Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 5 november 2024 tot wijziging van de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant in verband met een aanpassing van paragraaf 2 en het openstellen van paragraaf 6 (Vierde wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het wenselijk is de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant te wijzigen in verband met een technische aanpassing aan paragraaf 2 en het openstellen van paragraaf 6;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant

 

De regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

In artikel 2.2.10, derde lid, wordt “€ 1.420.000” vervangen door “€ 1.538.228”.

 

B.

 

In hoofdstuk 2 komt paragraaf 6 als volgt te luiden:

 

Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

 

Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als het project betrekking heeft op ten minste één van de volgende doelen:

    • a.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • b.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • c.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen.

Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan

Een integraal gebiedsplan als bedoeld in artikel 2.6.1 bestaat uit minimaal één van de volgende maatregelen:

  • a.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.2.2;

  • b.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.3.1;

  • c.

    investeringen als bedoeld in artikel 2.4.1;

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.5.2 dienend aan de doelen van het gebiedsplan; of

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 2.6.3 Aanvrager

Subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, kan worden verstrekt aan de initiatiefnemer van een samenwerkingsverband in oprichting.

 

Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband

Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.6.3 bestaat uit ten minste twee actoren waarvan ten minste één landbouwer.

 

Artikel 2.6.5 Aanvraagvereisten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid:

  • a.

    een korte beschrijving van het beoogde gebied, de uitdagingen waar het gebied voor staat en een visie voor de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem, lucht of biodiversiteit;

  • b.

    een korte beschrijving van de organisatiestructuur van het beoogde samenwerkingsverband waaronder de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partners om tot een integraal gebiedsplan te komen;

  • c.

    een beschrijving welke mogelijke tegenstrijdige effecten die bij de uitvoering van het integrale gebiedsplan zouden kunnen optreden en welke beheermaatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen;

  • d.

    een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken, waaronder het nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115.

Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, geweigerd indien:

  • a.

    de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaand samenwerkingsverband;

  • b.

    voor de activiteiten steun is verleend op grond van titel 5.8 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021; of

  • c.

    de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt.

Artikel 2.6.7 Berekening subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.8 worden berekend op basis van artikel 1.9a.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1.9a, eerste lid, onder b, niet van toepassing.

Artikel 2.6.8 (gereserveerd)

 

Artikel 2.6.9 Subsidiepercentage en subsidiehoogte

De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000.

 

Artikel 2.6.10 Aanvraagtijdvak

Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, worden ingediend van 18 november 2024, 9:00 uur, tot en met 13 januari 2025, 17:00 uur.

 

Artikel 2.6.11 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, voor de periode genoemd in artikel 2.6.9 vast op € 500.000.

 

Artikel 2.6.12 Selectiecriteria

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, in aanmerking komen, worden door een onafhankelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria zoals uitgewerkt in bijlage 6:

    • a.

      mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied;

    • b.

      mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren;

    • c.

      de voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband;

    • d.

      de haalbaarheid van de activiteiten.

  • 2.

    Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.

  • 3.

    De selectiecriteria bedoeld in het eerste lid hebben de volgende wegingsfactor:

    • a.

      mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied: 2

    • b.

      mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren: 2

    • c.

      de voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband: 1

    • d.

      de haalbaarheid van de activiteiten: 1.

Artikel 2.6.13 Verplichting

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken;

    • b.

      het project binnen 8 maanden na de subsidieverlening af te ronden.

  • 2.

    Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten de termijn eenmalig met maximaal zes maanden te verlengen.

  • 3.

    Bij toepassing van het tweede lid leggen Gedeputeerde Staten geen verplichting op een voortgangsverslag als bedoeld in artikel 1.16, eerste lid te overleggen.

Artikel 2.6.14 Bevoorschotting en deelbetaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken ambtshalve een voorschot, als bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116, van 50%,

  • 2.

    Gedeputeerde Staten verstrekken geen deelbetalingen als bedoeld in artikel 1.18.

Artikel 2.6.15 Verantwoording

  • 1.

    Subsidies worden op basis van artikel 1.7, vijfde lid, vastgesteld op basis van artikel 1.20.

  • 2.

