Provinciaal blad van Overijssel
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Overijssel | Provinciaal blad 2024, 15079 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Overijssel | Provinciaal blad 2024, 15079 | ander besluit van algemene strekking |
Wijziging Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Overijssel - Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering
In Paragraaf 1 Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering de tekst Gereserveerd te vervangen door onderstaande.
Om de Nederlandse landbouwsector ook in de toekomst zeker te stellen is het nodig dat landbouwers een zodanig inkomen kunnen verwerven dat de productie van landbouwproducten (alsmede de handel erin) voor hen lonend blijft. Naast verbreding, multifunctionaliteit of het zich richten op nichemarkten, hebben veel landbouwers zich vooral staande gehouden door efficiëntieverbetering, waardoor de kostprijs in verhouding laag kon blijven. Trefwoorden hierbij zijn samenwerking, mechanisatie/automatisering, schaalvergroting, intensivering en productiviteitsverhoging. De maatschappelijke uitdagingen op het gebied van klimaat en milieu, zoals verwoord in de Green Deal en Farm to Fork-strategie, vragen van de landbouwers extra inspanningen, die met een focus op het voortdurend verlagen van de kostprijs van producten niet haalbaar zal zijn. Specifieke investeringen zijn daarom nodig om een omslag te maken naar kringlooplandbouw waardoor (i) minder gebruik hoeft te worden gemaakt van natuurlijke hulpbronnen en (ii) schadelijke externe effecten voor het klimaat, biodiversiteit en milieu worden teruggedrongen. Indachtig het rapport van de taskforce verdienvermogen kringlooplandbouw (“Je kunt niet groen doen als je rood staat”) zal de weg naar kringlooplandbouw en een versterkt verdienvermogen alleen slagen als de landbouwer de nodige investeringen kan opbrengen en terugverdienen.
Landbouwbedrijven die optimaal en duurzaam willen produceren om zo op de lange termijn rendabel en solvabel te zijn, zullen periodiek hun gebouwen en uitrusting moeten vernieuwen en aanpassen. Op deze manier kan optimaal gebruik worden gemaakt van innovaties en kan hun bedrijf zich ontwikkelen in een richting die past bij veranderende maatschappelijke wensen en eisen (‘license to produce’). Met investeringen op het gebied van onder andere robotisering en energiebesparing kan hiermee op een verantwoorde wijze invulling worden gegeven. Het gaat dus om investeringen op het landbouwbedrijf, waarmee primair het verdienvermogen van de ondernemer wordt vergroot of verstevigd: investeringsmogelijkheden gericht op een veerkrachtige toekomstgerichte landbouw waarmee eerst en vooral een rendabele(r) bedrijfsvoering mogelijk wordt.
Artikel 2.1.1 Criteria Jonge landbouwer
Als dus geen sprake is van één van de situaties genoemd in dit lid is sprake van langdurig zeggenschap als bedoeld in lid 1 sub b onder iii. Ook bijvoorbeeld een proefperiode voor een landbouwer in de maatschap valt onder eenzijdig opzeggen. Zit een landbouwer dus in een proefperiode dan is geen sprake van langdurige zeggenschap en hiermee ook niet voldaan aan alle voorwaarden om als jonge landbouwer te worden aangemerkt.
Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteit
Onder investeringen in bedrijfsmiddelen valt zowel aanschaf als financial lease van bedrijfsmiddelen. Wanneer sprake is van financial lease dient subsidieontvanger wel eigenaar te zijn voordat de instandhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 1.15, derde lid sub d, is verlopen. Dat betekent dat hij voor die tijd alle termijnen moet hebben voldaan.
Adviezen over het verkrijgen van andere subsidies (bijvoorbeeld SDE-subsidies) of financieringsmogelijkheden valt niet onder productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering. Het gebruiksklaar maken van een bedrijfsmiddel valt er wel onder.
Bedrijfsmiddelen zijn vaste activa die een landbouwer voor de bedrijfsvoering gebruikt en die behoren tot het ondernemingsvermogen. Het zijn bezittingen die voor langere tijd aan het landbouwbedrijf gebonden zijn die gebruikt worden voor de bedrijfsvoering. Voorbeelden van bedrijfsmiddelen zijn gebouwen, machines en inventaris. Ook software is een bedrijfsmiddel.
Alleen investeringen in bedrijfsmiddelen ten behoeve van bedrijfsmodernisering zijn subsidiabel. Hieronder valt uitdrukkelijk niet de vervanging van ‘versleten’ goederen door identieke goederen. Dit zijn reguliere vervangingsinvesteringen die niet subsidiabel zijn op grond van artikel 1.10 sub d.
Subsidie kan worden verstrekt aan landbouwers of een samenwerkingsverband van landbouwers.
Artikel 2.1.4 Aanvraagvereisten
Een voorbeeld van een erkend certificaat is het Skal-certificaat, afgegeven door Skal Biocontrole. Demeter is een voorbeeld van een kwaliteitskeurmerk voor biodynamische landbouw.
Het worden van (netto) energieleverancier door deze vorm van investering is niet subsidiabel.
Artikel 2.1.5 Subsidiabele kosten
De subsidie wordt berekend zonder vereenvoudigde kostenoptie, zoals bedoeld in artikel 1.9a.
