Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SVNL) Zeeland 2016

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 24 september 2024, kenmerk 487644, tot wijziging van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Zeeland 2016.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • Gelezen het voorstel onder nummer 487644;

  • Gelet op artikel 143, 145 en 152 van de Provinciewet;

  • Gelet op het decentralisatieakkoord Natuur en het Natuurpact;

  • Gelet op het delegatiebesluit van provinciale staten voor regelgevende bevoegdheid van 13 december 2013 (PB 2014 nr. 17);

  • Overwegende dat met ingang van 15 april 2015 de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Zeeland 2016 van kracht is geworden;

  • Overwegende dat het wenselijk is om een aantal onderdelen van voornoemde verordening te actualiseren en de leesbaarheid van de regeling te verbeteren,

Besluiten vast te stellen de navolgende wijzigingen in de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Zeeland 2016:

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Zeeland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In artikel 2.9 (Verplichtingen van de subsidieontvanger), eerste lid, onder e, wordt “certificeringsvoorwaarden” vervangen door “certificeringsvoorschriften”.

 

B.

Artikel 3.7 (Subsidiehoogte) wordt als volgt gewijzigd: In het eerste en tweede lid wordt “zes” telkens vervangen door “de periode als bedoeld in artikel 3.10”.

 

C.

Aan artikel 3.10 (Subsidieverlening) wordt de volgende zin toegevoegd: Gedeputeerde Staten kunnen ervoor kiezen de subsidie voor een periode van twaalf of achttien aaneengesloten kalenderjaren te verlenen.

 

D.

Artikel 3.11 (Verplichtingen van de subsidieontvanger) wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder e, wordt “op 31 mei” vervangen door “op 31 mei van het lopende beheerjaar”.

2. Onder i, wordt “certificeringsvoorwaarden” vervangen door “certificeringsvoorschriften”.

 

E .

Na artikel 3.12 wordt een nieuw artikel 3.12a toegevoegd, luidende:

 

Artikel 3.12a Voorziening liquiditeitsbehoefte subsidieontvanger

  • 1.

    Om te voorzien in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger kunnen Gedeputeerde Staten voorafgaande aan de in artikel 3.12 bedoelde voorschotbetaling een betaling doen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de betaling vindt plaats tussen 16 oktober en 30 november van het kalenderjaar waarop de voorschotbetaling betrekking heeft;

    • b.

      de betaling bedraagt 30% van de totale subsidie die aan de subsidieontvanger per kalenderjaar is verleend;

    • c.

      Gedeputeerde Staten brengen bij de voorschotbetaling, bedoeld in artikel 3.12, vierde lid, de betaling bedoeld in onderdeel a, in mindering op het voorschot.

  • 2.

    Indien het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde voorschot ontoereikend is om de betaling geheel in mindering te brengen, verrekenen Gedeputeerde Staten het openstaande bedrag met de te verstrekken voorschotten voor de daaropvolgende kalenderjaren of, indien dit niet mogelijk is, bij de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 3.14.

  • 3.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het laatste jaar van het subsidietijdvak, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten, in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, de betaling bij de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 3.14, in mindering brengen op de te verstrekken subsidie.

F.

Artikel 3.13 (wijziging subsidieverlening) wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het derde lid, onder a, wordt “in artikel 3.4;” vervangen door “in artikel 3.4; en”

  • 2.

    In het derde lid, onder b wordt “€ 200;” vervangen door “€ 200,-; en”

  • 3.

    In het derde lid, onder c wordt “beheerjaar; en” vervangen door “beheerjaar.”

  • 4.

    Het derde lid onder d komt te vervallen.

G.

Bijlage 5 komt te vervallen.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, dat in werking treedt op een bij besluit van gedeputeerde staten te bepalen tijdstip.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 24 september 2024.

H.M. De Jonge, voorzitter

Drs. M.C.J. Franken, secretaris

Toelichting bij het besluit tot wijziging

Er zijn een aantal tekstuele en een aantal inhoudelijke wijzigingen in de SVNL2016 doorgevoerd ten opzichte van de versie SVNL2016 voor beheerjaar 2024. De belangrijkste wijzigingen worden hieronder nader uiteengezet.

 

Artikel I, onderdelen A en D lid 2

De wijziging van de term certificeringsvoorwaarde naar certificeringsvoorschrift sluit beter aan op de werkelijkheid. Controle op naleving ziet immers op de voorschriften die de certificaathouder heeft, het betreft geen voorwaarde voor certificering zoals de huidige tekst suggereert. Artikel 2.9, eerste lid, onder e, en artikel 3.11, onder e en i, worden daarom aangepast. De Uitvoeringsregeling Stichting Certificering SNL 2023 wordt gelijktijdig op dit punt in overeenkomstige zin aangepast. De wijziging is enkel tekstueel en behelst geen wijziging van de certificeringseisen.

