Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 10 Kennis en Informatie Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg (laatst gewijzigd Pb. 2024, nr. 4880) in hun vergadering van 8 oktober 2024 het volgende besluit vast

 

Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 10 Kennis en Informatie Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

 

Gelet op artikel 1.2 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 10 van Hoofstuk 2 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg (laatst gewijzigd Pb. 2024, nr. 4880), hierna te noemen “Verordening”, besluiten Gedeputeerden Staten van Limburg “Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 10 Kennis en Informatie Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg", hierna te noemen “Openstellingsbesluit”, onder volgende nadere regels open te stellen:

 

  • I.

    Het subsidieplafond bedraagt € 512.250,00. Dit bedrag bestaat voor 43% uit middelen vanuit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en 57% uit provinciale middelen.

  • II.

    Aanvragen voor subsidie kunnen uitsluitend digitaal worden ingediend vanaf maandag 21 oktober 2024 vanaf 9.00 uur tot-en-met maandag 6 januari 2025 tot 17:00 uur. Een subsidieaanvraag dient te worden ingediend bij Stimulus Programmamanagement via het daartoe bestemde webportal. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

  • III.

    ln de BIJLAGE zijn de nadere regels opgenomen die voor dit Openstellingsbesluit gelden.

  • IV.

    Dit Openstellingsbesluit wordt in onderstaande nadere regels aangehaald als “Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 10 Kennis en Informatie Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg”.

  • V.

    Dit Openstellingsbesluit treedt in werking op 21 oktober 2024 tot einde GLB-NSP periode.

BIJLAGE: Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 10 Kennis en Informatie Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

Artikel 1 Begripsomschrijving

In aanvulling op artikel 1.1 van de Verordening wordt in deze nadere regels verstaan onder:

 

  • 1.

    Verordening: Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg (laatst gewijzigd Pb. 2024, nr. 4880).

  • 2.

    Stimulus Programmamanagement: uitvoeringsorganisatie en onderdeel van de Provincie Noord-Brabant, gemandateerd door Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg om deze openstelling uit te voeren.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a, van de Verordening, waarbij demonstratieactiviteiten een verplicht onderdeel vormen.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 2.10.1, tweede lid, van de Verordening wordt subsidie als bedoeld in het eerste lid, uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de doelen genoemd in artikel 2.10.1, tweede lid, onder d, e, f of i.

Artikel 3 Aanvrager

  • 1.

    In aanvulling op artikel 2.10.2 wordt subsidie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, verstrekt aan een samenwerkingsverband van minimaal twee kennisaanbieders, waarvan minimaal één kennisinstelling en minimaal één landbouwer.

  • 2.

    Een kennisaanbieder als bedoeld in het eerste lid is degene die kennisoverdracht aan landbouwers verstrekt en faciliteert.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.6, eerste lid, van de Verordening geldt dat een subsidieaanvraag uitsluitend kan worden ingediend bij Stimulus Programmamanagement via het daartoe bestemde webportal.

  • 2.

    Artikel 2.10.3 van de Verordening is van toepassing.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen de kosten, bedoeld in artikel 1.8 van de Verordening, in aanmerking.

  • 2.

    De subsidiabele kosten worden berekend conform artikel 1.9a, 1.9b of 1.9c van de Verordening.

  • 3.

    Indien gebruik gemaakt wordt van artikel 1.9a, is artikel 1.9a, eerste lid, onder b, niet van toepassing.

  • 4.

    Indien gebruik gemaakt wordt van artikel 1.9c, is artikel 1.9c, eerste lid, onder b, niet van toepassing.

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

Artikel 2.10.4 van de Verordening is van toepassing.

Artikel 7 Subsidiepercentage en -hoogte

  • 1.

    De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie minimaal € 50.000,00 en maximaal € 100.000,00.

Artikel 8 Selectie en rangschikking

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden, overeenkomstig artikel 1.12, eerste lid, onder b, derde, vierde, zesde en zevende lid, en artikel 2.10.6, eerste lid, van de Verordening, gerangschikt op basis van de selectiecriteria zoals opgenomen in Bijlage A van dit openstellingsbesluit.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid, van de Verordening wordt een aanvraag die minder dan 33 punten scoort afgewezen.

  • 3.

