Provinciaal blad van Overijssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2024, 16236 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2024, 16236 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
Provinciale Staten van Overijssel,
Gezien de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Overijssel van 21 mei 2024 met kenmerk PS24-000377, en van 16 juli 2024 met kenmerk PS24-000439, besluiten:
De wijziging van de Omgevingsverordening Overijssel 2024 vast te stellen, met inachtneming van de aangenomen amendementen,
zoals is aangegeven in Bijlage A.
Dit besluit treedt per 1 november 2024 in werking.
Vanaf dat moment vervallen de voorbereidingsbesluiten Zonneparken en Windenergie 2024. Aanvragen voor nieuwe wind- en zonneparken kunnen vanaf dat moment weer in behandeling genomen worden, waarbij ze getoetst worden aan dit nieuwe beleid.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van 9 oktober 2024.
ir. A.P. Heidema, voorzitter,
drs. A.M.R. Bentschap Knook, plaatsvervangend griffier.
A
Artikel 1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
BRL SIKB als bedoeld in Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) stelt het Rijk algemene regels bij activiteiten in de fysieke leefomgeving. In het Bal staat ook of voor die activiteiten een melding of omgevingsvergunning nodig is. Daarnaast regelt het Bal wie het bevoegd gezag is. Het Bal geldt voor alle partijen die actief zijn in de fysieke leefomgeving burgers, bedrijven en overheid.
nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte
Gedeputeerde Staten van Overijssel
dat deel van de fysieke leefomgeving waarvan de gronden niet vallen binnen bestaand bebouwd gebied
contouren ter aanduiding van de beperkingengebieden in verband met de geluidsbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer, bedoeld in artikel 9 van het Besluit burgerluchthavens
NEN 3650 ‘Eisen voor buisleidingsystemen’, uitgave januari 2020
NEN 3655 ‘Veiligheidsbeheersysteem (VBS) voor buisleidingsystemen voor het transport van gevaarlijke stoffen – Functionele eisen’, uitgave januari 2020
gebouw als bedoeld in Bijlage VI, onderdeel E van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zoals dat luidde op de datum van inwerkingtreding van deze verordening
gebieden waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevaren die in de omgeving kunnen optreden.
verwijzing naar een toeristisch object, verzorgingsplaats of toeristisch overstappunt, informatiepanelen, activiteitenborden, speciale aanduidingen, tijdelijke bewegwijzering en gedenktekens
achtergrondwaarden als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
bord van een gemeente met informatie over actuele activiteiten binnen die gemeente
onderzoek naar de behoefte aan nieuw bedrijventerrein zoals dat onderbouwd kan worden vanuit de regionale behoefte bedrijventerreinen, markt- en vastgoedanalyses en andere relevante gegevens
onderzoek naar de behoefte aan nieuwe woningen zoals dat onderbouwd kan worden vanuit de regionale behoefte woningbouw, markt- en vastgoedanalyses en andere relevante gegevens
bestuurlijke afspraken tussen de provincie Overijssel en gemeenten over onder meer het ambitieniveau voor de economische ontwikkeling van de regio, profilering van bedrijventerreinen, het toekomstbestendig maken en houden van de bestaande voorraad, (her)programmering van het aanbod aan bedrijventerreinen en de bijbehorende programmeringsdocumenten, zoals voor een aangegeven periode zijn gemaakt
anorganische meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
landelijk netwerk van doorgaande vaarwegen dat de vaargebieden in alle provincies met elkaar verbindt voor de watersport
uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten en daarmee samenhangende functies
door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren en/of exploiteren
uitweg ter ontsluiting van een perceel dat bij of krachtens de Omgevingswet een bedrijfsmatige functie en daarmee samenhangende functies heeft
woning in of bij een gebouw of op een terrein waar een bedrijf wordt uitgeoefend, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van het bedrijf kennelijk gewenst is
begraafplaatsen en terreinen die bestemd zijn om permanent as op te verstrooien als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging alsmede dierenbegraafplaatsen
wegwijzer op of nabij het punt waar de weggebruiker op de verkregen informatie van de bewegwijzering zal reageren door al dan niet van richting veranderen
de gronden binnen steden en dorpen die benut worden voor stedelijke functies op grond van een geldend omgevingsplan en op grond van een (voor)ontwerp voor zover de provincie daarover een positief advies heeft uitgebracht in het kader van het vooroverleg
het geheel van bestaande zandwinlocaties
locaties in de Groene Omgeving waar woningen, bedrijven en voorzieningen aanwezig zijn of gerealiseerd kunnen worden op grond van het geldende omgevingsplan of op grond van een (voor)ontwerp voor zover de provincie daarover een positief advies heeft uitgebracht in het kader van het vooroverleg
functies die gerealiseerd kunnen worden op grond van het geldende omgevingsplan of op grond van een (voor)ontwerp voor zover de provincie daarover een positief advies heeft uitgebracht in het kader van het vooroverleg
natuurwaarden die feitelijk aanwezig zijn in een gebied
bij deze verordening behorende bijlage
biociden als bedoeld in Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming
een activiteit waarbij direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd, waaronder begrepen een bodemenergiesysteem als bedoeld in Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving en een mijnbouwwerk ten behoeve van het opsporen en winnen van aardwarmte als bedoeld in artikel 1, onder n, onderdeel 1, van de Mijnbouwwet
contractuele afspraak waarin is vastgelegd dat de ene partij aan de andere partij een boete verschuldigd is als zich een bepaalde situatie voordoet. De boete kan bestaan uit een geldbedrag of een prestatie
bouwstof als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
buisleiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van olie(producten), chemicaliën en gas, met uitzondering van een buisleiding voor het transport van aardgas, alsmede een buisleiding voor het transport van elektriciteit die wordt gekoeld met olie of chemicaliën
winkelgebieden waar detailhandelsvestigingen geconcentreerd zijn, niet zijnde kernwinkelgebieden, die vooral gericht zijn op het voorzien in de dagelijkse behoeften
bijlage van de Omgevingsvisie Overijssel waarin een beschrijving is opgenomen van alle gebiedstypen in Overijssel, waarbij is vastgelegd welke kwaliteiten en kenmerken van elke gebiedstype behouden, versterkt en ontwikkeld moeten vanuit de benadering van de natuurlijke laag, de laag van de agrarische cultuurlandschappen, de stedelijke laag en de laag van de beleving
plan waarin de maatregelen worden vastgelegd die noodzakelijk zijn om de impact van ontwikkelingen binnen het Natuurnetwerk Nederland te compenseren en te mitigeren
compost als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit meststoffenwet.
gebouwen met inbegrip van de verharde uitloop voor het houden van landbouwhuisdieren of een ander bouwwerk voor het houden van dieren
dierlijke meststoffen als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Meststoffenwet
drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Drinkwaterwet of een ander bedrijf dat uitsluitend of mede bestemd is voor het onttrekken van grondwater voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en in wiens belang het betreffende gebied wordt beschermd
duurzame ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien
Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) is een onderzoeksbureau voor toegepaste economische analyse.
Zowel in opdracht als op eigen initiatief verricht het EIB onderzoek voor marktpartijen en overheid. Op onafhankelijke en wetenschappelijke wijze beantwoordt het EIB economische en sociale vraagstukken over de bouw en gebouwde omgeving.
lokale weg met een verblijfsfunctie, die primair bedoeld is voor bestemmingsverkeer
de rechtspersoon die de luchthaven exploiteert
opslag anders dan in een volledig afgesloten gebouw
overslag anders dan in een volledig afgesloten gebouw
verwerking anders dan in een volledig afgesloten gebouw
het proces waarbij onder hoge druk een mix van water, chemicaliën en zandkorrels de kleisteenlaag wordt ingespoten, waarbij scheuren ontstaan waarlangs het gas naar de boorschacht kan lopen en gewonnen kan worden
bord voor de aanduiding van regio’s, nationale landschappen, nationale parken, ecologische hoofdstructuurgebieden en Unescogebieden- en objecten
gebieden die beschikbaar zijn voor het realiseren van de natuurdoelen zoals omschreven in bijlage X: Wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland
gebieden die getypeerd worden door de geschiktheid voor verdere ontwikkeling van aanwezige of in potentie aanwezige natuurwaarden, maar die nog niet of niet geheel kunnen worden ingericht als natuur conform de natuurdoelen zoals omschreven in bijlage X: Wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland, omdat de gronden nog niet zijn aangekocht, nog niet zijn afgewaardeerd of nog niet beschikbaar zijn voor het realiseren het Natuurnetwerk Nederland
de verschillende typen landschappen en hun kenmerkende eigenschappen zoals beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken
een weg die de verbindingsschakel vormt tussen stroomwegen en erftoegangswegen
gebouw als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit bouwwerken leefomgeving
niet aard- en nagelvast voorwerp zonder verkeersfunctie ter nagedachtenis aan een menselijk verkeersslachtoffer
veehouderij met meer dan 10 geiten
gebouw met een onderwijs- of gezondheidszorgfunctie als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit kwaliteit leefomgeving
gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
gebied dat is aangewezen voor de vestiging van nieuwe glastuinbouwgebieden
kans per jaar dat ten minste 10 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een aandachtsgebied dat wordt veroorzaakt door een activiteit met externe veiligheidsrisico's
grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
grondwater als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet
gebieden die op grond van artikel 7.11, eerste lid onder b van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn aangewezen met het oog op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de winning daarvan voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water
grondwaterlichaam als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet
detailhandel - niet zijnde detailhandel in de branchegroepen dagelijkse goederen of mode en luxe artikelen - met een zeer groot winkelvloeroppervlak en met een assortiment van goederen die qua aard en omvang op zichzelf passend zijn binnen een kernwinkelgebied, maar die aantoonbaar vanwege de omvang van het assortiment van de winkelformule een zeer groot winkeloppervlak nodig hebben
activiteiten die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig, ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden
het proces waarbij verouderde woonwijken en bedrijventerreinen opnieuw worden ingericht en waarbij de bestaande functie van het gebied gehandhaafd blijft
hoogwaardig fietsnetwerk van en naar de stedelijke centra en streekcentra
weg-, vaarweg- en spoorverbindingen van en naar de stedelijke centra en streekcentra
degene voor wiens rekening en risico een zwemwaterlocatie wordt gedreven
paneel dat bestaat uit een kaart van het gebied en een bijbehorend register van objecten en straatnamen om de weggebruiker duidelijk te maken waar een object of een straat ligt en langs welke route dit kan worden bereikt
een instructieregel is een algemene regel waarmee een bestuursorgaan aan een ander bestuursorgaan aangeeft hoe dat orgaan een taak of bevoegdheid moet uitoefenen. Instructieregels gaan over de inhoud, toelichting of motivering van een instrument dat een bestuursorgaan op grond van de Omgevingswet kan inzetten.
gebieden die aangewezen zijn voor de bescherming van grondwater op basis van de tijd die een waterdruppel er over doet om vanaf de rand van het gebied tot aan een winput te komen waar grondwater wordt onttrokken voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water
kalkmeststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
essentiële landschappelijke of cultuurhistorische kenmerken van nationale landschappen of van een deel van een nationaal landschap die aanleiding zijn geweest om over te gaan tot aanwijzing van het nationaal landschap
het gedeelte van binnensteden en dorpscentra waar detailhandelsvestigingen geconcentreerd zijn
winkel die met het oog op de beperking van de afvalstroom en het hergebruik van producten afgedankte waren gratis inzamelt, sorteert, eventueel repareert en opnieuw verkoopt;
een civieltechnische constructie die onderdeel is van een weg, vaarweg of watergang, zoals een brug, viaduct, ecoduct, (fauna)tunnel, onderdoorgang, sluis, stuw, gemaal, sifon, duiker (met een diameter groter dan 800 milimeter) en geleide- en remmingwerken;
extra inzet op het verbeteren en versterken van ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving
kwaliteitsklasse als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
gebouw met een onderwijs- of gezondheidszorgfunctie als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit kwaliteit leefomgeving
locatie als bedoeld in Bijlage VI, onderdeel D van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zoals dat luidde op de datum van inwerkingtreding van deze verordening
de Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De regeling vindt u in artikel 3.1.6 Bro.
zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol, pels of veren of een paard of pony voor het fokken
een kabel of leiding die parallel is gelegd aan, boven, onder, op of in een infrastructureel werk of andere werken in beheer van de provincie
bedrijven die hun oorsprong óf verzorgingsgebied hebben of vinden in de gemeente of kern waar ze gevestigd zijn of zich vestigen én toegevoegde waarde bieden aan de sociaal-economische structuur en voorzieningen
behoefte op gemeentelijke niveau
het op of in de bodem brengen van koelwater, afvalwater dan wel overige vloeistoffen, waarin schadelijke stoffen voorkomen
werk op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten of verspreiding van schadelijke stoffen in de bodem kunnen veroorzaken, waaronder begrepen boringen, grond- en funderingswerken
mestbassin als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, voornamelijk opgebouwd uit folies
meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, van de meststoffenwet.
mestzak als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
door Gedeputeerde Staten vastgestelde methodiek die moet worden gebruikt voor het toestaan van nieuwe risicovolle activiteiten in een omgevingsplan
speciale aanduidingen die gericht zijn op de beïnvloeding van het gedrag van weggebruikers ter uitvoering van overheidsbeleid op het gebied van verkeersveiligheid en mobiliteit
locaties waar de uitwisseling plaatsvindt tussen de verkeersmodaliteiten weg, water en spoor
gebied met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee cultuurhistorische en natuurlijke kenmerken
bedrijvigheid anders dan agrarisch bedrijvigheid, die niet functioneel aan de Groene Omgeving is gebonden
alle activiteiten behalve de activiteiten die goed samengaan met de betekenis van het grondwater voor de drinkwaterwinning en grote of grootschalige risicovolle activiteiten
bedrijventerrein waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
bovengrondse opslagmogelijkheden waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
detailshandelsvestigingen waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
multifunctionele locatie waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
ondergrondse opslagmogelijkheden waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving waarvoor het geldende omgevingsplan moet worden aangepast voordat daaraan medewerking kan worden verleend
te realiseren woningen, waarvoor nog geen omgevingsvergunning is afgegeven
kantoorruimten die geen onderdeel uitmaken van een bedrijf
vestiging waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
uitspraken over landschappelijke inpassing volgens de aanwezige gebiedskenmerken die geen ruimte laten voor lokale afweging
stuk land tussen de oeverlijn en de dichtstbij gelegen rand van het beperkingengebied vaarwegen
omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4.
provinciale integrale visie voor de fysieke leefomgeving zoals vastgesteld door Provinciale Staten
tuinbouw waarbij geteeld wordt in kassen (onder glas) en waarbij deze glastuinbouw dienstbaar is aan de opengrondteelt, zoals broeien van bollen of het opkweken van plantmateriaal
elke activiteit waardoor iets aan of in de hoogteligging van een terrein verandert of waarbij de bodem van een water wordt verlaagd.
kwaliteitsimpuls Groene Omgeving in de zone Ondernemen met Natuur en Water Het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water is gericht op behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten en de versterking van het watersysteem, in samenhang met economische ontwikkeling. De ambitie is een samenhangend netwerk van natuur en water met ecologische, hydrologische, economische en recreatieve kwaliteit. Voor zover gronden niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland, geldt hier een "ja, mits benadering". Dit houdt in dat ontwikkelingsruimte wordt geboden onder de voorwaarde dat er bijgedragen wordt aan ruimtelijke kwaliteit. Deze benadering geldt in principe ook voor de andere ontwikkelingsperspectieven, maar daar kan de kwaliteitsinvestering breed worden ingezet. In het geval van het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water geldt dat de investeringen in ruimtelijke kwaliteit gericht moeten worden ingezet op het realiseren van wateropgaven en het versterking van natuur en landschap. Als ondernemers, burgers of organisaties nieuwe groene initiatieven ontplooien, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van een nieuw landgoed, dient dat bij voorkeur in de zone Ondernemen met Natuur en Water plaats te vinden.
op of in de bodem brengen van meststoffen als bedoeld in paragraaf 3.2.20, eerste lid van het Besluit activiteiten leefomgeving
provinciale weg die openbaar is in de zin van de Wegenwet
gebieden die niet beschermd worden door primaire keringen en daarmee wettelijk gezien buitendijks liggen
gebieden die normaal niet onder water staan, maar tijdelijk onder water kunnen komen te staan bij overstroming
aaneengesloten stuk grond dat in de feitelijke actuele situatie is ingericht ten behoeve van een functie
gebieden buiten de kernwinkelgebieden
contouren ter aanduiding van de beperkingengebieden in verband met het externe veiligheidsrisico vanwege het luchthavenluchtverkeer, zoals bedoeld in artikel 9 van het Besluit burgerluchthavens
gebieden die door de natuurlijke ligging bij hevige neerslag gemakkelijk onder water lopen
elk binnen de provincie gelegen water dat openstaat voor het openbaar scheepvaartverkeer, voor zover op grond van artikel 5.23 Omgevingsverordening in beheer bij de provincie
voor het openbaar verkeer openstaande wegen in beheer bij de provincie, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten
de houder van een omgevingsvergunning, de indiener van een melding dan wel degene wiens belang door de aanduiding wordt gediend
complex van recreatiewoningen en/of recreatieverblijven die voor recreatief nachtverblijf zijn bestemd; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen
gebouw of kampeermiddel dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt
permanent ter plaatse aanwezig gebouw dat niet op wielen verplaatsbaar is en dat bedoeld is om steeds wisselend door huishoudens of daarmee gelijk te stellen groepen van personen, die het hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor toeristisch of recreatief gebruik. Onder recreatiewoningen worden niet verstaan groepsaccommodaties zoals kampeerboerderijen en jeugdherbergen
gemeenten met een samenhangende markt voor woningen, bedrijventerreinen of (detailhandels)voorzieningen, die bediend wordt door de bouwmogelijkheden die deze gemeenten daarvoor bieden
bovenlokale behoefte van de regio
provinciale analyse van de behoefte aan nieuwe woningen in de regio die gebaseerd is op de provinciale behoefteprognose
effecten op bovengemeentelijk niveau
afstemmingsoverleg tussen gemeenten in de regio waarin wordt vastgesteld welk aanbod per gemeente nodig is om gezamenlijk in de regionale behoefte te voldoen
uitspraken over landschappelijke inpassing volgens de aanwezige gebiedskenmerken die ruimte laten voor lokale afweging binnen de kaders van de provinciale kwaliteitsambities
resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, dier en plant belangrijk is
combinatie van onderling samenhangende plannen, projecten of handelingen waarvan één of enkele afzonderlijk een negatief effect hebben op het Natuurnetwerk Nederland, maar waarvan de gecombineerde uitvoering leidt tot een vergroting van de oppervlakte of een verbetering van de kwaliteit en samenhang van de ecologische hoofdstructuur op gebiedsniveau
stoffen of combinaties van stoffen of vloeistoffen, preparaten of andere producten, in welke vorm dan ook, waarvan hetzij in het algemeen, hetzij in het gegeven geval, verwacht kan worden dat ze de bodem en het grondwater verontreinigen of kunnen verontreinigen, waaronder in ieder geval begrepen de (families en groepen van) stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIX onder B van het Besluit kwaliteit leefomgeving
welzijn van mens voor zover het gaat om het voldoen aan de menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving
aanduidingen die dienen voor verkeersoriëntatie, zoals buurtschapsborden, borden ter benaming van rivieren, kanalen, bruggen en viaducten, gebiedsaanduidingsborden, gemeentegrensborden, straatnaamborden, borden bebouwde kom (H1 of H2), huisnummering, borden route gevaarlijke stoffen (K14), of borden die geen bewegwijzering tot doel hebben, zoals mottoborden
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet
beginsel dat erop gericht is verslechtering van de grondwaterkwaliteit tegen te gaan en het vergroten van risico’s op verontreiniging van het grondwater te voorkomen
standaardtekening uitwegen, zoals uitgewerkt in bijlage XVII
beginsel dat erop gericht is risico’s op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren
gebied dat onderdeel uitmaakt van bestaand bebouwd gebied
de gemeenten Zwolle en Kampen, de Netwerkstad Twente en de Cleantech regio (Deventer)
de steden Almelo, Borne, Deventer, Enschede, Hengelo, Kampen, Oldenzaal en Zwolle
functies van steden en dorpen zoals wonen, bedrijvigheid, detailhandel, horeca, maatschappelijke, educatieve, culturele en religieuze voorzieningen met bijbehorende infrastructuur, stedelijk water en stedelijk groen
de kernen Steenwijk en Hardenberg
autoweg met een maximale snelheid van 100 km/u die aangeduid is met een RVV bord G03/G04
situatie waarin ontwikkelingen de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen, duurzaam en evenwichtig bijdragen aan het welzijn van mensen, economische welvaart en beheer van natuurlijke voorraden en ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben
met de Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving kijken het CPB en het PBL vooruit naar de jaren 2030 en 2050. Zij brengen demografische en economische trends in beeld en analyseren ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Daarbij ligt de focus op vier brede thema's: regionale ontwikkelingen en verstedelijking, mobiliteit, klimaat en energie en landbouw. In het WLO ontwikkelen zij twee referentiescenario's: Hoog en Laag. Scenario Hoog combineert een hoge economische groei van 2 procent per jaar met een relatief sterke bevolkingsaanwas. En in scenario Laag gaat een gematigde economische groei van 1 procent per jaar samen met een beperkte demografische ontwikkeling. Deze referentiescenario's zijn beleidsarm ingevuld. Ze bieden daardoor een inzicht in toekomstige knelpunten en kansen en vormen zo een kader om na te denken over toekomstig beleid.
