetten van de organisatie en het begeleiden en coördineren van de energiecoaches en/of klussers. Het doel is om bewoners te helpen met energie besparen via bewustwording en gedrag en het installeren van kleine energiebesparende maatregelen of het helpen/voorlichten over grotere energiebesparende maatregelen. Het besparingsinitiatief zet zich in om bewoners op de korte termijn te helpen, maar ook op de lange termijn te betrekken bij de energietransitie. Vandaar dat gemeenschapsvorming ook wordt ondersteund vanuit de middelen, omdat het leggen van verbindingen tussen bewoners, organisaties en andere initiatieven in de buurt ervoor zorgt dat het bereik groter wordt en de verbinding gelegd wordt voor de energietransitie op de lange termijn.

 

Samenwerken en lokale energiesystemen

De subsidie wordt ingezet om de samenwerking tussen energiecoöperaties, lokale energie-initiatieven en andere maatschappelijke organisaties te verkennen en op te zetten met als doel om meer concrete energieprojecten te realiseren. Samenwerken is belangrijk in de energietransitie, omdat mensen en organisaties elkaar kunnen versterken en daarmee meer kunnen bereiken. Voor samenwerking is echter tijd en energie nodig: men moet elkaar leren kennen, verkennen waar de gemeenschappelijke intentie en doelstellingen zitten, waar ze elkaar aanvullen en waar ze samen naar toe gaan werken. Op die manier geef je de samenwerking vorm, wat kan resulteren in een energiegemeenschap, samenwerkingsovereenkomst of een andere (juridische) vorm.

 

Daarnaast wordt de subsidie ingezet om projecten m.b.t. een lokaal energiesysteem voor te bereiden en te realiseren. Hiermee wordt bedoeld dat energie lokaal wordt opgewekt, opgeslagen, gedeeld en verkocht. Daarbij wordt het centrale energienetwerk niet of in mindere mate gebruikt, door opslag- of flexibiliteitsoplossingen toe te passen. Hiermee wordt een energiegemeenschap gevormd, een concept dat de Europese Unie heeft geïntroduceerd in de energiewetgeving om burgerparticipatie in hernieuwbare energieprojecten verder te stimuleren. Energiegemeenschappen zijn een vorm van samenwerking tussen burgers, al dan niet met deelname van lokale overheden zoals gemeenten en kleine ondernemingen. Lokale initiatieven en energiecoöperaties zijn potentieel energiegemeenschappen in wording, omdat zij vaak nog geen projecten beheren op het gebied van opslag en energiedelen. Via de subsidie willen die projecten mogelijk maken.

 

Subsidiabele kosten

Kosten voor het ontwikkelen van een projectplan

Een projectplan is een document waarin wordt beschreven wat het doel van het project is, hoe het beoogde eindresultaat wordt behaald, welke acties hiervoor moeten worden ondernomen en de kosten, in uren én geld, die hierbij komen kijken.

 

Kosten voor het maken van een communicatieplan en het inzetten van communicatiemiddelen

In een communicatieplan staat beschreven hoe het initiatief of de trekkers van het project de bekendheid van hun project willen vergroten, wie de doelgroep is, welk doel ze voor ogen hebben en welke boodschap ze over willen brengen, en welke communicatiemiddelen hiervoor gebruikt zullen worden. In het plan wordt hierbij aandacht besteed aan zowel fysieke als niet-tastbare middelen, zoals flyers, posters en informatieboekjes, maar ook online kanalen, sociale media of een andere vorm van beeld- of geluidsmateriaal.

 

Kosten voor het organiseren van bewonersbijeenkomsten

Een bijeenkomst die wordt georganiseerd waar alle bewoners welkom zijn en die wonen in het doelgebied van het initiatief. Tijdens de bijeenkomst worden de bewoners ingelicht over het initiatief of project en kunnen zij de vragen stellen die dit bij hen oproept en hun wensen delen. Het doel is om zo de bewoners in te lichten over het bestaan en/of ontstaan van het project of initiatief en daarover met hen in gesprek te gaan of anderszins te betrekken. Op deze manier wordt het bereik van het initiatief vergroot en worden mogelijk nieuwe participanten bereikt.

