Provinciaal blad van Overijssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2024, 14435 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2024, 14435 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Twente
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden;
en het college van gedeputeerde staten van Overijssel
gelet op het bepaalde artikel 52 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 18.21 e.v. van de Omgevingswet;
Vast te stellen de navolgende gemeenschappelijke regeling voor de Omgevingsdienst Twente.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
Artikel 4 Taken voor alle deelnemers
De taken die de Omgevingsdienst Twente uitvoert voor alle deelnemers zijn:
Artikel 5 Structurele facultatieve taken voor individuele deelnemers
Het dagelijks bestuur komt met de deelnemer een dienstverleningsovereenkomst overeen. De dienstverleningsovereenkomst bevat in ieder geval afspraken over de mogelijkheid tot het aanpassen dan wel wijzigen van de bandbreedte en het volume van de structurele facultatieve taken die de Omgevingsdienst Twente voor de deelnemer uitvoert.
Artikel 8 Overige bepalingen taken
Binnen de kaders van de algemene voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, maakt de Omgevingsdienst Twente met alle deelnemers werkafspraken die voor elke deelnemer worden vastgelegd in een met de omgevingsdienst te sluiten dienstverleningsovereenkomst. Per jaar wordt de dienstverleningsovereenkomst geconcretiseerd in een uitvoeringsprogramma.
In het uitvoeringsprogramma worden de omvang van de per deelnemer van de Omgevingsdienst Twente af te nemen taken vastgelegd. Het gaat dan om het kwaliteitsniveau met een afgesproken ondergrens, zoals in het vastgestelde beleid. Aanvullende kwaliteitsafspraken worden vastgelegd in de te sluiten dienstverleningsovereenkomst.
Per jaar kan de omvang van de door de deelnemers af te nemen facultatieve taken als bedoeld in artikel 6 onder bepaalde, in de dienstverleningsovereenkomst vastgelegde voorwaarden, worden gewijzigd. Artikel 33 is hierop van toepassing. Ook kan de Omgevingsdienst Twente met een deelnemer gedurende het jaar overeenkomen dat ze facultatieve taken uitvoert die van tijdelijke aard zijn. De dienstverleningsovereenkomsten en het uitvoeringsprogramma komen niet te vervallen door wijziging van deze regeling.
Artikel 10 Samenstelling algemeen bestuur
Het lidmaatschap van een lid van het algemeen bestuur eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het college dat hem heeft aangewezen. De procedure als bedoeld in het derde lid is dan van toepassing. Aftredende leden blijven hun functie waarnemen totdat opnieuw in de benoeming is voorzien, tenzij betrokkene geen zitting meer heeft in het college.
Artikel 11 Incompatibiliteiten algemeen bestuur
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de Omgevingsdienst Twente in dienst genomen of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die op basis van inhuur werkzaam zijn voor de Omgevingsdienst Twente of één van de deelnemers.
Artikel 12 Stemverdeling en besluitvorming algemeen bestuur
In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid is voor een ontwerpbesluit tot het wijzigen van de regeling unanimiteit vereist. Voor een ontwerpbesluit tot wijziging van de regeling die uitsluitend betrekking heeft op aanpassingen aan veranderde wettelijke bepalingen is een gewone meerderheid van stemmen vereist.
Artikel 13 Bevoegdheden algemeen bestuur
Aan het algemeen bestuur komen alle taken toe die bij of krachtens deze regeling aan de Omgevingsdienst Twente zijn opgedragen, en niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen. Tot deze taken en bevoegdheden behoren in ieder geval:
Artikel 15 Samenstelling dagelijks bestuur
De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag of om andere redenen openvallen, vindt plaats uiterlijk acht weken na dat openvallen.
Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan zal het algemeen bestuur het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur wederom zal zijn bezet. Dat uitstel mag niet meer dan 3 maanden bedragen.