toepassen van grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
object dat door aard, omvang en wijze van exploitatie is ingesteld op bezoek van recreanten en toeristen of dat een vergelijkbare publieksfunctie heeft. Een toeristisch object kan bestaan uit één of meerdere gebouwen of een terrein met een recreatieve functie
een landelijk geregistreerd knooppunt waar diverse fiets-, wandel- en eventueel vaarroutes samenkomen dat voorzien is van parkeergelegenheid
proces waarbij verouderde woonwijken en bedrijventerreinen opnieuw worden ingericht en waarbij de bestaande functie van het gebied wordt omgezet naar een nieuwe functie
afwegingsmodel zoals beschreven in de Omgevingsvisie Overijssel waarmee bepaald wordt of nieuwe ruimtelijke initiatieven bijdragen aan provinciale ambities, waarbij achtereenvolgens de vraag beantwoord moet worden:
- OF het initiatief past binnen de generieke en gebiedsspecifieke beleidskeuzes van de provincie,
- WAAR het initiatief het beste ingepast kan worden gelet op de provinciale ontwikkelingsperspectieven en
- HOE het initiatief uitgevoerd moet worden gelet op de provinciale uitspraken over gebiedskenmerken
elke rechtstreekse ontsluiting voor voertuigen van een perceel ten behoeve van een woning, bedrijf of landbouwgrond op een in deze regeling bedoelde openbare provinciale weg en de daarbij behorende doorsteken, dammen, duikers en verhardingen van de tussenberm
uitweg ter ontsluiting van een perceel dat wordt gebruikt voor landbouw, natuur of een waterstaatswerk en een bij dat gebruik passende functie heeft.
leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen waarbij bestaande kwaliteiten worden benut en waar mogelijk nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd
buiten de rijbaan gelegen parkeervoorziening voor de weggebruiker, al dan niet gecombineerd met voorzieningen zoals een brandstofverkooppunt of een wegrestaurant
start of landing met een luchtvaartuig
een voertuig zoals bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijnde fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens
winkelformules die vanwege de omvang en aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals showrooms voor auto's, boten en caravans, bouwmarkten, tuincentra, wooninrichtingszaken
voor menselijke consumptie bestemd water als bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving
gebieden die door het aanbrengen van waterhuishoudkundige werken, zoals dijken, kades en toevoerwerken, geschikt zijn gemaakt voor wateropvang
waterbodem als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
waterwinlocatie gelegen in een grondwaterlichaam als bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving
weg als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet
actuele en potentiele natuurwaarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied, zoals omschreven in bijlage X Wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland
door wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt
gebouw of gedeelte daarvan met een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving
uitweg om te komen van en naar een perceel waarop bij of krachtens de Omgevingswet een woning is toegestaan
bestuurlijke afspraken tussen de provincie en gemeenten over onder meer de bouw van nieuwe woningen, huisvesting van doelgroepen, wonen en zorg, stedelijke vernieuwing en de toekomstbestendigheid van de bestaande woningvoorraad
installatie voor de opwekking van zonne-energie die niet gecombineerd wordt met bebouwing, maar zelfstandig is opgesteld in het vrije veld
Bijlage I Begripsbepalingen bevat de begripsbepalingen voor de toepassing van deze verordening.
B
Artikel 1.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Voor de toepassing van deze verordening en de uitvoeringsregelingen die op deze verordening gebaseerd zijn, zijn werkingsgebieden vastgelegd in informatieobjecten, waarvan een overzicht te vinden is in Bijlage I
II
van deze verordening.
C
Artikel 3.31 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Deze paragraaf bevat de direct werkende provinciale regels voor milieubelastende activiteiten in grondwaterbeschermingszone
s
s
, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het grondwater dat wordt gebruikt voor de bereiding van water voor menselijke consumptie, anders dan milieubelastende activiteiten op bedrijfslocaties.
Deze paragraaf is van toepassing op activiteiten die risico's opleveren op verontreiniging van het grondwater en daardoor voor de waterwinning.
Tot die activiteiten worden in ieder geval de volgende activiteiten gerekend:
grote en grootschalige risicovolle activiteiten realiseren, wijzigen of uitbreiden;
meststoffen op of in de bodem brengen;
grond en baggerspecie toepassen op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam;
lozingen op of in de bodem doen;
constructies voor schadelijke stoffen realiseren;
mechanische ingrepen op of in de bodem uitvoeren; en
bodemenergiesystemen aanleggen.
D
Artikel 3.57 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Deze afdeling bevat regels voor activiteiten binnen de beperkingengebieden provinciale wegen, zicht op de weg en provinciale vaarwegen die gevolgen kunnen hebben voor de staat en werking van provinciale weg
wegen
en provinciale vaarwegen.
Deze afdeling is niet van toepassing op activiteiten door of in opdracht van Gedeputeerde Staten.
E
Artikel 3.59 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De regels in deze afdeling zijn gesteld om de staat en de doelmatige en veilige werking van provinciale wegen en vaarwegen te behoeden voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die wegen en vaarwegen. Met de staat en de doelmatige en veilige werking van deze wegen en vaarwegen wordt in ieder geval bedoeld:
het belang van de veiligheid en doorstroming van het verkeer en scheepvaartverkeer;
het belang van het beheer en onderhoud; en
het belang van verruiming en wijziging van provinciale wegen en vaarwegen.
De regels voor provinciale wegen en vaarwegen zijn ook gesteld met het oog op de berscherming
bescherming van de ecologische waarden en natuur.
F
Artikel 3.60 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die een activiteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen als bedoeld in Artikel 3.59 (oogmerken), moet:
alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, die gevolgen zoveel mogelijk beperken of ongedaan maken; en
als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, die activiteit achterwege laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
Onder het nemen van maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt in ieder geval verstaan:
het verzekeren van het veilig en doelmatig gebruik van de provinciale weg of provinciale vaarweg;
het voorkomen van een ongewoon voorval als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1. van de Omgevingswet;
het voorkomen van nadelige gevolgen van een ongewoon voorval, bedoeld in artikel 19.1 van de Omgevingswet.
G
Artikel 3.62 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die een activiteit verricht in een beperkingengebied provinciale wegen, neemt de volgende voorwaarden in acht:
de provinciale weg wordt alleen gebruikt in overeenstemming met de functie als openbare weg;
het voor het verkeer noodzakelijke vrije zicht op en vanaf de provinciale weg wordt verzekerd;
in het beperkingengebied provinciale wegen worden geen vaste stoffen of voorwerpen gedeponeerd die hinder of gevaar opleveren voor het verkeer of een belemmering inhouden voor het beheer en onderhoud van de weg;
het beperkingengebied provinciale wegen wordt niet verontreinigd met vloeistoffen of beplantingsresten die gevaar of hinder opleveren voor het verkeer of schadelijk zijn voor de provinciale weg;
de afwatering van de weg wordt niet belemmerd;
beplanting wordt in die conditie gehouden dat zij geen gevaar of hinder vormt voor weggebruikers;
de veiligheid en de doorstroming van het verkeer op de weg wordt niet in gevaar gebracht.
Degene die een werk realiseert in een beperkingengebied provinciale wegen
beperkingengebied provinciale wegen, draagt zorg voor het beheer en onderhoud hiervan, waarbij de voorwaarden in het eerste lid van dit artikel en de algemene regels in Paragraaf 3.8.2. worden nageleefd.
Degene die een werk realiseert in een beperkingengebied provinciale wegen verwijdert het werk onmiddellijk wanneer het werk zijn functie heeft verloren of het werk niet meer wordt gebruikt en de openbare ruimte wordt volledig hersteld in oorspronkelijke staat.
H
Artikel 3.64 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Voor, tijdens en na de uitvoering van een activiteit in een beperkingengebied provinciale wegen worden aanwijzingen van de provinciaal toezichthouder opgevolgd.
Activiteiten worden uitgevoerd conform de gegevens en bescheiden die aangeleverd zijn bij de aanvraag van een omgevingsvergunning of een melding, waaronder de tekening en het verkeersmaatregelenplan.
De aanvrager zorgt ervoor dat voor aanvang van de activiteiten tijdelijke verkeersmaatregelen worden genomen volgens de CROW-richtlijnen 96b – ´werk in uitvoering´, waarbij
de tijdelijke verkeerstekens worden volgens de Uitvoeringsvoorschriften Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer voor verkeerstekens worden geplaatst;
de tijdelijke verkeersmaatregelen worden maximaal drie dagen voor de start van de werkzaamheden worden geplaatst; en
de tijdelijke verkeersmaatregelen en worden binnen twee dagen meteen na afloop van de werkzaamheden buiten werking worden gesteld, de borden worden afgedraaid en binnen 24 uur worden de verkeersmaatregelen worden weggehaald.
Degene die de werkzaamheden op, langs, of boven de openbare weg uitvoert, draagt veiligheidskleding die goed waarneembaar is. Deze waarschuwingskleding met hoge zichtbaarheid voldoet aan de Europese norm voor signaalkleding, de EN ISO 20471.
-Activiteiten worden uitgevoerd in de werkbare uren zoals vastgelegd in de meest recente WBU-tabel van de provincie Overijssel.
Bij slecht zicht van minder dan 200 meter door mist, sneeuwval of andere omstandigheden worden geen activiteiten uitgevoerd;
.
Na afloop van de werkzaamheden wordt de openbare ruimte volledig hersteld in oorspronkelijke staat.
I
Artikel 3.67 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die een activiteit verricht in een beperkingengebied provinciale wegen, een beperkingengebied zicht op de weg of een beperkingengebied provinciale vaarwegen, neemt de volgende regels in acht:
Het
het is verboden een activiteit te verrichten binnen 1,5 meter van de kroonprojectie van de bomen als bedoeld in bijlage Bijlage XVIII (bomenposter Werken rond bomen).
;
Het
het is verboden binnen 1,5 meter van de kroonprojectie van de bomen als bedoeld in Bijlage XVIII (bomenposter Werken rond bomen) te rijden of parkeren met zwaar materieel of materiaal op te slaan.
;
Het
het is verboden boomwortels met een diameter van meer dan 5 centimeter te verwijderen.
;
Het
het is verboden boomwortels te frezen, hakken, lostrekken of doorscheuren.
;
Wortels
wortels met een diameter tussen 2,5 en 5 centimeter moeten bij bodembewerking of graafwerkzaamheden haaks op de groeirichting worden doorgezaagd, doorgeknipt of afgestoken.
Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van lid 1 onder sub a, b en c door middel van een maatwerkvoorschrift indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is en door middel van een Bomen Effect Analyse aangetoond wordt dat de stabiliteit en levensvatbaarheid van de bomen niet wordt aangetast.
J
Artikel 3.71 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Kosten voor aanleg of wijziging van de uitweg komen voor rekening van aanvrager
de vergunninghouder.
De vergunninghouder van de omgevingsvergunning voor de uitweg
draagt zorg voor het beheer en onderhoud van de uitweg en de bijbehorende duikers. Onder beheer en onderhoud wordt ook begrepen het herstellen van verzakkingen van bermen, werken en taluds van sloten binnen één jaar nadat de werkzaamheden aan de uitweg zijn beëindigd.
De kosten voor beheer en onderhoud als bedoeld in het tweede lid komen voor rekening van de vergunninghouder.
Als een uitweg wordt verwijderd, is de vergunninghouder verplicht op eigen kosten en binnen een redelijke termijn de berm en de bermverharding langs de hoofdrijbaan in een staat te brengen zoals de wegbeheerder die langs het wegvak in stand houdt.
K
Artikel 3.72 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die kabels of leidingen aanlegt in een beperkingengebied provinciale wegen of een beperkingengebied provinciale vaarwegen neemt de volgende voorwaarden in acht:
de werkzaamheden worden onafgebroken uitgevoerd;
de melding of de omgevingsvergunning kabels en leidingen met alle daarbij behorende stukken is tijdens de uitvoering van de werkzaamheden aanwezig en wordt op verzoek van de provinciaal toezichthouder getoond;
wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd in de nabijheid van bomen, is ook de bomenposter Werken rond bomen als bedoeld in Bijlage XVIII (Bomenposter Werken rond bomen) tijdens de uitvoering van de werkzaamheden aanwezig en wordt op verzoek van de provinciaal toezichthouder getoond;
In
in geval van werkzaamheden langs vaarwegen worden de Richtlijnen Vaarwegen 2020 nageleefd; en
gedurende twee jaar na de uitvoering van de werkzaamheden worden optredende verzakkingen en beschadigingen in de verharding van de provinciale weg hersteld door of op kosten van de rechthebbende op de kabel of leiding.
In aanvulling op het eerste lid worden werken ten behoeve van kabels of leidingen geplaatst:
met een omgevingsvergunning, melding of in overleg met de provinciaal toezichthouder;
op plekken die goed toegankelijk zijn;
op plekken waar het verkeer niet in gevaar wordt gebracht en het beheer en onderhoud van de (vaar)weg niet wordt belemmerd; en
bij voorkeur op of tegen de grens van het provinciaal eigendom.
Als een handhole wordt geplaatst in een beperkingengebied provinciale wegen of een beperkingengebied provinciale vaarwegen, bedraagt de gronddekking ten minste 30 centimeter.
L
Artikel 3.73 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die een activiteit verricht in een beperkingengebied provinciale wegen of in een beperkingengebied provinciale
provinciale vaarwegen
wegen provinciale vaarwegen voert op verzoek van de provinciaal toezichthouder een voorschouw, een nulmeting of een naschouw uit.
M
Artikel 3.74 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die een ontgraving verricht in een beperkingengebied provinciale wegen of een beperkingengebied provinciale vaarwegen, neemt de volgende voorwaarden in acht:
gesloten verhardingen worden niet opgebroken;
de ontgraving wordt beperkt tot een zo klein mogelijk profiel en onafgebroken uitgevoerd;
de ontgraving wordt op dezelfde dag gedicht of, als dit niet mogelijk is, in overleg met een provinciaal toezichthouder veilig afgedekt en/of afgezet;
de grondopbouw wordt in dezelfde lagen teruggebracht en verdicht per 20 centimeter volgens de Standaard RAW Bepalingen 2020;
als de sleuf verdicht wordt met aangevoerde grond, wordt een schone grond verklaring
schonegrondverklaring overlegd aan de provinciaal toezichthouder;
de overblijvende grond, het vrijgekomen puin en overige bodemvreemde materialen worden afgevoerd;
de bestrating wordt in de oorspronkelijke staat teruggebracht; en
de CROW-publicatie 500 'Schade voorkomen aan kabels en leidingen' wordt nageleefd.
N
Artikel 3.75 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die een ontgraving verricht in een beperkingengebied provinciale wegen, neemt de volgende voorwaarden in acht:
het gras in het werkvak wordt gemaaid als het langer is dan 10 centimeter en het gemaaide gras wordt afgevoerd;
in geval van zeer waardevolle bermen worden de graszoden van regelmatige grootte en dikte van ongeveer 10 centimeter levensvatbaar gehouden en na het afronden van de werkzaamheden worden de graszoden met de vegetatie zijde
vegetatiezijde boven teruggeplaatst en bewaterd;
in geval van waardevolle bermen worden de graszoden eruit gehaald en teruggeplaatst conform de werkwijze die onder b is beschreven, of ze worden afgevoerd en de berm wordt na het afronden van de werkzaamheden handmatig ingezaaid met een kruidenmengsel van het type ‘G1’ van de Cruydt-Hoeck;
in geval van overige bermen worden de graszoden eruit gehaald en teruggeplaatst conform de werkwijze die onder b is beschreven, of ze worden afgevoerd en de berm wordt na het afronden van de werkzaamheden handmatig ingezaaid met een kruidenmengsel van het type ‘B3’ van de Cruydt-Hoeck; en
er wordt gewerkt volgens het Landelijk protocol Aziatische duizendknopen.
O
Artikel 3.77 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die een activiteit verricht in een beperkingengebied provinciale wegen of een beperkingengebied provinciale vaarwegen neemt de volgende voorwaarden in acht:
de stabiliteit van een kunstwerk wordt niet in gevaar gebracht;
het is verboden om materieel of materialen op kunstwerken op te stellen; en
kabels of leidingen die kruisen met of onder een kunstwerk worden aangelegd op een veilige afstand van het kunstwerk volgens de Richtlijn Boortechnieken en open ontgraving voor kabels en leidingen. Afhankelijk van de uitvoeringstechniek wordt aan de volgende paragrafen voldaan:
paragraaf 2.3.6 in geval van een horizontaal gestuurde boring;
paragraaf 3.3.2 in geval van een open front techniek;
paragraaf 4.3.3 in geval van een gesloten front techniek;
paragraaf 5.4.4 en paragraaf 5.4.8. in geval van een open ontgraving;
paragraaf 6.4.5 in geval van niet omschreven uitvoeringstechnieken.
P
Artikel 3.78 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Buiten bedrijf gestelde kabels, leidingen of mantelbuizen worden verwijderd en afgevoerd.
In afwijking van het eerste lid kunnen:
mantelbuizen met een diameter groter dan 149 millimeter die liggen onder de gesloten verharding tijdelijk in de grond blijven liggen, gevuld worden met Dämmer of vloeibeton en aan beide kanten worden afgedopt;
kabels of leidingen tijdelijk in de grond blijven liggen wanneer het verwijderen hiervan tot schade aan provinciale eigendommen zou leiden.
Buiten bedrijf gestelde kabels of leidingen die in de grond blijven liggen kunnen door of in opdracht van Gedeputeerde Staten op kosten van de netbeheerder worden verwijderd.
Q
Artikel 3.79 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning in een beperkingengebied provinciale wegen activiteiten te verrichten:
waardoor de vorm, de loop, de constructie of het profiel van de provinciale weg verandert;
waarbij een uitweg wordt aangelegd, in stand gehouden, veranderd of verwijderd;
waarbij borden en aanduidingen aangebracht, in stand gehouden, veranderd of verwijderd worden;
waarbij kabels of leidingen worden aangebracht, in stand gehouden, veranderd of verwijderd;
waarbij overige werken of bouwwerken gerealiseerd, aangebracht, in stand gehouden, veranderd of verwijderd worden;
waarbij de weg wordt gebruikt in strijd met het doel ervan, zoals het houden van een evenement.
Het eerste lid geldt niet voor de activiteiten waarvoor een melding als bedoeld in Paragraaf 3.8.4 kan worden gedaan.
R
Artikel 3.83 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Gedeputeerde Staten kunnen in verband met de verkeersveiligheid besluiten een generiek bord te plaatsen waarmee aanduidingen naar toeristische overstappunten of toeristische objecten met eenzelfde of vergelijkbare bestemming worden vervangen.
Het generieke bord wodt
wordt op kosten van Gedeputeerde Staten geplaatst en onderhouden.
S
Artikel 3.85 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsvergunning voor het plaatsen, in stand houden of verwijderen van een aanduiding van een verzorgingsplaats in een beperkingengebied provinciale wegen wordt alleen verleend als:
de verzorgingsplaats direct aan de provinciale stroomweg is gelegen; of
de verzorgingsplaats aan de doorgaande provinciale gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom is gelegen en veilig bereikbaar is; of
de verzorgingsplaats aan een zijweg van de doorgaande provinciale gebiedsontsluitingsweg buiten de gebouwde
bebouwde kom is gelegen waarbij de rijafstand van de voorziening tot de doorgaande weg niet meer dan 500 meter bedraagt, de verwijziging langs de zijweg wordt gecontinueerd en de verzorgingsplaats veilig bereikbaar is.