 

Kosten voor het bijhouden van de administratie voor leden en projectactiviteiten

Hieronder wordt het bijhouden van de ledenadministratie en projectactiviteiten verstaan, zoals voor de deelnemers van een collectief zonnedak, de leden van een warmte coöperatie of de bezoeken van de energiecoaches of -klusser. Als energiecoöperatie of lokaal energie-initiatief kan er behoorlijk wat tijd gaan zitten in het bijhouden van de administratie en hier komen vaak kosten bij kijken. Inmiddels zijn er een aantal administratiesystemen die coöperaties kunnen ondersteunen bij project- en ledenadministratie.

 

1.4 Europese staatssteunregelgeving

De provincie toetst subsidieaanvragen aan de Europese staatssteunregelgeving. Staatssteun omvat, kort gezegd, niet-marktconforme voordelen van de overheid aan bepaalde ondernemingen, waarmee het handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Als een aangevraagde subsidie leidt tot het verstrekken van onrechtmatige staatssteun dan kan de provincie deze weigeren.

 

Provinciale subsidies aan ondernemingen die voldoen aan de staatssteuncriteria moeten in beginsel ter goedkeuring worden aangemeld bij de Europese Commissie. De aanmeldingsplicht kent echter een aantal uitzonderingen. Zo biedt de zogenaamde Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) voor bepaalde categorieën steun de mogelijkheid deze onder voorwaarden direct te verlenen. Hierover dient de Europese Commissie via een kennisgeving door de provincie te worden geïnformeerd. Paragrafen 2, 4 en 6 zijn opgesteld om te voldoen aan de voorwaarden van de AGVV. Zo hoeft niet elke aanvraag los kennisgegeven te worden, maar is dit voor de gehele paragraaf toegepast.

 

Daarnaast levert subsidie die onder de zogenaamde de-minimisverordening valt geen staatssteun op. Deze verordening is van toepassing op subsidies waarbij het bruto steunbedrag, ongeacht vorm en doel en vóór aftrek van de directe belastingen, voor een onderneming over een periode van drie belastingjaren het plafond van € 300.000,- niet overschrijdt. In voorkomend geval dient de subsidieontvanger een de-minimisverklaring te ondertekenen, waarmee wordt aangetoond dat het plafond niet wordt overschreden. Voor paragraaf 5a is de de-minimisverklaring van de aanvrager nodig voor het verkrijgen van de subsidie.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel I, onderdeel G

 

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

Het is niet mogelijk om voor dezelfde subsidiabele activiteit subsidie aan te vragen als deze al op grond van een andere provinciale subsidieregeling is gesubsidieerd.

 

Daarnaast is het niet mogelijk om voor hetzelfde project meermaals subsidie aan te vragen op dezelfde paragraaf.

 

Artikel I, onderdeel D

 

Artikel 1.9 Prestatieverantwoording en de AGVV

Bij het toepassen van de AGVV onder paragraaf 2, 4 en 6 is een andere prestatieverantwoording gevraagd dan artikel 1.8 voorschrijft. De voorwaarden van de AGVV stellen dat er bij toepassing van de AGVV duidelijk, specifiek en actueel bewijsmateriaal nodig is waarmee de activiteiten die onder de AGVV zijn verleend worden aangetoond. Dit kan door bijvoorbeeld een activiteitenverslag, beeldmateriaal, persbericht, krantenartikel, financieel verslag, verklaring van oplevering, controleverklaring, folder, uitnodiging. De provincie vraagt een activiteitenverslag en een afrekening mits deze voldoende bewijsmateriaal leveren. Mocht dit niet het geval zijn kan naar andere bovenstaande voorbeelden uitgeweken worden. Het is van belang dat bonnen, facturen en andere bewijsstukken minimaal 10 jaar bewaard blijven voor eventuele controles in de toekomst.

 

Artikel I onderdeel H

 

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

Een collectief zon op dak project is een project waarbij een zonnedak wordt gerealiseerd waaraan mensen deel kunnen nemen die geen zonnepanelen op hun eigen dak kunnen of willen leggen. Naast zon op dak zijn ook solar carports en zon op waterbassins inbegrepen bij de regeling.

