Provinciaal blad van Fryslân
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2024, 1514 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2024, 1514 | beleidsregel |
Beleidsregels financiële zekerheid Omgevingswet
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
BBT-conclusies: document met de conclusies over best beschikbare technieken, vastgesteld in overeenstemming met artikel 13, vijfde en zevende lid, van de richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334);
Berekende bedrag: het bedrag dat:
Bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat met toepassing van de in artikel 13.5 van de Omgevingswet en artikel 4.5 van de Omgevingswet juncto artikel 2.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving opgenomen bevoegdheden de verplichting tot stellen van een financiële verplichting kan opleggen, met inbegrip van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort;
Concern: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een daar in functioneel opzicht mee gelijk te stellen samenwerkingsverband van ondernemingen;
Drempelbedrag: het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid;
Financiële risico: het risico dat het bevoegd gezag gemaakte herstelkosten of nalevingskosten niet kan verhalen;
Geboden beschermingsniveau: een beschermingsniveau voor de leefomgeving geboden door de maatregelen conform de best beschikbare technieken als beschreven in de BBT-conclusies of de maatregelen die het bevoegd gezag met toepassing van artikel 8.30, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving aan de omgevingsvergunning heeft verbonden of gaat verbinden;
Handreiking: de meest recente versie van de "Handreiking financiële zekerheid ingevolge artikel 13.5 van de Omgevingswet";
Herstelkosten: de kosten die het bevoegd gezag maakt bij het herstel van schade aan de fysieke leefomgeving als gevolg van de activiteit, als bedoeld in artikel 13.5, eerste lid, aanhef en onder b, en vierde lid, van de Omgevingswet;
Kostencomponenten: de kostencomponenten van de methodiek Berenschot;
Majeure risicoactiviteit: het exploiteren van een Seveso-inrichting of een IPPC-installatie als bedoeld in 8.6, tweede lid, aanhef en onder e off, van het Omgevingsbesluit;
Methodiek Berenschot: de methodiek, beschreven in hoofdstuk 3 van de handreiking;
Nalevingskosten: de kosten die het bevoegd gezag maakt voor het nakomen van verplichtingen die op grond van de omgevingsvergunning gelden voor degene die de activiteit verricht, als bedoeld in artikel 13.5, eerste lid, aanhef en onder a, en vierde lid van de Omgevingswet;
Vastgestelde bedrag: het berekende bedrag na aftrek van de eventueel daarop te betrekken matiging als bedoeld in artikel 6.
Artikel 3 Toets aan het drempelbedrag (uitgangspunt 1)
lndien sprake is van een geval als bedoeld in artikel 8.5 van het Omgevingsbesluit, maakt het bevoegd gezag in ieder geval van de in artikel 13.5, eerste lid, of artikel 4.5 van de Omgevingswet opgenomen bevoegdheid gebruik, indien de som van de kosten van afvoer en verwerking van de stoffen die op grond van de omgevingsvergunning of op grond van een rechtstreeks werkende bepaling bij of krachtens de Omgevingswet aanwezig mogen zijn, groter of gelijk is aan € 100.000.
Artikel 4 De methodiek Berenschot (uitgangspunt 2)
lndien geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 8.10, tweede lid aanhef en onder b tot en met d, en lid 3, van het Omgevingsbesluit, een ontgrondingsactiviteit of een wateractiviteit, bepaalt het bevoegd gezag de hoogte van de stellen financiële zekerheid bepaald aan de hand met een berekening met de methodiek Berenschot en door op de bij uitgangspunt 3 beschreven wijze rekening te houden met de in artikel 8.8 van het Omgevingsbesluit opgenomen criteria.
Artikel 5 lnvulling van de in artikel 8.8 van de Omgevingswet genoemde criteria (uitgangspunt 3)
Ten aanzien van het in artikel 8.8, aanhef en onder a, van het Omgevingsbesluit genoemde criterium (draagkracht) gaat het bevoegd gezag overeenkomstig de in hoofdstuk 4 van de handreiking daarvoor beschreven werkwijze na, of degene die de activiteit verricht gedurende tenminste de eerste vijf jaar waarin het te stellen voorschrift over financiële zekerheid van kracht kan zijn, in staat is om zelf de nalevingskosten en de herstelkosten te dragen of deze aan het bevoegd gezag te vergoeden.
Het bevoegd gezag houdt met het in artikel 8.8, aanhef en onder e, van het Omgevingsbesluit genoemde criterium (verhouding tussen het risico op schade aan de leefomgeving en de kosten van het stellen van de financiële zekerheid) rekening door:
door na te gaan of de kosten van het stellen van een financiële zekerheid hoger zijn dan 5 % van het berekende bedrag, voor zover degene die de activiteit verricht voldoende maatregelen heeft getroffen om de kans op schade aan de leefomgeving zo gering mogelijk te houden. Van voldoende maatregelen is in ieder geval geen sprake indien een lager beschermingsniveau voor de leefomgeving geboden wordt dan het geboden beschermingsniveau.
Artikel 6 Weging van de in artikel 8.8 van de Omgevingswet genoemde criteria (uitgangspunt 3, vervolg)
lndien het bevoegd gezag bij het gebruik van de in artikel 13.5, eerste lid, of artikel 4.5 van de Omgevingswet opgenomen bevoegdheid rekening houdt met de in artikel 8.8 van het Omgevingsbesluit genoemde criteria, kan dit overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden aanleiding geven tot een matiging van in totaal maximaal 25 % van het berekende bedrag.
De in het eerste lid bedoelde matiging bedraagt ten hoogste:
25 % van het berekende bedrag indien degene die de activiteit verricht, gelet op het bepaalde in artikel 5, eerste lid, gedurende de eerste vijf jaar waarin het te stellen voorschrift over financiële zekerheid van kracht kan zijn, redelijkerwijs in staat kan worden geacht om zelf de nalevingskosten en de herstelkosten te dragen of deze aan het bevoegd gezag te vergoeden;
Artikel 7 Randvoorwaarden ten aanzien van de te stellen financiële zekerheid (uitgangspunt 4}
De rechtspersoon waartoe het bevoegd gezag behoort kan de kosten als bedoeld in artikel 13.5, vierde lid, van de Omgevingswet in verband waarmee de financiële zekerheid is gesteld, op zijn eerste schriftelijke aanzegging en zonder vertraging verhalen rechtstreeks op de financiële zekerheid. Enig doen of nalaten door degene die de activiteit verricht, beperkt de feitelijke en juridische mogelijkheden voor dit kostenverhaal niet.
Het in het vorige lid bedoelde kostenverhaal blijft nog tenminste twee jaar mogelijk vanaf het moment waarop degene die de financiële zekerheid stelt, de daarmee gemoeide kosten niet meer betaalt. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing als het bepaalde in artikel 8.11, derde of vierde lid, van het Omgevingsbesluit van toepassing is.
Artikel 8 Prioritering in 2024 en 2025
Ieder geval dat gelet op artikel 8.5 of artikel 8.6 van het Omgevingsbesluit in aanmerking komt voor de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid, wordt aan de hand van de in onderstaande tabel weergegeven criteria beoordeeld:
Aard 1 |
|
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-1514.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.