11e wijziging Regels Subsidieverlening Gelderland 2023

Bekendmaking van het besluit van 12 november 2024- zaaknummer 2024-010356 tot wijziging van een regeling

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

 

Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016

 

BESLUITEN

 

Vast te stellen de elfde wijziging van de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023

Artikel I  

De Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 2.10.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      het project een bijdrage levert aan de verduurzaming van de fysieke leefomgeving;

  • 2.

    Onder verlettering van onderdelen b tot en met d tot c tot en met e, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • b.

      het project een bijdrage levert aan ten minste een van de volgende aspecten:

      • 1e.

        het tot waarde brengen van producten en diensten van het agrarische bedrijf met nieuwe verdienmodellen of vernieuwende marktconcepten;

      • 2e.

        de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector;

B.

In artikel 2.10.4, eerste lid, onderdeel e, wordt “derde lid, onder d, van de LVV” vervangen door: derde lid, onder e, f en g, van de LVV.

 

C.

In artikel 2.10.6, eerste tot en met vierde lid, vervalt telkens in onderdeel b de zinsnede “dat rechtspersoonlijkheid bezit”.

 

D.

Artikel 2.10.9 komt te luiden:

 

Artikel 2.10.9 Verplichtingen

  • 1.

    In aanvulling op paragraaf 1.4 gelden de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidiabele activiteit is binnen twee jaar na startdatum van de activiteit afgerond;

    • b.

      de subsidieontvanger draagt de innovaties uit en verspreidt ze naar sectorgenoten en partners in de landbouwketen;

    • c.

      de subsidieontvanger maakt de resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2.

    Op verzoek van de subsidieontvanger kan de termijn bedoeld in het eerste lid, onder a, met maximaal 12 maanden worden verlengd.

E.

In artikel 2.10.10 vervalt de zinsnede “of voor dezelfde activiteit”.

 

F.

Na artikel 2.10.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.10.11 Vaststelling

  • 1.

    In aanvulling op artikel 26, eerste lid, van de AsG, en artikel 1.5.1, eerste lid, overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag om subsidievaststelling de facturen en betaalbewijzen van de gemaakte kosten.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid overlegt de subsidieontvanger, indien van toepassing, bij de aanvraag om subsidievaststelling een urenadministratie.

G.

In artikel 2.13.3, tweede lid, wordt “schapen of geiten” vervangen door: kwetsbare hoefdieren.

 

H.

Artikel 2.13.9 komt te luiden:

 

Artikel 2.13.9 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een subsidie voor een verplaatsbare wolfwerende afrastering wordt geweigerd als hiervoor aan dezelfde subsidieontvanger in de afgelopen drie kalenderjaren al eerder voor dezelfde diersoort een subsidie is verstrekt;

  • 2.

    Een subsidie voor een automatisch oprolsysteem wordt geweigerd als hiervoor aan dezelfde subsidieontvanger al eerder subsidie is verstrekt.

I.

Artikel 2.15.1.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het slot van de aanhef van het eerste lid wordt voor de dubbele punt een zinsnede ingevoegd, luidende: , genoemd in artikel 2.15.1.1, onder a, b, c.

  • 2.

    Onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      uitvoering geeft aan een maatregel:

      • 1e.

        die is opgenomen in een Natura 2000- beheerplan inclusief de herstelprogramma’s Veluwe; of

      • 2e.

        die voortkomt uit een nader onderzoek, dat is uitgezet vanuit een opgave uit een Natuurdoelanalyse of Natura 2000-beheerplan, en die noodzakelijk is voor de gunstige staat van instandhouding van de soorten en habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen; en

  • 3.

    De onderdelen b tot en met d vervallen.

  • 4.

    Onderdeel e wordt geletterd tot b.

  • 5.

    Onderdeel f wordt vernummerd tot tweede lid.

J.

In artikel 2.15.2.1, onderdeel a, vervalt het woord “eenmalige”.

 

K.

In artikel 2.15.2.4, eerste lid, vervalt de “).” aan het slot.

 

L.

 

Artikel 2.17.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De begripsomschrijvingen ''RAV'', ''RAV-code'' en ''referentiewaarde'' vervallen.

  • 2.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsomschrijving door een puntkomma wordt een begripsomschrijving toegevoegd, luidende:

    veehouderijlocatie: vestiging van een veehouderij, bestaande uit het gebouwerf, bedoeld in bijlage I, onder A, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, van de vestiging.

M.

Artikel 2.17a.2 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

    • d.

      de minimaal te verwachten reductie van stikstofemissie in ieder geval de hoeveelheid kilo’s NH3 per dierplaats per jaar per diercategorie bedraagt, zoals opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling;

  • 2.

    In het derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede “die nog geen Rav-code hebben” vervangen door: die nog geen code hebben als bedoeld in bijlage V bij de Omgevingsregeling.

N.

Paragraaf 2.21 komt te luiden:

Paragraaf 2.21 Circulaire mestbewerking

 

O.

Artikel 2.21.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsomschrijving ingevoegd:

    stikstofkraker: technische installatie voor het terugwinnen van stikstof uit mest of digestaat zodat die kan worden ingezet als een geconcentreerde meststof ter vervanging van kunstmest;

  • 2.

    De begripsomschrijvingen “circulaire mestverwerking’’ en “stikstofstripper’’ vervallen.

P.

 

Artikel 2.21.2 komt te luiden:

 

Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor het plaatsen van een stikstofkraker, eventueel inclusief een mestscheidingsinstallatie.

 

Q.

 

Artikel 2.21.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

  • 2.

    In het eerste lid (nieuw), onderdeel a, onder i, vervalt ‘‘, en bevorderen van duurzame energie en energie-efficiëntie’’.

  • 3.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid (nieuw), onderdeel b, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • c.

      de aanvrager beschikt over een installatie voor monomestvergisting of een emissiearme stal.

  • 4.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Een emissiearme stal als bedoeld in het eerste lid, onder c, voldoet aan één van de volgende eisen:

      • a.

        het stalsysteem heeft voor ammoniak een emissiefactor per dierplaats die lager is dan de emissiefactor van de voor het stalsysteem geldende categorie ‘Overige huisvestingssystemen’ als bedoeld in bijlage V van de Omgevingsregeling; of

      • b.

        het stalsysteem heeft een proefstalstatus met voor ammoniak een emissiefactor per dierplaats die lager is dan de voor de betreffende categorie dieren geldende emissiefactor van de categorie ‘Overige huisvestingssystemen’ als bedoeld in bijlage V van de Omgevingsregeling.

R.

 

Onder vernummering van de artikelen 2.21.5 tot en met 2.21.12 tot 2.21.4 tot en met 2.21.11, vervalt artikel 2.21.4.

 

S.

 

Artikel 2.21.4 (nieuw) komt te luiden:

 

Artikel 2.21.4 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking: kosten van de aanschaf en installatie van de stikstofkraker en, indien van toepassing, de mestscheidingsinstallatie.

 

T.

 

Artikel 2.21.7 (nieuw) komt te luiden:

 

Artikel 2.21.7 Aanvraag

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een projectplan volgens het door de provincie beschikbaar gestelde format waarin tenminste is opgenomen:

      • i.

        de hoeveelheid m3 mest die jaarlijks door de stikstofkraker bewerkt gaat worden;

      • ii.

        het te verwachten gehalte minerale stikstof in het stikstofconcentraat; en

      • iii.

        de soorten en hoeveelheid herbruikbare bestanddelen die naar verwachting vrijkomen voor hergebruik in een gesloten kringloop;

    • b.

      een begroting volgens het door de provincie beschikbaar gestelde format;

    • c.

      offertes voor de aanschaf en uitvoering van de subsidiabele activiteiten, inclusief technische specificaties van de apparatuur.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid wordt bij de aanvraag:

    • a.

      een factuur en betaalbewijs verstrekt waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over een installatie voor monomestvergisting; of

    • b.

      een omgevingsvergunning of maatwerkbesluit verstrekt waaruit blijkt dat hij beschikt over een emissiearme stal die voldoet aan de eis bedoeld in artikel 2.21.3, tweede lid, onder a of b.

U.

 

In artikel 2.21.8 (nieuw), tweede lid, vervalt ‘’minimaal € 26.000 en’’.

 

V.

 

In artikel 2.21.9 (nieuw) vervalt het derde lid.

 

W.

 

Artikel 2.21.10 (nieuw) komt te luiden:

 

Artikel 2.21.10 Vaststelling

In afwijking van artikel 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidie, waarbij:

  • a.

    de subsidieontvanger de facturen en betaalbewijzen van de gemaakte kosten bij de aanvraag om subsidievaststelling overlegt; en

  • b.

    vrijstelling wordt verleend van de verplichting, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de ASG.

X.

 

Artikel 2.29.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De begripsomschrijving van productiecapaciteit komt te luiden:

    productiecapaciteit: onroerende zaken van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden zijn, hetzij direct of indirect steun vinden in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren ten behoeve van het bedrijfsmatig houden van vee, niet zijnde het erf, de erfverharding, de cultuurgrond(en), de bedrijfswoning en de mestvergister die voor minder dan 50% van de totaal te behandelen dierlijke meststoffen afhankelijk is van de dierlijke meststoffen die afkomstig zijn van de volledig of gedeeltelijk te sluiten veehouderijlocatie van de betreffende veehouderijonderneming;

  • 2.

    De begripsomschrijving van stikstofemissie komt te luiden:

    stikstofemissie: totaal van de stikstofemissie, uitgedrukt in kilogram ammoniak per jaar, dat - gesommeerd over de van toepassing zijnde diercategorieën – per diercategorie wordt berekend als het gemiddeld aantal dieren dat op de veehouderijlocatie is gehouden twee kalenderjaren voorafgaand waarin de aanvraag wordt ingediend, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde stalemissiefactor behorende bij het desbetreffende huisvestingssysteem;

  • 3.

    In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsomschrijving ingevoegd:

    taxateur: taxateur die is ingeschreven in de Kamer Landelijk en Agrarisch Vastgoed van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs;

  • 4.