 

Subsidie wordt verstrekt voor de voorbereidingsfase, waarbij alle subsidiabele kosten uit artikel 2.4 eerste lid in aanmerking komen. Voor de realisatiefase is het alleen mogelijk om subsidie te ontvangen voor de projectbegeleiding, zoals genoemd in artikel 2.4 tweede lid. Met de realisatiefase wordt gedoeld op de fase na financiële sluiting en tijdens de realisatie van het zonnedak tot en met de oplevering ervan. Daarna begint de exploitatiefase.

 

Artikel 2.2 Aanvraagvereisten en artikel 2.3 Subsidievereisten

 

Minimaal 15 kWp

Onderdeel a eist dat het te realiseren zonnedak minstens 15 kWp bedraagt, wat overeenkomt met de SCE-regeling.

 

Intentieverklaring

In onderdeel b (onderdeel a van artikel 2.4) is bepaald dat de eigenaar de intentie heeft om het desbetreffende dak beschikbaar te stellen. Dit moet worden aangetoond middels een intentieverklaring tussen de dakeigenaar en de energiecoöperatie. Hierin spreken de twee partijen af samen een bepaald doel te willen bereiken en kan erop worden vertrouwd dat er een dak beschikbaar wordt gesteld.

 

Inclusiviteit

In onderdeel c is bepaald dat er aandacht moet zijn voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemene deel van deze toelichting.

 

SCE-regeling of financiële haalbaarheid

Onderdeel d (onderdeel b van artikel 2.2) eist dat er aan één van de volgende drie voorwaarden is voldaan:

 

  • -

    Reeds een voorlopige bevestiging is ontvangen voor de SCE-regeling. De SCE is een exploitatiesubsidie, wat betekent dat de subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een bedrag per geproduceerde kWh. Wanneer de aanvraag is ingediend voor een nieuw dak en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een voorlopige bevestiging heeft gestuurd voor de aanvraag, kan subsidie bij de provincie worden aangevraagd.

  • -

    Reeds een beschikking tot verlening van de SCE-regeling.

  • -

    Als bijlage een toets dat de haalbaarheid, waaronder de financiële haalbaarheid, van het project aantoont. Deze toets benoemt minimaal de dak grootte en het geschatte aantal panelen, een ruwe businesscase schets om de haalbaarheid van het project aan te tonen, toelichting over vergunningen die nodig zijn en een inschatting van het draagvermogen van het dak.

Door aan één van deze voorwaarden te voldoen, wordt de intentie van de energiecoöperatie om daadwerkelijk te gaan realiseren en de kans op slagen groter.

 

Artikel 2.4 Subsidiabele kosten

Het is van belang om binnen de begroting onderscheid te maken tussen artikel 2.4 eerste lid en artikel 2.4 tweede lid. Dit vragen wij omdat dit verschillende artikelen van de AGVV betreffen en wij bij de verantwoording hier onderscheid in moeten maken.

 

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Om een goede spreiding van de subsidiepot te behouden en verschillende initiatieven kansen te geven aanspraak te maken op de subsidieregeling is ervoor gekozen om maximaal 4 aanvragen voor paragraaf 2 per kalenderjaar per aanvrager toe te staan.

 

Artikel 2.6 Subsidiehoogte

Inzet van eigen middelen en tijd van de initiatiefnemers is essentieel. Dat vergroot ook het draagvlak voor een initiatief en de kans van slagen. De hoogte van de subsidie is daarom maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

 

De subsidie bedraagt maximaal € 10.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.

 

Artikel I onderdeel I

 

Artikel 3.2 Doelgroep

In afwijking van artikel 1.2 kunnen stichtingen en andere groepen bewoners die zich niet als privaatrechtelijke onderneming kenmerken maar als lokaal privaatrechtelijke rechtspersoon aanspraak maken op deze paragraaf.