    Elk afzonderlijk selectiecriterium dient minimaal 1 punt te scoren.

  • 4.

    Overeenkomstig artikel 1.13 van de Verordening wordt gebruik gemaakt van een door Stimulus aangestelde onafhankelijke adviescommissie.

Artikel 9 Voorschot

Artikel 2.10.7 van de Verordening is van toepassing.

Artikel 10 Verplichtingen

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 1.15 en 2.10.8 van de Verordening dienen activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt binnen twee jaar na verzending van de subsidiebeschikking te zijn voltooid.

  • 2.

    Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn van twee jaar en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan er uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn via de webportal een gemotiveerd verzoek ingediend worden tot verlenging tot uiterlijk 31 december 2028.

Artikel 11 Subsidie-arrangement

Artikel 1.7, eerste lid, onder b, van de Verordening is van toepassing.

Artikel 12 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van 21 oktober 2024.

Artikel 13 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 10 Kennis en Informatie Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

dhr. E.G.M. Roemer

de secretaris,

dhr. D. Timmer

Bijlage A Selectiecriteria 2024 Kennis en Informatie Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

 

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle ontvankelijke ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027. Op basis van de in artikel 2.10.6, eerste lid van de Verordening bedoelde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:

 

  • -

    0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;

  • -

    1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;

  • -

    2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;

  • -

    3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;

  • -

    4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;

  • -

    5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.

De behaalde punten per selectiecriterium worden vervolgens gewogen:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

i.

Effectiviteit

4

0-5

20

ii.

Haalbaarheid

4

0-5

20

iii.

Efficiëntie

3

0-5

15

Maximum aantal punten

55

 

Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert.

De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan het project toekent. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 55. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Een project dient op elk selectiecriterium minimaal 1 punt te scoren.

 

Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 55 punten = minimaal 33 punten). Indien een aanvraag minder dan 33 punten behaalt wordt de aanvraag afgewezen. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

 

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: (i) effectiviteit, (ii) haalbaarheid en (iii) efficiëntie. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de punten en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening. Het bepalen van de punten van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:

 

  • i)

    Effectiviteit (maximaal 5 punten, weging 4, totaal te behalen punten is 20)

Bij dit selectiecriterium gaat het om de bijdrage die het project levert aan de beleidsdoelstelling(en) van het openstellingsbesluit. Bij de beoordeling hiervan wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dat bij dit criterium ook naar het gevraagde subsidiebedrag wordt gekeken, betekent overigens niet dat het criterium rekenkundig (impact delen door subsidiebedrag) moet worden uitgelegd. De impact, dus het effect/resultaat van de activiteit (kennisoverdracht) blijft het leidende element. De mate van effectiviteit wordt derhalve bepaald op basis van de samenhang van de volgende aspecten:

 

  • ▪︎

    De mate waarin kennisoverdrachtactiviteiten bijdragen aan de doelen binnen de thema's van de openstelling zoals beschreven in artikel 2.10.1, tweede lid. Ofwel, in welke mate draagt de kennis bij aan deze doelen. De score is groter naarmate het project bijdraagt aan meerdere thema's en doelen uit dit artikel.

  • ▪︎

    Bereik van de betreffende kennisoverdrachtactiviteit: bij bereik gaat het om de omvang van de beoogde doelgroep(-en) die potentieel kan mee doen en welke acties ondernomen worden om deze groep te laten meedoen. Dit kan via e-mail, sociale media, vakbladen etc. Er wordt gekeken naar het aantal bijeenkomsten, aantal vervolgacties, aantal deelnemers, breedte/samenstelling van de groep per actie, aantal contacturen per deelnemer en dergelijke.

  • ▪︎

    De mate waarin de kennisbehoefte bekend is en de mate waarmee hierop wordt ingespeeld.

  • ▪︎

    De wijze waarop en de mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd. Met borging wordt bedoeld de mate waarin de betreffende kennisoverdrachtactiviteit (trainingen, demonstraties etc.) opgevolgd wordt respectievelijk beklijft bij deelnemers.