    De subsidieontvanger toont aan dat aan de verplichting, genoemd in artikel 1.20, vierde lid, onder b, is voldaan door middel van het overleggen van een gebiedsplan, een uitwerking van het beoogde samenwerkingsverband en een begroting van het beoogde project tot uitvoering van het gebiedsplan.

C.

 

Na bijlage 5, behorende bij de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant, wordt bijlage I behorende bij deze regeling ingevoegd.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

’s-Hertogenbosch, 5 november 2024,

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. G.H.E. Derks MPA

Bijlage I bij de vierde wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant

 

Bijlage 6 behorende bij artikel 2.6.11, eerste lid, van de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant

Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld. De som van de score van alle drie de thema’s dient minimaal 60% te zijn van de maximaal te behalen totaalscore om de aanvraag te kunnen honoreren.

 

1. Mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10)

 

Hierbij wordt gekeken naar de mate waarin de aanvrager een gebiedsplan weet op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied. In dit verband zijn de volgende elementen van belang:

  • 1.

    De aanvraag bevat een goede omschrijving van het beoogde gebied en de uitdagingen in het gebied

  • 2.

    De aanvraag bevat een goede omschrijving hoe de opgave in het gebied verder in kaart kan worden gebracht;

  • 3.

    De aanvraag bevat een goede omschrijving van de visie op de beoogde bijdrage aan tenminste drie doelen op het gebied van klimaat, water, bodem, lucht of biodiversiteit;

  • 4.

    De aanvraag bevat een goede omschrijving hoe de in het derde element bedoelde visie aansluit op het lokaal-regionale beleid zoals bijvoorbeeld de Groenblauwe Gebiedsgerichte Aanpak;

  • 5.

    In de aanvraag wordt aangetoond dat de beoogde gebiedsregisseur voldoende geschikte kennis en achtergrond heeft.

De punten worden als volgt toegekend:

  • 0 punten als de aanvraag geen van genoemde elementen bevat.

  • 1 punt als de aanvraag een van genoemde elementen bevat.

  • 2 punten als de aanvraag twee van genoemde elementen bevat.

  • 3 punten als de aanvraag drie van genoemde elementen bevat.

  • 4 punten als de aanvraag vier van genoemde elementen bevat.

  • 5 punten als de aanvraag alle genoemde elementen bevat.

2. Mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10)

 

Hierbij wordt gekeken naar de mate waarin de aanvrager in staat is het beoogde samenwerkingsverband bij elkaar te brengen. In dit verband zijn de volgende elementen van belang:

  • 1.

    De aanvraag bevat een goede omschrijving hoe de beoogde gebiedsregisseur een potentieel samenwerkingsverband bijeen weet te brengen;

  • 2.

    De aanvraag bevat een goede omschrijving van de wijze waarop draagvlak kan worden gecreëerd in het gebied;

  • 3.

    De aanvraag bevat een goede omschrijving van de verantwoordelijkheden van de beoogde gebiedsregisseur en beoogd penvoerder ten opzichte van de andere beoogde samenwerkingspartners (structuur);

  • 4.

    De aanvraag bevat een goede omschrijving hoe de verschillende belangen in het samenwerkingsverband kunnen worden geborgd en welke communicatielijnen daarin worden gehanteerd;

  • 5.

    In de aanvraag wordt aangetoond dat de beoogde gebiedsregisseur of aanvrager voldoende geschikte kennis en achtergrond heeft.

De punten worden als volgt toegekend:

  • 0 punten als de aanvraag geen van genoemde elementen bevat.

  • 1 punt als de aanvraag een van genoemde elementen bevat.

  • 2 punten als de aanvraag twee van genoemde elementen bevat.

  • 3 punten als de aanvraag drie van genoemde elementen bevat.

  • 4 punten als de aanvraag vier van genoemde elementen bevat.

  • 5 punten als de aanvraag alle genoemde elementen bevat.

3. De voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband (maximaal 5 punten, de weging is 1, totaal te behalen punten is 5)

 

Hierbij wordt gekeken welke partijen in het beoogde samenwerkingsverband voor de uitvoering van het gebiedsplan betrokken zijn. Hoe meer variatie en hoe meer partners, hoe hoger op de kwaliteit van de samenstelling van het samenwerkingsverband gescoord kan worden. Van elke beoogde partner in het samenwerkingsverband moet kernachtig een duidelijke toegevoegde waarde beschreven worden voor de uitvoering van het op te stellen gebiedsplan. Het beoogde samenwerkingsverband wordt bepaald door de betrokkenheid van de volgende partners:

  • 1.

    landbouwers

  • 2.

    overheden,

  • 3.

    agrarische collectieven,

  • 4.

    andere grondeigenaren,

  • 5.

    terrein beherende organisaties,

  • 6.

    ketenpartners

  • 7.

    andere partijen.