Verzorgingsplaatsen die zijn gelegen langs erftoegangswegen worden niet aangeduid.
In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten een omgevingsvergunning verlenen voor aanduidingen van verzorgingsplaatsen wanneer een aanduiding noodzakelijk is in verband met de verkeersveiligheid.
De aanvraag wordt ingediend door of namens de eigenaar of exploitant van de verzorgingsplaats.
De aanduiding voldoet aan de aanwijzigingen voor bordtypen verzorgingsplaatsen van de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014, publicatie 322.
T
Artikel 3.91 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een uitweg voldoet aan de volgende eisen:
de uitweg komt overeen met één
een van de standaarduitwegen in bijlage XVII: Standaardtekening uitwegen.
de vormgeving en constructie van de uitweg voldoet aan de eisen aangegeven op bijlage XVII: Standaardtekening uitwegen , waarbij:
1) de betonstraatstenen worden gelegd in elleboogverband;
2) de waterafvoer van verhardingen vrij blijft aflopen;
3) een bestaand fietspad leidend is voor de aansluitingen;
4) de uitwegconstructie vloeiend aansluit op de weg en het fietspad;
5) voor de aansluiting op de weg en het fietspad een rechte zaagsnede wordt aangebracht, die de weg en het fietspad niet noemenswaardig versmallen;
6) na de aanleg of verandering de berm wordt aangevuld met teelaarde en ingezaaid met een bermgraszaadmengsel; en
7) als een bermsloot moet worden gedempt, de waterafvoer wordt geborgd door een duiker aan te leggen met een diameter die gelijk is aan die van aanpalende uitwegen.
de vormgeving en constructie van de uitweg voldoet aan de eisen aangegeven op bijlage XVII: Standaardtekening uitwegen, waarbij:
de betonstraatstenen worden gelegd in elleboogverband;
de waterafvoer van verhardingen vrij blijft aflopen;
een bestaand fietspad leidend is voor de aansluitingen;
de uitwegconstructie vloeiend aansluit op de weg en het fietspad;
voor de aansluiting op de weg en het fietspad een rechte zaagsnede wordt aangebracht, die de weg en het fietspad niet noemenswaardig versmallen;
na de aanleg of verandering de berm wordt aangevuld met teelaarde en ingezaaid met een bermgraszaadmengsel; en
als een bermsloot moet worden gedempt, de waterafvoer wordt geborgd door een duiker aan te leggen met een diameter die gelijk is aan die van aanpalende uitwegen.
Gedeputeerde Staten kunnen op de navolgende wijze afwijken van de voorwaarden bedoeld in het eerste lid:
een bredere bedrijfsuitweg is toegestaan als de rijcurve van de voertuigen die het perceel bezoeken dit noodzakelijk maakt;
andere of aanvullende eisen kunnen gesteld worden als de belangen bedoeld in Artikel 3.89, eerste lid dit noodzakelijk maken.
Bij aanwezigheid van een fiets- of voetpad mag een doorsteek aangelegd worden.
U
Artikel 3.94 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsvergunning voor het houden van een evenement in een beperkingengebied provinciale wegen wordt alleen verleend als:
door het beoogde gebruik van de weg geen onherstelbare of ernstige schade aan de weg ontstaat;
het verkeersmaatregelenplan voldoet aan de volgende eisen:
er is een veilige omleidingsroute is, voor zover nodig;
de bereikbaarheid van
voor de hulpdiensten wordt gegarandeerd;
er worden geen U-routes worden afgesloten;
de te nemen verkeersmaatregelen zijn conform de CROW richtlijn verkeersmaatregelen, publicatie 96b zijn;
eventueel in te zetten verkeersregelaars bevoegd zijn bevoegd op grond van de Regeling Verkeersregelaars 2009 en het verkeer op de hoofdrijbaan van provinciale wegen buiten de bebouwde kom wordt geregeld door verkeersregelaars die de opleiding tot beroepsverkeersregelaar met succes hebben afgerond en dit ter plaatse kunnen aantonen met een geldig certificaat of pas.
het evenement geen ernstige risico's en hinder veroorzaakt voor het reguliere verkeer;
de weg niet afgesloten of gestremd wordt, tenzij dit noodzakelijk is voor het evenement en onvermijdelijk is.
V
Artikel 3.95 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden zonder voorafgaande melding in een beperkingengebied provinciale wegen de navolgende speciale aanduidingen te plaatsen:
W
Artikel 3.98 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden zonder voorafgaande melding in een beperkingengebied provinciale wegen:
kruisende of langsliggende kabels of leidingen van algemeen nut aan te leggen, in stand te houden, aan te passen, in een bestaande mantelbuis te blazen of te verwijderen;
werkzaamheden te verrichten of ondergrondse werken te plaatsen ten behoeve van kabels of leidingen van algemeen nut.
De meldplicht als bedoeld in het eerste lid geldt in afwijking van Artikel 3.79 wanneer de activiteit met betrekking tot kabels of leidingen voldoet aan de eisen in Artikel 3.105
3.103
en Artikel 3.108
3.104
.
X
Artikel 3.102 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een klein evenement voldoet aan de volgende eisen:
het evenement betreft geen wegwedstrijd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
het evenement is niet gericht op het vermaak van omstanders;
het evenement betreft geen optocht;
bij het evenement zijn maximaal 300 deelnemers of andere tot de organisatie behorende personen aanwezig;
het evenement vindt plaats tussen een half uur na zonsopgang en een half uur voor zonsondergang;
voor de deelnemers aan het evenement gelden de reguliere verkeersregels;
er worden geen verkeersmaatregelen getroffen en ingevolge de CROW richtlijnen 96b 'werk in uitvoering' zijn deze ook niet nodig;
het is niet noodzakelijk om het verkeer op de provinciale weg te regelen;
er worden geen objecten aangebracht op de weg of aan andere eigendommen van de provincie, zoals het wegmeubilair. Alleen het plaatsen van routebebording is toegestaan wanneer deze maximaal 20 centimeter hoog en 30 centimeter breed is;
er worden geen markeringen, in welke vorm dan ook, aangebracht op de provinciale weg;
er ontstaat geen voorzienbare schade aan de weg, de bermen of het wegmeubilair.
Y
Artikel 3.103 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een kabel of leiding die in een beperkingengebied provinciale wegen langs de provinciale weg wordt aangelegd of veranderd, voldoet aan de volgende eisen:
de kabel of leiding wordt aangelegd op een afstand van ten minste
- 1,25 meter van de kant van de verharding van de hoofdrijbaan of de parallelweg in geval van een telecommunicatiekabel;
- 0,8 meter van de kant van de verharding van het fietspad in geval van een telecommunicatiekabel;
- 1,5 meter van de kant van de verharding van de hoofdrijbaan of de parallelweg in geval van een overige nutskabel of -leiding;
- 1 meter van de kant van de verharding van het fietspad in geval van een overige nutskabel of -leiding;
de kabel of leiding wordt aangelegd op een afstand van ten minste:
1,25 meter van de kant van de verharding van de hoofdrijbaan of de parallelweg in geval van een telecommunicatiekabel;
0,8 meter van de kant van de verharding van het fietspad in geval van een telecommunicatiekabel;
1,5 meter van de kant van de verharding van de hoofdrijbaan of de parallelweg in geval van een overige nutskabel of -leiding;
1 meter van de kant van de verharding van het fietspad in geval van een overige nutskabel of -leiding;
de kabel of leiding wordt aangelegd op een diepte van ten minste
- 0,6 meter onder het maaiveld in geval van een telecommunicatiekabel,
- 0,8 meter onder het maaiveld in geval van een elektriciteitskabel;
- 0,85 meter onder het maaiveld in geval van een gasleiding of riolering;
- 1 meter onder het maaiveld in geval van een waterleiding;
- 1,5 meter onder het maaiveld in geval van riolering;
de kabel of leiding wordt aangelegd op een diepte van ten minste
0,6 meter onder het maaiveld in geval van een telecommunicatiekabel,
0,8 meter onder het maaiveld in geval van een elektriciteitskabel;
0,85 meter onder het maaiveld in geval van een gasleiding of riolering;
1 meter onder het maaiveld in geval van een waterleiding;
1,5 meter onder het maaiveld in geval van riolering;
de kabel of leiding wordt aangelegd op een afstand van ten minste 1,5 meter van de kroonprojectie van bomen;
de kabel of leiding kruist niet met of onder een kunstwerk en wordt aangelegd op een afstand van ten minste 5 meter van een kunstwerk, waarbij in geval van een buisleiding met explosieve stof, een watertransportleiding of een persleiding die op een afstand van minder dan 50 meter van een kunstwerk wordt aangelegd, de volgende aanvullende eisen gelden:
- de funderingsconstructie wordt aantoonbaar niet negatief beïnvloed door een eventuele erosiekrater;
- als een grondkerende constructie onderdeel uitmaakt van het kunstwerk, wordt de kabel of leiding aangelegd buiten de passieve of actieve zone van de grondkerende constructie, waarbij de invloed op eventuele verankering meegenomen wordt;
de funderingsconstructie wordt aantoonbaar niet negatief beïnvloed door een eventuele erosiekrater;
als een grondkerende constructie onderdeel uitmaakt van het kunstwerk, wordt de kabel of leiding aangelegd buiten de passieve of actieve zone van de grondkerende constructie, waarbij de invloed op eventuele verankering meegenomen wordt;
voor het aanleggen van de kabel of leiding wordt een verkeersplan aangeleverd dat voldoet aan de CROW-richtlijnen 96b 'werk in uitvoering’.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden die worden verricht en ondergrondse werken die worden geplaatst in een beperkingengebied provinciale wegen langs de provinciale weg ten behoeve van kabels of leidingen.
Z
Artikel 3.107 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een omgevingsvergunning voor het aanleggen van kabels of leidingen met een zinker in een beperkingengebied provinciale vaarwegen wordt alleen verleend als:
de werkzaamheden het scheepvaartverkeer niet belemmeren;
de bovenkant van de kabel, leiding of mantelbuis ligt ten minste 2 meter onder de onderhoudsdiepte van de vaarweg ligt;
de afstand tot de boveninsteek van het talud van de vaarweg bedraagt minimaal 1,5 meter bedraagt;
de aanwezige oeverconstructie wordt hersteld wordt in de oorspronkelijke staat, inclusief het herstel van de sterkte van de grondkerende werking van de oeverconstructie;
de waterbodem wordt hersteld wordt in de oorspronkelijke staat en diepte; en
als geen oeverconstructie aanwezig is:
bij afwezigheid van een oeverconstructie, de aanvrager toont aan
aantoont dat de stabiliteit van het talud gegarandeerd is, desnoods door het plaatsen van een nieuwe oeverconstructie die deugdelijk en voldoende waterkerend is over de breedte van de ontstane sleuf.
AA
Artikel 3.112 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een kabel of leiding die in een beperkingengebied provinciale vaarwegen langs de provinciale vaarweg wordt aangelegd of veranderd, voldoet aan de volgende eisen:
de kabel of leiding wordt aangelegd op een afstand van ten minste 5 meter van de boveninsteek van het talud van de vaarweg;
de kabel of leiding wordt aangelegd op een diepte van ten minste
de kabel of leiding wordt aangelegd op een diepte van ten minste
- 0,6 meter onder het maaiveld in geval van een telecommunicatiekabel,
- 0,8 meter onder het maaiveld in geval van een elektriciteitskabel;
- 0,85 meter onder het maaiveld in geval van een gasleiding;
- 1 meter onder het maaiveld in geval van een waterleiding;
- 1,5 meter onder het maaiveld in geval van een riolering;
de kabel of leiding wordt aangelegd op een diepte van ten minste
0,6 meter onder het maaiveld in geval van een telecommunicatiekabel;
0,8 meter onder het maaiveld in geval van een elektriciteitskabel;
0,85 meter onder het maaiveld in geval van een gasleiding;
1 meter onder het maaiveld in geval van een waterleiding;
1,5 meter onder het maaiveld in geval van een riolering;
de kabel of leiding wordt aangelegd op een afstand van ten minste 1,5 meter van de kroonprojectie van bomen;
de kabel of leiding kruist niet met of onder een kunstwerk en wordt aangelegd op een afstand van ten minste 5 meter van een kunstwerk, waarbij in geval van een buisleiding met explosieve stof, een watertransportleiding of een persleiding die op een afstand van minder dan 50 meter van een kunstwerk wordt aangelegd, de volgende aanvullende eisen gelden:
- de funderingsconstructie wordt aantoonbaar niet negatief beïnvloed door een eventuele erosiekrater;
- als een grondkerende constructie onderdeel uitmaakt van het kunstwerk, wordt de kabel of leiding aangelegd buiten de passieve of actieve zone van de grondkerende constructie, waarbij de invloed op eventuele verankering meegenomen wordt.
de funderingsconstructie wordt aantoonbaar niet negatief beïnvloed door een eventuele erosiekrater;
als een grondkerende constructie onderdeel uitmaakt van het kunstwerk, wordt de kabel of leiding aangelegd buiten de passieve of actieve zone van de grondkerende constructie, waarbij de invloed op eventuele verankering meegenomen wordt.
De eisen in het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden die worden verricht en ondergrondse werken die worden geplaatst in een beperkingengebied provinciale vaarwegen langs de provinciale vaarweg ten behoeve van kabels of leidingen.
BB
Artikel 3.113 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een kabel of leiding die in een beperkingengebied provinciale vaarwegen onder een provinciale vaarweg wordt aangelegd of veranderd, voldoet aan de volgende eisen:
de kabel of leiding wordt aangelegd met een gestuurde boring loodrecht op de as van de vaarweg;
de kabel of leiding wordt in een mantelbuis geplaatst;
het in- en uittredepunt van de mantelbuis ligt op een afstand van ten minste 5 meter van de boveninsteek van het talud van de vaarweg;
de bovenkant van de mantelbuis ligt op een diepte van ten minste 10 meter onder de onderhoudsdiepte van de vaarweg;
de kabel of leiding wordt aangelegd op een afstand van ten minste 1,5 meter van de kroonprojectie van bomen;
de kabel of leiding kruist niet met of onder een kunstwerk en wordt op een afstand van ten minste 5 meter van een kunstwerk aangelegd, waarbij in geval van een buisleiding met explosieve stof, een watertransportleiding of een persleiding die op een afstand van minder dan 50 meter van een kunstwerk wordt aangelegd, de volgende aanvullende eisen gelden:
- de funderingsconstructie wordt aantoonbaar niet negatief beïnvloed door een eventuele erosiekrater;
- als een grondkerende constructie onderdeel uitmaakt van het kunstwerk, wordt de kabel of leiding aangelegd buiten de passieve of actieve zone van de grondkerende constructie, waarbij de invloed op eventuele verankering meegenomen wordt.
de funderingsconstructie wordt aantoonbaar niet negatief beïnvloed door een eventuele erosiekrater;
als een grondkerende constructie onderdeel uitmaakt van het kunstwerk, wordt de kabel of leiding aangelegd buiten de passieve of actieve zone van de grondkerende constructie, waarbij de invloed op eventuele verankering meegenomen wordt.
CC
Artikel 3.118 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In aanvulling op de eisen van artikel 7.3 van de Omgevingsregeling, worden bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning verandering van provinciale weg en werk
activiteit in, op of bij
beperkingengebied provinciale weg
wegen de volgende gegevens verstrekt:
een beschrijving van het werk en de uitvoering daarvan;
een topografische kaart waarop de volgende informatie is vermeld:
- de locatie van het werk;
- het/de wegnummer(s) van de provinciale weg(en);
- het/de hectometerpunt(en) waar het werk wordt verricht;
een verkeersmaatregelenplan waarop de volgende informatie is vermeld:
- de te nemen verkeersmaatregelen;
- het/de wegnummer(s) van de provinciale weg(en);
- het /de hectometerpunt(en) waar het werk wordt verricht;
de verwachte startdatum en duur van de werkzaamheden;
als het werk tijdelijk wordt geplaatst: de duur van de instandhouding van het werk;
als de aanvraag voor een omgevingsvergunning namens een ander is ingediend: een machtiging;
overige informatie die voor de beoordeling van de aanvraag van belang is;
DD
Artikel 3.119 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In aanvulling op de eisen van artikel 7.3 van de Omgevingsregeling, worden bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning werk
activiteit in, op of bij
beperkingengebied provinciale vaarweg
vaarwegen de volgende gegevens verstrekt:
een beschrijving van het werk en de uitvoering daarvan, waarbij aangegeven wordt:
- vanaf welke locatie (de oever en/of de vaarweg) de werkzaamheden worden uitgevoerd;
- wat is de verwachte hinder voor het scheepvaartverkeer en de verwachte duur daarvan;
een topografische kaart waarop de volgende informatie is vermeld:
- de locatie van het werk;
- het/de vaarwegnummer(s) van de provinciale vaarweg(en);
- het/de hectometerpunt(en) waar het werk wordt verricht;
de verwachte startdatum en duur van de werkzaamheden;
als het werk tijdelijk wordt geplaatst: de duur van de instandhouding van het werk;
als de aanvraag voor een omgevingsvergunning namens een ander is ingediend: een machtiging;
overige informatie die voor de beoordeling van de aanvraag van belang is.
EE
Artikel 3.121 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In aanvulling op de eisen van artikel 7.3 van de Omgevingsregeling, worden bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een uitweg de volgende gegevens verstrekt:
het type uitweg (woninguitweg, bedrijfsuitweg of uitweg landbouw en natuurbeheer);
een topografische kaart waarop de volgende informatie is vermeld:
- de exacte locatie van de uitweg;
- eventuele obstakels in de nabijheid van de uitweg;
- het/de wegnummer(s) van de provinciale weg(en); en
- het/de hectometerpunt(en);
de verwachte startdatum en duur van de werkzaamheden;
het verkeersmaatregelenplan, ingetekend op een topografische kaart met wegnummer(s) en hectometerpunten;
als de uitweg gewijzigd wordt: een beschrijving van de beoogde wijziging;
als de uitweg tijdelijk wordt geplaatst: de duur van de instandhouding van de uitweg;
als de aanvraag voor een omgevingsvergunning namens een ander is ingediend: een machtiging;
overige informatie die voor de beoordeling van de aanvraag van belang is.
Een aanvraag van een omgevingsvergunning omvat tevens eventuele bijzondere omstandigheden, die nopen tot een afwijking, bedoeld in Artikel 3.90, tweede lid.
FF
Artikel 3.122 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een aanvraag van
voor een omgevingsvergunning of een melding voor een aanduiding bevat de volgende gegevens:
gegevens zoals bedoeld in artikel 7.3 van de Omgevingsregeling;
het aantal gewenste aanduidingen;
de soort aanduidingen
aanduiding(en);
een topografische kaart waarop de volgende informatie is vermeld:
- de exacte locatie van de aanduiding;
- het/de wegnummer(s) van de provinciale weg(en); en
- het/de hectometerpunt(en) waar de aanduiding wordt geplaatst;
de verwachte startdatum en duur van de werkzaamheden;
als tijdelijke bewegwijzering wordt geplaatst: de duur van de instandhouding van de tijdelijke bewegwijzering;
als de aanvraag voor een omgevingsvergunning of de melding namens een ander is ingediend: een machtiging;
overige informatie die voor de beoordeling van de aanvraag of de melding van belang is.
Een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een aanduiding van een toeristisch overstappunt of een verzorgingsplaats bevat in aanvulling op het eerste lid de naam en de locatie van het toeristische overstappunt of de verzorgingsplaats waar naar verwezen wordt.