    In het hele artikel wordt “veehouderij” telkens vervangen door: veehouderijonderneming.

  • 5.

    In de begripsomschrijving van veehouderijonderneming (nieuw) wordt “landbouwbedrijf” vervangen door: landbouwonderneming.

Y.

In artikel 2.29.2 wordt de zinsnede “beëindigen van veehouderijactiviteiten op” vervangen door: sluiten van.

 

Z.

Artikel 2.29.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel b komt te luiden:

    • b.

      de vermindering van de stikstofemissie van de veehouderijlocatie die met de volledige of gedeeltelijke sluiting wordt gerealiseerd, meer bedraagt dan de volgende drempelwaarde:

      • i.

        250 kilogram ammoniak per kalenderjaar, als de veehouderijlocatie wordt gebruikt voor het houden van vleesrunderen of melkvee in combinatie met het houden van maximaal 25 landbouwhuisdieren die behoren tot een andere diercategorie;

      • ii.

        750 kilogram ammoniak per kalenderjaar, als de veehouderijlocatie uitsluitend wordt gebruikt voor het houden van andere landbouwhuisdieren dan vleesrunderen of melkvee;

      • iii.

        750 kilogram ammoniak per kalenderjaar, als de veehouderijlocatie wordt gebruikt voor het houden van vleesrunderen of melkvee en voor het houden van meer dan 25 landbouwhuisdieren die behoren tot een andere diercategorie.

  • 2.

    Onderdelen c en d vervallen.

AA.

Artikel 2.29.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de titel komt “drempelwaarde” te vervallen.

  • 2.

    In het eerste lid wordt “twee kalenderjaar” vervangen door: twee kalenderjaren.

  • 3.

    In het tweede lid, aanhef, wordt na ‘stikstofemissie’ de volgende zinsnede ingevoegd:

    om te kunnen beoordelen of een veehouderijlocatie voldoet aan de drempelwaarde als bedoeld in artikel 2.29.4, onder b;

  • 4.

    In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘twee kalenderjaar’ vervangen door: twee kalenderjaren.

  • 5.

    In het derde lid wordt ‘twee kalenderjaar’ vervangen door: twee kalenderjaren.

BB.

In artikel 2.29.6 wordt “veehouder” vervangen door: veehouderijonderneming.

 

CC.

 

Artikel 2.29.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel c wordt “de offertes” vervangen door: ten minste twee offertes en de zinsnede “onder d” door: onder c en d.

  • 2.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • d.

      hoeveel kilogrammen fosfaat of varkens- of pluimvee-eenheden de aanvrager wil laten vervallen.

DD.

Artikel 2.29.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het hele artikel wordt ‘veehouderij’ telkens vervangen door: veehouderijonderneming.

  • 2.

    Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      In onderdeel d wordt ‘de inhuur van deskundigen en overige kosten derden’ vervangen door: leges en planologische procedures.

    • b.

      Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

      • e.

        de kosten voor adviesdiensten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de in de onderdelen a tot en met c bedoelde activiteiten.

  • 3.

    Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      In de aanhef wordt “derden” vervangen door: voor adviesdiensten en “onder d” vervangen door: onder e.

    • b.

      Onderdeel a vervalt.

    • c.

      Onderdelen b tot en met d worden geletterd a tot en met c.

  • 4.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Subsidie voor de in het tweede lid genoemde kosten voor advisering en gelijkwaardige diensten wordt alleen verstrekt, als het advies of de dienst:

      • a.

        wordt gegeven of verleend door een onafhankelijke, gediplomeerde deskundige, die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, en over aantoonbare kennis beschikt over het onderwerp waarop het advies betrekking heeft;

      • b.

        een eenmalig karakter heeft en enkel betrekking heeft op de sluiting van productiecapaciteit;

      • c.

        niet behoort tot de gewone bedrijfsuitgaven van de veehouderijonderneming; en

      • d.

        wordt uitgevoerd door een adviseur die is opgenomen in het bedrijfsadviseringssyteem, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en Verordening (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L435) .

  • 5.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 4.

      De in het eerste lid genoemde subsidiabele kosten komen alleen in aanmerking voor subsidie, als het redelijk gemaakte kosten betreft die direct verbonden zijn met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten en die voldoen aan de eisen van het Landbouwsteunkader komen voor vergoeding in aanmerking.

EE.

Artikel 2.29.10 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt na “taxatie van de marktwaarde” ingevoegd: van de op de veehouderijlocatie volledig of gedeeltelijk af te breken en te verwijderen productiecapaciteit.

  • 2.

    In het derde lid wordt na “bedraagt 100%” ingevoegd: van de werkelijke kosten voor het volledig of gedeeltelijk slopen van de op de veehouderijlocatie aanwezige productiecapaciteit.

  • 3.

    In het vierde lid wordt “, tot een maximum van € 5.000” vervangen door: van de werkelijke kosten.

  • 4.

    Onder vernummering van de leden 5 en 6 tot 6 en 7 wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 5.

      De subsidie voor de kosten, bedoeld in artikel 2.29.8, eerste lid onder e, bedraagt 100%, tot een maximum van € 5000.

FF.

Artikel 2.29.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      de veehouder zich al heeft verplicht via een overeenkomst of een aanvraag om subsidie om de veehouderijlocatie volledig of gedeeltelijk te sluiten of reeds een aanvang heeft gemaakt met het volledig of gedeeltelijk sluiten van de veehouderijlocatie;

  • 2.

    In onderdeel b wordt “van deze regeling” vervangen door: van de SPUK Regeling provinciale gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties.

  • 3.

    Onderdeel c komt te luiden:

    • c.

      op de veehouderijlocatie niet daadwerkelijk een veehouderijonderneming wordt gedreven en de desbetreffende productiecapaciteit niet onafgebroken gedurende de vijf jaren voorafgaande aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag op grond van deze regeling op bedrijfseconomische gangbare wijze in gebruik is geweest;

  • 4.

    In onderdeel g wordt ‘veehouderij’ vervangen door: veehouderijonderneming en wordt de punt vervangen door een puntkomma.

  • 5.

    Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

    • h.

      de veehouder niet aan de normen van de Europese Unie voldoet en zijn activiteiten als veehouderijonderneming moet beëindigen;

    • i.

      de veehouderijonderneming een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in randnummer 33, onder 63, van het landbouwsteunkader.

GG.

In artikel 2.29.12 wordt in het derde, zesde, achtste en tiende lid “veehouderij” vervangen door: veehouderijonderneming.

 

HH.

Artikel 2.29.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste en tweede lid wordt “diercategorie” vervangen door: diersoort en “diercategorieën” door: diersoorten.

  • 2.

    In het achtste en negende lid wordt “veehouderij” vervangen door: veehouderijonderneming.

II.

Artikel 2.29.15 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • 2.

    Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

    • 2.

      De gegevens die door de veehouderijonderneming zijn verstrekt aan de provincie op grond van deze subsidieregeling, kunnen door de provincie worden verstrekt aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

    • 3.

      De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur of Gedeputeerde Staten kan gegevens die in het kader van deze regeling zijn verstrekt:

      • a.

        gebruiken voor het opnemen van depositieruimte in het Aerius Register, bedoeld in hoofdstuk 17A van de Omgevingsregeling;

      • b.

        verwerken voor de toepassing van artikel 20.1, eerste lid van de Omgevingswet, de artikelen 11.68, 11.69, 11.69a, 11.69c, 12.26b en 12.26c van het Besluit kwaliteit leefomgeving en de artikelen 10.36dc en 15.5 van het Omgevingsbesluit;

      • c.

        verstrekken aan kennisinstellingen met het oog op monitoring, voortgang en evaluatie.

JJ.

In artikel 2.29.16 wordt “DATUM” vervangen door: 14 augustus 2024 en “SA.PM” door: SA.114339.

 

KK.

Na paragraaf 2.29 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 2.30 Alternatieve verblijfplaatsen vleermuizen

 

Artikel 2.30.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verleend voor het inrichten van een alternatieve verblijfplaats van een beschermde vleermuis ter vervanging van een verblijf dat door verduurzaming van een gebouw ongeschikt is geworden of zal worden.

 

Artikel 2.30.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als de inrichting zal plaatsvinden volgens een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd compensatieplan waarin wordt beschreven op welke wijze invulling is gegeven aan de compensatieplicht volgens de werkwijze Natuurvriendelijke Isoleren.

 

Artikel 2.30.3 Aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door een gemeente.

 

Artikel 2.30.4 Aanvraag

In afwijking op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een brief van Gedeputeerde Staten waarin goedkeuring is verleend aan het compensatieplan.

 

Artikel 2.30.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal het in bijlage 8 genoemde bedrag per gemeente.

 

Artikel 2.30.6 Vaststelling

Subsidies worden vastgesteld op grond van artikel 25 van de AsG.

 

Artikel 2.30.7 Verplichtingen

De activiteiten, waarvoor subsidie wordt verleend, moeten uiterlijk 31 december 2026 zijn uitgevoerd.

 

LL.

In artikel 4.1.1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

hoogwaardig openbaar vervoer: openbaar vervoer per bus met een storingsvrije afwikkeling, gestrekte routes met waar nodig vrij liggende infrastructuur voor de bus, een hoge frequentie, herkenbare en goed bereikbare halte- en knooppuntvoorzieningen, een hoog niveau van dynamische reizigersinformatie en beschikbaarheid van goede en voldoende stallingsvoorzieningen voor de fiets;

 

MM.

In artikel 4.2.1 vervalt de begripsomschrijving van hoogwaardig openbaar vervoer.

 

NN.

In artikel 4.5.1 komt de begripsomschrijving van grootschalige maatregel te luiden:

grootschalige maatregel: aanleg van fietsbrug, fietstunnel, fietsstraat of vrijliggend fietspad, een verbeterde fietskruising, het verbreden van een bestaand fietspad, of een voetpad;

 

OO.

Paragraaf 4.7 vervalt.

 

PP.

De titel van paragraaf 4.9 komt te luiden:

Paragraaf 4.9 Bereikbare bushaltes

 

QQ.

In artikel 4.9.1 vervalt de begripsomschrijving van instapper.