Hoofdstuk 5: Inlichtingen en verantwoording
§ 1 Tussen Omgevingsdienst Twente en deelnemende gemeenten
Artikel 19 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht
Het algemeen bestuur geeft de vertegenwoordigende organen schriftelijk alle inlichtingen die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de vertegenwoordigende organen de door één of meer leden daarvan overeenkomstig het reglement van orde van het vertegenwoordigende orgaan verlangde inlichtingen.
§ 3 Tussen dagelijks bestuur en algemeen bestuur
Als tenminste vier vertegenwoordigende organen verzoeken om een zienswijzeprocedure, vindt pas definitieve besluitvorming door het algemeen bestuur plaats nadat de vertegenwoordigende organen over het ontwerpbesluit dat ter besluitvorming voorligt om zienswijzen zijn gevraagd. In spoedeisende gevallen kan het algemeen bestuur afzien van het vragen van zienswijzen.
Indien het tweede lid wordt toegepast, dan hebben de vertegenwoordigende organen acht weken de tijd om hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur bekend te maken. Voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze is gegeven, stelt het dagelijks bestuur de vertegenwoordigende organen en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Hoofdstuk 7: Begroting en jaarrekening
Artikel 26 Garantiebepaling en aangaan van geldleningen
De deelnemers dragen er steeds zorg voor en staan er garant voor dat de Omgevingsdienst Twente te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. De deelnemers betalen de in artikel 25 eerste lid bedoelde bijdrage bij wijze van voorschot, zoals dat in de bijdrageverordening is aangegeven.
Hoofdstuk 8: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing
Een college van burgemeester en wethouders van één van de deelnemende gemeenten of het college van gedeputeerde staten van een deelnemende provincie kan besluiten tot uittreding uit de regeling, onverminderd het bepaalde in artikel 51 van de wet en bij of krachtens artikel 18.21 van de Omgevingswet.
Een college zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van 1 jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen of de wet tot een andere datum dwingt.
Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan. De daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.
Artikel 31 Procedure en inhoud van het uittredingsplan
Het in artikel 30, derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom, welke gebaseerd is op de uitkomsten van de hiervoor genoemde in beeld gebrachte consequenties, die betaald moet worden door de uittredende deelnemer.
Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke adviseur aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de voorzitter. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke adviseur aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer.
De onafhankelijke adviseur neemt bij het bepalen van de uittreedsom het bepaalde in dit artikel en in artikel 30 in acht en baseert zich daarbij op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding. Tevens past de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van 5% op de uittreedsom toe, om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.
Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende deelnemer de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Artikel 34 Opheffing en liquidatie
De regeling kan worden opgeheven met instemming van alle deelnemers minus één, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 18.21 van de Omgevingswet. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen dan nadat de vertegenwoordigende organen gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze ter kennis van het college te brengen.
Toelichting op de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Twente
In deze bepaling zijn verschillende begripsomschrijvingen opgenomen. Begrippen die op grond van onder meer de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Provinciewet reeds gelden, zijn niet opnieuw opgenomen. Om die reden worden termen als mandaat (art. 10:1 Awb) niet gedefinieerd, maar ook termen als algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter niet (art. 52 lid 1 jo. art. 12 lid 1 e.v. Wgr). De fysieke leefomgeving wordt in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omschreven als : “een breed begrip dat ziet op alle fysieke waarden in de leefomgeving, zoals milieu, natuur, landschappelijke of cultuurhistorische waarden”.
Bij de gemeenschappelijke regeling wordt een openbaar lichaam ingesteld (lid 1), overeenkomstig artikel 52 lid 1 en art. 8 lid 1 Wgr. Dit openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid (art. 52 lid 1 jo. art. 8 lid 1 Wgr jo. art. 2:1 lid 2 BW). Dat betekent dat de Omgevingsdienst Twente in eigen naam rechtshandelingen kan verrichten, bijvoorbeeld het aangaan van contracten.