Een aanvraag van een omgevingsvergunning aanduiding van een toeristisch object bevat in aanvulling op het eerste lid de volgende gegevens:
GG
Artikel 3.124 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een aanvraag van
voor een omgevingsvergunning of een melding voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van kabels en leidingen bevat de volgende gegevens:
gegevens zoals bedoeld in artikel 7.3 van de Omgevingsregeling;
een tekening waarop de volgende informatie is vermeld:
- het tracé van de kabel of leiding;
- de soort kabel of leiding;
- de wijze van het aanleggen, veranderen of verwijderen van de kabel of leiding;
- het/de hectometerpunt(en) van de provinciale weg of vaarweg;
- voorzieningen op het gebied van transport, zoals wegen, vaarwegen, bruggen, tunnels, spoorlijnen, vliegvelden en havens;
- eventuele obstakels, zoals lantaarnpalen en verkeersregelinstallaties;
- reeds aanwezige kabels en leidingen;
- kunstwerken;
- beplanting;
- eventuele te treffen voorzieningen, zoals mantelbuizen;
een tekening waarop de volgende informatie is vermeld:
het tracé van de kabel of leiding;
de soort kabel of leiding;
de wijze van het aanleggen, veranderen of verwijderen van de kabel of leiding;
het/de hectometerpunt(en) van de provinciale weg of vaarweg;
voorzieningen op het gebied van transport, zoals wegen, vaarwegen, bruggen, tunnels, spoorlijnen, vliegvelden en havens;
eventuele obstakels, zoals lantaarnpalen en verkeersregelinstallaties;
-reeds aanwezige kabels en leidingen;
kunstwerken;
beplanting;
eventuele te treffen voorzieningen, zoals mantelbuizen;
de startdatum en de verwachte duur van de werkzaamheden;
het verkeersmaatregelenplan, ingetekend op een topografische kaart met wegnummer(s) en hectometerpunten;
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de activiteit en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken;
als een gestuurde boring wordt gebruikt: een boorprofiel;
als een zinker wordt gebruikt: een uitvoeringsplan;
als een buisleiding met explosieve stof, een watertransportleiding of een persleiding aangelegd wordt op een afstand van minder dan 50 meter tot een kunstwerk: een berekening van de erosiekrater;
als de aanvraag voor een omgevingsvergunning of de melding namens een ander is ingediend: een machtiging;
overige informatie die voor de beoordeling van de aanvraag of de melding van belang is.
HH
Artikel 3.125 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een aanvraag van
voor een omgevingsvergunning of een melding evenement op de weg bevat de volgende gegevens:
gegevens zoals bedoeld in artikel 7.3 van de Omgevingsregeling;
de exacte locatie van het evenemententerrein, inclusief eventuele parkeerfaciliteiten en objecten (zoals borden en kramen) die geplaatst worden op of naast onze
de provinciale weg, ingetekend op een topografische kaart met wegnummer(s) en hectometerpunten;
de routes, ingetekend op een topografische kaart met wegnummer(s) en hectometerpunten;
als het nemen van verkeersmaatregelen nodig is: een verkeersmaatregelenplan met de te treffen verkeersmaatregelen ingetekend op een topografische kaart, inclusief de eventuele aanwezigheid van verkeersregelaars en benodigde omleidingen;
datum en tijden van het gebruik van de weg;
het gedeelte van de weg (berm, fietspad, parallelweg of hoofdrijbaan) dat gebruikt wordt;
naam en telefoonnummer van de contactpersoon die bereikbaar is gedurende het evenement;
het verwachte aantal bezoekers;
een beschrijving van het aantal en de soort deelnemende voertuigen;
informatie over het aanbrengen van objecten op de provinciale weg of aan provinciale eigendommen;
overige informatie die voor de beoordeling van de aanvraag of de melding van belang is.
Als de provinciale weg afgesloten of gestremd moet worden, bevat een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een evenement op de weg in aanvulling op het eerste lid de volgende gegevens:
een toelichting waarom de afsluiting of de stremming van de weg noodzakelijk is voor het evenement en onvermijdelijk is, waarin in elk geval wordt opgenomen welke alternatieven zijn onderzocht om de afsluiting of stremming van de weg te voorkomen en waarom deze alternatieven niet toereikend zijn;
de duur van de afsluiting of stremming.
Als de aanvraag voor een omgevingsvergunning of de melding namens een ander is ingediend bevat een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een evenement op de weg een machtiging.
II
Artikel 4.106 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Omgevingsplannen laten zelfstandige opstellingen van zonnepanelen alleen toe in de Groene Omgeving in de vorm van tijdelijk (mede)gebruik van gronden en als:
de maatschappelijke meerwaarde is aangetoond;
het verlies van ecologische of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen in ruimtelijke kwaliteit in de omgeving; en
de zelfstandige opstelling van zonnepanelen plaatsvindt op gronden binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water, is de compensatie gericht op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.
Omgevingsplannen voorzien alleen in de zelfstandige opstelling van zonnepanelen in de Groene Omgeving:
op onbebouwde gedeelten van bouwpercelen van (agrarische) bedrijven, voor zover deze gronden niet nodig zijn voor de (agrarische) bedrijfsvoering, tot een maximumoppervlak van 2 ha aan zonnepanelen en mits goed ingepast in het landschap;
op gronden in stads- en dorpsranden, tot een maximumoppervlak van 2 ha aan zonnepanelen en mits goed ingepast in het landschap;
langs hoofdinfrastructuur, mits de ontwikkeling past in een samenhangend ontwerp voor het gehele tracé en in afstemming met de wegbeheerder;
op het water van zandwinplassen, mits dit verenigbaar is met de natuur- en recreatiedoelen van deze plassen;
op geluidswallen en boven bestaande verhardingen, zoals parkeerterreinen, mits goed ingepast in het landschap;
in de vorm van kleinschalige installaties op erven van woningen, mits goed ingepast in het landschap.
Een omgevingsplan dat zelfstandige opstelling van zonnepanelen toestaat bevat een onderbouwing van de maatschappelijke meerwaarde die ingaat op:
de mate waarin sprake is van meervoudig ruimtegebruik;
maatregelen die getroffen worden om de impact op de omgeving te beperken of te compenseren;
de mate waarin wordt aangesloten op de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op de locatie zelf en de omgeving; en
de bijdrage die geleverd wordt aan maatschappelijke doelen.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een omgevingsplan de zelfstandige opstelling van zonnepanelen toestaan voor zover het gaat om concrete initiatieven waarvoor het bevoegd gezag vóór 13 oktober 2023 met een positief principebesluit schriftelijk verklaard heeft dat medewerking verleend zal worden aan het initiatief en mits verzekerd is dat het project uiterlijk 1 januari 2030 gerealiseerd zal zijn.
De zelfstandige opstelling van zonnepanelen als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt uitsluitend toegestaan in de vorm van tijdelijk (mede)gebruik van gronden en als:
de maatschappelijke meerwaarde is aangetoond;
het verlies van ecologische of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen in ruimtelijke kwaliteit in de omgeving; en
de zelfstandige opstelling van zonnepanelen plaatsvindt op gronden binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water, is de compensatie gericht op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.
Een omgevingsplan dat de zelfstandige opstelling van zonnepanelen toestaat in de Groene Omgeving bevat een onderbouwing van de maatschappelijke meerwaarde die ingaat op:
de mate waarin sprake is van meervoudig ruimtegebruik;
maatregelen die getroffen worden om de impact op de omgeving te beperken of te compenseren;
de mate waarin wordt aangesloten op de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op de locatie zelf en de omgeving; en
de bijdrage die geleverd wordt aan maatschappelijke doelen.
JJ
Paragraaf 4.11.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Als uitsluitingsgebied windturbines zijn aangewezen:
Nationaal Landschap IJsseldelta en Nationaal Landschap Noordoost-Twente, zoals aangewezen in Artikel 4.53.
Nationaal Landschap IJsseldelta en Nationaal Landschap Noordoost-Twente, zoals aangewezen in Artikel 4.53; en
Als Zoekgebieden windenergie zijn aangewezen gebieden aan de randen van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente die kansrijk worden geacht voor het realiseren van de opgave van duurzame energieopwekking met wind.
Als zoekgebieden windenergie Noordoost-Twente zijn aangewezen gebieden binnen een Nationaal Landschap die kansrijk worden geacht voor het realiseren van de opgave van duurzame energieopwekking met wind.
Als voorkeursgebieden windenergie zijn aangewezen gebieden die kansrijk worden geacht voor grootschalige clustering van windturbines.
Omgevingsplannen voorzien niet in de mogelijkheid om windturbines op te richten in gebieden die zijn aangewezen als 'uitsluitingsgebied windturbines'.
Omgevingsplannen voorzien niet in de mogelijkheid om windturbines op te richten in gebieden die zijn aangewezen als 'uitsluitingsgebied windturbines'.
In afwijking van het eerste lid kan binnen de
Zoekgebieden windenergie Noordoost-Twente
zoekgebieden windenergie Noordoost-Twente
ruimte geboden worden voor het realiseren van clusters van minimaal 3
4
windturbines, als:
dit noodzakelijk is voor de opgave van duurzame energieopwekking met wind; en mits
de landschappelijke inpassing conform de aanwezige gebiedskenmerken is verzekerd.
Omgevingsplannen voorzien niet in nieuwe ontwikkelingen binnen de aangewezen energiepotentiegebieden die liggen in de voorkeursgebieden windenergie, zoals opgenomen in het Provinciaal Programma Energiestrategie (programmeringsafspraken windenergie), die een optimale invulling van het gebied voor grootschalige clustering van windturbines in de weg staan.
In afwijking van het eerste lid kunnen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan die van groot openbaar en bovenlokaal belang zijn en mits aannemelijk gemaakt is dat daarvoor geen reële alternatieven zijn.
Deze bescherming vervalt zodra is voldaan aan de doelstelling genoemd in Artikel 4.108c, eerste lid.
Omgevingsplannen voorzien op gronden buiten de voorkeursgebieden windenergie alleen in de mogelijkheid om nieuwe windturbines op te richten als deze windturbines deel uitmaken van een cluster van minimaal 4 windturbines.
In afwijking van het eerste lid kan op gronden die deel uitmaken van een bedrijventerreinen of daar direct aan grenzen ruimte worden geboden voor het realiseren van 1 of meer windturbines.
Omgevingsplannen voorzien niet in het oprichten van windturbiness voor zover dit ertoe leidt dat er in Overijssel jaarlijks in totaal meer dan 2,3 TWh aan windenergie opgewekt wordt.
Omgevingsplannen staan alleen toe dat nieuwe windturbines worden opgericht als dit past binnen de geldende programmeringsafspraken windenergie, zoals deze zijn gemaakt en vastgelegd in bestuurlijke afspraken tussen provincie en gemeenten.
Wanneer de realisatie van een nieuwe windturbine niet past binnen geldende programmeringsafspraken windenergie, kan de windturbine alleen worden opgericht als daarvoor vooraf instemming is verkregen van Gedeputeerde Staten.
Als er voor de gemeente geen programmeringsafspraken windenergie gelden, zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om vast te stellen wat voor die gemeente de benodigde hoeveelheid maximum opwek (GWh) is.
Omgevingsplannen voorzien uitsluitend in de mogelijkheid om erfmolen op te richten in de Groene Omgeving binnen de bouwpercelen van (agrarische) bedrijven.
Erfmolens als bedoeld in het eerste lid hebben een tiphoogte van maximaal 25 meter.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan een hogere tiphoogte worden toegestaan, mits onderbouwd is dat een erfmolen met die tiphoogte niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit zoals die op basis van de uitspraken die de Catalogus Gebiedskenmerken doet voor dat gebied, moeten worden behouden en versterkt.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een erfmolen op een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwperceel worden geplaatst, als plaatsing binnen het bouwperceel niet mogelijk of ongewenst is gelet op de gevolgen voor het landschap of omliggende functies, en mits onderbouwd is dat plaatsing buiten het bouwperceel leidt tot een evident betere ruimtelijke situering.
KK
Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_a559cf24-1707-4cfe-a13e-111474dea21b/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_599c9ddb-7bce-49a6-bf14-74ecfac32171/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_a6da6b92-e0d0-4f8e-a539-098ea136f542/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_8f339dfa-625f-4d53-ae5b-e2f2ddbf1359/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_4a4bd34b-de20-4735-b629-46c477b2cbaf/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_78ec459b-0d5c-4842-b264-1ee2a5d893af/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_adab235d-d1b6-4227-93d8-c2bb71fc2df8/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_f5db593a-eebd-4836-b721-a95628bf4ecf/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_5152a739-8c80-4ff2-b38c-f6c61c3ead14/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_07d5537a-0ba7-4235-9929-0fc4cbe3e9cc/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_6b18b60b-364a-4324-ac4f-70d9747b4539/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_cb75d05f-702d-46f7-b330-6ab70101604f/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_ffd7fb5e-b293-4f7d-b972-b944593ef422/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_2e43a2b7-6535-446f-95cc-a5069518b828/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_7f2388cb-ec5a-497e-8929-28f598d110c9/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_ccc09025-3e55-4ae9-bc1a-a3eb3ccb73d4/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_3aa856f7-d065-4825-a611-fb7f5f50778a/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_b4ae34cd-4344-4c74-9258-8a2a4b92819a/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_5d7be637-a474-4079-9757-d1b8f86a5bdc/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_a1a06bfb-c60b-431f-8bbf-45fe8981adc1/nld@2023‑12‑06;80
/join/id/regdata/pv23/2023/38pdf_12729ae2-3c82-4de0-84aa-7d967731824e/nld@2023‑12‑06;80
[Vervallen]
LL
Bijlage Bijlagen wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bijlage III Omgevingswaarden dijktrajecten regionale waterkeringen.pdf
Bijlage IV Vergunningvrije gevallen flora- en fauna activiteit - opzettelijk vangen.pdf
1. Bij lozing van afstromend hemelwater wordt aan de eisen voldaan als:
een weg, een parkeerplaats of een ander terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer ten behoeve van transportmaterieel, zoals vrachtwagens, tankauto's, bussen, of waar handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden, is voorzien van een vloeistofdichte verharding;
overige terreinen die open staan voor gemotoriseerd verkeer zijn voorzien van een aaneengesloten verharding;
het afstromend hemelwater wordt geloosd via één of meer afvoerputten op de riolering of een andere voorziening voor de inzameling of transport van afvalwater, die is aangesloten op een doelmatig werkend zuiveringstechnisch werk of een andere zuiveringsvoorziening. De kwaliteit van het via een zuiveringsvoorziening te lozen afvloeiend hemelwater voldoet aan de streefwaarden ondiep grondwater, die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013;
bij lozing op de bodem wordt aangetoond wordt dat de opbouw van de bodem, waarop wordt geloosd, zodanig is dat geen verontreiniging van de bodem en het grondwater is te verwachten. De kwaliteit van de bodem en van het grondwater wordt periodiek gecontroleerd. In geval van verontreiniging worden gepaste maatregelen getroffen om die verontreiniging ongedaan te maken.
2. De eisen onder 1 sub a en b gelden niet voor een terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer dat in beperkte mate wordt gebruikt en waar geen handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden. In dat geval kan worden volstaan met een elementenverharding.
3. De eisen onder 1 sub c en d gelden niet voor een terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer dat in beperkte mate wordt gebruikt en waar geen handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden.
4. Bij lozingen van afstromend hemelwater bedoeld onder 1 sub c geldt dat wordt voldaan aan de aanvullende eis dat een meetplan wordt overgelegd voor de toetsing van het correct functioneren van de zuiveringsvoorziening. Dit plan geeft in elk geval informatie over het analyseprogramma.
5. Bij lozingen van afstromend hemelwater bedoeld onder d geldt dat wordt voldaan aan de aanvullende eis dat een meetplan wordt overgelegd voor het controleren van de kwaliteit van de bodem en het grondwater.
1. Bij het uitvoeren van boringen en het buiten gebruik stellen van boorputten wordt aan de eisen voldaan als:
het voor de boring toe te passen werkwater of spoelwater van drinkwaterkwaliteit is;
voor het aanmaken van boorspoeling klei of bentoniet wordt toegepast. Het is niet toegestaan andersoortige anorganische of organische hulpstoffen toe te passen, uitgezonderd natriumhydroxide voor het reguleren van de zuurgraad;
bassins, suppletiebakken en tanks voor de opslag van werkwater, spoelwater of boorspoeling geen schadelijke stoffen bevatten;
de aanwezigheid van slecht doorlatende lagen is vastgesteld aan de hand van een profielopname van de doorboorde grondkolom. Als de boormethode dit onvoldoende nauwkeurig mogelijk maakt, wat bijvoorbeeld het geval is bij toepassing van spuit- of roterende boormethoden, wordt het profiel door middel van een geofysisch boorgatonderzoek vastgesteld;
een boorgat zo spoedig mogelijk na het boren of tijdens het plaatsen van peilbuizen/putfilters wordt opgevuld. Daarbij worden de slecht doorlatende lagen in het profiel van 0,5 m boven tot 0,5 m onder deze lagen afgedicht met klei, bijvoorbeeld expanderende of zwelklei;
de in het boorgat geplaatste peilbuizen/putfilters aan de bovenzijde worden beschermd met afsluitbare straatpotten of putdeksels;
peilbuizen en putfilters zo spoedig mogelijk na het buiten gebruik stellen van de put worden opgevuld. De zandvang en het filtergedeelte worden afgedicht met grof grindzand of grind;
het boorgat en/of de buis van 0 tot 5 meter beneden het maaiveld wordt afgedicht met klei, bijvoorbeeld expanderende klei of zwelklei;
de slecht doorlatende lagen in het profiel van 0,5 m boven tot 0,5 m beneden deze lagen worden afgedicht met zwelklei of expanderende klei. Indien een profielopname ontbreekt, worden de peilbuizen en putfilters volledig opgevuld met deze klei; en
in het opvul- of afdichtingsmateriaal geen schadelijke stoffen voorkomen in concentraties boven de Achtergrondwaarden van grond zoals opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.
2. Bij het uitvoeren van grond- en funderingswerken wordt aan de eisen voldaan als:
bij het toepassen van retourbemaling aan het terug te pompen water geen schadelijke stoffen worden toegevoegd;
bij het injecteren in de bodem de te injecteren vloeistoffen niet schadelijk zijn;
bij het inbrengen van palen uitsluitend worden gebruikt:
I. grondverdringende gladde geprefabriceerde palen zonder verbrede voet;
II. in de grond gevormde palen waarbij een hulpbuis wordt gebruikt die niet plaatselijk verbreed is, grondverdringend wordt ingebracht en niet wordt getrokken; of
III. boor- of schroefpalen, indien wordt aangetoond dat de paalsystemen genoemd onder a en b op de betreffende locatie niet toepasbaar zijn;
bij het aanbrengen van een damwand of diepwand:
I. het materiaal van de damwand of diepwand geen verontreiniging van de bodem of het grondwater kan veroorzaken; en
II. de gebruikte (dik)spoeling en vulvloeistoffen niet uit schadelijke stoffen bestaan, maar bijvoorbeeld uit bentoniet, kleicementmengsels of beton;
bij het aanbrengen van een scherm het materiaal van de platen, vliezen of folie niet uit schadelijke stoffen bestaat, maar bijvoorbeeld uit kunststoffolie HDPE al of niet in combinatie met bentoniet;
bij het verwijderen van een damwand, diepwand of scherm geen schadelijke stoffen worden toegepast; en
de grond uit de ontgraving zoveel mogelijk op dezelfde plaats wordt teruggebracht in de ontgraving, zodat de slecht doorlatende bodemlagen die zijn doorboord, weer afsluitend en/of weerstandbiedend worden gemaakt.