 

RR.

Artikel 4.9.2 komt te luiden:

 

Artikel 4.9.2 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend voor het realiseren of verwijderen van een bushalte.

  • 2.

    Subsidie kan worden verleend voor het aanpassen van een bushalte die niet door hoogwaardig openbaar vervoer wordt bediend, door:

    • a.

      het verruimen van de doorgangen bij de bushalte;

    • b.

      de bushalte op hoogte brengen;

    • c.

      het aanbrengen van een abri;

    • d.

      het aanbrengen van verlichting;

    • e.

      het aanbrengen van fietsparkeerplaatsen;

    • f.

      het plaatsen van afvalbakken;

    • g.

      het verlengen van de bushalte naar de lengte van de meest ingezette bus;

    • h.

      het aanbrengen van zit- of leungelegenheid; en

    • i.

      het verhogen van het fietspad naast een te smal perron.

  • 3.

    Subsidie kan worden verleend voor het realiseren of aanpassen van loop- en fietsinfrastructuur naar een bushalte die niet door hoogwaardig openbaar vervoer wordt bediend, door:

    • a.

      het realiseren of verbreden van loop- of fietspaden;

    • b.

      het realiseren of verbeteren van een oversteekvoorziening voor fietsers en voetgangers;

    • c.

      het optimaliseren van loop- en fietspaden bij rotondes;

    • d.

      het aanbrengen van openbare verlichting langs loop- en fietsroutes;

    • e.

      het toepassen van gesloten verharding; en

    • f.

      het instellen van voorrang voor fietsers en voetgangers.

SS.

Artikel 4.9.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, aanhef, vervalt de zinsnede “of aanpassen”.

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel b, wordt “, of” vervangen door een punt.

  • 3.

    Het eerste lid, onderdeel c, vervalt.

  • 4.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Subsidie voor het verwijderen van een bushalte wordt alleen verstrekt als die bushalte na de laatste wijziging van het vervoerplan niet meer wordt gehalteerd.

  • 5.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 3.

      Subsidie voor het realiseren of aanpassen van loop- en fietsinfrastructuur naar een bushalte wordt alleen verstrekt als de infrastructuur binnen een straal van 200 meter van een bushalte ligt.

TT.

Artikel 4.9.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • 2.

    In het eerste lid (nieuw) wordt na “De subsidie” ingevoegd: genoemd in artikel 4.9.2, eerste en tweede lid,.

  • 3.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      De subsidie, genoemd in artikel 4.9.2, derde lid, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 150.000.

UU.

Artikel 4.9.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste, derde en vierde lid vervallen.

  • 2.

    De aanduiding “2.” voor het tweede lid vervalt en in de tekst wordt “kosten voor personele inzet” vervangen door: interne loonkosten.

VV.

Na artikel 4.9.6 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

 

Artikel 4.9.7 Aanvraag

In aanvulling op artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager een ontwerp van de bushalte of loop- en fietsinfrastructuur.

 

WW.

Na artikel 4.9.7 (nieuw) wordt een artikel toegevoegd, luidende:

 

Artikel 4.9.8 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als de aanvraag naar het oordeel van de provincie niet in afdoende mate voldoet aan de geldende CROW-richtlijnen.

 

XX.

Paragraaf 4.12 vervalt.

 

YY.

In artikel 5.8.8, derde lid, wordt “1000 jeugdigen” vervangen door: 500 jeugdigen.

 

ZZ.

Paragraaf 5.10 vervalt.

 

AAA.

Na paragraaf 5.10 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 5.11 Culturele infrastructuur en cultuur- en erfgoedparticipatie

 

Artikel 5.11.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

cultuur- en erfgoedparticipatie: alle vormen van het actief beoefenen en artistiek ontwikkelen van of betrokken zijn bij cultuur en erfgoed in de vrije tijd;

culturele infrastructuur: geheel aan culturele instellingen die zorgen voor cultuuraanbod en ontwikkelmogelijkheden voor creatieve makers;

regio:

  • -

    Achterhoek: Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk;

  • -

    Food Valley: Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen;

  • -

    Groene Metropoolregio: Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar;

  • -

    Noord-Veluwe: Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten;

  • -

    Rivierenland: Buren, Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal en Zaltbommel;

  • -

    Stedendriehoek: Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen.

Artikel 5.11.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een intergemeentelijk programma in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2027 dat is gericht op de volgende doelen:

  • a.

    de versterking van de cultuur- en erfgoedparticipatie;

  • b.

    versterking van de culturele infrastructuur door samenwerking tussen culturele instellingen; en

  • c.

    een combinatie van de doelen genoemd onder a en b.

Artikel 5.11.3 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    voor een subsidiabele activiteit als genoemd:

    • 1e.

      in artikel 5.11.2 onder a, de aanvrager samen met minimaal 3 andere gemeenten uitvoering hieraan geeft of;

    • 2e.

      in artikel 5.11.2 onder b, de aanvrager met alle gemeenten binnen een regio uitvoering hieraan geeft.

  • b.

    in het programma staat beschreven:

    • 1e.

      wat de gezamenlijke doelen, bedoeld in artikel 5.11.2, van de samenwerkende gemeenten zijn;

    • 2e.

      hoe de gemeenten deze doelen willen realiseren; en

    • 3e.

      hoe de provincie wordt geïnformeerd over de voortgang.

Artikel 5.11.4 Aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door de gemeente die volgens de aanvraag optreedt als penvoerder van de samenwerkende gemeenten.

 

Artikel 5.11.5 Aanvraag

In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor het verkrijgen van de subsidie het intergemeentelijk programma als bedoeld in artikel 5.11.2.

 

Artikel 5.11.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000 per gemeente per jaar voor activiteiten zoals beschreven onder artikel 5.11.2, onder a.

  • 2.

    De subsidie bedraagt € 200.000 per regio per jaar voor activiteiten zoals beschreven onder artikel 5.11.2, onder b.

Artikel 5.11.7 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.3.4, onder b, kan subsidie worden verstrekt voor kosten gemaakt voorafgaand aan de aanvraag in verband met de uitvoering van een intergemeentelijk programma in de periode bedoeld in artikel 5.11.2.

 

Artikel 5.11.8 Uitbetaling van de subsidie

De subsidie wordt jaarlijks verstrekt in gelijke delen, onder de voorwaarde dat voldoende middelen door Provinciale Staten ter beschikking worden gesteld.

 

BBB.

Paragraaf 6.6 vervalt.

 

CCC.

Paragraaf 6.7 vervalt.

 

DDD.

Paragraaf 6.8 vervalt.

 

EEE.

Paragraaf 6.9 vervalt.

 

FFF.

Artikel 7.5.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a wordt “aanhef en onder a, alleen wordt” vervangen door: aanhef en onder a, maar niet het onderdeel bedrijfsverplaatsingen, alleen wordt.

  • 2.

    In onderdeel c wordt “wordt alleen” vervangen door: alleen wordt.

  • 3.

    In onderdeel e wordt “de aanvullende subsidie” vervangen door: subsidie als bedoeld in artikel 7.5.1, aanhef en onder a, voor zover de activiteit ziet op bedrijfsverplaatsingen of de aanvullende subsidie.

GGG.

 

Artikel 8.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de begripsomschrijving van windpark wordt “windpark” veranderd door: windinstallatie.

  • 2.

    De begripsomschrijving van zonnepark komt te luiden:

    zonne-installatie: grond- of watergebonden zonnepanelen die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen met een totaal vermogen van ten minste 1 MW.

HHH.

 

Artikel 8.3.2 komt te luiden:

Artikel 8.3.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    de voorbereiding van een windinstallatie, zonne-installatie, waterenergie-installatie of installatie op basis van andere bewezen technologieën waarmee duurzame energie kan worden opgewekt; of

  • b.

    de voorbereiding van een installatie voor opslag van hernieuwbare elektriciteit bij een bestaande windinstallatie, zonne-installatie of waterenergie-installatie.

III.

Artikel 8.3.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      de activiteit niet in strijd is met het provinciale omgevingsbeleid;

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel b, wordt “het windpark, het zonnepark of de waterenergie-installatie” vervangen door: de installatie.

  • 3.

    In het eerste lid, onderdelen d en e, wordt “het windpark, zonnepark of de waterenergie-installatie” vervangen door: de installatie.

  • 4.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • f.

      de netbeheerder, als de installatie ook opslag van hernieuwbare elektriciteit omvat, aangeeft dat de opslag van energie bijdraagt aan de vermindering van netcongestie of aan vergroting van een efficiënter netwerkgebruik.

  • 5.

    In het tweede lid wordt “onder b en c,” vervangen door: onder b, c en d,.

JJJ.

Artikel 8.3.4 komt te luiden:

Artikel 8.3.4 Aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    een onderneming voor de productie van duurzame energie, waarbij minimaal 50 op afzonderlijke adressen wonende natuurlijke personen zijn aangesloten in de gemeente waarin de installatie wordt gevestigd of in de direct daaraan grenzende gemeenten, die door lidmaatschap, aandelenbezit of op andere wijze de voordelen en opbrengsten uit de exploitatie van de installatie genieten; of

  • b.

    een onderneming die voor minimaal 50% in eigendom is van een onderneming als genoemd in onderdeel a.

KKK.

In artikel 8.3.5, vierde lid, wordt “maximaal vijf jaar” vervangen door: maximaal tien jaar.

 

LLL.

Artikel 8.3.9 komt te luiden:

Artikel 8.3.9 Terugbetaling subsidie

Als blijkt dat de activiteit niet kan worden gerealiseerd als gevolg van strijdigheid met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties of het weigeren van een aanvraag voor een watervergunning, dan wordt op verzoek van de subsidieontvanger de plicht tot terugbetaling van de lening en de rente ingetrokken.

 

MMM.

Paragraaf 8.4 vervalt.

 

NNN.

De titel van paragraaf 8.6 komt te luiden:

Paragraaf 8.6 Energieloketten en buurtklusbedrijven 2025-2027

 

OOO.

Artikel 8.6.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De titel komt te luiden:

    Artikel 8.6.1 Begripsomschrijvingen

  • 2.