 

Artikel 3.3 Aanvraagvereisten

Onderdeel a: regionale warmte- of besparingsontwikkelingen

Met onderdeel a worden warmte of besparingsontwikkelingen bedoeld die door de regio of provincie zijn ingezet, via beleid, een regeling of projecten, die van invloed kunnen zijn op het lokale niveau. Een regionale warmteleiding waar warmte op uitgewisseld wordt, kan bijvoorbeeld relevant zijn voor een lokale warmteleiding voor de piekvoorziening of bij overschotten op de lokale warmtebron. Door met de betreffende gemeente en de provincie Zuid-Holland in gesprek te gaan, kan een aanvrager erachter komen welke regionale warmte of besparingsontwikkelingen er relevant zijn voor het lokale energie-initiatief.

 

Onderdeel b: inlichten gemeente

In onderdeel b is bepaald dat de gemeente wordt ingelicht over het project. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente op de hoogte moet zijn van het bestaan van het project met als doel om een potentiële samenwerking op de middel- en lange termijn te waarborgen en de relatie te stimuleren. Daarnaast kan in de toekomst een beroep worden gedaan op de gemeente, zoals bij het aanvragen van een vergunning, waarbij een gemeente hier alvast hier rekening mee kan houden.

 

Artikel 3.4 Subsidievereisten

De hoeveelheid draagvlak die er is laat zien in welke mate er steun is voor een project of initiatief. Dit kan aangetoond worden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het verzamelen van handtekeningen, het organiseren van een bewonersbijeenkomst, of door de mening en het enthousiasme van bewoners op te halen via een enquête of door hen te spreken.

 

In onderdeel b bepaald dat er aandacht moet zijn voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemene deel van deze toelichting.

 

Artikel 3.5 Subsidiabele kosten en artikel 3.7 Prestatieverantwoording

Voor meer informatie over een startdocument, zie de begripsbepaling of kijk op: https://academie.energiesamen.nu/academie/collecties/214/voorbereiding--mijlpaal-a-startdocument-buurtorganisatie.

 

Artikel 3.6 Subsidiehoogte

De eerste fase van een initiatief is essentieel, maar er zijn beperkte tot geen middelen om dit te financieren. Door lokale energie-initiatieven de mogelijkheid te bieden om zich formeel te organiseren en de buurt te betrekken bij de doelen, neemt het gevoel van eigenaarschap in de energietransitie toe. Dit vergroot de kans dat meer initiatieven slagen. De hoogte van de subsidie is daarom maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

 

De subsidie bedraagt maximaal € 5.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.

 

Artikel I, onderdeel J

 

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

De initiatiefase is de beginfase waar ieder initiatief doorheen gaat. In deze fase vindt de meeste vorming en de zoektocht naar het hoe, wat en waarom plaats. De fase vraagt tijd en zorgt voor een grote leercurve bij de initiatiefnemers. Wanneer er voldoende aandacht en tijd is voor de initiatiefase, neemt de slagingskans van projecten toe.

 

Artikel 4.2 Aanvraagvereisten

Onderdeel a: regionale warmteontwikkelingen

Regionale warmteontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die in de regio van het potentiële warmte initiatief plaatsvinden op het gebied van warmte. Dit kunnen bijvoorbeeld een ander initiatief in de buurt of de plannen van de gemeente voor de desbetreffende regio zijn. Door deze mee te nemen bij het opstellen van het projectplan wordt voorkomen dat het projectplan in gaat tegen of botst met de regionale warmteontwikkelingen die er al zijn. Door met de gemeente en provincie Zuid-Holland in gesprek te gaan, kan een aanvrager erachter komen welke regionale warmte of besparingsontwikkelingen er relevant zijn voor het lokale energie-initiatief.

 

Onderdeel b: inlichten gemeente

In onderdeel b is bepaald dat de gemeente wordt ingelicht over het project. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente op de hoogte moet zijn van het bestaan van het project met als doel om een potentiële samenwerking op de middel- en lange termijn te waarborgen en de relatie te stimuleren. Daarnaast kan in de toekomst een beroep worden gedaan op de gemeente, zoals bij het aanvragen van een vergunning, waarbij een gemeente hier alvast hier rekening mee kan houden.