Bijlage VIII - Nader uitgewerkte kernkwaliteiten Nationaal Landschap IJsseldelta.pdf
Bijlage IX Nader uitgewerkte kernkwaliteiten Nationaal Landschap Noordoost-Twente.pdf
Bijlage X - Wezenlijke kenmerken en Waarden van het NNN.pdf
Bijlage XI - Voorwaarden voor toestaan milieubelastende activiteiten in waterwingebieden en grondwaterbeschermingszones.pdf
Bijlage XII - Lijst met verboden bedrijven in grondwaterbeschermingszones.pdf
Bijlage XIII Lijst van vaarwegen behorende bij de Omgevingsverordening overijssel.pdf
vervallen Bijlage XIV - Vaarwegdiepten provinciale vaarwegen.pdf
vervallen Bijlage XV - Bedieningstijden bruggen en sluizen.pdf
Bijlage XVI-V-1 - Luchthavengebied met de kadastrale ondergrond.pdf
Bijlage XVI-V-2 - Luchthavengebied ligging banen en locatie handhavingspunten en grenswaarden.pdf
Bijlage XVI-V-3 - Beperkingengebieden in verband met externe veiligheid.pdf
Bijlage XVI-V-4 - Beperkingengebieden in verband met geluid.pdf
Bijlage XVI - V6A Obstakel limitatie vlakken (Inner Horizontal Surface Conical Surface en Outer Horizontal Surface).pdf
Bijlage XVI - V6B Obstakelvlakken voor naderings- en vertrekroutes (Approach Surface Transitional Surface en Take-off climb Surface).pdf
Bijlage XVI-V-6C Hoogtebeperkingen in verband met vliegveiligheidLaserstraalvrij gebied - Obstakelvrije zone.pdf
[Vervallen]
MM
Na het lichaam worden zeventien bijlagen ingevoegd, luidende:
gebieden waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevaren die in de omgeving kunnen optreden.
verwijzing naar een toeristisch object, verzorgingsplaats of toeristisch overstappunt, informatiepanelen, activiteitenborden, speciale aanduidingen, tijdelijke bewegwijzering en gedenktekens
achtergrondwaarden als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
bord van een gemeente met informatie over actuele activiteiten binnen die gemeente
onderzoek naar de behoefte aan nieuw bedrijventerrein zoals dat onderbouwd kan worden vanuit de regionale behoefte bedrijventerreinen, markt- en vastgoedanalyses en andere relevante gegevens
onderzoek naar de behoefte aan nieuwe woningen zoals dat onderbouwd kan worden vanuit de regionale behoefte woningbouw, markt- en vastgoedanalyses en andere relevante gegevens
bestuurlijke afspraken tussen de provincie Overijssel en gemeenten over onder meer het ambitieniveau voor de economische ontwikkeling van de regio, profilering van bedrijventerreinen, het toekomstbestendig maken en houden van de bestaande voorraad, (her)programmering van het aanbod aan bedrijventerreinen en de bijbehorende programmeringsdocumenten, zoals voor een aangegeven periode zijn gemaakt
anorganische meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
landelijk netwerk van doorgaande vaarwegen dat de vaargebieden in alle provincies met elkaar verbindt voor de watersport
uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten en daarmee samenhangende functies
door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren en/of exploiteren
uitweg ter ontsluiting van een perceel dat bij of krachtens de Omgevingswet een bedrijfsmatige functie en daarmee samenhangende functies heeft
woning in of bij een gebouw of op een terrein waar een bedrijf wordt uitgeoefend, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van het bedrijf kennelijk gewenst is
begraafplaatsen en terreinen die bestemd zijn om permanent as op te verstrooien als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging alsmede dierenbegraafplaatsen
wegwijzer op of nabij het punt waar de weggebruiker op de verkregen informatie van de bewegwijzering zal reageren door al dan niet van richting veranderen
In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) stelt het Rijk algemene regels bij activiteiten in de fysieke leefomgeving. In het Bal staat ook of voor die activiteiten een melding of omgevingsvergunning nodig is. Daarnaast regelt het Bal wie het bevoegd gezag is. Het Bal geldt voor alle partijen die actief zijn in de fysieke leefomgeving burgers, bedrijven en overheid.
de gronden binnen steden en dorpen die benut worden voor stedelijke functies op grond van een geldend omgevingsplan en op grond van een (voor)ontwerp voor zover de provincie daarover een positief advies heeft uitgebracht in het kader van het vooroverleg
het geheel van bestaande zandwinlocaties
locaties in de Groene Omgeving waar woningen, bedrijven en voorzieningen aanwezig zijn of gerealiseerd kunnen worden op grond van het geldende omgevingsplan of op grond van een (voor)ontwerp voor zover de provincie daarover een positief advies heeft uitgebracht in het kader van het vooroverleg
functies die gerealiseerd kunnen worden op grond van het geldende omgevingsplan of op grond van een (voor)ontwerp voor zover de provincie daarover een positief advies heeft uitgebracht in het kader van het vooroverleg
natuurwaarden die feitelijk aanwezig zijn in een gebied
bij deze verordening behorende bijlage
biociden als bedoeld in Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming
een activiteit waarbij direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd, waaronder begrepen een bodemenergiesysteem als bedoeld in Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving en een mijnbouwwerk ten behoeve van het opsporen en winnen van aardwarmte als bedoeld in artikel 1, onder n, onderdeel 1, van de Mijnbouwwet
contractuele afspraak waarin is vastgelegd dat de ene partij aan de andere partij een boete verschuldigd is als zich een bepaalde situatie voordoet. De boete kan bestaan uit een geldbedrag of een prestatie
bouwstof als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
BRL SIKB als bedoeld in Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
buisleiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van olie(producten), chemicaliën en gas, met uitzondering van een buisleiding voor het transport van aardgas, alsmede een buisleiding voor het transport van elektriciteit die wordt gekoeld met olie of chemicaliën
winkelgebieden waar detailhandelsvestigingen geconcentreerd zijn, niet zijnde kernwinkelgebieden, die vooral gericht zijn op het voorzien in de dagelijkse behoeften
bijlage van de Omgevingsvisie Overijssel waarin een beschrijving is opgenomen van alle gebiedstypen in Overijssel, waarbij is vastgelegd welke kwaliteiten en kenmerken van elke gebiedstype behouden, versterkt en ontwikkeld moeten vanuit de benadering van de natuurlijke laag, de laag van de agrarische cultuurlandschappen, de stedelijke laag en de laag van de beleving
plan waarin de maatregelen worden vastgelegd die noodzakelijk zijn om de impact van ontwikkelingen binnen het Natuurnetwerk Nederland te compenseren en te mitigeren
compost als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit meststoffenwet.
nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte
gebouwen met inbegrip van de verharde uitloop voor het houden van landbouwhuisdieren of een ander bouwwerk voor het houden van dieren
dierlijke meststoffen als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Meststoffenwet
drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Drinkwaterwet of een ander bedrijf dat uitsluitend of mede bestemd is voor het onttrekken van grondwater voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en in wiens belang het betreffende gebied wordt beschermd
duurzame ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien
Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) is een onderzoeksbureau voor toegepaste economische analyse.
Zowel in opdracht als op eigen initiatief verricht het EIB onderzoek voor marktpartijen en overheid. Op onafhankelijke en wetenschappelijke wijze beantwoordt het EIB economische en sociale vraagstukken over de bouw en gebouwde omgeving.
kleine windturbines op het erf van een (agrarisch) bedrijf waarmee energie wordt opgewekt voor in hoofdzaak eigen gebruik
lokale weg met een verblijfsfunctie, die primair bedoeld is voor bestemmingsverkeer
de rechtspersoon die de luchthaven exploiteert
opslag anders dan in een volledig afgesloten gebouw
overslag anders dan in een volledig afgesloten gebouw
verwerking anders dan in een volledig afgesloten gebouw
het proces waarbij onder hoge druk een mix van water, chemicaliën en zandkorrels de kleisteenlaag wordt ingespoten, waarbij scheuren ontstaan waarlangs het gas naar de boorschacht kan lopen en gewonnen kan worden
bord voor de aanduiding van regio’s, nationale landschappen, nationale parken, ecologische hoofdstructuurgebieden en Unescogebieden- en objecten
gebieden die beschikbaar zijn voor het realiseren van de natuurdoelen zoals omschreven in bijlage X: Wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland
gebieden die getypeerd worden door de geschiktheid voor verdere ontwikkeling van aanwezige of in potentie aanwezige natuurwaarden, maar die nog niet of niet geheel kunnen worden ingericht als natuur conform de natuurdoelen zoals omschreven in bijlage X: Wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland, omdat de gronden nog niet zijn aangekocht, nog niet zijn afgewaardeerd of nog niet beschikbaar zijn voor het realiseren het Natuurnetwerk Nederland
de verschillende typen landschappen en hun kenmerkende eigenschappen zoals beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken
een weg die de verbindingsschakel vormt tussen stroomwegen en erftoegangswegen
gebouw als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit bouwwerken leefomgeving
niet aard- en nagelvast voorwerp zonder verkeersfunctie ter nagedachtenis aan een menselijk verkeersslachtoffer
Gedeputeerde Staten van Overijssel
veehouderij met meer dan 10 geiten
gebouw met een onderwijs- of gezondheidszorgfunctie als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit kwaliteit leefomgeving
gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
gebied dat is aangewezen voor de vestiging van nieuwe glastuinbouwgebieden
dat deel van de fysieke leefomgeving waarvan de gronden niet vallen binnen bestaand bebouwd gebied
kans per jaar dat ten minste 10 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een aandachtsgebied dat wordt veroorzaakt door een activiteit met externe veiligheidsrisico's
grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
grondwater als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet
gebieden die op grond van artikel 7.11, eerste lid onder b van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn aangewezen met het oog op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de winning daarvan voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water
grondwaterlichaam als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet
detailhandel - niet zijnde detailhandel in de branchegroepen dagelijkse goederen of mode en luxe artikelen - met een zeer groot winkelvloeroppervlak en met een assortiment van goederen die qua aard en omvang op zichzelf passend zijn binnen een kernwinkelgebied, maar die aantoonbaar vanwege de omvang van het assortiment van de winkelformule een zeer groot winkeloppervlak nodig hebben
activiteiten die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig, ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden
het proces waarbij verouderde woonwijken en bedrijventerreinen opnieuw worden ingericht en waarbij de bestaande functie van het gebied gehandhaafd blijft
hoogwaardig fietsnetwerk van en naar de stedelijke centra en streekcentra
weg-, vaarweg- en spoorverbindingen van en naar de stedelijke centra en streekcentra
degene voor wiens rekening en risico een zwemwaterlocatie wordt gedreven
paneel dat bestaat uit een kaart van het gebied en een bijbehorend register van objecten en straatnamen om de weggebruiker duidelijk te maken waar een object of een straat ligt en langs welke route dit kan worden bereikt
een instructieregel is een algemene regel waarmee een bestuursorgaan aan een ander bestuursorgaan aangeeft hoe dat orgaan een taak of bevoegdheid moet uitoefenen. Instructieregels gaan over de inhoud, toelichting of motivering van een instrument dat een bestuursorgaan op grond van de Omgevingswet kan inzetten.
gebieden die aangewezen zijn voor de bescherming van grondwater op basis van de tijd die een waterdruppel er over doet om vanaf de rand van het gebied tot aan een winput te komen waar grondwater wordt onttrokken voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water
kalkmeststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
essentiële landschappelijke of cultuurhistorische kenmerken van nationale landschappen of van een deel van een nationaal landschap die aanleiding zijn geweest om over te gaan tot aanwijzing van het nationaal landschap
het gedeelte van binnensteden en dorpscentra waar detailhandelsvestigingen geconcentreerd zijn
winkel die met het oog op de beperking van de afvalstroom en het hergebruik van producten afgedankte waren gratis inzamelt, sorteert, eventueel repareert en opnieuw verkoopt;
een civieltechnische constructie die onderdeel is van een weg, vaarweg of watergang, zoals een brug, viaduct, ecoduct, (fauna)tunnel, onderdoorgang, sluis, stuw, gemaal, sifon, duiker (met een diameter groter dan 800 milimeter) en geleide- en remmingwerken;
extra inzet op het verbeteren en versterken van ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving
kwaliteitsklasse als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
gebouw met een onderwijs- of gezondheidszorgfunctie als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit kwaliteit leefomgeving
locatie als bedoeld in Bijlage VI, onderdeel D van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zoals dat luidde op de datum van inwerkingtreding van deze verordening
de Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De regeling vindt u in artikel 3.1.6 Bro.
zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol, pels of veren of een paard of pony voor het fokken
een kabel of leiding die parallel is gelegd aan, boven, onder, op of in een infrastructureel werk of andere werken in beheer van de provincie
contouren ter aanduiding van de beperkingengebieden in verband met de geluidsbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer, bedoeld in artikel 9 van het Besluit burgerluchthavens
bedrijven die hun oorsprong óf verzorgingsgebied hebben of vinden in de gemeente of kern waar ze gevestigd zijn of zich vestigen én toegevoegde waarde bieden aan de sociaal-economische structuur en voorzieningen
behoefte op gemeentelijke niveau
het op of in de bodem brengen van koelwater, afvalwater dan wel overige vloeistoffen, waarin schadelijke stoffen voorkomen
werk op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten of verspreiding van schadelijke stoffen in de bodem kunnen veroorzaken, waaronder begrepen boringen, grond- en funderingswerken
mestbassin als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, voornamelijk opgebouwd uit folies
meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, van de meststoffenwet.
mestzak als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
door Gedeputeerde Staten vastgestelde methodiek die moet worden gebruikt voor het toestaan van nieuwe risicovolle activiteiten in een omgevingsplan
speciale aanduidingen die gericht zijn op de beïnvloeding van het gedrag van weggebruikers ter uitvoering van overheidsbeleid op het gebied van verkeersveiligheid en mobiliteit
locaties waar de uitwisseling plaatsvindt tussen de verkeersmodaliteiten weg, water en spoor
gebied met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee cultuurhistorische en natuurlijke kenmerken
NEN 3650 ‘Eisen voor buisleidingsystemen’, uitgave januari 2020
NEN 3655 ‘Veiligheidsbeheersysteem (VBS) voor buisleidingsystemen voor het transport van gevaarlijke stoffen – Functionele eisen’, uitgave januari 2020
bedrijvigheid anders dan agrarisch bedrijvigheid, die niet functioneel aan de Groene Omgeving is gebonden
alle activiteiten behalve de activiteiten die goed samengaan met de betekenis van het grondwater voor de drinkwaterwinning en grote of grootschalige risicovolle activiteiten
bedrijventerrein waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
bovengrondse opslagmogelijkheden waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
detailshandelsvestigingen waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
multifunctionele locatie waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
ondergrondse opslagmogelijkheden waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving waarvoor het geldende omgevingsplan moet worden aangepast voordat daaraan medewerking kan worden verleend
te realiseren woningen, waarvoor nog geen omgevingsvergunning is afgegeven
kantoorruimten die geen onderdeel uitmaken van een bedrijf
vestiging waarin het geldende omgevingsplan nog niet voorziet
uitspraken over landschappelijke inpassing volgens de aanwezige gebiedskenmerken die geen ruimte laten voor lokale afweging
stuk land tussen de oeverlijn en de dichtstbij gelegen rand van het beperkingengebied vaarwegen
omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4.
provinciale integrale visie voor de fysieke leefomgeving zoals vastgesteld door Provinciale Staten
tuinbouw waarbij geteeld wordt in kassen (onder glas) en waarbij deze glastuinbouw dienstbaar is aan de opengrondteelt, zoals broeien van bollen of het opkweken van plantmateriaal
elke activiteit waardoor iets aan of in de hoogteligging van een terrein verandert of waarbij de bodem van een water wordt verlaagd.
kwaliteitsimpuls Groene Omgeving in de zone Ondernemen met Natuur en Water Het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water is gericht op behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten en de versterking van het watersysteem, in samenhang met economische ontwikkeling. De ambitie is een samenhangend netwerk van natuur en water met ecologische, hydrologische, economische en recreatieve kwaliteit. Voor zover gronden niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland, geldt hier een "ja, mits benadering". Dit houdt in dat ontwikkelingsruimte wordt geboden onder de voorwaarde dat er bijgedragen wordt aan ruimtelijke kwaliteit. Deze benadering geldt in principe ook voor de andere ontwikkelingsperspectieven, maar daar kan de kwaliteitsinvestering breed worden ingezet. In het geval van het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water geldt dat de investeringen in ruimtelijke kwaliteit gericht moeten worden ingezet op het realiseren van wateropgaven en het versterking van natuur en landschap. Als ondernemers, burgers of organisaties nieuwe groene initiatieven ontplooien, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van een nieuw landgoed, dient dat bij voorkeur in de zone Ondernemen met Natuur en Water plaats te vinden.
op of in de bodem brengen van meststoffen als bedoeld in paragraaf 3.2.20, eerste lid van het Besluit activiteiten leefomgeving
provinciale weg die openbaar is in de zin van de Wegenwet
gebieden die niet beschermd worden door primaire keringen en daarmee wettelijk gezien buitendijks liggen
gebieden die normaal niet onder water staan, maar tijdelijk onder water kunnen komen te staan bij overstroming
aaneengesloten stuk grond dat in de feitelijke actuele situatie is ingericht ten behoeve van een functie
gebieden buiten de kernwinkelgebieden
contouren ter aanduiding van de beperkingengebieden in verband met het externe veiligheidsrisico vanwege het luchthavenluchtverkeer, zoals bedoeld in artikel 9 van het Besluit burgerluchthavens
gebieden die door de natuurlijke ligging bij hevige neerslag gemakkelijk onder water lopen
Bestuurlijke afspraken tussen de provincie Overijssel en gemeenten over onder meer het ambitieniveau voor de verduurzaming van de energievoorziening, de maximum opwek (GWh) van windenergie, het aantal windturbines dat daarvoor minimaal gerealiseerd moet worden binnen de provincie en de verdeling daarvan over de verschillende regio's en de bijbehorende programmeringsdocumenten, zoals voor een aangegeven periode zijn gemaakt.
elk binnen de provincie gelegen water dat openstaat voor het openbaar scheepvaartverkeer, voor zover op grond van artikel 5.23 Omgevingsverordening in beheer bij de provincie
voor het openbaar verkeer openstaande wegen in beheer bij de provincie, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten
de houder van een omgevingsvergunning, de indiener van een melding dan wel degene wiens belang door de aanduiding wordt gediend
complex van recreatiewoningen en/of recreatieverblijven die voor recreatief nachtverblijf zijn bestemd; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen
gebouw of kampeermiddel dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt
permanent ter plaatse aanwezig gebouw dat niet op wielen verplaatsbaar is en dat bedoeld is om steeds wisselend door huishoudens of daarmee gelijk te stellen groepen van personen, die het hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor toeristisch of recreatief gebruik. Onder recreatiewoningen worden niet verstaan groepsaccommodaties zoals kampeerboerderijen en jeugdherbergen
gemeenten met een samenhangende markt voor woningen, bedrijventerreinen of (detailhandels)voorzieningen, die bediend wordt door de bouwmogelijkheden die deze gemeenten daarvoor bieden
bovenlokale behoefte van de regio
provinciale analyse van de behoefte aan nieuwe woningen in de regio die gebaseerd is op de provinciale behoefteprognose
effecten op bovengemeentelijk niveau
afstemmingsoverleg tussen gemeenten in de regio waarin wordt vastgesteld welk aanbod per gemeente nodig is om gezamenlijk in de regionale behoefte te voldoen
uitspraken over landschappelijke inpassing volgens de aanwezige gebiedskenmerken die ruimte laten voor lokale afweging binnen de kaders van de provinciale kwaliteitsambities
resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, dier en plant belangrijk is
combinatie van onderling samenhangende plannen, projecten of handelingen waarvan één of enkele afzonderlijk een negatief effect hebben op het Natuurnetwerk Nederland, maar waarvan de gecombineerde uitvoering leidt tot een vergroting van de oppervlakte of een verbetering van de kwaliteit en samenhang van de ecologische hoofdstructuur op gebiedsniveau
stoffen of combinaties van stoffen of vloeistoffen, preparaten of andere producten, in welke vorm dan ook, waarvan hetzij in het algemeen, hetzij in het gegeven geval, verwacht kan worden dat ze de bodem en het grondwater verontreinigen of kunnen verontreinigen, waaronder in ieder geval begrepen de (families en groepen van) stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIX onder B van het Besluit kwaliteit leefomgeving
welzijn van mens voor zover het gaat om het voldoen aan de menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving
aanduidingen die dienen voor verkeersoriëntatie, zoals buurtschapsborden, borden ter benaming van rivieren, kanalen, bruggen en viaducten, gebiedsaanduidingsborden, gemeentegrensborden, straatnaamborden, borden bebouwde kom (H1 of H2), huisnummering, borden route gevaarlijke stoffen (K14), of borden die geen bewegwijzering tot doel hebben, zoals mottoborden
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet
beginsel dat erop gericht is verslechtering van de grondwaterkwaliteit tegen te gaan en het vergroten van risico’s op verontreiniging van het grondwater te voorkomen
standaardtekening uitwegen, zoals uitgewerkt in bijlage XVII
beginsel dat erop gericht is risico’s op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren
gebied dat onderdeel uitmaakt van bestaand bebouwd gebied
de gemeenten Zwolle en Kampen, de Netwerkstad Twente en de Cleantech regio (Deventer)
de steden Almelo, Borne, Deventer, Enschede, Hengelo, Kampen, Oldenzaal en Zwolle
functies van steden en dorpen zoals wonen, bedrijvigheid, detailhandel, horeca, maatschappelijke, educatieve, culturele en religieuze voorzieningen met bijbehorende infrastructuur, stedelijk water en stedelijk groen
de kernen Steenwijk en Hardenberg
autoweg met een maximale snelheid van 100 km/u die aangeduid is met een RVV bord G03/G04
situatie waarin ontwikkelingen de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen, duurzaam en evenwichtig bijdragen aan het welzijn van mensen, economische welvaart en beheer van natuurlijke voorraden en ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben
met de Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving kijken het CPB en het PBL vooruit naar de jaren 2030 en 2050. Zij brengen demografische en economische trends in beeld en analyseren ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Daarbij ligt de focus op vier brede thema's: regionale ontwikkelingen en verstedelijking, mobiliteit, klimaat en energie en landbouw. In het WLO ontwikkelen zij twee referentiescenario's: Hoog en Laag. Scenario Hoog combineert een hoge economische groei van 2 procent per jaar met een relatief sterke bevolkingsaanwas. En in scenario Laag gaat een gematigde economische groei van 1 procent per jaar samen met een beperkte demografische ontwikkeling. Deze referentiescenario's zijn beleidsarm ingevuld. Ze bieden daardoor een inzicht in toekomstige knelpunten en kansen en vormen zo een kader om na te denken over toekomstig beleid.