    In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:

    buurtklusbedrijf: gemeentelijke organisatie die verschillende kleine klussen en taken uitvoert, gericht op energiebesparing in woningen van huishoudens met hoogstens een modaal inkomen en een woning met energielabel D of lager en een hoge energierekening, ook wel fixbedrijf, energiefixers of fixers genoemd;

    energiebesparende maatregel: maatregel die binnenshuis wordt getroffen, zoals het aanbrengen van tochtstrippen, radiatorfolie, brievenbusborstels, ledlampen, en het waterzijdig inregelen van de cv-installatie;

  • 3.

    Aan de begripsomschrijving van energieloket wordt na het woord “financieren” een zinsnede toegevoegd, luidende:

    , ook wel energiehuis genoemd.

PPP.

In artikel 8.6.2 wordt “een energieloket” vervangen door: een energieloket of buurtklusbedrijf.

 

QQQ.

Artikel 8.6.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “2021 tot en met 2024” vervangen door: 2025 tot en met 2027.

  • 2.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Subsidie voor een energieloket of buurtklusbedrijf wordt alleen verstrekt als:

      • a.

        het energieloket of buurtklusbedrijf een of meerdere kalenderjaren in de periode 2025 tot en met 2027 operationeel is; en

      • b.

        de aanvrager met het energieloket of buurtklusbedrijf afspraken heeft gemaakt over het uitvoeren van een actieve marktbenadering.

  • 3.

    Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

    • 3.

      Subsidie voor een energieloket wordt voorts alleen verstrekt als:

      • a.

        het energieloket fysiek, telefonisch en digitaal bereikbaar is voor het verstrekken van informatie;

      • b.

        het energieloket gebruik maakt van een klantvolgsysteem en een monitoringssysteem; en

      • c.

        professionalisering wordt doorgevoerd.

    • 4.

      Subsidie voor een buurtklusbedrijf wordt voorts alleen verstrekt als het buurtklusbedrijf energiebesparende maatregelen in woningen uitvoert.

RRR.

In artikel 8.6.4, tweede lid, wordt “een energieloket” vervangen door: een energieloket of buurtklusbedrijf.

 

SSS.

Artikel 8.6.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      De subsidie voor het financieren van een energieloket bedraagt de som van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, vermenigvuldigd met een bedrag van € 0,27 en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 2.

      De subsidie voor het financieren van een buurtklusbedrijf bedraagt de som van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, vermenigvuldigd met een bedrag van € 0,23 en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 3.

    Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 3.

      Bij de toepassing van het eerste en tweede lid wordt het inwoneraantal bepaald aan de hand van de definitieve gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 4.

    Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 4.

      In afwijking van artikel 1.3.4, aanhef en onder b, zijn ook de kosten die worden gemaakt in het kalenderjaar of de kalenderjaren waarin het energieloket of buurtklusbedrijf operationeel is, subsidiabel.

TTT.

Artikel 8.6.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      een plan van aanpak met een beschrijving van de activiteiten die het energieloket of buurtklusbedrijf zal gaan uitvoeren, waarin minimaal wordt ingegaan op de actieve marktbenadering en welke energiebesparende maatregelen worden toegepast bij de doelgroep;

  • 2.

    Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

    • c.

      een beschrijving van de wijze waarop het energieloket of buurtklusbedrijf bereikbaar is;

  • 3.

    Onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel f, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

    • d.

      een beschrijving van de manier waarop gebruikgemaakt wordt van de Handreiking kwaliteit energieloketten;

    • e.

      informatie waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de geldende staatssteun- of aanbestedingsregels; en.

UUU.

Artikel 8.6.8 wordt vernummerd tot artikel 8.6.7.

 

VVV.

In artikel 8.6.7 (nieuw) wordt “het energieloket” vervangen door: het energieloket of buurtklusbedrijf.

 

WWW.

Na artikel 8.6.7 (nieuw) wordt een artikel toegevoegd, luidende:

 

Artikel 8.6.8 Vaststelling

In afwijking van artikel 26 en 27 AsG worden subsidies boven € 25.000 vastgesteld op grond van artikel 25 AsG.

 

XXX.

In de titel van paragraaf 8.7 wordt “2024” vervangen door: 2025.

 

YYY.

In artikel 8.7.4, eerste lid, onderdeel d, wordt “2024” vervangen door: 2025.

 

ZZZ.

Paragraaf 8.9 vervalt.

 

AAAA.

Na paragraaf 9.7 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 9.8 Regio Deal Veluwe in Balans

 

Artikel 9.8.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

 

Regio Deal Veluwe in Balans: convenant met als titel Regio Deal Veluwe in Balans en gepubliceerd op de website Alle Regio Deals | Elke regio telt, dat is gesloten tussen de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de staatssecretaris van Defensie en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland en waarbij als partner zijn aangesloten De Veluwe Alliantie, de stuurgroep van het Programma Vitale Vakantieparken en het Nederlands Bureau voor Congressen en Toerisme;

 

regionaal adviesorgaan: adviesorgaan zoals omschreven in artikel 7 van de samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Veluwe in Balans.

 

Artikel 9.8.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de realisatie van de doelen van de volgende programmalijnen uit de Regio Deal Veluwe in Balans:

  • a.

    Nieuwe perspectieven voor de (Gouden randen van de) Veluwe;

  • b.

    Versterking van de leefbaarheid, inclusiviteit en betrokkenheid op en rond de Veluwe;

  • c.

    Bestemmingsmanagement en duurzame mobiliteit op en rond de Veluwe.

Artikel 9.8.3 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als het regionaal adviesorgaan een advies heeft uitgebracht over:

  • a.

    de mate waarin de in de aanvraag beschreven activiteiten voldoen aan een of meerdere doelstellingen, programmalijnen en resultaten zoals vastgelegd in de Regio Deal Veluwe in Balans;

  • b.

    of de in de aanvraag beschreven activiteiten tijdig kunnen worden gerealiseerd, en

  • c.

    of met de in de aanvraag omschreven activiteiten gezorgd wordt voor een evenwichtige regionale spreiding van de in de Regio Deal Veluwe in Balans genoemde resultaten.

Artikel 9.8.4 Aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door rechtspersonen of een penvoerder namens een samenwerkingsverband.

 

Artikel 9.8.5 Aanvraag

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

    • a.

      een advies van het regionaal adviesorgaan;

    • b.

      als subsidie wordt aangevraagd door een penvoerder: een overeenkomst waaruit blijkt dat de aanvrager namens het samenwerkingsverband als penvoerder optreedt;

    • c.

      als subsidie wordt aangevraagd voor het in daadwerkelijke samenwerking verrichten van onafhankelijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten gericht op het opdoen van meer kennis en een beter inzicht, verricht door een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als bedoeld in paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder ff, van de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2022/C 414/01 (PbEU 2022, C 414): een overeenkomst waaruit de samenwerking blijkt;

    • d.

      als subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten waarbij sprake is van maatwerk als genoemd in artikel 9.8.10, vijfde lid: een staatssteunbeoordeling inclusief onderbouwing van de beoogde staatssteunoplossing.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.3, eerste lid, onder c, bevat de aanvraag een planning met de te behalen resultaten per periode inclusief een uitgavenplanning, als het uitvoeren van de activiteiten een tijdvak van meer dan 12 maanden beslaat en de gevraagde subsidie € 125.000 of meer bedraagt.

Artikel 9.8.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Als geen sprake is van staatssteun of wanneer de gekozen staatssteunoplossing dit toestaat, zijn in afwijking van artikel 1.3.4, onderdeel b, kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2025 subsidiabel.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.3.8, vijfde lid, worden de kosten van apparatuur bepaald aan de hand van de werkelijke investeringskosten.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.3.5 geldt voor publiekrechtelijke rechtspersonen dat zij ook gebruik kunnen maken van het uurtarief, zoals vastgelegd in de Handleiding overheidstarieven zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.

Artikel 9.8.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.500.000, tenzij op basis van het communautaire kader een lager percentage van de subsidiabele kosten of lager subsidiebedrag is voorgeschreven.

  • 2.

    De eigen bijdrage in uren wordt berekend aan de hand van artikel 1.3.5 en artikel 9.8.6, derde lid.

Artikel 9.8.8 Verplichtingen

  • 1.

    Onder toepassing van artikel 26, vijfde lid AsG wordt de subsidie verantwoord op grond van artikel 27 AsG.

  • 2.

    Als de subsidieontvanger een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dan wordt de subsidie verantwoord overeenkomstig artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 3.

    De subsidieontvanger dient jaarlijks een voortgangsrapportage in vóór 1 mei van het eerstvolgende kalenderjaar.

  • 4.

    De voortgangsrapportage en de verantwoording worden gebruikt om de voortgang te monitoren van en om verantwoording af te leggen over de Regio Deal Veluwe in Balans overeenkomstig de afspraken die zijn vastgelegd in de Regio Deal Veluwe in Balans.

  • 5.

    Voordat Gedeputeerde Staten toepassing geven aan artikel 1.4.4, tweede lid kan advies worden gevraagd aan het regionaal adviesorgaan.

Artikel 9.8.9 looptijd

De subsidiabele activiteiten zijn uiterlijk 31 december 2029 afgerond.

 

Artikel 9.8.10 Communautair kader

  • 1.

    Subsidie voor consultancyadviesdiensten aan MKB-ondernemingen wordt verleend als is voldaan aan hoofdstuk 1 en artikel 18 van de AGVV.

  • 2.

    Subsidie voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling wordt verleend als is voldaan aan hoofdstuk 1 en artikel 25 van de AGVV.

  • 3.

    Subsidie voor cultuur en instandhouding van het erfgoed wordt verleend als is voldaan aan hoofdstuk 1 en artikel 53 van de AGVV.

  • 4.

    Subsidie voor investeringen in multifunctionele recreatieve infrastructuur wordt verleend als is voldaan aan hoofdstuk 1 en artikel 55 van de AGVV.

  • 5.

    Voor overige activiteiten geldt dat de staatssteunoplossing per aanvraag wordt beoordeeld.