 

Onderdeel d: startdocument

Voor meer informatie over een startdocument, zie de begripsbepaling of kijk op: https://academie.energiesamen.nu/academie/collecties/214/voorbereiding--mijlpaal-a-startdocument-buurtorganisatie.

 

Artikel 4.3 Subsidievereisten

 

Onderdeel a: draagvlak

De hoeveelheid draagvlak die er i,s laat zien in welke mate er steun is voor een project of initiatief. Dit kan aangetoond worden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het verzamelen van handtekeningen, het organiseren van een bewonersbijeenkomst, of door de mening en het enthousiasme van bewoners op te halen via een enquête of door hen te spreken.

 

Onderdeel b: ten minste twee andere deelnemende partijen

Een van de subsidievereisten is dat er ten minste twee andere partijen participeren in het project waar subsidie voor wordt aangevraagd. De gemeente is één van de deelnemende partijen, omdat de slagingskans toeneemt als de gemeente betrokken is. Dit kan zijn in de vorm van uren, middelen, het beschikbaar stellen van een ruimte voor bijeenkomsten en vergaderingen of door een financiële bijdrage.

 

Onderdeel c: inclusiviteit

In onderdeel c is bepaald dat er aandacht moet zijn voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemene deel van deze toelichting.

 

Artikel 4.4 Subsidiabele kosten

Onderdeel i: kosten voor het vormen van een visie op de lokale warmtetransitie

Met de warmtetransitie wordt bedoeld het gebruiken van andere warmtebronnen dan aardgas, die duurzaam zijn en leiden tot CO2-reductie. Lokaal betekent een afgebakend gebied, afhankelijk van de context, zoals een buurt, wijk, stadsdeel of dorp.

 

Onderdeel j: kosten voor het opstellen van een buurtenergieplan

De initiatiefase wordt afgesloten met een buurtenergieplan van en voor de buurt waarin alles wat er is geleerd, verzameld, afgesproken en besloten bij elkaar is gebracht. In het buurtenergieplan komt de opgedane kennis over bewoners, techniek en organisatieontwikkeling samen. Dit document geeft de focus en richtlijn voor het warmteproject. Daarnaast wordt dit document gebruikt voor het vragen van instemming van bewoners en de betreffende gemeente. Voor meer informatie zie: https://academie.energiesamen.nu/academie/collecties/249/planvorming--mijlpaal-c-buurtenergieplan/258/buurtenergieplan

 

Artikel 4.5 Subsidiehoogte

Inzet van eigen middelen en tijd van de initiatiefnemers is essentieel. Dat vergroot ook het draagvlak voor een initiatief en de kans van slagen. De hoogte van de subsidie is daarom maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

 

De subsidie bedraagt maximaal € 35.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.

 

Artikel I onderdeel K

 

Artikel 5.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

Energiebesparing

Energiebesparing is vanwege de energietransitie, maar vooral door de gestegen energieprijzen en de energiecrisis een bekend fenomeen. Energiearmoede, het niet kunnen beschikken over de middelen om energie te gebruiken of hier een groot deel van het inkomen aan kwijt te zijn, is een structureel probleem. De provincie Zuid-Holland werkt er samen met gemeenten, lokale energie-initiatieven, TNO en het Rijk aan om energiearmoede te doen verdwijnen. De middelen zijn er daarom voor bedoeld om hier vanuit lokale energie-initiatieven aan bij te dragen, omdat de provincie van mening is dat zij hier een belangrijke rol in spelen vanwege de aanwezigheid van lokale netwerken en het belang van persoonlijk contact. De beperkte middelen voor besparingsinitiatieven zijn daarom alleen bedoeld voor initiatieven die starten vanuit een buurt waar energiearmoede significant aanwezig is.

 

Onderdeel a: gebouwgebonden maatregelen

Gebouwgebonden maatregelen zijn maatregelen die te maken hebben met het gebouw waarin gewerkt of gewoond wordt. De middelen zijn daarbij bedoeld voor het besparen van energie, zoals het plaatsen van tochtstrips of installeren van ledlampen.