Het openbaar lichaam heet Omgevingsdienst Twente (lid 1).
De gemeenschappelijke regeling moet bepalen waar het openbaar lichaam wordt gevestigd (art. 52 lid 1 jo. art. 10 lid 3 Wgr). De ratio hiervan is dat deze plaatsnaam bepalend is voor de competentie van de Rechtbank bij beroepschriften die worden ingediend tegen de Omgevingsdienst Twente.
Een gemeenschappelijke regeling wordt altijd getroffen ter behartiging van een of meer belangen van de deelnemende gemeente- of provinciebesturen (art. 51 lid 1 Wgr). Deze belangen moeten in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (art. 52 lid 1 jo. art. 10 lid 1 Wgr). Artikel 3 voorziet in deze verplichting. Het belang ziet op de fysieke leefomgeving en is gekoppeld aan de relevante wet- regelgeving in dit domein. Hierbij wordt met name gedoeld op de Omgevingswet.
Artikel 4 Taken voor alle deelnemers
De taken voor alle deelnemers bestaan uit het wettelijk verplichte standaardpakket en andere taken die voor alle deelnemers worden uitgevoerd. Het standaardpakket is gedefinieerd onder de algemene begripsomschrijvingen en sluit aan bij de definiëring in het Omgevingsbesluit. Daarnaast behoren de zogenoemde variant 4 taken (waartoe de extra milieutaken behoren) tot het standaardpakket.
Artikel 5 en 6 Facultatieve taken voor deelnemers
De facultatieve taken zijn optionele taken die door de individuele deelnemers kunnen worden afgenomen, onderverdeeld in twee categorieën (structurele en tijdelijke taken). Door ook het facultatieve pakket op te nemen in de regeling, kan gekozen worden voor een breder takenpakket voor de Omgevingsdienst Twente. Daarbij zijn twee mogelijkheden. Artikel 5 regelt de mogelijkheid om structurele facultatieve taken af te nemen als individuele deelnemer. Dit ligt voor de hand indien het de wens is om structureel taken door de Omgevingsdienst te laten uitvoeren.
Artikel 6 voorziet in de mogelijkheid om facultatieve taken af te nemen op basis van een overeenkomst. Voor dit facultatieve pakket ten behoeve van individuele deelnemers geldt, dat deze alleen kunnen worden uitgevoerd als deze aanvullend zijn. Dat betekent dat deze de taken uit het standaardpakket niet mogen verdringen en dat tenminste een kostendekkend tarief in rekening wordt gebracht. Het doel is dat andere deelnemers noch organisatorisch noch financieel nadeel ondervinden van de uitvoering van de facultatieve taken door de Omgevingsdienst Twente. Het dagelijks bestuur kan besluiten dat bepaalde facultatieve taken bij overeenkomst kunnen worden uitgevoerd. Dit zal doorgaans op verzoek van een deelnemer zijn. Als zo’n besluit eenmaal is genomen, dan kunnen ook andere deelnemers een overeenkomst voor dezelfde diensten afnemen.
Artikel 7 Facultatieve taken voor derden
De Omgevingsdienst Twente kan in voorkomende gevallen ook werkzaamheden voor derden verrichten. Deze mogelijkheid is beperkt tot publiekrechtelijke organisaties die niet deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling. Er kunnen dus geen taken worden uitgevoerd voor privaatrechtelijke organisaties. Ook hier geldt dat deze werkzaamheden de taken uit het standaardpakket niet mogen verdringen en dat er een kostendekkend tarief in rekening moet worden gebracht.
Bij het uitvoeren van taken voor derden moet rekening worden gehouden met het geldende aanbestedingsregime (landelijk en Europees). Vanzelfsprekend geldt dit ook voor andere regelgeving, zoals de Wet markt en overheid.