In aanvulling op artikel 1.5 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien na de inhoudelijke beoordeling blijkt dat de te verlenen subsidie lager is dan € 20.000,-.
Wanneer er namens een samenwerkingsverband subsidie wordt aangevraagd kunnen aanvragers alleen aanspraak maken op het verhoogde subsidiepercentage zoals bedoeld in art 2.1.7 lid 2 als alle leden van het samenwerkingsverband jonge landbouwers betreffen.
Selectiecriterium effectiviteit
Bij dit selectiecriterium gaat het om de bijdrage die het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, levert aan de NSP doelen van de interventie en de beleidsdoelstelling(en) van het openstellingsbesluit. Een project dat gelijktijdig aan meerdere doelen bijdraagt, zal in het algemeen een hogere score toegekend worden. Een project dat bijdraagt aan zowel klimaat, water en biodiversiteit, zal hoger scoren dan een project dat enkel bijdraagt aan klimaat. Een investering in een stal die naast klimaatmitigatie ook bijdraagt aan dierenwelzijn, komt eerder geselecteerd dan een investering die alleen bijdraagt aan klimaatmitigatie. Op deze manier worden landbouwers gestimuleerd om wanneer zij investeren in een nieuw stalsysteem ook te investeren in de verbetering van dierenwelzijn. Hierbij wordt ook de hoogte van de gevraagde subsidie in ogenschouw genomen.
Naast het aantal doelen waar aan een project bijdraagt, wordt ook beoordeeld in welke mate het project bijdraagt aan elk doel.
Bij de beoordeling van de “effectiviteit” wordt daarnaast niet enkele gekeken naar de omvang en het bereik van het project. Dit om te voorkomen dat aan grotere projecten automatisch een hogere score toegekend moet worden dan aan kleinere projecten. Een project gericht op klimaat dat wat uitgevoerd wordt op 300 hectare behaald niet automatisch meer punten dan een ‘kleiner’ project gericht op klimaat, biodiversiteit en water dat wordt uitgevoerd op 100 hectare.
Bij het criterium Effectiviteit worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:
Selectiecriterium haalbaarheid
De haalbaarheid wordt bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien:
Bij het criterium haalbaarheid worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:
Selectiecriterium mate van innovatie
Het begrip ‘innovatie’ wordt relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs het bedrijf waar de nieuwe kennis toegepast gaat worden. Ook projecten gericht op het gebruik van kennis die nog niet veel toegepast wordt, maar waarvan toepassing beleidsmatig wel wenselijk is, kan een ‘innovatief project’ zijn.
Om de mate van innovatie te beoordelen wordt bijvoorbeeld in samenhang gekeken naar de aard van het project en het vernieuwende karakter van het project.
De mate van innovatie zal minder van belang zijn bij investeringen in materiële activa gericht op het verder brengen van een bepaalde investering ‘binnen het peloton’ (dan gaat het meer om modernisering van de sector), maar is des te belangrijker bij het steunen van investeringen bij voorlopers. In het kader van deze maatregel wordt het begrip ‘innovatie’ daarom relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs het bedrijf waar de investering toegepast gaat worden.
Om de mate van innovatie te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar:
Bij het criterium innovatie worden de scores conform voorgaande vast volgt bezien:
De te selecteren projecten moeten projecten zijn die zo efficiënt mogelijk uitgevoerd worden. Ter beoordeling wordt in het algemeen gekeken naar de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Of de aanvrager beschikt over voldoende kennis en kunde wordt op niveau van de organisatie bezien. Gaat een aanvrager iets doen wat nieuw is voor de organisatie, dan is het efficiënt als de aanvrager gebruik maakt van de ervaring van anderen door die ander bij het project te betrekken.
Onder efficiëntie wordt dus verstaan: gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).
In sommige gevallen wordt de efficiëntie van een project echter bepaald door een vergelijking te maken tussen de door de aanvrager opgevoerde kosten per eenheid ‘product’ in vergelijking met een tevoren bekend gemaakt normbedrag per eenheid product.
Bij het criterium Efficiëntie worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:
Het extra punt wordt toegekend nadat de behaalde punten zijn vermenigvuldigd met de wegingsfactor. Als een aanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband waarin minimaal 1 deelnemer een biologische bedrijfsvoering heeft of in de omschakeling naar biologische bedrijfsvoering zit, krijgt deze aanvraag een extra punt.
Een voorbeeld van een erkend certificaat is het Skal-certificaat, afgegeven door Skal Biocontrole. Demeter is een voorbeeld van een kwaliteitskeurmerk voor biodynamische landbouw.
Artikel 2.1.9 Realisatietermijn
Indien de subsidiabele activiteit wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij tot uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij gedeputeerde staten tot verlenging van de termijn tot en met uiterlijk 31 december 2028.
Artikel 2.1.10 Bevoorschotting en deelbetalingen
Artikel 2.1.11 Verantwoording bij vaststelling
In overeenstemming met artikel 1.7 lid 5, wordt binnen 13 weken na de einddatum van het project, voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.7 lid 1 onder a verantwoording afgelegd volgens de regels inzake een subsidie als bedoeld in artikel 1.7 lid 1, onder b.
Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie van dit provinciaal blad.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-15079.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.