 

Onderdeel b: gedragsmaatregelen

Gedragsmaatregelen duiden op de aanpassing van het gedrag van bewoners om zo energie te besparen. Denk hierbij aan het lager zetten van de thermostaat of het uitzetten van licht in ruimtes waar niemand is.

 

Artikel 5.2 Aanvraagvereisten

Onderdeel a: inlichten gemeente

In onderdeel a is bepaald dat de gemeente wordt ingelicht over het project. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente op de hoogte moet zijn van het bestaan van het project met als doel om een potentiële samenwerking op korte- en lange termijn te waarborgen en de relatie te stimuleren. Daarnaast kan in de toekomst een beroep worden gedaan op de gemeente, zoals bij het aanvragen van een vergunning, waarbij een gemeente hier alvast hier rekening mee kan houden.

 

Onderdeel b lange termijn van het lokale initiatief

Er dient aandacht te zijn voor de lange termijn in het projectplan. Hierbij kunnen vragen beantwoord worden als: hoe ziet het initiatief er over 5 jaar uit? Of: waar denken de initiatiefnemers dan te staan en wat willen ze dan bereikt hebben? Het is belangrijk om een idee te hebben waar een initiatief naar toe gaat en wat er met de betrokkenen, zoals bijvoorbeeld de energiecoaches en klussers, gebeurt.

 

Onderdeel c een ondertekende de-minimisverklaring

Activiteiten onder artikel 5.1 onderdeel a (gebouwgebonden maatregelen) bevatten staatssteun. Daarom is, als voor deze activiteiten subsidie wordt aangevraagd, een de-minimisverklaring vereist.

 

Artikel 5.3 Subsidievereisten

Onderdeel a: draagvlak

De hoeveelheid draagvlak die er is laat zien in welke mate er steun is voor een project of initiatief. Dit kan aangetoond worden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het verzamelen van handtekeningen, het organiseren van een bewonersbijeenkomst, of door de mening en het enthousiasme van bewoners op te halen via een enquête of door hen te spreken.

 

Onderdeel b: contact met lokale bewonersinitiatieven

Door de mail waarmee contact is gezocht met een lokaal bewonersinitiatief in de buurt als bijlage op te nemen bij de subsidieaanvraag, wordt aangetoond dat is voldaan aan dit vereiste.

 

Onderdeel c: lokale bewoners en structuren

In onderdeel d wordt met lokale bewoners en structuren gedoeld op de mensen die in de buurt of het gebied wonen waar het lokale energie-initiatief zich op richt. Daarbij wordt met structuren de lokale netwerken tussen mensen bedoeld of bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties zoals een gebedshuis, buurtcentrum of koffiehuis. Hiermee wil de provincie stimuleren dat de bewoners betrokken worden bij het lokale energie-initiatief en zij meeprofiteren van de activiteiten. Hierdoor zal het lokale energie-initiatief zich op termijn ook lokaal gaan wortelen, wat het bereik vergroot.

 

Onderdeel d: inclusiviteit

In onderdeel e is bepaald dat er aandacht moet zijn voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemeen deel van deze toelichting.

 

Artikel 5.4 Subsidiabele kosten

Eerste lid, onder i: kosten voor coördinatie en begeleiding van energiecoaches- en klussers

Energiecoaches gaan bij mensen thuis langs of zijn beschikbaar op een centrale locatie of evenement om bewoners te informeren over energiebesparing en mogelijke maatregelen. Energieklussers gaan bij mensen thuis langs om kleine energiebesparende maatregelen uit te voeren en met bewoners in gesprek te gaan over energiebesparend gedrag.

 

Eerste lid, onder j: kosten voor gemeenschapsvorming

In de buurt of wijk verbindingen zoeken met de bestaande netwerken, om een gemeenschap te vormen rond de energietransitie. Er wordt gezocht naar gemeenschappelijke interesses en belangen tussen organisaties, personen en netwerken om ze met elkaar te laten samenwerken en op die manier het bereik van het project of initiatief te vergroten;

 

Tweede lid: kosten voor energiebesparende maatregelen

Er zijn bij de gemeente en via het Rijk voldoende mogelijkheden om aan energiebespaarboxen of anderszins energiebesparende maatregelen te komen. Van de totale aangevraagde subsidie mag daarom maximaal 20% besteed worden aan de aanschaf van energiebesparende maatregelen. Op deze manier wordt voorkomen dat initiatieven vanwege de absentie van fysieke materialen niet aan de slag kunnen gaan.