BBBB.

Paragraaf 10.2 vervalt.

 

CCCC.

Artikel 11.2.1 komt te luiden:

 

Artikel 11.2.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

lijst topsport- en internationale wedstrijdsportdisciplines: door NOC*NSF gehanteerde lijst met de wedstrijdsportdisciplines die gedurende een periode van 4 jaar als olympische of paralympische sport zijn aangemerkt;

nationaal topniveau: hoogste nationale competitieniveau voor senioren;

sportbond: overkoepelende organisatie van sportverenigingen die op nationaal niveau representatief is voor een of meer takken van sport en aangesloten is bij een internationale sportbond.

 

DDDD.

Artikel 11.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a wordt na de puntkomma toegevoegd: “of”.

  • 2.

    In onderdeel b vervalt “of”. Onder vervanging van de puntkomma door een punt aan het eind van artikel 11.2.2, onderdeel b, vervalt onderdeel c.

EEEE.

Artikel 11.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef vervalt “of bijbehorend programma van side events”.

  • 2.

    In onderdeel a vervalt “en het programma van side events” en wordt “worden” vervangen door: wordt.

  • 3.

    Onderdeel e komt te luiden:

    • e.

      naast het sportevenement wordt een maatschappelijk programma uitgevoerd dat is ontwikkeld in afstemming met het fonds Maatschappelijk Waarde Topsport Gelderland.

  • 4.

    Onderdelen f, g en h komen te vervallen.

  • 5.

    Onder vervanging van de punt komma door een punt van onderdeel i vervalt onderdeel j.

  • 6.

    Onderdeel i wordt geletterd tot onderdeel f.

FFFF.

Artikel 11.2.4, onderdeel b, komt te luiden:

  • b.

    het sportevenement uitsluitend wedstrijden voor bepaalde leeftijdscategorieën betreft;

GGGG.

 

Artikel 11.2.6 komt te luiden:

 

Artikel 11.2.6 Aanvraag

  • 1.

    Subsidie voor een sportevenement kan vanaf negen maanden voorafgaand aan het sportevenement worden aangevraagd.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag bijgevoegd:

    • a.

      een verklaring van de Gelderse Sport Federatie bijgevoegd waaruit volgt dat een maatschappelijk programma zoals bepaald in artikel 11.2.3 onder e, wordt uitgevoerd.

    • b.

      een verklaring van de sportbond waaruit blijkt of het sportevenement past in zijn evenementenstrategie.

HHHH.

Artikel 11.2.7, derde lid, vervalt.

 

IIII.

Aan artikel 11.2.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    De subsidieontvanger zorgt ervoor dat tijdens het sportevenement voor het publiek zichtbaar is dat de provincie Gelderland bijdraagt aan het evenement.

JJJJ.

Artikel 11.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de begripsomschrijving “olympische sport” komt “in 2021, 2022 of 2024” te vervallen.

  • 2.

    In de begripsomschrijving “paralympische sport” komt “in 2021, 2022 of 2024” te vervallen.

KKKK.

In de titel van paragraaf 11.4 en in de artikelen 11.4.1, 11.4.2, 11.4.3, 11.4.7 en 11.4.8 wordt “sporttalentenprogramma” vervangen door: sporttalentprogramma.

 

LLLL.

Artikel 11.4.3 komt te luiden:

Artikel 11.4.3 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    in het regionaal sporttalentprogramma ten minste vijftien sporttalenten in een olympische sport of vijf sporttalenten in een paralympische sport opgeleid worden om te kunnen deelnemen aan nationale topsportprogramma's;

  • b.

    in het kader van het programma een kwalitatief hoogwaardig en veilig ontwikkelingsplan schriftelijk is uitgewerkt waarin ten minste de volgende elementen zijn opgenomen en beschreven:

    • 1e.

      de doelen en acties om talenten te helpen hun vaardigheden en kennis te ontwikkelen en te verbeteren;

    • 2e.

      een nadere uitwerking van de leerlijnen voor sport generieke thema’s als voeding, prestatiegedrag en anti-doping;

    • 3e.

      afspraken, richtlijnen en waarden die de mentale en fysieke gezondheid van de talenten waarborgen aan de hand van de Gedragscode van het Centrum Veilig Sport Nederland;

    • 4e.

      de sport overstijgende leerlijnen gericht op de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van de sporttalenten, inclusief de relatie met onderwijs en ouders;

    • 5e.

      een verklaring dat het programma wordt uitgevoerd door trainers en coaches die beschikken over het kwalificatieprofiel trainer-coach van de Kwalificatiestructuur Sport van NOC*NSF, waarbij voor olympische sport geldt dat de trainers en coaches minimaal over het kwalificatieprofiel trainer-coach 3 beschikken en waarbij assistentie door kader dat minimaal de opleiding van het kwalificatieprofiel trainer-coach 2 volgt, is toegestaan;

    • 6e.

      een verklaring dat trainers, coaches en begeleiders de Gedragscode van het Centrum Veilig Sport Nederland onderschrijven en daarnaar handelen, onder meer maar niet alleen blijkend uit de overlegging van een VOG door aan te stellen kader, door toepassing van regels die garanderen dat het vier-ogen principe wordt toegepast en door de aanstelling van een vertrouwenspersoon voor sporttalenten en actieve communicatie hierover richting sporttalenten;

  • c.

    de aanvrager bij de Stichting Topsport Gelderland positief advies heeft ingewonnen over de kwaliteit van het programma en het ontwikkelingsplan;

  • d.

    voor het programma een stabiel management is gewaarborgd;

  • e.

    de aanvrager aantoonbaar met ten minste vijf sportclubs in Gelderland voor een olympische of twee sportclubs in Gelderland voor een paralympische sport samenwerkt aan het verbeteren van de jeugdopleiding bij deze clubs;

  • f.

    in geval de aanvrager geen sportbond is, de betreffende sportbond heeft of sportbonden hebben verklaard dat het regionaal sporttalentprogramma in het meerjarenopleidingsplan van de bond of de bonden past, of, als de aanvraag een paralympische sport betreft, in hun beleidsplan;

  • g.

    in geval de aanvrager een sportbond is, het regionaal sporttalentprogramma in het meerjarenopleidingsplan van de betreffende sportbond of sportbonden past, of, als de aanvraag een paralympische sport betreft, in hun beleidsplan.

MMMM.

Artikel 11.4.5 komt te luiden:

Artikel 11.4.5 Aanvraag

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende documenten verstrekt:

    • a.

      het ontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 11.4.3, onder b;

    • b.

      het advies van de Stichting Topsport Gelderland als bedoeld in artikel 11.4.3, onder c; en

    • c.

      de verklaring van een sportbond als bedoeld in artikel 11.4.3, onder f.

  • 2.

    Een aanvraag wordt niet eerder dan zes maanden voor aanvang van een regionaal sporttalentprogramma ingediend.

NNNN.

 

Artikel 11.4.7, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd als op het moment van de aanvraag voor sporttalenten in dezelfde sport al twee sporttalentprogramma’s worden gesubsidieerd.

OOOO.

Artikel 13.3.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt “artikel 13.2.2” vervangen door: artikel 13.3.2.

  • 2.

    In het derde lid wordt “artikel 13.2.2” vervangen door: artikel 13.3.2 en “artikel 13.2.4” door: artikel 13.3.4.

  • 3.

    In het vierde lid wordt “artikel 13.2.2” telkens vervangen door: artikel 13.3.2.

PPPP.

Artikel 13.3.5 komt te luiden:

Artikel 13.3.5 Aanvraag

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een schriftelijke onderbouwing verstrekt volgens het door de provincie beschikbaar gestelde formatprojectplan, waaruit blijkt hoe aan de criteria, genoemd in artikel 13.3.3, wordt voldaan.

  • 2.

    De aanvraag kan worden ingediend van 9:00 uur op 2 januari 2025 tot 23:59 uur op 30 september 2025.

QQQQ.

Artikel 13.3.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste, tweede en derde lid wordt “artikel 13.2.2” vervangen door: artikel 13.3.2.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “€ € 46.000” vervangen door: € 46.000.

RRRR.

In artikel 13.3.7, onderdeel b, wordt “artikel 13.2.4” vervangen door: artikel 13.3.4.

Artikel II  

De toelichting op de RSG wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In de toelichting op de RSG komt de tweede alinea onder het kopje Staatssteun te luiden:

 

Dit is het geval bij de paragrafen 2.2 (voor wat betreft 2.2.1 onderdeel a, b (als steun aan gemeenten), c en d), 2.5, 2.9, 2.12, 2.13 (als steun aan particulieren), 2.14, 2.15.3, 2.15.5, 2.15.7, 2.20, 2.22, 3.4, 4.8, 4.13, 5.4, 5.5, 5.7, 6.2, 6.4, 7.4, 8.5, 8.6, 8.7, 9.4, 9.6 (voor wat betreft artikel 9.6.3, onderdeel b, sub i tot en met vii), 9.7 (voor wat betreft artikel 9.7.2, onderdeel a), 10.3, 10.5, 11.3, 11.4 en 12.2.

 

B.

In de toelichting op de RSG komt de derde alinea onder het kopje Staatssteun te luiden:

 

De activiteiten die plaatsvinden ter uitvoering van een wettelijke taak door overheden of door aan de overheid gelieerde instanties zijn aan te merken als overheidstaken en hebben daarom geen economisch karakter. Gelet hierop vallen deze subsidies buiten de werking van het staatssteunrecht. Dit betreft paragrafen 3.2 en 3.3.

 

C.

In de toelichting op de RSG komt de vijfde alinea onder het kopje Staatssteun te luiden:

 

In het bijzonder bij subsidieverstrekking aan gemeenten kan de situatie zich voordoen dat de subsidieverstrekking op zichzelf geen staatssteun oplevert, maar dat de subsidie wordt gebruikt voor het ondersteunen van activiteiten van derden. In die gevallen zal de gemeente de verhouding met genoemde derden zo moeten vormgeven dat de staatssteunregels niet worden overtreden. Dit is het geval bij paragraaf 8.6 (wat betreft de buurtklusbedrijven).