De punten worden als volgt toegekend:

  • 0 punten als geen inzicht wordt gegeven over de wijze van organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband rondom het uit te voeren gebiedsplan.

  • 1 punt als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het samenwerkingsverband bestaat enkel uit landbouwers.

  • 2 punten als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat naast een of meer landbouwers ook uit twee verschillende van de hierboven genoemde partners.

  • 3 punten als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat naast een of meer landbouwers ook uit drie verschillende van de hierboven genoemde partners.

  • 4 punten als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat naast een of meer landbouwers ook uit vier verschillende van de hierboven genoemde partners.

  • 5 punten als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat naast een of meer landbouwers ook uit vijf verschillende van de hierboven genoemde partners.

4. De haalbaarheid van de activiteiten (maximaal 5 punten, de weging is 1, totaal te behalen punten is 5)

  • 0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de voorziene activiteiten kunnen worden uitgevoerd.

  • 1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is weinig tot geen vertrouwen dat de voorziene activiteiten kunnen worden uitgevoerd.

  • 2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld juridische uitvoerbaarheid van gewenste activiteiten) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan deze voorwaarden voldaan kan worden.

  • 3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De voorziene activiteiten kunnen realistisch worden uitgevoerd, de risico’s rondom een voorbereiding van het gebiedsplan zijn inzichtelijk gemaakt (bijvoorbeeld technische risico’s in de vorm van onvoorziene extra werkzaamheden, of organisatorische risico’s in de vorm van belangenconflicten), maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt.

  • 4 punten als de haalbaarheid goed is. De voorziene activiteiten kunnen worden uitgevoerd, de risico’s en uitdagingen in de voorbereiding van het gebiedsplan zijn benoemd en beheersbaar gemaakt.

  • 5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De voorziene activiteiten kunnen worden uitgevoerd, ook als gedurende de voorbereiding draagvlak moeizaam te organiseren valt.

tabel selectiecriteria

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a

Mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied

2

0-5

10

b

Mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren

2

0-5

10

c

Voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband

1

0-5

5

d

Haalbaarheid van de activiteiten

1

0-5

5

Maximaal te behalen punten

30

 

Toelichting behorende bij de vierde wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant

Artikel I (Wijziging regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant)

 

Onder B (paragraaf 6)

 

Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

 

Achtergrond

 

Deze interventie dient om in te kunnen spelen op de behoefte aan maatwerk voor de eigen context van gebieden en waar naar verwachting een meerjarige programmatische aanpak meerwaarde biedt. Het uitgangspunt is dat met elkaar samenhangende en afgestemde activiteiten met een actieve rol van een samenwerkingsverband effectiever zijn aan te pakken dan als losstaande projecten. Een programmatische aanpak verlaagt ook de afhankelijkheid van andere projectgerichte GLB-steunmogelijkheden via openstellingen, die vaak maar eens per jaar plaatsvinden en lange doorlooptijden kennen, waardoor tijd- en momentumverlies wordt voorkomen.

 

Een samenwerkingsverband dat een breed gedragen integraal gebiedsplan kan uitvoeren en een integraal gebiedsplan zelf is in veel gebieden niet aanwezig. Daarom wordt ook steun verleend voor de oprichting van een samenwerkingsverband en het opstellen van het integraal gebiedsplan.

 

Door gebruik te maken van een samenwerkingsverband met een mandaat om binnen de kaders van een goedgekeurd gebiedsplan voor meerdere jaren diverse acties te steunen, ontstaat meer inspraak, draagvlak en gebundelde energie voor de uitvoering vanuit het gebied zelf.