 

Artikel 5.5 Subsidiehoogte

Inzet van eigen middelen en tijd van de initiatiefnemers is essentieel. Dat vergroot ook het draagvlak voor een initiatief en de kans van slagen. De hoogte van de subsidie is daarom maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

 

Om energiearmoede te duiden, wordt bij deze regeling gebruik gemaakt van de indicator opgesteld door TNO, gevoed door data van het CBS. Er is sprake van energiearmoede als huishoudens over een laag inkomen beschikken, in combinatie met hoge energielasten of dat er sprake is van een woning van energetisch onvoldoende kwaliteit. Hiervoor wordt de volgende indicator gebruikt: lage inkomens met óf een hoge energierekening óf een woning met een lage energetische kwaliteit. Wanneer er bij 8% of meer huishoudens in de wijk of buurt sprake is van energiearmoede, kan er aanspraak gedaan worden op het subsidiebedrag van maximaal €35.000,--. Wanneer dit percentage onder de 8% valt, kan er aanspraak gedaan worden op het subsidiebedrag van maximaal €15.000,--. Meer informatie over de energiearmoede en het onderzoek van TNO kan gevonden worden op https://energy.nl/thema/mens-en-economie/energiearmoede/.

 

Wijken en/of buurten die in aanmerking komen voor deze subsidie zijn te vinden via onderstaande link op de kaart of in het databestand op de website van de subsidieregeling:

Energiearmoede in Zuid-Holland (arcgis.com)

 

Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500,-- buiten toepassing.

 

Artikel I, onderdeel L

 

Artikel 6.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

Eerste lid, onder a: samenwerking

Samenwerking is in deze context het gezamenlijk inzetten om een bepaald doel te bereiken, in dit geval lokale energieprojecten. Die samenwerking is gebaseerd op gemeenschappelijke intenties en de noodzaak om samen te werken met betrekking tot een gebied of locatie. De samenwerking kan ontstaan tussen meerdere energiecoöperaties, die vanwege regionale projecten willen samenwerken omdat hierdoor de realisatie wordt versneld. De samenwerking kan ook ontstaan tussen een energiecoöperatie of lokaal energie-initiatief en lokale organisaties, zoals een welzijnsorganisatie, gemeente, bewonersvereniging, lokaal midden-kleinbedrijf of opleidingsinstituut, waarmee een concreet project wordt opgezet. De samenwerking kan bijvoorbeeld worden vormgegeven via een samenwerkingsovereenkomst of een concreet project.

 

Eerste lid, onder b: lokaal energiesysteem

Eén systeem dat lokaal energie opwekt, opslaat en uitwisselt via een lokaal energienet. Daarbij wordt niet of in mindere mate gebruik gemaakt van het centrale energienetwerk. Dit kan door lokaal energie op te slaan of flexibiliteitsoplossingen toe te passen, zoals batterijen, warmtebuffers of elektrische auto’s.

 

Artikel 6.2 Aanvraagvereisten

Onderdeel b: inlichten gemeente

Een van de aanvraagvereisten is dat de gemeente wordt ingelicht over het project. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente op de hoogte moet zijn van het bestaan van het project met als doel om een potentiële samenwerking op de middel- en lange termijn te waarborgen en de relatie te stimuleren. Daarnaast kan in de toekomst een beroep worden gedaan op de gemeente, zoals bij het aanvragen van een vergunning, waarbij een gemeente hier alvast rekening mee kan houden.

 

Artikel 6.3 Subsidievereisten

Onderdeel a: betrekken van bewoners

De middelen zijn beschikbaar gesteld om bewoners bij de energietransitie te betrekken en het draagvlak voor de energietransitie te vergroten. De projecten die worden uitgevoerd of het resultaat zijn van een samenwerking hebben daarom altijd als doel om bewoners te betrekken en waar mogelijk eigenaarschap te geven over de lokale energietransitie.