Artikel 8 Overige bepalingen taken
Het algemeen bestuur stelt de algemene voorwaarden vast voor de dienstverlening aan deelnemers en derden (lid 1). Deze algemene voorwaarden regelen de belangrijkste afspraken omtrent de taakuitvoering door de Omgevingsdienst Twente en de verplichtingen van de deelnemers.
Binnen de kaders van de algemene voorwaarden wordt met iedere deelnemer afzonderlijk een dienstverleningsovereenkomst gesloten. Per jaar wordt de overeenkomst geconcretiseerd in een uitvoeringsprogramma voor de betreffende deelnemers.
De algemene voorwaarden binden deelnemers en derden overigens pas op het moment dat dit in het betreffende uitvoeringsprogramma van toepassing is verklaard (zoals dat altijd geldt voor algemene voorwaarden).
Een gemeenschappelijke regeling moet bepalen welke bevoegdheden bij het aangaan worden overgedragen door de deelnemers (art. 52 lid 1 jo. art. 10 lid 2 Wgr). In de Wet VTH is het uitgangspunt dat de colleges respectievelijk gedeputeerde staten bevoegd gezag blijven. Daarmee is het overdragen van bevoegdheden in de vorm van delegatie uitgesloten. Om die reden kan mandaat worden verleend aan de directeur/secretaris om de benoemde taken te kunnen uitoefenen. Dit kan in een apart mandaatbesluit geregeld worden. In dat geval blijft de bevoegdheid bij de deelnemers zelf berusten en neemt de directeur/secretaris de besluiten in naam van de deelnemer(s). Het is vanuit een efficiënte bedrijfsvoering wenselijk dat de deelnemers hun mandaatbesluiten zoveel mogelijk identiek laten zijn, maar het is uiteindelijk aan de deelnemers zelf welk mandaat zij verstrekken en onder welke voorwaarden. Voor zover een college geen mandaat heeft verleend zoals bedoeld in het tweede lid, eindigt het werk van de Omgevingsdienst Twente met een advies of een concept-beschikking aan het desbetreffende college.
Artikel 10 Samenstelling algemeen bestuur
Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam (lid 1; art. 12 lid 3 Wgr), is eindverantwoordelijk voor alles wat er binnen het openbaar lichaam gebeurt en legt hierover verantwoording af aan de deelnemers. Omdat de Omgevingsdienst Twente een collegeregeling is, bestaat het bestuur uit leden van de colleges en gedeputeerde staten. Volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen mag in de gemeenschappelijke regeling zelf worden bepaald hoeveel leden iedere deelnemer mag aanwijzen. In deze regeling is gekozen voor een vertegenwoordiging van alle deelnemers in het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Twente met één lid. Deze worden aangewezen door de colleges. Er kan een vacature ontstaan doordat een lid ontslag neemt of van rechtswege ophoudt lid te zijn (zie Wgr artikel 52 lid 1). Ingeval een vacature ontstaat, wijst het college van de betrokken deelnemer zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
Artikel 11 Incompatibiliteiten algemeen bestuur.
In de Wet gemeenschappelijke regelingen is een aantal functies en activiteiten genoemd die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het bestuur. In aanvulling hierop is bepaald dat iemand die werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een van de deelnemers geen deel kan uitmaken van het bestuur. Dit geldt zowel voor personeel werkzaam voor de gemeenten en de provincie als voor de Omgevingsdienst Twente. Het betreft hier bijvoorbeeld de situatie dat een lid van het algemeen bestuur als collegelid een parttime baan heeft en voor zijn overige werkzame tijd een aanstelling heeft bij een andere Twentse gemeente of de provincie Overijssel.
Artikel 12 Stemverdeling en besluitvorming algemeen bestuur
In een gemeenschappelijke regeling kan de stemverhouding vrij ingevuld worden, met dien verstande, gelet op artikel 14, lid 3 Wgr, dat het dagelijks bestuur via bepaalde stemverhoudingen niet de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken.