     

  • ii)

    Haalbaarheid (maximaal 5 punten, weging 4, totaal te behalen punten is 20)

Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:

 

  • ▪︎

    Kwaliteit projectplan: de kwaliteit van het projectplan wordt bepaald door duidelijke beschrijvingen van het probleem en aanpak van activiteiten ten behoeve van de kennisoverdracht. Daarnaast bevat het projectplan ook beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, communicatie en risico's. Er wordt gekeken naar hoe realistisch het plan is en of alle relevante partijen bij de kennisoverdrachtsactiviteit(-en) betrokken zijn.

  • ▪︎

    Kwaliteit kennisaanbieders: in hoeverre zijn betreffende kennisaanbieders aantoonbaar gekwalificeerd. Er wordt gekeken naar aanwezige kennis (met name van de Limburgse situatie/behoeften), ervaring (o.a. voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders) en toegang tot relevante partijen/netwerken om de specifieke kennisoverdracht te kunnen verzorgen.

  • ▪︎

    Indien bij gelijke kwaliteit gebruik wordt gemaakt van relevante Limburgse kennis- en/of onderwijsinstellingen scoort de aanvraag hoger.

  • ▪︎

    Mate waarin uit het projectplan blijkt dat doelgroep(-en) effectief en efficiënt benaderd/uitgenodigd worden alsmede dat deelnemers uitgedaagd worden om de aangeboden/geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan toepassen.

  • ▪︎

    De eigen bijdrage van de doelgroep en eventuele derden. De omvang van een eigen bijdrage is een indicatie van de motivatie en daarmee de kans dat de projectdoelen worden gehaald. Bij derden kan onder meer worden gedacht aan onafhankelijke partijen in de keten en kennisinstellingen.

     

  • iii)

    Efficiëntie (maximaal 5 punten, weging 3, totaal te behalen punten is 15)

Efficiëntie wordt bepaald door in onderlinge samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

 

  • ▪︎

    redelijkheid kosten: staat de begroting in reële verhouding tot de beoogde resultaten? Hoe is dit aannemelijk gemaakt?

  • ▪︎

    relevantie kosten(posten): wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • ▪︎

    aandeel overhead in relatie tot de andere activiteiten/kostenposten?

  • ▪︎

    gebruik kennis, kunde/ervaring en middelen - in hoeverre worden deze op juiste plek ingezet?

  • ▪︎

    samenstelling van het samenwerkingsverband (eigen expertise) t.o.v. in te huren externe expertise.

TOELICHTING Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 10 Kennis en Informatie Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

Leeswijzer

 

Met dit Openstellingsbesluit wordt “Paragraaf 10 Kennis en informatie uit Hoofdstuk 2 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg (laatst gewijzigd Pb 2024, nr. 4880)” opengesteld.

De artikelen 2.10.1 t/m 2.10.8 van deze Verordening moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in voorliggend Openstellingsbesluit. Voor zaken die niet specifiek benoemd zijn in voorliggend Openstellingsbesluit zijn de bepalingen uit de Verordening dus onverkort van toepassing. 

Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de Verordening ook van toepassing op een aanvraag. Voorliggend Openstellingsbesluit bevat derhalve uitsluitend nadere regels ten opzichte van de Verordening.

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

 

Provinciaal beleid

 

Limburg streeft naar een maatschappelijk gewaardeerde én toekomstbestendige landbouw. Een toekomstbestendige landbouw omvat een economisch rendabel landbouwsysteem, dat optimaal beheer van natuurlijke hulpbronnen duurzaam integreert in de bedrijfsvoering, inclusief zorg voor ecologische functies en de biodiversiteit op en om het bedrijf. Een duidelijk (ontwikkel) perspectief voor individuele agrariërs is een belangrijke sleutel om de doelen voor de landbouw te kunnen halen.

Het vigerende economisch landbouwbeleid “Een gezonde toekomst voor de land- en tuinbouw in Limburg” sluit aan op de beweging die via het GLB/NSP gemaakt wordt naar een toekomstbestendige manier van ondernemen. De nu voorliggende openstelling stimuleert derhalve ontwikkelingen die bijdragen aan: - een beter verdienvermogen van de Limburgse agrofoodketen, - economisch perspectief in balans met ecologische doelen, - lagere uitstoot van emissies naar lucht, water en bodem én vergroten van biodiversiteit en - grotere kennisverspreiding, onderwijsaanbod en gedragsverandering en stelt de GLB-doelen uit artikel 2.10.1, tweede lid, onder d, e, f en/of i centraal. Meer informatie: www.limburg.nl