 

Onderdeel b: draagvlak

De hoeveelheid draagvlak die er is, laat zien in welke mate er steun is voor een project of initiatief. Dit kan aangetoond worden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het verzamelen van handtekeningen, het organiseren van een bewonersbijeenkomst, of door de mening en het enthousiasme van bewoners op te halen via een enquête of door hen te spreken.

 

Onderdeel c: ten minste twee andere deelnemende partijen

Een van de subsidievereisten is dat er ten minste twee andere partijen participeren in het project waar subsidie voor wordt aangevraagd. Dit kan zijn in de vorm van uren, middelen, het beschikbaar stellen van een ruimte voor bijeenkomsten en vergaderingen of door een financiële bijdrage.

 

Onderdeel d: opslag en flexibiliteitsoplossingen

Via opslagoplossingen wordt duurzame energie vastgehouden om deze op een later moment te gebruiken. Flexibiliteitsoplossingen zorgen ervoor dat energie slim wordt uitgewisseld, waardoor het energienetwerk niet of minimaal gebruikt hoeft te worden of kan worden ontzien van overspanning.

 

Wanneer de gebruikte oplossingen vragen om een fysieke installatie, zoals een batterij of buffervat, dan dient het product technisch en commercieel gereed te zijn. Hierbij is er ook voldaan aan de benodigde veiligheidseisen om deze technieken toe te passen in de gebouwde omgeving.

 

Onderdeel e: inclusiviteit

In onderdeel e is bepaald dat er aandacht is voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemene deel van deze toelichting.

 

Onderdeel f: splitsing in begroting

Artikel 6.1 onderdeel a en b vallen onder artikel 49 van de AGVV en artikel 6.1 onderdeel c valt onder artikel 41 van de AGVV. Omdat de verantwoording naar de Europese commissie gedaan wordt per artikelnummer is een uitsplitsing op de activiteiten onder artikel 6.1 onderdeel a, b respectievelijk c gevraagd in de begroting.

 

Artikel 6.4 Subsidiabele kosten

Onderdeel i: kosten voor het opstellen van een samenwerkingsovereenkomst

Een samenwerkingsovereenkomst is een overeenkomst waarbij twee of meer partijen afspraken maken over een samen te realiseren doel. Dit doel kan zeer uiteenlopend zijn, bijvoorbeeld het gezamenlijk investeren, het gezamenlijk beheren van of het gezamenlijk afronden van een project.

 

Onderdeel j: kosten voor het inrichten van een digitale structuur

Voor een lokaal energiesysteem, waarbij energie wordt opgeslagen en uitgewisseld, is een digitale structuur nodig die bijhoudt wanneer de energie wordt opgewekt, opgeslagen en uitgewisseld en naar wie. Het inrichten van die digitale structuur is faciliterend aan het samenwerken tussen en het betrekken van bewoners bij het lokale energie-initiatief. Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met die informatie en rekening te houden met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

 

Onderdeel k: kosten voor evalueren, meten en monitoren

Bij voorbereiden op en het realiseren van een lokaal energiesysteem, waarbij opslag- of flexibiliteitsopslossingen worden toegepast, komt informatie en data vrij. Deze informatie kan bijvoorbeeld gaan over het energieverbruik, de betrokkenheid van de deelnemers of het verbruikspatroon van de deelnemers. Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met die informatie en rekening te houden met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De middelen zijn bedoeld om de data die vrijkomt te meten en te monitoren, zodat het decentrale energiesysteem beter kan functioneren en opwek, opslag en verbruik beter op elkaar gaan aansluiten. Hier leert het lokale energie-initiatief en haar deelnemers van, maar ook andere initiatieven, overheden en organisatie kunnen van deze projecten leren voor de energietransitie.

 

Artikel 6.5 Subsidiehoogte

Inzet van eigen middelen en tijd van de initiatiefnemers is essentieel. Dat vergroot ook het draagvlak voor een initiatief en de kans van slagen. De hoogte van de subsidie is daarom maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

De subsidie bedraagt maximaal € 40.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.

Naar boven