toepassen van grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit
object dat door aard, omvang en wijze van exploitatie is ingesteld op bezoek van recreanten en toeristen of dat een vergelijkbare publieksfunctie heeft. Een toeristisch object kan bestaan uit één of meerdere gebouwen of een terrein met een recreatieve functie
een landelijk geregistreerd knooppunt waar diverse fiets-, wandel- en eventueel vaarroutes samenkomen dat voorzien is van parkeergelegenheid
proces waarbij verouderde woonwijken en bedrijventerreinen opnieuw worden ingericht en waarbij de bestaande functie van het gebied wordt omgezet naar een nieuwe functie
afwegingsmodel zoals beschreven in de Omgevingsvisie Overijssel waarmee bepaald wordt of nieuwe ruimtelijke initiatieven bijdragen aan provinciale ambities, waarbij achtereenvolgens de vraag beantwoord moet worden:
- OF het initiatief past binnen de generieke en gebiedsspecifieke beleidskeuzes van de provincie,
- WAAR het initiatief het beste ingepast kan worden gelet op de provinciale ontwikkelingsperspectieven en
- HOE het initiatief uitgevoerd moet worden gelet op de provinciale uitspraken over gebiedskenmerken
elke rechtstreekse ontsluiting voor voertuigen van een perceel ten behoeve van een woning, bedrijf of landbouwgrond op een in deze regeling bedoelde openbare provinciale weg en de daarbij behorende doorsteken, dammen, duikers en verhardingen van de tussenberm
uitweg ter ontsluiting van een perceel dat wordt gebruikt voor landbouw, natuur of een waterstaatswerk en een bij dat gebruik passende functie heeft.
leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen waarbij bestaande kwaliteiten worden benut en waar mogelijk nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd
buiten de rijbaan gelegen parkeervoorziening voor de weggebruiker, al dan niet gecombineerd met voorzieningen zoals een brandstofverkooppunt of een wegrestaurant
start of landing met een luchtvaartuig
een voertuig zoals bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijnde fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens
winkelformules die vanwege de omvang en aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals showrooms voor auto's, boten en caravans, bouwmarkten, tuincentra, wooninrichtingszaken
voor menselijke consumptie bestemd water als bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving
gebieden die door het aanbrengen van waterhuishoudkundige werken, zoals dijken, kades en toevoerwerken, geschikt zijn gemaakt voor wateropvang
waterbodem als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving
waterwinlocatie gelegen in een grondwaterlichaam als bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving
weg als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet
actuele en potentiele natuurwaarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied, zoals omschreven in bijlage X Wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland
een door wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, niet zijnde een erfmolen
gebouw of gedeelte daarvan met een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving
uitweg om te komen van en naar een perceel waarop bij of krachtens de Omgevingswet een woning is toegestaan
bestuurlijke afspraken tussen de provincie en gemeenten over onder meer de bouw van nieuwe woningen, huisvesting van doelgroepen, wonen en zorg, stedelijke vernieuwing en de toekomstbestendigheid van de bestaande woningvoorraad
gebouw als bedoeld in Bijlage VI, onderdeel E van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zoals dat luidde op de datum van inwerkingtreding van deze verordening
installatie voor de opwekking van zonne-energie die niet gecombineerd wordt met bebouwing, maar zelfstandig is opgesteld in het vrije veld
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe4f59dfd-58e9-43de-ad8c-512578a0e66c/nld@2024‑10‑22;635
/join/id/regdata/pv23/2024/gio44c27632-5ee2-48bf-ad82-86b0d25578a7/nld@2024‑10‑22;638
/join/id/regdata/pv23/2024/gio53384e7c-bd7d-458d-aa3e-47df68e68ae8/nld@2024‑10‑22;634
/join/id/regdata/pv23/2024/giod543d619-c839-4bbe-b1fc-3cde36f0922a/nld@2024‑10‑22;633
/join/id/regdata/pv23/2024/gio78f60777-452c-4206-9fad-865bc2d92139/nld@2024‑10‑22;636
/join/id/regdata/pv23/2024/gio63089ee7-e3b3-4b3a-9040-c8c85891bc71/nld@2024‑10‑22;632
/join/id/regdata/pv23/2024/giod9d20093-805b-4524-92a3-efff5b6ea914/nld@2024‑10‑22;629
/join/id/regdata/pv23/2024/gio03025b5e-3d98-4fec-805f-919ac701480a/nld@2024‑10‑22;637
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5d65f201-5e8a-453d-9887-09c684bd1416/nld@2024‑10‑22;630
/join/id/regdata/pv23/2024/gio23b2fec3-b310-4c6a-b7d8-54c56d873847/nld@2024‑10‑22;631
/join/id/regdata/pv23/2024/giod7ad5491-8857-4a0e-8442-812aa1666f1a/nld@2024‑10‑22;628
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7df93aad-85ce-4a4f-bea4-d575772072bf/nld@2024‑10‑22;651
/join/id/regdata/pv23/2024/gio195a634a-7abb-40d3-b319-8337bfa20c7b/nld@2024‑10‑22;646
/join/id/regdata/pv23/2024/gioa9eac0cc-ed01-44bd-ad4e-6d93a34bfcc5/nld@2024‑10‑22;647
/join/id/regdata/pv23/2024/gio313681a5-1a33-4e6b-b562-71ab06a53ff2/nld@2024‑10‑22;644
/join/id/regdata/pv23/2024/gioa805a3bf-fd8e-49e9-86fc-b6513c5fceb7/nld@2024‑10‑22;649
/join/id/regdata/pv23/2024/gio30a162e4-d12c-420b-8221-92139551fb0b/nld@2024‑10‑22;650
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8ebde3c0-8aa4-4b73-a8d6-64f0c2da244b/nld@2024‑10‑22;641
/join/id/regdata/pv23/2024/giofea401be-909d-438d-b857-2080c8cd64f1/nld@2024‑10‑22;642
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8711b662-fddc-455a-9616-f69ba2e836b9/nld@2024‑10‑22;648
/join/id/regdata/pv23/2024/gioc3af3411-c3d3-477d-83f1-fc113283e27d/nld@2024‑10‑22;643
/join/id/regdata/pv23/2024/gioba72ccd6-672c-43b1-9636-746be706ea9e/nld@2024‑10‑22;645
/join/id/regdata/pv23/2024/gio49b72896-3519-42a5-9f97-e3d0e633657f/nld@2024‑10‑22;640
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3057a338-9f8b-483e-ad3d-3b2e03d52310/nld@2024‑10‑22;664
/join/id/regdata/pv23/2024/gio960ed637-7ce4-44be-a6c9-be75412b6f79/nld@2024‑10‑22;655
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0a4f0df6-ade6-48a7-95d7-a6f792c31b03/nld@2024‑10‑22;662
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3eac694d-348a-4e3e-8679-57261e346bfe/nld@2024‑10‑22;665
/join/id/regdata/pv23/2024/gio36eb2a03-7fa2-4cdb-8d31-2281bca23c57/nld@2024‑10‑22;660
/join/id/regdata/pv23/2024/gio24aeecb9-af0b-4fa8-aa11-46c2f746bde6/nld@2024‑10‑22;656
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfa559cf24-1707-4cfe-a13e-111474dea21b/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf599c9ddb-7bce-49a6-bf14-74ecfac32171/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfa6da6b92-e0d0-4f8e-a539-098ea136f542/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf8f339dfa-625f-4d53-ae5b-e2f2ddbf1359/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf4a4bd34b-de20-4735-b629-46c477b2cbaf/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf78ec459b-0d5c-4842-b264-1ee2a5d893af/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfadab235d-d1b6-4227-93d8-c2bb71fc2df8/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdff5db593a-eebd-4836-b721-a95628bf4ecf/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf5152a739-8c80-4ff2-b38c-f6c61c3ead14/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf07d5537a-0ba7-4235-9929-0fc4cbe3e9cc/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf6b18b60b-364a-4324-ac4f-70d9747b4539/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfcb75d05f-702d-46f7-b330-6ab70101604f/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfffd7fb5e-b293-4f7d-b972-b944593ef422/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf2e43a2b7-6535-446f-95cc-a5069518b828/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf7f2388cb-ec5a-497e-8929-28f598d110c9/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfccc09025-3e55-4ae9-bc1a-a3eb3ccb73d4/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf3aa856f7-d065-4825-a611-fb7f5f50778a/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfb4ae34cd-4344-4c74-9258-8a2a4b92819a/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf5d7be637-a474-4079-9757-d1b8f86a5bdc/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf12729ae2-3c82-4de0-84aa-7d967731824e/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf9eae087b-72cd-44a3-b1c8-aeaa2457e417/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8381339c-82d2-4a97-b85f-5b2c39951427/nld@2024‑10‑22;526
/join/id/regdata/pv23/2024/gioc8eae636-5006-4974-9ba6-6fd6611da3cd/nld@2024‑10‑22;447
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8469f2a5-0f1e-4688-9daa-d65003c538e7/nld@2024‑10‑22;654
/join/id/regdata/pv23/2024/gio33304a21-8a52-40f0-b19b-9cb9c75093b3/nld@2024‑10‑22;663
/join/id/regdata/pv23/2024/gio20c4bc21-d0d9-4510-8273-a5f64ae68a53/nld@2024‑10‑22;450
/join/id/regdata/pv23/2024/gio444269ab-c51b-44f7-b305-f7e9bcd2f460/nld@2024‑10‑22;448
/join/id/regdata/pv23/2024/gio9cab269c-31d0-48d4-b049-9e156954ab1e/nld@2024‑10‑22;453
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1b192621-23e2-4067-926a-52a1b4a18d5e/nld@2024‑10‑22;531
/join/id/regdata/pv23/2024/giod7c489ad-39eb-4b1b-b1d3-29766b9abfbd/nld@2024‑10‑22;657
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8f411b3c-9331-4634-b3e6-10dc27f1166d/nld@2024‑10‑22;451
/join/id/regdata/pv23/2024/gio99513a54-240d-4d4f-960e-a835e36b83e0/nld@2024‑10‑22;455
/join/id/regdata/pv23/2024/giob29535f1-f807-44f6-8235-73d2800a6b8d/nld@2024‑10‑22;454
/join/id/regdata/pv23/2024/giocb21eeaa-4572-4c07-ad9b-c31c017c87b0/nld@2024‑10‑22;598
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5954bdae-9885-487e-b995-1f4851cb226a/nld@2024‑10‑22;459
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8cc6d38a-fe54-49fd-b16e-9693cc772a90/nld@2024‑10‑22;605
/join/id/regdata/pv23/2024/gio53651614-faa4-488a-9817-c0a8cb8d2d14/nld@2024‑10‑22;604
/join/id/regdata/pv23/2024/gioc5d0f733-f16a-4868-a795-d0c18ed84351/nld@2024‑10‑22;470
/join/id/regdata/pv23/2024/gio26060fbe-a1d5-41d8-9c3a-e584b18966ae/nld@2024‑10‑22;456
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0c030584-7176-4507-88b4-ff86bea927cb/nld@2024‑10‑22;479
/join/id/regdata/pv23/2024/gio55868b95-fb43-4837-9132-339e795c8c0e/nld@2024‑10‑22;474
/join/id/regdata/pv23/2024/gio889a0ff4-7a27-470d-856c-7ca835c40ec1/nld@2024‑10‑22;674
/join/id/regdata/pv23/2024/gio08aec1a4-011a-448e-a7d1-578f6a360d05/nld@2024‑10‑22;671
/join/id/regdata/pv23/2024/giobc66431b-9d57-40b0-a2ad-30944f403ee1/nld@2024‑10‑22;472
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4dcc88f6-2719-40b1-ae40-9a049fc59413/nld@2024‑10‑22;473
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0cb641fa-61d3-43a7-912b-9ab8e8d06ee5/nld@2024‑10‑22;477
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4f1fc6af-647e-4b0c-a32d-e3b3a7511b69/nld@2024‑10‑22;471
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4d25eda8-76f8-4750-be2e-342c7fe4db35/nld@2024‑10‑22;678
/join/id/regdata/pv23/2024/gio33555c8b-22cb-4aae-a2d2-7251eb8c5a23/nld@2024‑10‑22;364
/join/id/regdata/pv23/2024/gioebe64dfb-bca6-4e59-9429-00c94a15d799/nld@2024‑10‑22;374
/join/id/regdata/pv23/2024/gio669f45d2-e50e-4b6e-9970-bd1d5fd5a335/nld@2024‑10‑22;599
/join/id/regdata/pv23/2024/giof2fd8c05-f78c-4abd-948f-850a1e93d0bf/nld@2024‑10‑22;527
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0758a355-7c3b-4dd3-90a6-d75d272337cb/nld@2024‑10‑22;363
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe9d26854-1bb4-4d33-989d-d262148b120f/nld@2024‑10‑22;365
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4473c9bd-e2fd-4f90-84ab-276d83ca70c7/nld@2024‑10‑22;529
/join/id/regdata/pv23/2024/gio01fc68c5-f91f-4768-bc36-385965f37103/nld@2024‑10‑22;367
/join/id/regdata/pv23/2024/gio65d8d874-dc72-4215-ab0a-b3fd503e7580/nld@2024‑10‑22;361
/join/id/regdata/pv23/2024/gioaa1ecfba-5d17-4133-b566-c089d5214374/nld@2024‑10‑22;496
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4be37218-4908-4277-bc69-b5e97890223c/nld@2024‑10‑22;495
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8af97f13-52fd-473f-9cff-544f9018b0ef/nld@2024‑10‑22;499
/join/id/regdata/pv23/2024/giof2c48818-3131-4cbc-a0c9-fc0c7e33a7ac/nld@2024‑10‑22;497
/join/id/regdata/pv23/2024/gio589cadea-8d04-4c1d-8c3e-c6a0a6c9564e/nld@2024‑10‑22;498
/join/id/regdata/pv23/2024/gio9303b547-869f-44dc-93f5-80363fa33853/nld@2024‑10‑22;507
/join/id/regdata/pv23/2024/gio603f4c65-d8ee-4a46-8d41-6f7a291af1b9/nld@2024‑10‑22;506
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe095a088-09db-4a75-bfc9-ff89d6cb5e8f/nld@2024‑10‑22;511
/join/id/regdata/pv23/2024/gio06a0dfd9-054b-413f-959c-e055cbedcd01/nld@2024‑10‑22;518
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5487b27e-c571-434a-ad54-005366092ca2/nld@2024‑10‑22;521
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8d22ebf6-cc2b-4c3f-8e5f-44f699105ae5/nld@2024‑10‑22;517
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2a4cdd22-fd3c-4897-bbee-dfb9e93fb6cd/nld@2024‑10‑22;532
/join/id/regdata/pv23/2024/gioae1f30b5-79af-4f1c-b899-c9c949000b07/nld@2024‑10‑22;516
/join/id/regdata/pv23/2024/gio27ce50ec-2c69-4fc1-b53a-e090b39c5029/nld@2024‑10‑22;509
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7b05fc7e-81c0-4b77-9249-eabc16cca331/nld@2024‑10‑22;514
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe7a6552a-122b-4c41-9bb3-a1a632760e9f/nld@2024‑10‑22;626
/join/id/regdata/pv23/2024/giof5cf4730-eaab-41f3-83bd-24d36cb1fba2/nld@2024‑10‑22;661
/join/id/regdata/pv23/2024/gioaecebd20-db31-4419-ba4f-81185b37576c/nld@2024‑10‑22;616
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe622f94f-f207-4b73-867a-4d4e43780ba5/nld@2024‑10‑22;623
/join/id/regdata/pv23/2024/giode92e7eb-1903-4c50-bb3c-51f80bc12bb1/nld@2024‑10‑22;624
/join/id/regdata/pv23/2024/gioedbfe31b-92db-457a-92ca-3fc1350045b4/nld@2024‑10‑22;515
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe400b22c-e18d-4a74-83d7-3afdd41a7563/nld@2024‑10‑22;530
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7489bcd0-65a1-4ee9-940d-fb00de30808d/nld@2024‑10‑22;525
/join/id/regdata/pv23/2024/gioad447814-cb60-4072-b23f-8a689e0185ea/nld@2024‑10‑22;666
/join/id/regdata/pv23/2024/gio73284cf3-09ab-47db-9e49-2babb92e911d/nld@2024‑10‑22;619
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1257c45b-e7d4-429c-8b9f-90ac30596af0/nld@2024‑10‑22;540
/join/id/regdata/pv23/2024/gio68cea00c-2940-4f16-9b59-858d5eb46eac/nld@2024‑10‑22;538
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1285c3f6-4876-4bec-a480-0c81fec6a15e/nld@2024‑10‑22;536
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3c0eedca-a8de-445d-8fbd-5c9c7c1dac00/nld@2024‑10‑22;542
/join/id/regdata/pv23/2024/gio42f84f48-7c0e-4511-a00a-bd7ba5d01d9f/nld@2024‑10‑22;534
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7fd01ce2-d09c-4a9d-b911-82ef10ed50a5/nld@2024‑10‑22;553
/join/id/regdata/pv23/2024/gio03a895c8-6288-4830-b9e1-5b724eb8887e/nld@2024‑10‑22;552
/join/id/regdata/pv23/2024/gio272a97e4-182f-44ad-90eb-fc96786992f2/nld@2024‑10‑22;659
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1f3edfdf-3068-4ecf-9753-655c390c55d5/nld@2024‑10‑22;463
/join/id/regdata/pv23/2024/gio6dc0a217-b1b0-4f56-a85e-999ec1ef5cd6/nld@2024‑10‑22;595
/join/id/regdata/pv23/2024/gio93c3bee9-317e-4f8f-9970-bac3a313348d/nld@2024‑10‑22;551
/join/id/regdata/pv23/2024/gio687f0016-7226-497b-bf33-6b2185a50cb3/nld@2024‑10‑22;620
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0f6bfad2-ba5c-4d73-aecc-395570afbfd6/nld@2024‑10‑22;601
/join/id/regdata/pv23/2024/giof8193524-ba49-4fde-b77c-69e954bf2712/nld@2024‑10‑22;550
/join/id/regdata/pv23/2024/giob04fb0c3-1821-4fb9-a46d-ccb7a6952944/nld@2024‑10‑22;556
/join/id/regdata/pv23/2024/gio21edd3ad-d5be-4522-8b63-643de549513e/nld@2024‑10‑22;555
/join/id/regdata/pv23/2024/gioba37a082-e018-4b38-a0ec-8a0eb36fc015/nld@2024‑10‑22;544
/join/id/regdata/pv23/2024/gio14cac466-b1c7-4957-af2f-891c6c2c47c4/nld@2024‑10‑22;464
/join/id/regdata/pv23/2024/gio70f5f544-99e5-4369-a285-fdfda4ef14fa/nld@2024‑10‑22;566
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe21bdaff-2474-4428-975b-dec88fef8449/nld@2024‑10‑22;560
/join/id/regdata/pv23/2024/gio30499f36-c064-4b84-84db-bc8ba6b1422c/nld@2024‑10‑22;565
/join/id/regdata/pv23/2024/gio288e1e27-310b-40f5-9311-1f74cd9e7b9e/nld@2024‑10‑22;559
/join/id/regdata/pv23/2024/giod99d7819-6df0-4c1b-bdf9-25b480d5a89f/nld@2024‑10‑22;567
/join/id/regdata/pv23/2024/gio55305b42-3124-4df0-ba84-c8f16ebe90a9/nld@2024‑10‑22;562
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8166b649-b5c8-47bf-bfa6-4052689c5a20/nld@2024‑10‑22;618
/join/id/regdata/pv23/2024/gio54f67922-d099-4085-a2c0-442b11533188/nld@2024‑10‑22;669
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3ed1d77e-2abe-4912-8a50-2f305f4d03d7/nld@2024‑10‑22;571
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1efe7af8-22d3-4214-ae90-9613f2cb0e04/nld@2024‑10‑22;533
/join/id/regdata/pv23/2024/gio36f7ae82-b3b1-4827-ac21-ee13e9345789/nld@2024‑10‑22;574
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe3622ae2-6ba8-4647-9ec0-8cf21c0fed8a/nld@2024‑10‑22;593
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2fe2b631-52e4-4162-b39d-a41c1742af4c/nld@2024‑10‑22;676
/join/id/regdata/pv23/2024/gio05c42cdc-5c0d-40ee-9db7-b15f3773d9fc/nld@2024‑10‑22;584
/join/id/regdata/pv23/2024/gioee8a933e-a9a3-4812-a581-4858a7af36e1/nld@2024‑10‑22;578
/join/id/regdata/pv23/2024/gio979eb746-f40a-4fae-bced-3fc209b96629/nld@2024‑10‑22;579
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5d1ee506-db33-4088-9fd4-ffed181a20d8/nld@2024‑10‑22;582
/join/id/regdata/pv23/2024/gio83be2aa3-039b-45d5-9f29-a5a956b6bed5/nld@2024‑10‑22;362
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe0a882ee-a00c-4980-bfc7-8815147cd2cd/nld@2024‑10‑22;670
/join/id/regdata/pv23/2024/gio83a6ef14-c9e0-42f2-b370-da9089e427f0/nld@2024‑10‑22;586
/join/id/regdata/pv23/2024/gio02658b42-2be7-4f34-9979-3a253f6a1dcc/nld@2024‑10‑22;587
/join/id/regdata/pv23/2024/gio04cfb5e3-582c-4338-b063-9c5a2a9f20bc/nld@2024‑10‑22;590
/join/id/regdata/pv23/2024/gio6a8a3001-3d26-4bc3-a5dc-e05919322af8/nld@2024‑10‑22;658
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5a92c276-b4db-4d3e-a1e8-d62421f90d97/nld@2024‑10‑22;589
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2fa803bb-6ddb-4464-a3c4-fefe6ca966b9/nld@2024‑10‑22;588
/join/id/regdata/pv23/2024/gio6132ffe2-2370-4579-bc76-c83ed1124945/nld@2024‑10‑22;594
Bijlage III Omgevingswaarden dijktrajecten regionale waterkeringen.pdf
Bijlage IV Vergunningvrije gevallen flora- en fauna activiteit - opzettelijk vangen.pdf
1. Bij lozing van afstromend hemelwater wordt aan de eisen voldaan als:
een weg, een parkeerplaats of een ander terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer ten behoeve van transportmaterieel, zoals vrachtwagens, tankauto's, bussen, of waar handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden, is voorzien van een vloeistofdichte verharding;
overige terreinen die open staan voor gemotoriseerd verkeer zijn voorzien van een aaneengesloten verharding;
het afstromend hemelwater wordt geloosd via één of meer afvoerputten op de riolering of een andere voorziening voor de inzameling of transport van afvalwater, die is aangesloten op een doelmatig werkend zuiveringstechnisch werk of een andere zuiveringsvoorziening. De kwaliteit van het via een zuiveringsvoorziening te lozen afvloeiend hemelwater voldoet aan de streefwaarden ondiep grondwater, die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013;
bij lozing op de bodem wordt aangetoond wordt dat de opbouw van de bodem, waarop wordt geloosd, zodanig is dat geen verontreiniging van de bodem en het grondwater is te verwachten. De kwaliteit van de bodem en van het grondwater wordt periodiek gecontroleerd. In geval van verontreiniging worden gepaste maatregelen getroffen om die verontreiniging ongedaan te maken.