 

D.

In de toelichting op de RSG komt de zesde alinea onder het kopje Staatssteun te luiden:

 

Voor bepaalde activiteiten heeft de Europese Commissie specifieke vrijstellings- en de-minimisverordeningen vastgesteld. Het gaat daarbij vooral om de AGVV, de LVV en de Landbouw de-minimisverordening. Daar waar een van deze verordeningen van toepassing is, wordt niet getoetst aan de De-minimisverordening. Dit betreft de paragrafen 2.2 (voor wat betreft artikel 2.2.1, onderdeel b (als de onderneming actief is in primaire landbouwproductie) en e), 2.4, 2.6, 2.7 (voor wat betreft artikel 2.7.1, onderdeel e), 2.10, 2.11, 2.13 (als onderneming actief is in primaire landbouwproductie), 2.15.2, onderdeel b voor zover uitgevoerd op landbouwgronden en onderdeel c, 2.15.4, 2.16, 2.17, 2.18, 2.19, 2.21, 2.25, 2.27, 2.28, 5.3 (voor wat betreft artikel 5.3.1, onderdelen a tot en met d), 5.6, 5.8, 7.2a, 7.5 (voor wat betreft artikel 7.5.1, onderdelen a, b, c en e), 8.3, 8.8, 9.3 en 9.6 (voor wat betreft artikel 9.6.3, onderdeel b, sub x en xi).

 

E.

Na de toelichting op paragraaf 2.9 wordt een toelichting op paragraaf 2.10 ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 2.10 Innovatie Agrifood

 

In deze regeling is aangesloten bij de kaders die Europa stelt aan staatssteun voor de land- en tuinbouwsector via de Landbouwvrijstellingsverordening (LVV). De regeling oogt mogelijk daardoor niet op alle onderdelen eenvoudig. Echter op deze wijze wordt aan de voorkant getoetst of een subsidie op basis van deze regeling geoorloofde staatssteun is. Voor alle subsidiabele activiteiten geldt dat ze ook moeten voldoen aan hoofdstuk I van de LVV. Verder gaat het om de artikelen 14, 20, 21 en 24 van de LVV. Deze regeling is opgesteld binnen deze kaders. De eisen van de artikelen 14, 20, 21 en 24 van de LVV zijn zoveel mogelijk en in dezelfde bewoording in deze regeling overgenomen om op voorhand voor de aanvrager duidelijk te maken wat subsidiabel is en wat niet.

 

Artikel 2.10.3 Criteria

Uit onderdeel a volgt dat het project een bijdrage moet leveren aan de verduurzaming van de fysieke leefomgeving. Daarbij gaat het om het terugdringen van emissies van milieubelastende stoffen, de inzet op klimaatmitigatie, klimaatadaptatie, biodiversiteit, duurzame energie, kringloopsluiting, het zuinig gebruiken van eindige grondstoffen, de verbetering van de bodem-, water- en luchtkwaliteit en de beheersing van de waterkwantiteit (beschikbaarheid en berging). Ook kan bij dit thema gedacht worden aan de verbetering van het dierenwelzijn, diergezondheid en het verminderen van risico’s voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier.

Uit evaluatie van de regeling is gebleken dat verduurzaming te veel gemist wordt in de uitwerking. Daarom is dit geen optioneel onderdeel meer van het project, maar een verplicht onderdeel.

 

Onderdeel b bepaalt dat het project een bijdrage dient te leveren aan ten minste een van de in de subonderdelen genoemde thema’s. Deze thema’s gaan over innovatiesporen zoals genoemd in de kadernota AgriFood.

Subonderdeel 1 betreft het innovatiespoor “waardecreatie”. Het gaat hierbij om het tot waarde brengen van producten en diensten van het agrarische bedrijf door nieuwe verdienmodellen of vernieuwende marktconcepten. Hierbij kan gedacht worden aan nieuwe inkomstenbronnen, betere benutting van productiemiddelen, slimmere agrifoodketens of het op onderscheidende wijze (bijvoorbeeld gelet op de kwaliteit of exclusiviteit) op de markt brengen van (streek)producten.

Subonderdeel 2 richt zich op de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector en aantrekkelijk landbouwondernemerschap. Bij de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector gaat het om het leveren van een bijdrage aan het verkleinen van de kloof tussen boer en burger, waardoor er meer wederzijds begrip ontstaat. Van het creëren van aantrekkelijk landbouwondernemerschap is sprake als wordt ingezet op activiteiten die het voor ondernemers aantrekkelijker maken om landbouwactiviteiten uit te voeren. Gedacht kan worden aan activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden of het imago van de landbouwsector.

 

Uit onderdeel c volgt dat het project een innovatief karakter moet hebben. Een project heeft een innovatief karakter als kennis en technologie worden samengebracht om marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke processen te benutten. Daarbij geldt dat het innovatieve karakter zowel technisch als sociaal van aard kan zijn. Gedacht kan worden aan vernieuwende organisaties, samenwerkingsvormen, verdienmodellen en marktconcepten.

 

Onderdelen d en e betreffen de slagingskans van het project. Uit de onderbouwing bij de aanvraag zal moeten blijken dat het reëel is dat het projectresultaat kan worden behaald. Hierbij is onder meer het draagvlak binnen de landbouwsector en de betrokkenheid van ondernemers van belang en dat een potentiële grootschalige toepassing mogelijk is.

 

Artikel 2.10.4 Subsidiabele kosten

In dit artikel is aangegeven welke kosten van de verschillende activiteiten in een project subsidiabel zijn. Bij de formulering van de mogelijk te subsidiëren kostenposten is aansluiting gezocht bij de artikelen 14, 20, 21 en 24 van de LVV.

Onder de algemene kosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, vallen gelet op artikel 14, zesde lid, onder c, van de LVV onder andere kosten voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en kosten voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies.

Bij het tweede lid is artikel 20, tweede, zevende en achtste lid van de LVV van belang met het oog op steun die mogelijk is voor bepaalde kwaliteitsregelingen en dat steun niet wordt toegekend in de vorm van rechtstreekse betalingen aan de begunstigden en dat eventuele steun wordt betaald aan de voor de controlemaatregelen verantwoordelijke instantie, de aanbieder van onderzoeksdiensten of de adviesverstrekker.

 

Artikel 2.10.6 Aanvrager

Een kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage 1 van de LVV is een MKB-onderneming. Artikel 1 van die bijlage bepaalt dat als onderneming wordt beschouwd: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd eenheden die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen.

 

Naast subsidieverlening aan MKB-ondernemingen kan subsidie ook worden verleend aan samenwerkingsverbanden van MKB-ondernemingen. In dat geval dient een penvoerder aangewezen te worden. De penvoerder is degene die de aanvraag doet en zorgdraagt voor de overige correspondentie en inhoudelijke en financiële verantwoording.

In het vierde lid, onderdeel a, wordt de landbouwsector genoemd. Daarmee is een breder bereik beoogd dan de landbouw zelf, omdat het ook om ondernemingen kan gaan die bij verwerking of toelevering van de landbouw betrokken zijn.

 

Artikel 2.10.9 Verplichtingen

Eerste lid, onderdeel b

Aan deze verplichting kan bijvoorbeeld worden voldaan door het houden van een open dag of het organiseren van een bijeenkomst.

 

Eerste lid, onderdeel c

Aan deze verplichting kan bijvoorbeeld worden voldaan door publicatie op een website of in een vakblad, het houden van een open dag of het organiseren van een bijeenkomst.

 

Op grond van artikel 2.10.7 moet met de aanvraag een beschrijving worden meegestuurd hoe de aanvrager invulling geeft aan deze verplichtingen. Dit geldt eveneens voor de verplichting uit onderdeel a dat de activiteiten binnen twee jaar na startdatum zijn afgerond.

 

Artikel 2.10.11 Vaststelling

Op grond van artikel 7 van de LVV worden in aanmerking komende kosten gestaafd met bewijsstukken die duidelijk, specifiek en actueel zijn. Daarom bevat dit artikel de verplichting om facturen en betaalbewijzen mee te sturen bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Als een subsidieontvanger naast kosten derden ook eigen uren opvoert, overlegt hij een urenadministratie voor deze uren.

 

F.

De tekst van de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.13.4, eerste lid onder b, komt te luiden:

Een pensionstalhouder is een houder of exploitant van een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden of andere kwetsbare hoefdieren van derden. Hieronder wordt in elk geval verstaan de verhuur van stalling met accommodatie of weiland en het verzorgen van dieren.

 

G.

De toelichting op paragraaf 2.17 van de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het onderdeel Algemeen wordt de zinsnede “omdat ze op bijlage 1 van de Rav voorkomen” vervangen door: omdat ze in bijlage V bij de Omgevingsregeling voorkomen.

  • 2.

    In onderdeel g, behorend bij de toelichting op artikel 2.17a.2, wordt de zinsnede “zijn om die reden minimaal te verwachten reductiepercentages voor stikstofemissie opgenomen” vervangen door: is om die reden opgenomen wat de minimaal te verwachten reductie van stikstofemissie bedraagt.

H.

De toelichting op paragraaf 2.21 komt te luiden:

 

Paragraaf 2.21 Circulaire mestbewerking

 

Algemeen

De paragraaf beoogt een integrale aanpak van de mestketen van stal tot gewas. Er wordt ingezet op circulaire mestbewerking met als doel de in mest aanwezige grondstoffen zo optimaal mogelijk in te kunnen zetten voor hergebruik in een gesloten kringloop en te voorkomen dat deze herbruikbare bestanddelen verloren gaan naar het milieu. Bij mestbewerking gaat het om het behandelen van dierlijke mest zonder het product noemenswaardig te veranderen, bijvoorbeeld door het mechanisch scheiden van mest in een dunne en een dikke fractie, of door technieken waarbij mineralen in geconcentreerde vorm uit mest of digestaat worden gescheiden.