 

Elk project zal duidelijk moeten maken hoe het project bijdraagt aan de doelen klimaat, water of biodiversiteit, maar hoe ook het project bijdraagt aan de opgaven zoals nitraat en stikstof. Steun voor voorbereiding van integrale gebiedsontwikkeling, dat wil zeggen voor het opstellen van een integraal gebiedsplan, met een gebiedsorganisatie en draagvlak in het gebied, leidt niet automatisch tot steun voor de uitvoering integrale gebiedsontwikkeling.

 

Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit

 

Bij de uitvoering van een integraal gebiedsplan door een samenwerkingsverband kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:

  • -

    Het organiseren van bijeenkomsten voor kennisdeling en bewustwording voor draagvlak in het gebied ten behoeve van de opgave in het gebied en de te bereiken doelen (klimaat, water, bodem en/of lucht) zoals opgenomen in het plan;

  • -

    De voorbereiding en uitvoering van eventuele ruilverkaveling voor de realisatie van de doelen;

  • -

    De realisatie van specifieke productieve en niet-productieve investeringen die bijdragen aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem en/of lucht, biodiversiteit en landschap zoals opgenomen in het integrale gebiedsplan;

  • -

    Het ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan (als operational group in het EIP);

  • -

    Proces, administratie en verantwoording. Monitoring en evaluatie (en eventuele bijsturing).

Investeringen die in het kader van het gebiedsplan uitgevoerd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld (niet limitatief) investeringen ten behoeve van de bodemverbetering, precisie landbouw, watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen/agroforestry, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers, plasdras sloten.

 

Voorbereiding

Subsidie kan worden aangevraagd voor het oprichten van het nieuwe samenwerkingsverband, het (laten) opstellen van een gebiedsplan en de voorbereiding voor het realiseren van het plan. Dit betekent dat na afloop van de activiteit aangetoond moet worden dat er een samenwerkingsverband is opgericht én een plan is opgesteld. De aanvraag kan worden gedaan door een initiatiefnemer namens het beoogde samenwerkingsverband voor het gebied.

 

Specifieke GLB-doelstellingen

De volgende specifieke GLB-doelstellingen staan centraal in deze paragraaf:

  • a.

    Klimaat (SO4): Lagere broeikasgasemissies en grotere koolstofvastlegging; Lagere ecologische, economische schade en waterkwantiteit (klimaatadaptatie);

  • b.

    Natuurlijke hulpbronnen (SO5): Betere chemische en biologische waterkwaliteit; Landbouwbodems (bodemkwaliteit): naar een sterkere natuurlijke weerbaarheid en waterleverend vermogen van de bodem; Betere luchtkwaliteit (terugdringen emissies van stikstof, geurstoffen en fijnstof);

  • c.

    Biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap (SO6): Meer en herstel biodiversiteit (soorten en habitatten en daarmee ook landschappen) in landbouwgebieden, door middel van verandering in bedrijfsvoering; Landbouw zo ingericht dat ecosysteemdiensten (producerende en regulerende) geleverd kunnen worden; Instandhouding en herstel van (cultuur)landschappen.

Artikel 2.6.2 Integraal gebiedsplan

Een integraal gebiedsplan kan bestaan uit verschillende onderdelen:

  • a.

    Productieve investeringen in landbouwbedrijven voor klimaat, bodem, water, lucht en biodiversiteit (investeringen als bedoeld in artikel 2.2.2);

  • b.

    Inrichtingsmaatregelen op landbouwbedrijven (investeringen als bedoeld in artikel 2.3.1);

  • c.

    Inrichtingsmaatregelen buiten landbouwbedrijven (investeringen als bedoeld in artikel 2.4.1);

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisdeling, bewustwording en draagvlakontwikkeling;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.

Tot de voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling (ook wel kavelruil genoemd) behoren geen investeringen die naar aanleiding van de ruilverkaveling worden gedaan, zoals voor de toegang tot de kavels of kavelpaden. Het gaat bij de voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling om de activiteiten die verricht moeten worden om tot een plan te komen tot en met de kosten voor het passeren van de notariële aktes om de ruilverkaveling te verwerken in de openbare registers.

 

De hierboven onderdelen zijn limitatief, maar niet cumulatief. Het is niet verplicht om alle onderdelen op te nemen in het gebiedsplan.

 

Artikel 2.6.3 Aanvrager

De subsidie voor het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan kan aangevraagd worden door de initiatiefnemer van het integraal gebiedsplan.