 

Kennisoverdracht

 

Kennisgedreven innoveren is cruciaal voor de ontwikkeling naar een toekomstbestendige landbouw, alsook voor het toekomstige verdienvermogen van de boer. Echte veranderingen gebeuren door beslissingen die men aan de keukentafel of op het boerenerf neemt. Daar gaan vaak veel gesprekken aan vooraf, met adviseurs, buren of banken. Of een vernieuwing wel of niet haalbaar is, of een investering snel of wat trager rendabel is. Door slim gebruik te maken van kennis, die je vooruit kan helpen kunnen gefundeerd keuzes gemaakt worden.

 

Agrarische bedrijven zijn echter vaak klein en hebben weinig extra mankracht om veranderingen te beoordelen, experimenteren of ketens op te zetten. Dus zijn voorbeelden/demonstraties en ondersteuning (voorlichting, coaching, training e.d.) essentieel. Ook het ontsluiten en bij elkaar brengen van beschikbare kennis is cruciaal. Kennis van agrarische ondernemers zelf, van onderwijs en onderzoek, maar ook bijvoorbeeld van toeleveranciers of de omgeving.

 

Kennisoverdracht kent derhalve in voorliggende openstelling diverse vormen: trainingen, workshops, coaching, voorlichtingsacties en demonstratieactiviteiten en is bedoeld om bewustwording te creëren om uiteindelijk te leiden tot duurzame veranderingen. Ondernemers leren graag van andere ondernemers: zien doet geloven. Daarom is het bij deze openstelling verplicht demonstratieactiviteiten uit te voeren en deze centraal te stellen. Dit is ook de reden waarom bij het aanvragende samenwerkingsverband participatie van minimaal één landbouwer demonstratieactiviteiten kan verzorgen een voorwaarde is. De overige kennisoverdrachtvormen kunnen hier aanvullend respectievelijk ondersteunend aan zijn.

 

Landbouwbedrijven werken vaak samen met bedrijfs- of teeltadviseurs en kennis- en/of onderwijsinstellingen en bouwen op deze manier veel kennis en ervaring op. Het is derhalve tevens voorwaarde dat kennis en ervaringen van kennis- en/of onderwijsinstellingen benut gaan worden. Minimaal één kennis- en/of onderwijsinstelling dient daarom ook onderdeel uit te maken van het aanvragende samenwerkingsverband.

 

Een project kan maximaal 2 jaar duren.

 

Samengevat: in het projectplan moet worden ingegaan op doel, beoogd resultaat en impact van het project, welke kennis en ervaring zal worden gedeeld, welke kennisoverdrachtactiviteiten (aanvullend aan demonstratieactiviteiten) worden uitgevoerd, welke doelgroepen worden benaderd/bereikt op welke manier en hoeveel agrariërs deelnemen. Het gaat uitdrukkelijk bij alle kennisoverdracht activiteiten om groepen van landbouwers (géén individuele trajecten).

Deelnemers dienen beroepsmatig te participeren. Bezoekers van grootschalige open dagen of andere vormen van brede kennisverspreiding vallen hier niet onder.

 

Artikel 3 Aanvrager(s)

 

Subsidie wordt verstrekt aan degene die de kennisoverdracht levert en faciliteert. In deze openstelling betreft de aanvrager een samenwerkingsverband van minimaal twee kennisaanbieders waarvan minimaal één kennisinstelling alsmede minimaal één landbouwer.

 

De participerende landbouwer in het aanvragende samenwerkingsverband voert in ieder geval zelf demonstratieactiviteiten uit en fungeert hiermee zelf als kennisaanbieder.

Het participerende landbouwbedrijf kan laten zien hoe stappen te zetten naar een toekomstbestendige landbouw, bijvoorbeeld door nieuwe teelten (bijvoorbeeld vezelteelt) en/of nieuwe technieken (bijvoorbeeld emissiearme stalsystemen) toe te passen. Met andere woorden kennis en ervaring delen en het bedrijf open te stellen om collega-agrariërs te informeren en inspireren.

Het is ook mogelijk dat er meerdere bedrijven (al dan niet participerend in het aanvragende samenwerkingsverband) demonstratieactiviteiten op hun landbouwbedrijven organiseren.