2. De eisen onder 1 sub a en b gelden niet voor een terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer dat in beperkte mate wordt gebruikt en waar geen handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden. In dat geval kan worden volstaan met een elementenverharding.
3. De eisen onder 1 sub c en d gelden niet voor een terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer dat in beperkte mate wordt gebruikt en waar geen handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden.
4. Bij lozingen van afstromend hemelwater bedoeld onder 1 sub c geldt dat wordt voldaan aan de aanvullende eis dat een meetplan wordt overgelegd voor de toetsing van het correct functioneren van de zuiveringsvoorziening. Dit plan geeft in elk geval informatie over het analyseprogramma.
5. Bij lozingen van afstromend hemelwater bedoeld onder d geldt dat wordt voldaan aan de aanvullende eis dat een meetplan wordt overgelegd voor het controleren van de kwaliteit van de bodem en het grondwater.
1. Bij het uitvoeren van boringen en het buiten gebruik stellen van boorputten wordt aan de eisen voldaan als:
het voor de boring toe te passen werkwater of spoelwater van drinkwaterkwaliteit is;
voor het aanmaken van boorspoeling klei of bentoniet wordt toegepast. Het is niet toegestaan andersoortige anorganische of organische hulpstoffen toe te passen, uitgezonderd natriumhydroxide voor het reguleren van de zuurgraad;
bassins, suppletiebakken en tanks voor de opslag van werkwater, spoelwater of boorspoeling geen schadelijke stoffen bevatten;
de aanwezigheid van slecht doorlatende lagen is vastgesteld aan de hand van een profielopname van de doorboorde grondkolom. Als de boormethode dit onvoldoende nauwkeurig mogelijk maakt, wat bijvoorbeeld het geval is bij toepassing van spuit- of roterende boormethoden, wordt het profiel door middel van een geofysisch boorgatonderzoek vastgesteld;
een boorgat zo spoedig mogelijk na het boren of tijdens het plaatsen van peilbuizen/putfilters wordt opgevuld. Daarbij worden de slecht doorlatende lagen in het profiel van 0,5 m boven tot 0,5 m onder deze lagen afgedicht met klei, bijvoorbeeld expanderende of zwelklei;
de in het boorgat geplaatste peilbuizen/putfilters aan de bovenzijde worden beschermd met afsluitbare straatpotten of putdeksels;
peilbuizen en putfilters zo spoedig mogelijk na het buiten gebruik stellen van de put worden opgevuld. De zandvang en het filtergedeelte worden afgedicht met grof grindzand of grind;
het boorgat en/of de buis van 0 tot 5 meter beneden het maaiveld wordt afgedicht met klei, bijvoorbeeld expanderende klei of zwelklei;
de slecht doorlatende lagen in het profiel van 0,5 m boven tot 0,5 m beneden deze lagen worden afgedicht met zwelklei of expanderende klei. Indien een profielopname ontbreekt, worden de peilbuizen en putfilters volledig opgevuld met deze klei; en
in het opvul- of afdichtingsmateriaal geen schadelijke stoffen voorkomen in concentraties boven de Achtergrondwaarden van grond zoals opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.
2. Bij het uitvoeren van grond- en funderingswerken wordt aan de eisen voldaan als:
bij het toepassen van retourbemaling aan het terug te pompen water geen schadelijke stoffen worden toegevoegd;
bij het injecteren in de bodem de te injecteren vloeistoffen niet schadelijk zijn;
bij het inbrengen van palen uitsluitend worden gebruikt:
I. grondverdringende gladde geprefabriceerde palen zonder verbrede voet;
II. in de grond gevormde palen waarbij een hulpbuis wordt gebruikt die niet plaatselijk verbreed is, grondverdringend wordt ingebracht en niet wordt getrokken; of
III. boor- of schroefpalen, indien wordt aangetoond dat de paalsystemen genoemd onder a en b op de betreffende locatie niet toepasbaar zijn;
bij het aanbrengen van een damwand of diepwand:
I. het materiaal van de damwand of diepwand geen verontreiniging van de bodem of het grondwater kan veroorzaken; en
II. de gebruikte (dik)spoeling en vulvloeistoffen niet uit schadelijke stoffen bestaan, maar bijvoorbeeld uit bentoniet, kleicementmengsels of beton;
bij het aanbrengen van een scherm het materiaal van de platen, vliezen of folie niet uit schadelijke stoffen bestaat, maar bijvoorbeeld uit kunststoffolie HDPE al of niet in combinatie met bentoniet;
bij het verwijderen van een damwand, diepwand of scherm geen schadelijke stoffen worden toegepast; en
de grond uit de ontgraving zoveel mogelijk op dezelfde plaats wordt teruggebracht in de ontgraving, zodat de slecht doorlatende bodemlagen die zijn doorboord, weer afsluitend en/of weerstandbiedend worden gemaakt.
Bijlage VIII - Nader uitgewerkte kernkwaliteiten Nationaal Landschap IJsseldelta.pdf
Bijlage IX Nader uitgewerkte kernkwaliteiten Nationaal Landschap Noordoost-Twente.pdf
Bijlage XII - Lijst met verboden bedrijven in grondwaterbeschermingszones.pdf
Bijlage XIII Lijst van vaarwegen behorende bij de Omgevingsverordening overijssel.pdf
Bijlage XVI-V-1 - Luchthavengebied met de kadastrale ondergrond.pdf
Bijlage XVI-V-2 - Luchthavengebied ligging banen en locatie handhavingspunten en grenswaarden.pdf
Bijlage XVI-V-3 - Beperkingengebieden in verband met externe veiligheid.pdf
Bijlage XVI-V-4 - Beperkingengebieden in verband met geluid.pdf
Bijlage XVI-V-7 - Beperkingengebied vogelaantrekkende bestemmingen en grondgebruik.pdf
Bijlage XVII Standaardtekening uitwegen.pdf
NN
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Voor de concretisering van de algemene zorgplicht in de Omgevingswet is een specifieke zorgplichtbepaling opgenomen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater voor de (openbare) drinkwaterwinning. Op basis daarvan is het verboden om in de grondwaterbeschermingsgebieden van (openbare) drinkwaterwinningen schadelijke stoffen te gebruiken of handelingen te verrichten die de grondwaterkwaliteit kunnen aantasten, zonder beschermende maatregelen of voorzieningen te treffen. In de Omgevingsverordening zijn alleen voor een beperkt aantal risico-activiteiten buiten inrichtingen expliciete regels opgenomen. Ook al geldt er geen expliciet verbod op een activiteit of gelden er niet direct specifieke regels bij het verrichten van de activiteit, als die activiteit risico's voor de kwaliteit van het grondwater met zich meebrengt mag zij niet zonder meer worden uitgevoerd. De zorgplichtbepaling heeft daarom een belangrijke vangnetfunctie. Voor de definitie van het begrip schadelijke stoffen wordt verwezen naar de begripsbepalingen in Bijlage I
II
bij de verordening.
OO
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Voor het aanleggen van bodemenergiesystemen geldt een absoluut verbod omdat nog onvoldoende duidelijk is dat deze systemen geen negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het grondwater voor de drinkwaterwinning. Het verbod geldt ondermeer in afwachting van resultaten van landelijke proefprojecten. Het begrip bodemenergiesysteem heeft in deze verordening een bredere reikwijdte dan in het Besluit activiteiten leefomgeving. Het gaat niet alleen om koude-warmte-opslag en bodemwarmtewisselaars, maar bijvoorbeeld ook om systemen voor hoge temperatuur opslag en aardwarmte. Zie de begripsbepaling in Bijlage I
II
bij de verordening.
PP
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In een boringsvrije zone bevinden zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken, zodanige beschermende bodemlagen dat met beperkte regels kan worden volstaan. In boringsvrije zones is het beschermingsregime erop gericht om de zones te vrijwaren van mechanische bodemingrepen, die de beschermende functie van slecht doorlatende bodemlagen zouden kunnen aantasten. Ook moet worden voorkomen dat schadelijke stoffen het grondwater verontreinigen dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening.
Deze paragraaf bevat de direct werkende regels voor milieubelastende activiteiten buiten een bedrijfslocatie in een boringsvrije zone. In Paragraaf 4.8.5 van de verordening zijn de instructieregels voor gemeenten voor milieubelastende activiteiten op bedrijfslocaties (voorheen inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer) in boringsvrije zones opgenomen.
De direct werkende regels in deze paragraaf houden het volgende in.
Er is een absoluut verbod opgenomen om koelwater, afvalwater en andere schadelijke vloeistoffen te lozen en om bodemenergiesystemen aan te leggen vanaf een bepaalde diepte in de ondergrond. Dit gelet op de risico's van opwarming of verontreiniging van het grondwater. Voor bodemenergiesystemen worden de resultaten van enkele langjarige, landelijke proefprojecten afgewacht, waarbij de risico's voor het grondwater in beeld worden gebracht. Het begrip bodemenergiesysteem heeft in deze verordening een bredere reikwijdte dan in het Besluit activiteiten leefomgeving, zie de begripsbepaling in Bijlage I
II
bij de verordening.
Andere mechanische ingrepen zijn alleen toegestaan wanneer wordt voldaan aan algemene voorschriften en vooraf een melding wordt ingediend.
Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
RR
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Kwaliteitsimpuls zonnevelden
Installaties voor de opwekking van zonne-energie zijn onmisbaar voor de provinciale doelstelling voor de toepassing van hernieuwbare energie. Uit een oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik willen wij zonnepanelen en andere vormen van opwekking van zonne-energie zoveel mogelijk combineren met andere functies, bij voorkeur met bebouwing. Daarom stellen wij de toepassing van de zonneladder verplicht bij initiatieven voor zonnevelden in de Groene Omgeving. De zonneladder geeft de voorkeursvolgorde aan bij de verdeling van de opwekopgave voor zonne-energie.
Nu is al te voorzien dat op korte termijn alleen in een deel van de opgave voor de opwekking van hernieuwbare energie kan worden voorzien binnen het bestaand bebouwd gebied. Daarom bieden wij de mogelijkheid om, als uitzondering op de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, in de Groene Omgeving tijdelijke zelfstandige opstellingen van zonnepanelen te realiseren. Het gaat daarbij om opstellingen van zonnepanelen voor een periode van niet meer dan 25 jaar op een wijze die omkeerbaar is en waarbij de oorspronkelijke bestemming gehandhaafd blijft.
Wij verlenen alleen medewerking aan monofunctionele zonnevelden (trede 3) als de gemeente en de initiatiefnemer hebben verkend en gemotiveerd dat trede 1 (stimuleren van de productie van zonne-energie op daken in bebouwd gebied of gebruik maken van te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte) en trede 2 (combineren van de productie van zonne-energie met gebiedsopgaven in stads- en dorpsranden of gebiedsontwikkelingen in de groene omgeving) niet mogelijk zijn.
Gelet op de impact die (ook tijdelijke) veldopstellingen van zonnepanelen kunnen hebben op hun omgeving, zal niet alleen de maatschappelijke meerwaarde van het initiatief moeten worden aangetoond, maar zal er ook compensatie moeten plaatsvinden door extra te investeren in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Meerwaarde kan worden aangetoond vanuit de volgende criteria:
- de mate waarin sprake is van meervoudig ruimtegebruik (combinaties met andere functies);
- maatregelen die getroffen worden om de impact te beperken of te compenseren;
- de mate waarin wordt aangesloten op de karakteristieken van het gebied (gebiedseigen/gebiedsvreemd) en
- bijdrage aan maatschappelijke doelen (in ieder geval aan de provinciale doelen voor duurzaamheid, maar ook aan draagvlak in de omgeving, bijdrage aan maatschappelijke cohesie, (financiële) bijdragen aan maatschappelijke opgaven, enz.)
Niet in alle gevallen zal de meerwaarde op alle genoemde criteria in gelijke mate te bereiken zijn. Het hangt immers van het geval en de locatie af waar de kansen en opgaven te vinden zijn om maatschappelijke meerwaarde te bereiken. De gemeente zal in de toelichting op het bestemmingsplan moeten onderbouwen dat er sprake is van maatschappelijke meerwaarde die de impact van een zelfstandige opstelling in de Groene Omgeving rechtvaardigt.
De extra investering in ruimtelijke kwaliteit is geformuleerd als een bijzondere vorm van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving zoals die is opgenomen in Artikel 4.11 van de Omgevingsverordening. In de balans tussen ontwikkeling en kwaliteitsinvestering mag rekening gehouden worden met feit dat een zelfstandige opstelling voor zonnepanelen alleen als tijdelijk gebruik kan worden toegestaan. Aan de andere kant geldt dat er wel degelijk sprake is van langdurige impact op de omgeving omdat het tijdelijke gebruik een periode van niet meer dan 25 jaar kan beslaan.
Voor de toepassing van de regeling voor zonnevelden in de Omgevingsverordening is een Handreiking opgesteld voor gemeenten en initiatiefnemers. Ook is een voorbeeldenboek beschikbaar.
Met het Rijk is afgesproken dat de zonneladder wordt aangescherpt en dat landbouw- en natuurgronden in principe niet meer worden gebruikt voor zon op land. Reden daarvoor is dat monofunctionele zonneparken een groot beslag leggen op landbouwgronden. Vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik moet het opwekken van zonne-energie zoveel mogelijk gecombineerd worden met andere functies, bij voorkeur gebouwen. Het toenemende ruimtebeslag van zon op land maakt het nog moeilijker om een oplossing te vinden voor de ruimteclaims die andere grote maatschappelijke opgaven doen op het landelijk gebied. Ook kunnen zonnevelden door netcongestie de ontwikkeling van woonlocaties in de weg zitten. Wij borgen de aanscherping van de zonneladder door in principe geen zelfstandige opstellingen van zonnepanelen toe te staan in de Groene Omgeving.
De bestuursafspraken bieden ruimte om uitzonderingen te maken op de algemene regel dat zonnevelden niet meer worden toegestaan op landbouw- en natuurgronden. Wij doen dat voor de gevallen die genoemd worden in trede 1 van de Overijsselse zonneladder.
Onder trede 1 van de Overijsselse zonneladder valt:
de productie van zonne-energie op daken van gebouwen (zoals woningen, bedrijven, (agrarische) gebouwen),
het gebruik van gebieden die bebouwd kunnen worden en bruikbare restruimten (boven parkeerterreinen en op geluidwallen) voor het opwekken van zonne-energie;
kleine, goed ingepaste zonnevelden op (agrarische) erven (tot 2 ha) en kleine, goed ingepaste zonnevelden van lokale initiatieven in stads- en dorpsranden (tot 2 ha).
Aanvullend daarop bieden wij binnen de Groene Omgeving ruimte voor het realiseren van zelfstandige opstellingen van zonnepanelen voor:
SS
Na sectie 4.11.1 wordt een sectie ingevoegd, luidende:
Artikel 4.106 lid 1
In het eerste lid van artikel 4.106 zijn de uitzonderingen benoemd op de algemene regel dat zonnevelden niet zijn toegestaan op landbouw- en natuurgronden. De ruimte die geboden wordt om zelfstandige opstellingen van zonnepanelen te realiseren op onbenutte delen van het (agrarisch) bouwperceel, wordt ook geboden aan niet-agrarische bedrijven in de Groene Omgeving.
De voorwaarde dat de gronden niet nodig zijn voor de (agrarische) bedrijfsvoering is ingevoegd om te voorkomen dat eerst het bouwperceel van het (agrarische) bedrijf wordt vol gezet met zonnepanelen en daarna uitbreiding van het bouwperceel wordt gevraagd voor de primaire bedrijfsactiviteiten.
Bij de uitzondering die gemaakt wordt voor zonnevelden langs hoofdinfrastructuur is de voorwaarde opgenomen dat ontwikkelingen moeten passen in een duidelijk samenhangend ontwerp voor het hele tracé. Dit moet voorkomen dat grondeigenaren langs hoofdinfrastructuur met losse initiatieven komen waardoor er vanaf de weg een rommelig beeld ontstaat.
De mogelijkheid om zonnevelden toe te staan op water is beperkt tot zandwinplassen. Het hangt van de eindbestemming van de zandwinplas af of drijvende zonnepanelen een passend nevenfunctie kan zijn.
Artikel 4.106, lid 2
Op 11 oktober 2023 hebben Provinciale Staten een voorbereidingsbesluit genomen met het oog op de voorgenomen aanscherping van de zonneladder. Het tweede lid van artikel 4.106 biedt een overgangsregeling voor initiatieven die op dat moment vergaand in voorbereiding waren.
Artikel 4.106, lid 3
De ruimte die wij bieden om, als uitzondering op de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, in de Groene Omgeving zelfstandige opstellingen van zonnepanelen te realiseren, zien wij als een tijdelijke oplossing. Wij verwachten dat op termijn de vraag naar zonne-energie bediend kan worden door zonnepanelen op daken en gevels. Daarom dient de zelfstandige opstelling van zonnepanelen geregeld te worden als tijdelijk afwijkend gebruik. Het gaat daarbij om opstellingen van zonnepanelen voor een periode van niet meer dan 25 jaar op een wijze die omkeerbaar is en waarbij de oorspronkelijke bestemming gehandhaafd blijft.