 

Initiatiefnemers kunnen zijn:

  • -

    landbouwers,

  • -

    grondeigenaren,

  • -

    grondgebruikers,

  • -

    landbouworganisaties,

  • -

    natuur- en landschapsorganisaties,

  • -

    provincies,

  • -

    waterschappen,

  • -

    gemeenten, en

  • -

    overige natuurlijke- of rechtspersonen

Artikel 2.6.4 Samenwerkingsverband

Aan een samenwerkingsverband moet minimaal één landbouwer deelnemen.

 

Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden

 

onderdeel a

Subsidie voor de voorbereidingsfase (het oprichten van nieuwe samenwerkingsverbanden en het laten opstellen van het gebiedsplan) wordt alleen verleend voor nieuwe samenwerkingsverbanden. Wordt de aanvraag ingediend door een al bestaand samenwerkingsverband dan wordt de subsidie geweigerd.

 

onderdeel b

Subsidie wordt eveneens niet verleend voor activiteiten waarvoor de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur steun heeft verleend op grond van titel 5.8 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021.

 

Artikel 2.6.9 Hoogte subsidie

De totale subsidie voor de voorbereidende activiteiten betreft een bedrag van maximaal € 40.000 euro dat wordt toegekend aan initiatiefnemers die voldoen aan de subsidiecriteria. De subsidie is bedoeld voor alle kosten ten behoeve van het opstellen van het gebiedsplan, het mobiliseren van de partijen uit het gebied en het samenstellen van een samenwerkingsverband dat de uitvoering van het plan in de 2e fase op zich kan nemen. Het gaat dan vooral om kosten voor het organiseren van bijeenkomsten, studies, adviseurs, communicatie, personeelskosten. Uitgesloten zijn kosten voor uitvoering van het plan. De prestatie is een gebiedsplan, een uitwerking van het beoogde samenwerkingsverband en een begroting van het beoogde project.

 

 

Artikel 2.6.12 Selectiecriteria

 

Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis van selectiecriteria.

In bijlage 6 is uitgewerkt hoe het bepalen van de scores op basis van de selectiecriteria plaatsvindt. Hierbij geldt op grond van artikel 1.12, vierde lid, dat een aanvraag niet wordt gehonoreerd als deze minder dan 60% van het totaal aantal te behalen punten behaalt. Uit het tweede en derde volgt dat een aanvraag maximaal 30 punten kan behalen. Voor deze activiteit is de drempel daarmee 18 punten (60% van 30). Een aanvraag die 17 punten of minder behaalt, wordt afgewezen.

 

Artikel 2.6.13 Verplichtingen

 

eerste lid

Aansluiting op het nationale en Europese EIP-netwerk draagt ertoe bij dat samenwerkingsverbanden gedurende het gehele project gebruik kunnen maken van beschikbare kennis en ervaring voor een hogere effectiviteit. Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt effectievere en innovatieve gebiedsplannen in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen.

 

De subsidieontvanger is daarom verplicht om de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.

 

Het Europese EIP-netwerk is een Europees netwerk dat hoort bij de European Innovation Partnerships. De aanvrager kan er informatie vinden over lopende projecten en bijeenkomsten. Daarnaast staat op de website de EIP-AGRI multiplier toolkit voor startende samenwerkingsverbanden. De toolkit heeft hulpmiddelen om de informatie van het samenwerkingsverband makkelijk te delen. Het EIP-AGRI Facility Point werkt als mediator binnen het netwerk. Het Facility Point is voor vragen en ondersteuning bereikbaar via servicepoint@eip-agri.eu.

 

Onder geëigende netwerken worden in ieder geval EIP-AGRI, Groen Kennisnet, Netwerk Platteland en Farmbook, begrepen.

 

Elk project wordt na de subsidieverlening door de RegieOrganisatie GLB (ROGLB) gemeld aan het nationale en Europese EIP-netwerk. Doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt aan het moderniseren van de landbouwsector in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden, zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen. Met Groen Kennisnet, het kennisplatform van de groene sector, is hiervoor door ROGLB een speciale samenwerking aangegaan. Groen Kennisnet neemt hierover contact met de subsidieontvanger op nadat de subsidie is verleend.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. G.H.E. Derks MPA

 

 

 

Naar boven