In deze wordt regeling gekozen voor het beginsel van ‘one man, one vote’. De besluiten worden genomen met een gewone meerderheid, tenzij in de regeling anders is bepaald (tweede lid). In het derde lid worden de uitzonderingssituaties genoemd waarin met een drie-vierde meerderheid wordt beslist. In deze lijst van besluiten staat overigens ook een aantal besluiten waarvoor de wettelijke voorhangprocedure verplicht is (toestemming raden en Staten). In die gevallen gaat het om de bevoegdheid tot het vaststellen van een ontwerpbesluit, als ook de wettelijke zienswijzeprocedure omtrent het aangaan/wijzigen van een regeling. Dit zal vervolgens aan alle deelnemers worden aangeboden. Dit geldt ook voor het ontwerpbesluit tot wijziging van de regeling. Hiervoor wordt in de regeling unanimiteit vereist (vierde lid).
Artikel 13 Bevoegdheden algemeen bestuur
Uitgangspunt is artikel 57 Wgr volgens welke de bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur tenzij bij wet of in de gemeenschappelijke regeling anders is bepaald. Het algemeen bestuur is volgens de wet in elk geval bevoegd tot het toezicht op het financiële beheer van de Omgevingsdienst Twente en het vaststellen van de begroting(swijziging) en de jaarstukken.
Verder is vermeld de bevoegdheid van het algemeen bestuur om beleidsplannen voor de Omgevingsdienst vast te stellen. Het Omgevingsbesluit draagt de deelnemers op om in het algemeen bestuur te komen tot een uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid voor het standaardpakket.
Verder is bepaald dat het algemeen bestuur bevoegd is tot het vaststellen van uitvoeringsregels. Het gaat hier om beleidsregels en regels omtrent de uit de wet voortvloeiende bevoegdheden, zoals het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.
Het Algemeen Bestuur kan meerdere soorten commissies instellen: (1) een adviescommissie (artikel 24 Wgr), (2) een regionale raadsadviescommissie en (3) een bestuurscommissie (artikel 52 eerste lid jo 25 Wgr) Een adviescommissie is een (tijdelijke) commissie die adviseert over onderwerpen waarvoor zij is opgericht. Aan de oprichting hiervan zijn verder geen formele vereisten verbonden.
Een regionale raadsadviescommissie kan ingesteld worden op verzoek van gemeenteraden. Hiervoor is het niet noodzakelijk een kapstokbepaling in de regeling op te nemen. De raadsadviescommissie kan alleen bij een openbaar lichaam ingezet worden. Instelling geschiedt door het algemeen bestuur op verzoek van betrokken raden. Vervolgens moeten alle raden instemmen met de instelling van een raadsadviescommissie. Als daarvan sprake is, is het algemeen bestuur verplicht om over te gaan tot instelling daarvan. Het kiezen van de leden is vervolgens weer een bevoegdheid die toekomst aan de raden. Alleen raadsleden kunnen lid zijn van de raadsadviescommissie.
De raadsadviescommissie heeft als doel om raden met elkaar te laten overleggen, bijvoorbeeld over gezamenlijke zienswijzen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om de rol van raden over te nemen of om tot besluitvorming te komen. Wel kan de raadsadviescommissie advies geven aan raden, maar ook aan het algemeen bestuur. Verder kan de commissie een voorbereidende rol hebben in de beleidscyclus.
De commissie kan formeel niet voor meer dan één samenwerkingsverband werken.
Aan bestuurscommissies kunnen een aantal bevoegdheden worden overgedragen die de commissie dan uitvoert in plaats van het algemeen bestuur. Een bestuurscommissie kan alleen worden ingesteld indien de gemeenschappelijke regeling in deze mogelijkheid voorziet. Door artikel 16 wordt aan dit vereiste voldaan. Het instellen van een bestuurscommissie voor het behartigen van bepaalde belangen mag - gelet op artikel 52, jo. artikel 25 Wgr - alleen plaatsvinden na verkregen toestemming van de raden/staten.