 

Veel ervaring en kennis wordt opgebouwd doordat landbouwbedrijven samenwerken met kennis- en/of onderwijsinstellingen en/of bedrijfs- of teeltadviseurs. Daarom wordt de voorwaarde gesteld dat kennis en ervaringen van kennis- en/of onderwijsinstellingen benut gaan worden en dat minimaal één kennis- en/of onderwijsinstelling onderdeel uitmaakt van het aanvragende samenwerkingsverband.

 

Tevens wordt aanbevolen alle mogelijke andere relevante partijen bij de uitvoering van het project te betrekken. Dit om kennis en ervaringen met elkaar te delen en om verbindingen tussen boeren, bedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen te versterken.

 

Het aanvragende samenwerkingsverband hoeft niet alle benodigde kennis zelf in huis te hebben, maar hun eigen kennisinbreng moet nadrukkelijk de hoofdmoot vormen en aangetoond en beschreven worden in de aanvraag. Benodigde overige specifieke deskundigheid, ervaring en expertise kan ingehuurd worden. Dit wordt meegewogen bij het selectiecriterium efficiëntie (zie Bijlage A).

 

Artikel 4 Aanvraagvereisten

 

De aanvraagvereisten in artikel 2.10.3 van de Verordening schrijven voor dat de aanvragers (kennisaanbieders) moeten beschikken over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders en over middelen om de activiteit succesvol uit te voeren. Ook wordt voorgeschreven dat het bereik (verwachte aantal deelnemers) van de activiteiten ten behoeve van kennisoverdracht aangegeven moet worden. Dit wordt meegewogen bij het selectiecriterium haalbaarheid (zie Bijlage A).

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

 

Kosten die voor subsidie in aanmerking komen hebben betrekking op kennisoverdracht die plaatsvindt. Dit betreft in de voorliggende openstelling de verplichte demonstratieactiviteiten alsmede eventuele aanvullende kennisoverdrachtvormen.

Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit loonkosten, kosten van eigen arbeid, bijdragen in natura, afschrijvingskosten en andere kosten, zie ook artikel 1.8 uit de Verordening.

 

Voor de aanvrager bestaan drie begrotingsmethodieken om de begroting op te stellen. Hiervoor zijn voorwaarden opgenomen in artikel 1.9a tot en met 1.9c van de Verordening.

 

  • [1]

    Op basis van werkelijke kosten, zie artikel 1.9a van de Verordening.

  • [2]

    Op basis van de overige kosten waarvan 23% aan arbeidskosten kan worden begroot zonder dat voor deze arbeidskosten verantwoording afgelegd hoeft te worden.

  • [3]

    Op basis van de arbeidskosten waarvan 40% aan overige kosten kan worden begroot zonder dat voor deze overige kosten verantwoording afgelegd hoeft te worden.

Het feit dat deze drie begrotingsmethodieken zijn opgenomen in dit openstellingsbesluit, houdt in dat hierin een keuze gemaakt kan worden. Optie 2 en 3 bieden vereenvoudiging in de verantwoordingslast.

(NB de gemaakte keuze bij aanvraag kan echter niet meer worden gewijzigd).

 

Op basis van onderstaande rekenvoorbeelden wordt in beeld gebracht hoe de begroting van een project kan worden opgesteld.

 

Voorbeeld [1]

Werkelijke kosten conform artikel 1.9a van de Verordening:

alle kosten moeten worden verantwoord.

 

Arbeidskosten

Overige kosten

Totale kosten

Financiering

Subsidie

€ 25.000

€ 75.000

€ 100.000

80% subsidie

€ 80.000

 

Voorbeeld [2]

Vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten conform artikel 1.9b van de Verordening:

alleen de overige kosten moeten worden verantwoord.

 

Arbeidskosten

Overige kosten

Totale kosten

Financiering

Subsidie

€ 17.250

(23%, van de overige kosten (€ 75.000))

€ 75.000

€ 92.250

80% subsidie

€ 73.800

 

Voorbeeld [3]

Vereenvoudigde kostenoptie voor overige kosten, conform artikel 1.9c van de Verordening:

alleen arbeidskosten hoeven te worden verantwoord (op basis van uurtariefberekeningen en urenregistraties).