 

Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit

Een mestscheidingsinstallatie kan nodig zijn om stikstof via stikstofkraken terug te winnen uit de mest of uit digestaat afkomstig van uit een installatie voor monomestvergisting. Een stikstofkraker slaat stikstof in geconcentreerde vorm op als ammoniumzout bijvoorbeeld in de vorm van ammoniumsulfaat of ammoniumnitraat, zodat deze als kunstmestvervanger (RENURE) kunnen worden ingezet. RENURE is de afkorting van Renewable Nitrogen from Manure.

 

Artikel 2.21.3 Criteria

Subsidie wordt verstrekt ten behoeve van een stikstofkraker eventueel in combinatie met een mestscheider. Dat draagt op zichzelf al bij aan circulariteit in het benutten van mest. In het eerste lid, onder c, staat de eis dat de aanvrager beschikt over een installatie voor monomestvergisting of over een emissiearme stal. Hierdoor wordt gestimuleerd dat veehouderijen daarnaast ook via een emissiearm stalsysteem en/of een monomestvergistingsinstallatie bijdragen aan circulariteit. Dit betekent dat een veehouderij met een traditioneel stalsysteem zonder mestvergisting niet in aanmerking komt. Het beschikbare budget wordt uitsluitend ingezet op bedrijven die op meerdere facetten bijdragen aan circulariteit dan alleen het plaatsen van een stikstofkraker.

 

Artikel 2.21.6 Aanvrager

De groep van aanvragers is beperkt tot veehouderijen omdat alleen daar dierlijke mest vrijkomt.

 

Artikel 2.21.7 Aanvraag

De aanvrager dient aan te tonen dat hij voldoet aan de eis dat hij beschikt over een installatie voor monomestvergisting of over een emissiearme stal. Daarom bepaalt het tweede lid dat de aanvrager:

  • -

    onderdeel a: stukken verstrekt waaruit blijkt dat hij beschikt over een installatie voor monomestvergisting, dan wel:

  • -

    onderdeel b: een omgevingsvergunning of maatwerkbesluit (op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving) verstrekt waaruit blijkt dat hij beschikt over een emissiearme stal die voldoet aan de eisen die artikel 2.21.3, tweede lid, onder a of b, daaraan stelt.

Het gaat erom dat de stal, kort gezegd, minder kilogram ammoniak per dierplaats per jaar uitstoot dan opgenomen in de relevante categorie ‘Overige huisvestingssystemen’ in bijlage V van de Omgevingsregeling (stalsysteem), of dan geldt voor de relevante categorie dierenverblijven (proefstalstatus). Bij een proefstal stelt het bevoegd gezag in de omgevingsvergunning zelf de emissiefactoren van de proefstal vast. Het bevoegd gezag wijkt daarmee af van de emissiefactoren die standaard worden gebruikt in bijlage V van de Omgevingsregeling.

 

Artikel 2.21.8 Hoogte van de subsidie

De staatssteunregels, in dit geval artikel 14 van de Landbouwvrijstellingsverordening, bieden de mogelijkheid tot maximaal 80% steun te verstrekken als de activiteit is gericht op een van de doelstellingen van artikel 2.21.3, eerste lid, onder a. Het in deze regeling bepaalde subsidiepercentage van 60% is dus lager dan maximaal is toegestaan. De reden daarvoor is dat er voor veel veehouders gunstige vooruitzichten zijn om via deze investeringen op de korte of middellange termijn te kunnen besparen op bijvoorbeeld de inzet van kunstmest of het verminderen van transportbewegingen.

 

I.

 

Het algemene deel van de toelichting op paragraaf 2.29 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de tweede alinea wordt “SPUK Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging” vervangen door: SPUK Regeling provinciale gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties.

  • 2.

    In de tweede alinea wordt na “Op grond van deze provinciale regeling” ingevoegd: , die binnen de kaders van de SPUK Regeling provinciale gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties is opgesteld,.

  • 3.

    In de derde alinea wordt na “aan een drempelwaarde” ingevoegd: voor emissiereductie.

J.

De artikelsgewijze toelichting op paragraaf 2.29 komt te luiden:

 

Artikel 2.29.1 Begripsomschrijvingen

 

Productiecapaciteit

De met de onroerende zaken verbonden bestanddelen die niet kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een of meer bestanddelen (‘aard- en nagelvast verbonden’), zijn te beschouwen als onderdelen van de onroerende zaak. Hierbij kun je denken aan de dierenverblijven, silo's, schuren en bergingen, werkruimtes en vaste opslagen voor onder andere voer en mest.

 

Artikel 2.29.3 Vooroverleg

Het doel van het vooroverleg is een beeld te krijgen van de omvang van de aanvraag. Op grond van het vooroverleg laat Gedeputeerde Staten een taxatie uitvoeren.

 

Artikel 2.29.4 Criteria

Onder b

Het feit dat een veehouderijlocatie een bepaalde stikstofemissie heeft die ligt op of boven de drempelwaarde betekent dat de veehouder in aanmerking kan komen voor deze subsidie. Voorwaarde is dat de gehele of gedeeltelijke sluiting een emissiereductie oplevert van tenminste de hoogte van de drempelwaarde.

 

Artikel 2.29.5 Bepaling stikstofemissie

 

Derde lid

Dit lid maakt het mogelijk rekening te houden met bijzondere omstandigheden in de bedrijfsvoering twee jaren voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, zoals een lager gemiddeld aantal vanwege een dierziektenuitbraak.

 

Artikel 2.29.6 Aanvrager

Subsidieaanvragen op grond van deze regeling worden gedaan door degene of degenen die bevoegd zijn namens de veehouderijonderneming te handelen.

 

In de praktijk komt het voor dat een veehouder voor zijn bedrijf een stal gebruikt die eigendom is van een ander. Die eigenaar drijft dan niet de veehouderijonderneming en kan geen aanvraag doen op grond van deze regeling.

 

Artikel 2.29.8 Subsidiabele kosten

Veehouders zonder productierechten, komen niet in aanmerking voor vergoeding van de kosten in het eerste lid, onder a.

 

Artikel 2.29.10 Hoogte van de subsidie

Vijfde lid

Deze peildatum is opgenomen zodat de waarde van het productierecht en/of de productiecapaciteit wordt gewaardeerd op de meest actuele marktwaarde.

 

Artikel 2.29.11 Weigeringsgronden

Onder a

Aanvragers van de LBV(+) regeling kunnen in principe geen gebruik maken van deze regeling, tenzij deelnemer tijdens het vooroverleg aannemelijk kan maken dat de deelname aan deze regeling zodanig (financiële) voordelen oplevert ten opzichte van de LBV(+) waardoor deelname aan de MGB-regeling van meerwaarde is.

Om daadwerkelijk een aanvraag in te kunnen dienen, moet de aanvraag voor de LBV(+) regeling eerst zijn ingetrokken.

 

Onder c

Productiecapaciteit die op het moment van aanvraag minder dan vijf jaar in gebruik is geweest komt niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Onder e

De activiteiten moeten bijdragen aan de volgende doelstellingen: stikstof, water, klimaat of natuur.

 

Onder g

Het moet gaan om ondernemingen die behoren tot de categorie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen. Hier is sprake van als er minder dan 250 personen werkzaam zijn en als de jaaromzet ervan 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

 

Onder h

Met Unienormen wordt hier bedoeld: norm van de Unie als bedoeld in randnummer 33, onder 64, van het landbouwsteunkader.

 

Artikel 2.29.12 Verplichtingen volledige sluiting veehouderijlocatie

Derde lid

Voor de berekening van de omvang van het minimaal door te halen productierecht wordt het referentiejaar gebruikt. Het te vervallen varkens- of pluimveerecht bedraagt minimaal 80% van dat varkens- of pluimveerecht. Het te vervallen fosfaatrecht bedraagt minimaal 95% van dat fosfaatrecht.

 

Zevende lid

Het Rijk heeft in het kader van de SPUK Regeling provinciale gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties een modelovereenkomst hiervoor opgesteld.

 

Tiende lid

Alle niet voor de nieuwe economische activiteit benodigde delen van de bouwwerken dienen gesloopt en verwijderd te worden. Als de ontheffing ziet op (een deel van) een dierenverblijf, ontslaat dit de veehouder niet van de verplichting om in een voorkomend geval een bezinklaag uit de mestkelder te laten verwijderen.

Als ontheffing op het sloopvereiste wordt verleend, wordt de te verstrekken bijdrage voor het waardeverlies van de productiecapaciteit hierop aangepast: de oppervlakte van de stallen die hergebruikt gaan worden wordt niet meegenomen in de berekening van de bijdrage voor het waardeverlies.

 

Artikel 2.29.13 Verplichtingen gedeeltelijke sluiting veehouderijlocatie

Zevende lid

Het Rijk heeft in het kader van de SPUK Regeling provinciale gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties een modelovereenkomst hiervoor opgesteld.

 

K.

Na de toelichting op paragraaf 2.29 wordt een toelichting op paragraaf 2.30 ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 2.30 Alternatieve verblijfplaatsen vleermuizen

Algemeen

Om te kunnen isoleren en tegelijkertijd de natuur te beschermen hebben in mei 2024 onder andere het rijk en provincie afspraken gemaakt over de landelijke aanpak Natuurvriendelijk Isoleren (NVI). Deze werkwijze is voor de korte termijn en loopt vooruit op Soortenmanagementplannen. Onderdeel van de landelijke aanpak Natuurvriendelijke Isoleren is de verplichting voor gemeenten om alternatieve verblijfplaatsen voor vleermuizen te realiseren. Aan de provincies zijn middelen ter beschikking gesteld om gemeenten te ondersteunen bij deze opgave. Provincies stellen de middelen vervolgens beschikbaar aan de gemeenten.

 

2.30.2 Criteria

Voor het compensatieplan is door de Provincie een format ontwikkeld. Dit format is te vinden via Natuurvriendelijk isoleren voor gemeenten (gelderland.nl). Het gebruik van dit format is verplicht voor goedkeuring van het compensatieplan.

 

2.30.4 Aanvraag

Het compensatieplan moet voor het indienen van de aanvraag al door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd.

 

L.