 

Artikel I, onderdelen B en C, en artikel II

Gelet op de toenemende oproep om langjarig agrarisch natuurbeheer mogelijk te maken, onderzoeken provincies momenteel de mogelijkheid om subsidie te verstrekken voor een langer tijdvak dan de huidige zes jaar. Hiervoor is echter een unaniem besluit van alle provincies nodig. Het uitgangspunt dat aan het ANLb ten grondslag ligt, is namelijk dat er sprake is van een modelregeling die in elke provincie identiek wordt toegepast. In het NSP is Nederland (voor het ANLb) immers aangewezen als één regio. Uniformiteit is verder ook van belang om het ANLb uitvoerbaar te houden. Vooruitlopend op de uitkomsten van het interprovinciaal overleg is middels de onderhavige regelingswijziging alvast een eerste stap gezet om een langer subsidietijdvak juridisch mogelijk te maken. De betreffende wijziging kan om de hiervoor geschetste redenen echter pas in werking treden als alle provincies hiermee instemmen. Daarom nemen Gedeputeerde Staten op een later tijdstip een besluit wanneer het betreffende onderdeel in werking zal treden. Er is van deze gelegenheid gebruik gemaakt om ook art. 3.7 van de SVNL 2016 aan te passen. Besloten is om in dit artikel niet langer de termijn van het subsidietijdvak te herhalen, maar om te verwijzen naar de in artikel 3.10 genoemde termijn. Hierdoor werken eventuele toekomstige wijzigingen in de in artikel 3.10 termijn automatisch door in artikel 3.7.

 

Artikel I, onderdeel D lid 1

M.b.t. artikel 3.11 lid e: Vertraging in de termijn voor het indienen van activiteiten onder de eco-regeling had tot gevolg dat de termijn voor het indienen van jaarlijks beheer ANLb niet konden worden gehaald. Om deze afhankelijkheid te verduidelijken werd in de versie vanaf beheerjaar 2024 de datum voor indiening weer gekoppeld aan de uiterlijke datum voor het indienen van de gecombineerde data inwinning. Door in de versie beheerjaar 2025 de koppeling met het indienen van de gecombineerde opgave los te laten, wordt de afhankelijkheid van de minister van LNV verminderd. Met 31 mei als datum krijgen de collectieven 16 dagen de tijd om te reageren op hetgeen de deelnemer in de gecombineerde opgave heeft opgegeven. Bovendien wordt hiermee aangesloten bij de werkwijze uit het vorige GLB, waarbij een relatie tot 31 mei nog wijzigingen in zijn betaalaanvraag mocht aanbrengen, zonder dat dit tot korting zou leiden.

 

Artikel I, onderdeel E

Europese regelgeving (Vo. 2021/2116 artikel 44 lid 2, onderdeel b) maakt het mogelijk om al voor de reguliere EU-betaalperiode van 1 december tot 30 juni betalingen te doen in het kader van plattelandsontwikkelingsinterventies zoals het ANLb. Betalingen gedaan voor 16 oktober moeten echter ook eerder verantwoord worden bij de Europese Commissie (Vo 2022/128 artikel 22). Om die reden worden geen betalingen gedaan voor 16 oktober van het betreffende beheerjaar. Het percentage is opgehoogd naar 30%. De beslissing tot het wel of niet doen van deze betaling is een discretionaire bevoegdheid. Er wordt hiervoor dus geen aanvraagprocedure opgezet. Het is aan de provincie om in onderling overleg met de subsidieontvanger (het collectief) te bepalen of er bij laatstgenoemde behoefte is aan deze betaling. In het bevestigende geval zal de provincie vervolgens voor het betreffende beheerjaar een toekenningsbesluit nemen.

 

Artikel I, onderdeel F

Het maximum percentage voor uitbreidingen is per beheerjaar 2025 komen te vervallen. Uitbreidingen van meer dan 20% van de originele gebiedsaanvraag zijn mogelijk in het 1e en 2e beheerjaar. De huidige gebiedsaanvragen zijn ingegaan per 1 januari 2023. Dit betekent dat de collectieven in de aanvraagperiode 2025 voor het laatst een uitbreidingsaanvraag kunnen indienen, mits de provincie deze mogelijkheid in het openstellingsbesluit opneemt.

Naar boven