 

Arbeidskosten

Overige kosten

Totale kosten

totaal

€ 25.000

€ 10.000

(40% van de arbeidskosten: € 25.000)

€ 35.000

80% subsidie

€ 28.000

 

Kosten zijn enkel subsidiabel als deze zijn gemaakt nádat de subsidie-aanvraag is ingediend. Eventuele opdrachten kunnen (dus) pas verstrekt worden nadat de subsidie is aangevraagd (dit op eigen risico).

Kosten die vóór de aanvraag zijn gemaakt komen niet voor subsidie in aanmerking. Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag - uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit.

 

Ervaring wijst uit dat veel initiatiefnemers met de start van hun project wachten totdat de beschikking ontvangen is. Dat hoeft niet. Kosten zijn subsidiabel vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. De beschikking geeft echter pas zekerheid over de subsidiabiliteit van de kosten. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

 

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

 

Er wordt géén subsidie verstrekt voor ontwikkeling van nieuwe kennis alsmede kennisaanbod dat deel uitmaakt van reguliere porgramma’s of leergangen in het mbo, hbo of wo. Ook zijn eigen uren besteed door landbouwers om als deelnemer aan de kennisoverdrachtactiviteit deel te nemen niet subsidiabel. Ingezette arbeidsuren van het in het samenwerkingsverband participerende bedrijf (kennisaanbieder/ aanvrager) worden wel vergoed. Voor andere landbouwbedrijven (maar géén partner in het samenwerkingsverband) die ingehuurd worden en demonstratieactiviteiten op hun bedrijf laten plaastvinden is dit ook van toepassing, mits dit gefactureerd wordt naar het samenwerkingsverband dat het project uitvoert.

 

Artikel 7 Subsidiepercentage en -hoogte

 

Voor de kennisoverdrachtvormen binnen deze openstelling geldt een subsidiepercentage van 80%. Het minimale subsidiebedrag betreft € 50.000,00. Maximaal wordt er € 100.000,00 aan subsidie verstrekt.

 

Artikel 8 Selectie en rangschikking

 

Deze subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode (21 oktober 2024 t/m 6 januari 2025) subsidie-aanvragen kunnen worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle informatie (inclusief alle verplichte alsmede van toepassing zijnde bijlagen) die bij de aanvraag horen ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum van 6 januari 2025 17:00 uur wordt strikt gehanteerd. Na de sluiting is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk.

De aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Alle ontvankelijke complete aanvragen worden vervolgens door een adviescommissie beoordeeld op de selectiecriteria en vervolgens gerangschikt op basis van het toegekende aantal punten. Zie Bijlage A.

 

Artikel 9 Voorschot

 

Er worden géén voorschotten verstrekt.

 

Artikel 10 Verplichtingen

 

Tussentijds bij het rapporteren over de voortgang van het project en/of bij het indienen van een deelbetalingsverzoek geldt de verplichting om aan te geven hoeveel deelnemers tot dan toe bereikt zijn met de onderscheiden kennisoverdrachtactiviteiten. Bij het inhoudelijk verslag behorend bij het vaststellingsverzoek na afloop van het project moet het totaal aantal deelnemers dat bereikt is per kennisoverdrachtsvorm vermeld worden.

 

Artikel 11 Subsidie-arrangement

 

In deze openstelling worden subsidies verstrekt op basis van arrangement 2 waar het gaat om subsidiebedragen van € 25.000,00 tot-en-met € 124.999,00.

De hoogte van de aangevraagde en toe te kennen subsidie bepaalt de wijze van verantwoording. Bij subsidies vallende binnen arrangement 2 zal tijdens de beoordeling van de aanvraag een (deel)prestatie(s) worden vastgelegd die in de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen. De uitvoering van het project moet dan leiden tot het leveren van deze (deel)prestatie(s). In het projectplan moeten deze zogenaamde deelprestaties binnen het project dan ook duidelijk gedefinieerd en toegelicht worden, zodat bij realisatie van deelprestaties een deelbetalingsverzoek ingediend kan worden.

Als aangetoond kan worden dat de volledige prestatie geleverd is na afloop van het project, dan wordt op basis daarvan de subsidie definitief vastgesteld en uitgekeerd.

Naar boven