Gelet op de impact die (ook tijdelijke) veldopstellingen van zonnepanelen kunnen hebben op hun omgeving, zal niet alleen de maatschappelijke meerwaarde van het initiatief moeten worden aangetoond, maar zal er ook compensatie moeten plaatsvinden door extra te investeren in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Artikel 4.106 lid 4
Meerwaarde kan worden onderbouwd vanuit de volgende criteria:
de mate waarin sprake is van meervoudig ruimtegebruik (combinaties met andere functies);
maatregelen die getroffen worden om de impact te beperken of te compenseren;
de mate waarin wordt aangesloten op de karakteristieken van het gebied (gebiedseigen/gebiedsvreemd) en
bijdrage aan maatschappelijke doelen (in ieder geval aan de provinciale doelen voor duurzaamheid, maar ook aan draagvlak in de omgeving, bijdrage aan maatschappelijke cohesie, (financiële) bijdragen aan maatschappelijke opgaven, enz.).
Niet in alle gevallen zal de meerwaarde op alle genoemde criteria in gelijke mate te bereiken zijn. Het hangt immers van het geval en de locatie af waar de kansen en opgaven te vinden zijn om maatschappelijke meerwaarde te bereiken. De gemeente zal in de toelichting op het omgevingsplan moeten onderbouwen dat er sprake is van maatschappelijke meerwaarde die de impact van een zelfstandige opstelling in de Groene Omgeving rechtvaardigt.
De extra investering in ruimtelijke kwaliteit is geformuleerd als een bijzondere vorm van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving zoals die is opgenomen in artikel 4.11 van de Omgevingsverordening. In de balans tussen ontwikkeling en kwaliteitsinvestering mag rekening gehouden worden met feit dat een zelfstandige opstelling voor zonnepanelen alleen als tijdelijk gebruik kan worden toegestaan. Aan de andere kant geldt dat er wel degelijk sprake is van langdurige impact op de omgeving omdat het tijdelijke gebruik een periode van niet meer dan 25 jaar kan beslaan.
Voor de toepassing van de aangescherpte regeling voor zonnevelden in de Omgevingsverordening wordt een nieuwe Handreiking opgesteld voor gemeenten en initiatiefnemers. Er komt een voorbeeldenboek beschikbaar.
TT
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Provinciaal belang
Provinciaal belang
In de Omgevingsvisie is de provinciale ambitie vastgelegd van een betrouwbare, duurzame en betaalbare energievoorziening met beperking van uitstoot van broeikasgassen. Daarbij zet de provincie in op een transitie waarin aan de ene kant bespaard wordt op energie door het terugdringen van het energieverbruik en het efficiënter gebruik van energie. Aan de andere kant zal er in de opwekking van energie een omslag gemaakt moeten worden van afhankelijkheid van fossiele brandstoffen naar het steeds verder vergroten van het aandeel hernieuwbare energie in de energievoorziening (energie uit bronnen als de zon, wind, biomassa en ondergrond).
Bij het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie geldt voor windenergie dat de provincie in ieder geval de bestuurlijke afspraken met het Rijk over het realiseren van windenergie op land wil nakomen. Belemmeringen voor het oprichten van windturbines zijn zoveel mogelijk opgeheven.
Overijssel wil bijdragen aan een kimaatneutraal
klimaatneutraal Nederland in 2050. In West-Overijssel is in de Regionale Energie Strategie (RES) de ambitie geformuleerd om 1,794 TWh aan duurzame energie op te wekken in 2030. Het RES-gebied Twente heeft als ambitie om 1,5 TWh duurzame elektriciteit duurzaam op te wekken in 2030. Om die ambitie te kunnen realiseren (3,3 TWh duurzame energie in 2030, waarvan 2 TWh duurzame energie door wind op land) zal er ruimte gemaakt moeten worden voor wind- en zonne-energie, naast de inzet op energiebesparing en het verbeteren van systeemefficiëntie.
Kansrijke zoekgebieden
Met name in de gebieden die in de Omgevingsvisie zijn aangemerkt als kansrijk zoekgebied windenergie verwacht de provincie haar taakstelling op het gebied van windenergie te kunnen behalen. In deze gebieden (ten noorden van de Vecht, tussen Staphorst-Zwolle en nabij Hardenberg) is ruimte voor (boven)lokale ontwikkeling van windenergie. Als gemeenten in deze kansrijke zoekgebieden niet mee willen werken aan initiatieven voor de plaatsing van windturbines, dan zetten we de instrumenten die ons ter beschikking staan maximaal in. Daarbij moet met name gedacht worden aan het nemen van projectbesluiten. Deze verordening verplicht overigens niet tot de oprichting van windturbines in de kansrijke zoekgebieden.
Uitsluitingsgebieden windenergie
Niet overal binnen Overijssel is de oprichting van windturbines gewenst gelet op de impact die dat kan hebben op landschappelijke en natuurlijke waarden. In de verordening wordt daarom de oprichting van windturbines uitgesloten binnen het Natuurnetwerk Nederland en de twee Nationale Landschappen (IJsseldelta en Noordoost-Twente).
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt niet langer aangemerkt als uitsluitingsgebieden voor windenergie. Een generiek verbod op windenergie op voorhand binnen het NNN doet geen recht aan de noodzaak om binnen heel Overijssel op zoek te gaan naar mogelijkheden om lokaal duurzame energie op te wekken. Voor het Nationaal Landschap Noordoost-Twente heeft eerder een herijking van de status uitsluitingsgebied windenergie plaatsgevonden, waarbij zoekgebieden windenergie zijn aangewezen. Voor het Nationaal Landschap IJsseldelta moet deze herijking nog worden uitgevoerd. De Nationale Landschapen gelden nog wel als uitsluitingsgebied windenergie, maar in de Omgevingsverordening is geregeld dat het generieke verbod op windenergie niet geldt voor de zoekgebieden windenergie die zijn aangewezen.
Artikel 4.108 biedt binnen het Nationaal Landschap Noordoost-Twente de mogelijkheid om van dit absolute verbod op het plaatsen van windturbines af te wijken. Deze mogelijkheid wordt alleen geboden voor de gebieden aan de randen van het Nationaal Landschap die aangewezen zijn als 'zoekgebieden windenergie Noordoost-Twente'. Voorwaarde is dat aangetoond is dat de plaatsing van windturbines noodzakelijk is om de opgave voor duurzame energieopwekking met wind te realiseren. Ook moet verzekerd zijn dat de windturbines goed in het landschap kunnen worden ingepast.
Ruimtelijke randvoorwaarden
Dat het Natuurnetwerk Nederland niet langer wordt aangemerkt als uitsluitingsgebieden windenergie betekent niet dat de plaatsing van windturbines overal zondermeer is toegestaan. Na het schrappen van het generieke verbod op het plaatsen van windturbines, blijven de andere provinciale beleidskaders van toepassing. Dit betekent dat locaties die vallen binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), beoordeeld moeten worden op de voorwaarden die de regeling voor het NNN voor nieuwe ontwikkelingen stelt. Verder zal bij de plaatsing van windturbines recht gedaan moeten worden aan normerende en richtinggevende uitspraken die in de Catalogus Gebiedskenmerken over het landschap worden gedaan. Op de plaatsing van windturbines is altijd de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing.
Voor de zoekgebieden windenergie Noordoost-Twente geldt naast de algemene kaders voor sturing op ruimtelijke kwaliteit, de aanvullende eis dat de windturbines in clusters gerealiseerd moeten worden van minimaal 3 windturbines.
Gebiedskenmerken
Buiten uitsluitingsgebieden windenergie is de oprichting van windturbines in principe toegestaan op grond van het provinciale beleid. Of medewerking kan worden verleend aan een initiatief wordt beoordeeld met behulp van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie (OF, WAAR, HOE). Een belangrijk punt daarin is de vraag hoe de plaatsing van een windturbine zich verhoudt tot de gebiedskenmerken die van toepassing zijn in de specifieke lokale situatie. Er zal sprake moeten zijn van een goede landschappelijke inpassing op basis van de aanwezige gebiedskenmerken. Deze eis vloeit voort uit het bepaalde in Afdeling 4.2 en Afdeling 4.3 van deze verordening (sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit). In Artikel 4.9 ev is geregeld hoe onderbouwd moet worden dat een initiatief bijdraagt aan het versterken van ruimtelijke kwaliteit.
Ecologisch onderzoek
Afhankelijk van de situering ten opzichte van natuurgebieden, zal ecologisch onderzoek nodig zijn om aan te tonen dat de oprichting van de windturbines niet zal leiden tot significante effecten op beschermde natuurwaarden.
Beperkingengebieden windenergie luchthavenbesluit Twente Airport
Op de kaart windenergie staan beperkingengebieden aangegeven. De beperkingen voor het oprichten van windturbines in deze gebieden worden niet geregeld in Paragraaf 4.11.2, maar komen voort uit de hoogtebeperkingen die worden opgelegd in Artikel 7.16 van het Luchthavenbesluit Twente Airport voor de vliegveiligheid.
Bij het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie geldt voor windenergie dat de provincie in ieder geval de bestuurlijke afspraken met het Rijk over het realiseren van windenergie op land wil nakomen.
UU
Na sectie 4.11.2 worden vijf secties ingevoegd, luidende:
Niet overal binnen Overijssel is de oprichting van windturbines gewenst, gelet op de impact die dat kan hebben op landschappelijke en natuurlijke waarden.
Voor gebieden die aangewezen zijn als uitsluitingsgebied windenergie geldt een verbod op voorhand om windturbines op te richten. Op dit moment zijn alleen de Nationale Landschappen IJsseldelta en Noordoost-Twente aangewezen als uitsluitingsgebied windenergie.
Gelet op de opgave om de energievoorziening te verduurzamen, wordt de mogelijkheid geboden om in afwijking van het verbod op het oprichten van windturbines ook binnen de Nationale Landschappen in speciaal daarvoor aangewezen zoekgebieden, toch windturbines toe te staan.
Voor het Nationaal Landschap Noordoost-Twente heeft eerder een herijking van de status uitsluitingsgebied windenergie plaatsgevonden, waarbij zoekgebieden windenergie zijn aangewezen. Voor het Nationaal Landschap IJsseldelta moet deze herijking nog worden uitgevoerd. De Nationale Landschapen blijven dus gelden als uitsluitingsgebied windenergie, maar in de Omgevingsverordening is geregeld dat het generieke verbod op windenergie niet geldt voor de zoekgebieden windenergie die daarbinnen zijn aangewezen. Op verzoek van de gemeenten in het Nationaal Landschap Twente geldt voor de zoekgebieden binnen uitsluitingsgebieden windenergie een clustereis van minimaal 4 windturbines. Met deze afwijkende clustereis houden we rekening met de beperkte mogelijkheden voor de opstelling van windturbines binnen de zoekgebieden.
Dit artikel (instructieregel uitsluitingsgebied windenergie) biedt binnen het Nationaal Landschap Noordoost-Twente de mogelijkheid om van het absolute verbod op het plaatsen van windturbines af te wijken. Deze mogelijkheid wordt alleen geboden voor de gebieden aan de randen van het Nationaal Landschap die aangewezen zijn als ‘zoekgebieden windenergie Noordoost-Twente’. Voorwaarde is dat aangetoond is dat de plaatsing van windturbines noodzakelijk is om de opgave voor duurzame energieopwekking met wind te realiseren. Ook moet verzekerd zijn dat de windturbines goed in het landschap kunnen worden ingepast.
Ruimtelijke randvoorwaarden
Dat het Natuurnetwerk Nederland niet langer wordt aangemerkt als uitsluitingsgebieden windenergie betekent niet dat de plaatsing van windturbines overal zondermeer is toegestaan. Na het schrappen van het generieke verbod op het plaatsen van windturbines, blijven de andere provinciale beleidskaders van toepassing. Dit betekent dat locaties die vallen binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), beoordeeld moeten worden op de voorwaarden die de regeling voor het NNN voor nieuwe ontwikkelingen stelt. Verder zal bij de plaatsing van windturbines recht gedaan moeten worden aan normerende en richtinggevende uitspraken die in de Catalogus Gebiedskenmerken over het landschap worden gedaan. Op de plaatsing van windturbines is altijd de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing.
Gebiedskenmerken
Buiten uitsluitingsgebieden windenergie is de oprichting van windturbines in principe toegestaan op grond van het provinciale beleid. Of medewerking kan worden verleend aan een initiatief wordt beoordeeld met behulp van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie (OF, WAAR, HOE). Een belangrijk punt daarin is de vraag hoe de plaatsing van een windturbine zich verhoudt tot de gebiedskenmerken die van toepassing zijn in de specifieke lokale situatie. Er zal sprake moeten zijn van een goede landschappelijke inpassing op basis van de aanwezige gebiedskenmerken. Deze eis vloeit voort uit het bepaalde in Afdeling 4.2 en Afdeling 4.3 van deze verordening (sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit). In Artikel 4.9 en volgende is geregeld hoe onderbouwd moet worden dat een initiatief bijdraagt aan het versterken van ruimtelijke kwaliteit.
Ecologisch onderzoek
Afhankelijk van de situering ten opzichte van natuurgebieden, zal ecologisch onderzoek nodig zijn om aan te tonen dat de oprichting van de windturbines niet zal leiden tot significante effecten op beschermde natuurwaarden.
Beperkingengebieden windenergie luchthavenbesluit Twente Airport
Op de kaart windenergie staan beperkingengebieden aangegeven. De beperkingen voor het oprichten van windturbines in deze gebieden worden niet geregeld in Paragraaf 4.11.2 Windenergie, maar komen voort uit de hoogtebeperkingen die worden opgelegd in Artikel 7.16 van het Luchthavenbesluit Twente Airport voor de vliegveiligheid.
Wij streven naar grootschalige clustering van windturbines in landschappen die daarvoor geschikt zijn. Daarmee kan een forse bijdrage geleverd worden aan de verduurzaming van de energievoorziening en voorkomen we versnippering van het landschap op andere plekken in de provincie.
In het OER is onderzocht waar er potentieel ruimte is voor de plaatsing van windturbines. Een optimale invulling van voorkeursgebieden windenergie betekent dat de potentiële locaties voor windturbines die opgenomen zijn op de energiepotentiekaart (200 meter) van het OER ontzien moeten worden als er nieuwe ontwikkelingen in het gebied mogelijk worden gemaakt.
Om te zorgen dat de in het Provinciaal Programma Energiestrategie aangewezen energiepotentiegebieden, die liggen in deze voorkeursgebieden geschikt blijven voor windturbines, regelen wij aan de ene kant vrijwaring van ontwikkelingen die dat in de weg staan. Aan de andere kant zorgen we met de eis van een optimale invulling voor windenergie, dat de energiepotentiegebieden zo goed mogelijk benut worden.
Dit betekent echter ook dat windprojecten die kleiner zijn dan de ruimtelijke potentie zo vormgegeven worden dat toekomstige (windenergie)projecten in het gebied mogelijk blijven. Deze bescherming vervalt wanneer de doelstelling genoemd in artikel 4.108c lid 1 bereikt is. Dit betekent dat op het moment dat de windparken feitelijk gerealiseerd zijn.
Op de regel dat nieuwe ontwikkelingen niet mogen leiden tot aantasting van de potenties van het voorkeursgebied voor windenergie, wordt een uitzondering gemaakt voor ontwikkelingen die van groot openbaar en bovenlokaal belang zijn en onderbouwd is dat daarvoor geen reële alternatieven bestaan. Daarbij kan gedacht worden aan de aanleg van hoofdinfrastructuur in het kader van het landelijke energienetwerk, dijkverzwaringsprojecten of bovenregionale opgave woningbouw. Daarbij tekenen we aan dat:
Woningbouwlocaties en nieuwe bedrijventerreinen die bedoeld zijn voor lokale behoefte van bovenlokaal belang kunnen zijn vanwege de bijdrage die deze locaties conform de programmeringsafspraken leveren aan het aanbod voor de regio.
De transformatie en omvorming van agrarische erven binnen de begrenzing van de bestaande agrarische bouwvlakken ook gezien kan worden als een opgave van groot openbaar en bovenlokaal belang.
We voeren voor windturbines een clustereis in met het oog op de ruimtelijke kwaliteit. Met de clustereis gaan we versnippering van het landschap tegen en maken we opstellingen met meerdere windturbines mogelijk die een rustig beeld opleveren.
De clustereis betekent niet dat alleen nog initiatieven van 4 windturbines en meer mogelijk zijn. Door op een goede manier aan te sluiten op andere/bestaande initiatieven, kan aan de clustereis worden voldaan. Het gaat immers om de ruimtelijke samenhang en de onderbouwing daarvan. Dat geldt ook als aangesloten wordt op de opstelling van windturbines aan de andere kant van de Duitse grens, mits er ruimtelijk sprake is van één cluster.
Om duidelijk te maken hoe de clustereis kan worden ingevuld, gaan we de handreiking wind aanvullen met voorbeelden. Bij de ruimtelijke criteria die daarbij kunnen worden toegepast spelen landschapstypen, overige bebouwing en infrastructuur een rol.
We gaan programmeringsafspraken maken met gemeenten waarin we vastleggen hoeveel windturbines er per gemeente gerealiseerd gaan worden om te voldoen aan de afspraken die gemaakt zijn in het kader van de Regionale Energiestrategie. Daarmee zorgen we voor een evenwichtige spreiding van de opgave voor windenergie over de provincie
Doel daarvan is de openheid en kwaliteit van het landschap te waarborgen. Hoe we de programmeringsafspraken gaan maken en welke inhoud de afspraken krijgen, werken we verder uit in het Provinciaal Programma Energiestrategie.
In de instructieregels voor windenergie maken we een onderscheid tussen windturbines en erfmolens. Daardoor komen erfmolens niet te vallen onder de clustereis die wel voor windturbines wordt gesteld.
Door hun veel grotere hoogte hebben windturbines een veel grotere impact op het landschap dan de kleine erfmolens. De clustereis voor grote windturbines moet ervoor zorgen dat met een lijnopstelling een rustig beeld in het landschap kan worden gecreëerd en deze windturbines niet als confetti over het landschap verspreid raken. De veel kleinere erfmolens zijn in principe goed in te passen in het landschap op bouwpercelen van (agrarische) bedrijven omdat daar als regel al een zekere bouwmassa aanwezig is van vergelijkbare hoogte.
Voor de definitie van erfmolens is een belangrijk element dat deze kleine windturbines worden toegestaan voor de energieopwekking voor in hoofdzaak eigen gebruik. De aanleiding om erfmolens toe te staan op erven is dat er daarmee een directe relatie is met de functie waarvoor de energie wordt opgewekt. Dit wil niet zeggen dat wordt uitgesloten dat er ook energie teruggeleverd kan worden aan het energienet op het moment dat de energie niet zelf gebruikt wordt. We gaan er vanuit dat de hoogte van de erfmolen afgestemd wordt op het vermogen dat nodig is voor eigen gebruik.
Voor een goede landschappelijke inpassing is het gewenst om erfmolens alleen toe te staan op de bouwpercelen van (agrarische) bedrijven en niet bij burgerwoningen in het buitengebied. Op de bouwpercelen van (agrarische) bedrijven is als regel sprake van een bouwmassa van een behoorlijke omvang, hogere bebouwing en vaak hoog opgaande beplanting, waardoor een erfmolen minder gauw een storend element in de ruimte is. Ook biedt het bouwperceel van een (agrarisch) bedrijf meer ruimte om een erfmolen in te passen dan het erf van een burgerwoning.
Een erfmolen met een maximale tiphoogte van 25 meter is in principe in elk landschap inpasbaar op bouwpercelen van (agrarische) bedrijven. Een hogere erfmolen kan ook landschappelijk inpasbaar zijn, maar dat vergt een individuele toets aan de hand van de gebiedskenmerken. Daarom is hiervoor een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in dit artikel met de voorwaarde dat onderbouwd moet worden dat een hogere erfmolen op die locatie past in het landschap gelet op de uitspraken die daarover worden gedaan in de Catalogus Gebiedskenmerken.
In de instructieregel voor erfmolens is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen die het mogelijk maakt om de erfmolen op een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwperceel te plaatsen. Deze afwijkingsmogelijkheid is bedoeld voor gevallen waarin het niet mogelijk of ongewenst is om de erfmolen op het bouwperceel zelf te plaatsen. Dat kan zijn vanwege de gevolgen voor het landschap, maar ook omdat de erfmolen dan te dicht op de woning van de buren komt te staan. Voordat gebruik gemaakt kan worden van deze afwijkingsmogelijkheid moet aangetoond worden dat plaatsing van de erfmolen buiten het bouwperceel een evident betere ruimtelijke situering oplevert.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-16236.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.