Na de toelichting op paragraaf 4.2 wordt een toelichting op paragraaf 4.9 ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 4.9 Bereikbare bushaltes

 

Artikel 4.9.2

Derde lid: Voorbeelden van het realiseren of verbeteren van een oversteekvoorziening voor fietsers en voetgangers zijn de realisatie van een middengeleider, drempelplateau of het verbeteren van een verkeerslichtenregeling voor fietsers en voetgangers.

 

M.

In de artikelsgewijze toelichting vervalt de toelichting op paragraaf 6.6.

 

N.

In de algemene toelichting op paragraaf 8.3 komt de eerste alinea te luiden:

 

Deze regeling stelt duurzame energiebedrijven in staat grootschalige energieprojecten te ontwikkelen. Zij voorziet in subsidie voor de kosten van de ruimtelijke voorbereiding van een windinstallatie, waterenergie-installatie, zonne-installatie of installatie op basis van andere bewezen technologieën waarmee duurzame energie kan worden opgewekt, de technische voorbereiding daarvan en de kosten van projectleiding, marketing en communicatie.

 

O.

De eerste volzin van de tweede alinea van de toelichting op artikel 8.3.1 komt te luiden:

 

De begripsomschrijvingen van windinstallatie en zonne-installatie zijn in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

 

P.

De toelichting op artikel 8.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de toelichting wordt telkens “het zonnepark” vervangen door: de zonne-installatie en “het windpark” door: de windinstallatie.

  • 2.

    In de toelichting wordt “een windpark” vervangen door: een windinstallatie.

  • 3.

    Na de eerste alinea wordt een tweede alinea toegevoegd, luidende:

    Opwek van energie uit biogas of groengas wordt in het kader van deze regeling niet aangemerkt als duurzame energie.

Q.

De toelichting op artikel 8.3.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De eerste alinea komt te luiden:

    De ontwikkeling van een installatie maakt alleen kans van slagen als er sprake is van een gedegen voorbereiding. Er wordt dan ook niet alleen verwacht dat de aanvrager op het moment van de aanvraag aannemelijk kan maken dat de installatie ruimtelijk en financieel kan worden gerealiseerd. Maar ook dat aanvrager qua kennis en organisatie in staat is om een complex project te realiseren.

  • 2.

    Er worden twee alinea’s toegevoegd, luidende:

     

    In artikel 8.3.3, eerste lid, onderdeel a, staat dat de installatie niet in strijd mag zijn met het provinciale omgevingsbeleid. Denk hierbij specifiek aan de windladder en de RES’en 1.0.

     

    In artikel 8.3.3, eerste lid, onderdeel e, staat dat de aanvrager informatie moet verstrekken waaruit blijkt dat het bevoegd bestuursorgaan wil meewerken aan de realisatie van de activiteit. Het is niet noodzakelijk dat deze informatie aantoont dat de besluitvormingsprocedure bij het bevoegde bestuursorgaan over de installatie al geheel is doorlopen.

R.

De toelichting op artikel 8.3.4 komt te luiden:

 

De praktijk wijst uit dat particulier (lokaal) eigenaarschap van windinstallaties, zonne-installaties en waterenergie-installaties draagvlak verhogend werken. Het oogmerk van de regeling is dan ook om initiatieven van particulieren te ondersteunen. Het zal vaak voorkomen dat ook bestaande ondernemingen (investeerders, ontwikkelaars of exploitanten) deelnemen aan een project. Om de particuliere inbreng niet te laten verwateren, is in onderdeel b bepaald dat een onderneming die subsidie aanvraagt voor ten minste 50% in eigendom is van een duurzaam energiebedrijf.

 

S.

In de toelichting op artikel 8.3.5 wordt “een windpark, waterenergie-installatie of een zonnepark” vervangen door: een installatie.

 

T.

De toelichting op artikel 8.3.6 komt te luiden:

 

Artikel 8.3.6

Eerste lid

Als voor elke fase afzonderlijke aanvragen worden ingediend, dan moet het plafond uit artikel 22, derde lid, onderdeel c AGVV in acht worden genomen.

 

Tweede lid

In artikel 8.3.3, eerste lid, onderdeel e staat dat de aanvrager informatie moet verstrekken waaruit blijkt dat het bevoegd bestuursorgaan van het windpark, de waterenergie-installatie of het zonnepark wil meewerken aan de realisatie ervan. Het is niet noodzakelijk dat deze informatie aantoont dat de besluitvormingsprocedure bij het bevoegde bestuursorgaan over het windpark of zonnepark al geheel is doorlopen.

 

U.

In de toelichting op artikel 8.3.8 wordt een alinea toegevoegd, luidende:

De subsidieverstrekkingen die worden gedaan op grond van deze paragraaf kwalificeren als subsidies in de zin van artikel 22, derde lid, onderdeel c van de AGVV.

 

V.

De toelichting op paragraaf 8.4 vervalt.

 

W.

Na de toelichting op paragraaf 8.4 wordt een artikelsgewijze toelichting op paragraaf 8.6 ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 8.6 Energieloketten en buurtklusbedrijven 2025-2027

 

Artikel 8.6.1 Begripsomschrijvingen

Een buurtklusbedrijf mag ook in oprichting zijn ten tijde van de aanvraag. De doelgroep van een buurtklusbedrijf is primair de groep huishoudens die door CBS, SCP en TNO wordt gedefinieerd als huishoudens die te maken hebben met energiearmoede. Het is aan de gemeenten om de doelgroep verder af te bakenen.

 

X.

In de artikelsgewijze toelichting vervalt de toelichting op paragraaf 10.2.

Artikel III  

De bijlagen op de RSG worden als volgt gewijzigd:

 

A.

 

De titel van bijlage 4 komt te luiden:

 

Bijlage 4 Uitvoeringsvoorschriften duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden behorende bij artikel 5.3.9, vierde lid en artikel 5.4.7, tweede lid

 

B.

 

Na bijlage 6 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

 

Bijlage 7 De maximale stikstofemissie behorend bij artikel 2.17a.2, eerste lid, onderdeel d, van de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023

Categorie

Specificatie

Minimale reductie van stikstofemissie

(Kg NH3/dierplaats/jaar)

Melkvee

Melk- en kalfkoeien van 2 jaar en ouder

(inclusief kalveren jonger dan 14 dagen)

6.5

Vleeskalveren

Vleeskalveren jonger dan 1 jaar

2.1

Geiten

Geiten

0.85

Varkens

Gespeende biggen minder dan 25 kg

0.414

Kraamzeugen

(inclusief biggen tot spenen)

4.98

Guste en dragende zeugen

(groeps- en individuele huisvesting)

2.52

Dekberen van 7 maanden en ouder

3.3

Vleesvarkens van 25 kg en meer, opfokberen van 25 kg meer en jonger dan 7 maanden, opfokzeugen van 25 kg en meer

1.8

Leghennen en grootouder- en ouderdieren van leghennen

Legkippen van 18 weken en ouder, diercategorie ouderdieren van legkippen van 18 weken en ouder

0.158

Vleeskuikens

Vleeskuikens

0.034

Grootouder- en ouderdieren van vleeskuikens

Ouderdieren van vleeskuikens van 19 weken en ouder

0.348

 

C.

 

Na bijlage 7 (nieuw) wordt een nieuwe bijlage toegevoegd, luidende:

 

Bijlage 8. Maximale subsidiebedragen paragraaf 2.30 Alternatieve verblijfplaatsen vleermuizen

Gemeente

Maximaal subsidiebedrag

Gemeente Aalten

€ 12.000

Gemeente Apeldoorn

€ 30.000

Gemeente Arnhem

€ 19.000

Gemeente Barneveld

€ 18.000

Gemeente Berg en Dal

€ 19.000

Gemeente Berkelland

€ 21.000

Gemeente Beuningen

€ 9.000

Gemeente Bronckhorst

€ 27.000

Gemeente Brummen

€ 10.000

Gemeente Buren

€ 18.000

Gemeente Culemborg

€ 6.000

Gemeente Doesburg

€ 5.000

Gemeente Doetinchem

€ 15.000

Gemeente Druten

€ 10.000

Gemeente Duiven

€ 7.000

Gemeente Ede

€ 26.000

Gemeente Elburg

€ 9.000

Gemeente Epe

€ 15.000

Gemeente Ermelo

€ 10.000

Gemeente Harderwijk

€ 10.000

Gemeente Hattem

€ 8.000

Gemeente Heerde

€ 10.000

Gemeente Heumen

€ 8.000

Gemeente Lingewaard

€ 14.000

Gemeente Lochem

€ 16.000

Gemeente Maasdriel

€ 17.000

Gemeente Montferland

€ 14.000

Gemeente Neder-Betuwe

€ 10.000

Gemeente Nijkerk

€ 10.000

Gemeente Nijmegen

€ 15.000

Gemeente Nunspeet

€ 10.000

Gemeente Oldebroek

€ 10.000

Gemeente Oost Gelre

€ 13.000

Gemeente Oude IJsselstreek

€ 19.000

Gemeente Overbetuwe

€ 19.000

Gemeente Putten

€ 8.000

Gemeente Renkum

€ 13.000

Gemeente Rheden

€ 13.000

Gemeente Rozendaal

€ 4.000

Gemeente Scherpenzeel

€ 5.000

Gemeente Tiel

€ 8.000

Gemeente Voorst

€ 15.000

Gemeente Wageningen

€ 9.000

Gemeente West Betuwe

€ 32.000

Gemeente West Maas en Waal

€ 14.000

Gemeente Westervoort

€ 3.000

Gemeente Wijchen

€ 13.000

Gemeente Winterswijk

€ 9.000

Gemeente Zaltbommel

€ 17.000

Gemeente Zevenaar

€ 17.000

Gemeente Zutphen

€ 10.000

Artikel IV  

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, treden artikel I, onderdelen X tot en met JJ, OOOO, QQQQ en RRRR in werking op 20 november 2024 en artikel II , onderdelen I en J op 20 november 2024.

     

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Henri Lenferink

Commissaris van de Koning

Frederik van Ardenne

Secretaris

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Henri Lenferink - Commissaris van de Koning

Frederik van Ardenne - Secretaris

Naar boven