Besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN

 

Besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland

 

Gedeputeerde staten van Groningen maken, met toepassing van art. 41, eerste lid, onderdeel l, jo. art. 26, eerste en vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bekend dat gedeputeerde staten van Drenthe, Fryslân en Groningen de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland gewijzigd hebben vastgesteld als volgt:

 

Gedeputeerde staten van Drenthe, Fryslân en Groningen.

 

Gelet op:

  • o

    het voorstel van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • o

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • o

    de Wet versterking democratische legitimatie gemeenschappelijke regelingen;

  • o

    de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren;

  • o

    de Wet elektronische bekendmakingen; en

  • o

    de verkregen toestemming van provinciale staten,

besluiten de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland te wijzigen als volgt:

A.

 

Artikel 3 komt te luiden:

 

Artikel 3 Belangen

De regeling heeft ten doel de belangenbehartiging van de deelnemers te ondersteunen ten behoeve van de ontwikkeling van Noord-Nederland, mede door het beheer van financiële fondsen, de besteding van deze middelen en het faciliteren van een managementautoriteit ter uitvoering van Europese programma’s.

 

B.

 

Artikel 14 komt te luiden:

 

Artikel 14 Inlichtingen door het bestuur aan provinciale staten

  • 1.

    Het bestuur geeft provinciale staten alle inlichtingen die:

    • a.

      deze bestuursorganen nodig hebben voor de uitvoering van hun taken; of

    • b.

      door één of meer leden van die bestuursorganen worden verlangd.

  • 2.

    Het respectieve reglement van orde van provinciale staten is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

C.

 

Artikel 21, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van een arbeidsovereenkomst met de directeur.

 

D.

 

Artikel 22 komt te luiden:

 

Artikel 22 Begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast voorafgaande aan het jaar waarvoor zij dient, met inachtneming van de in de wet genoemde termijn voor toezending van de vastgestelde begroting aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met inachtneming van de in de wet genoemde termijn.

E.

 

Na artikel 22 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 22a Jaarrekening en jaarverslag

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben, met inachtneming van de in de wet genoemde termijn voor toezending van de vastgestelde jaarrekening aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met inachtneming van de in de wet genoemde termijn.

  • 3.

    De jaarrekening en het jaarverslag worden ter kennisname aan de deelnemers en provinciale staten gezonden.

F.

 

Na hoofdstuk 3 wordt een nieuw hoofdstuk 3A ingevoegd, luidende:

 

Hoofdstuk 3A Participatie en evaluatie

 

Artikel 24a Participatie

Ten behoeve van de taakuitoefening overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 kan het dagelijks bestuur, gehoord het algemeen bestuur, besluiten om enige vorm van participatie te initiëren.

 

Artikel 24b Evaluatie

  • 1.

    De regeling wordt eens per vier kalenderjaren geëvalueerd, voor het eerst in 2025.

  • 2.

    Het algemeen bestuur draagt zorg voor de evaluatie en stelt daartoe, gehoord de deelnemers, de evaluatieopdracht vast.

  • 3.

    De evaluatie heeft in elk geval betrekking op:

    • a.

      de mate waarin het SNN bijdraagt aan de behartiging van de in de gemeenschappelijke regeling opgenomen belangen; en

    • b.

      de interprovinciale samenwerking.

  • 4.

    De evaluatie wordt aan de deelnemers en provinciale staten gezonden.

G.

 

Artikel 27, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding en stelt daartoe een uittredingsplan op. Het uittredingsplan geeft inzicht in de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding

Na het tweede lid worden 11 nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan een onafhankelijke derde opdracht geven om een uittredingsplan op te stellen, nadat op de inhoud van deze opdracht instemming is verkregen van het college dat wenst uit te treden. De kosten van het inschakelen van de onafhankelijke derde zijn voor rekening van dat college.

  • 4.

    Het uittredingsplan bevat een berekening van de financiële gevolgen van de uittreding (de uittreedsom).

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt het uittredingsplan vast binnen zes maanden na ontvangst van het voorgenomen besluit tot uittreding.

  • 6.

    Op grond van het uittredingsplan besluit het betreffende college of het voorgenomen besluit tot uittreding heroverweging behoeft.

  • 7.

    De uittreedsom bestaat uit een vergoeding ter compensatie van de kosten van uittreding, te weten frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 8.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten te maken door het SNN die het directe gevolg zijn van het uittredingsbesluit.

  • 9.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het SNN, die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van het uittredingsbesluit.

  • 10.

    Het negende lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te maken of te dragen door het SNN die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van uittreding als direct gevolg van het uittredingsbesluit.

  • 11.

    De berekening van de kosten voor uittreding wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van het uittredingsbesluit. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van dat besluit worden niet betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 12.

    Het SNN is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden.

  • 13.

    Het SNN brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij het uittredende college. Het uittredende college is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.

H.

 

Artikel 29 komt te luiden:

 

Artikel 29 Citeertitel, bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en wordt aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling SNN”.

  • 2.

    Gedeputeerde staten van Groningen dragen zorg voor de bekendmaking van besluiten tot het vaststellen, wijzigen, verlengen of opheffen van de regeling. Bekendmaking vindt plaats in het provinciaal blad.

  • 3.

    De regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het provinciaal blad.

I.

 

Artikel 30 vervalt.

Groningen, 25 juni 2024

Gedeputeerde Staten van Groningen:

Naar boven