Artikel 15 Samenstelling dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur wordt gekozen door en uit het algemeen bestuur en moet op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen bestaan uit de voorzitter en ten minste twee andere leden (art. 52 lid 1 jo. art. 14 lid 1 Wgr). Bij Omgevingsdienst Twente bestaat het dagelijks bestuur bij de start uit de voorzitter en vier andere leden (lid 1). Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt volgens artikel 13, lid 2 in samenhang met lid 6, Wgr van rechtswege zodra het lid, dat immers tevens lid is van het algemeen bestuur, geen lid meer is van het algemeen bestuur. Daarnaast kan wegens een vertrouwensbreuk ontslag plaatsvinden door het algemeen bestuur of kan een lid zelf zijn ontslag indienen. In al die gevallen moet het algemeen bestuur uiterlijk na acht weken een nieuw lid voor het dagelijks bestuur aanwijzen, tenzij het openvallen gepaard gaat met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur. Dan wordt gewacht tot die plaats is bezet.
Artikel 16 Werkwijze vergaderingen dagelijks bestuur
De werkwijze rond de vergaderingen van het dagelijks bestuur is vrij invulbaar. Het uitgangspunt is collegiaal bestuur, maar het is wel mogelijk om een portefeuilleverdeling vast te stellen en hiertoe elkaar een machtiging te verlenen. Elke portefeuillehouder blijft dan wel namens het dagelijks bestuur handelen. De besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid van stemmen.
Het dagelijks bestuur vergadert achter gesloten deuren, tenzij anders wordt besloten. De verdere uitwerking van de werkwijze rond de vergaderingen vindt plaats in het reglement van orde.
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van de Omgevingsdienst Twente. Op grond van de wet zijn aan het dagelijks bestuur de meer beheersmatige en uitvoerende bevoegdheden toebedeeld (zie artikel 57 van de wet). In de regeling wordt deze opsomming niet nogmaals herhaald. Daarnaast bereidt het dagelijks bestuur beslissingen van het algemeen bestuur voor en voert het de beslissingen van het algemeen bestuur uit.
Het dagelijks bestuur is ook bevoegd tot het opstellen van een klachtenregeling. Deze bevoegdheid behoort niet tot de wettelijke opsomming in de Wgr (art 57 van de wet). Om die reden is er specifiek voor gekozen om het artikel te wijzigen naar klachtenregeling.
Ingevolge artikel 12 Wgr is de voorzitter een afzonderlijk bestuursorgaan en is hij tevens voorzitter van het algemeen en het dagelijks bestuur. Volgens artikel 13 lid 9 Wgr wordt de voorzitter door en uit het algemeen bestuur aangewezen.
In de artikelen 19 tot en met 21 zijn de verschillende verantwoordingslijnen en verplichtingen tot het verstrekken van gevraagde inlichtingen verwoord. In de artikelen is specifiek aandacht voor de wettelijk verplichte actieve informatieplicht richting raden en provinciale staten. Dit komt omdat de wet gemeenschappelijke regeling formeel niet deze inlichtingenplicht geeft.
Met dit artikel wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen van artikel 10 lid 5 en lid 6 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
De Omgevingsdienst Twente is een uitvoeringsorganisatie. De dienst neemt geen besluiten over verordenende bevoegdheden. De verantwoordelijkheid hiervoor blijft bij elke deelnemer liggen. Om die reden is in de basis ervoor gekozen om besluiten, anders dan wanneer dit wettelijk verplicht al geldt (denk aan ontwerpbegroting en wijziging gemeenschappelijke regeling) niet aan zienswijzen te onderwerpen.
Echter, ook bij de Omgevingsdienst Twente kan het voorkomen dat er grote koerswijzigingen plaatsvinden en dan wordt er wel aan beleidsvoorbereiding gedaan. In dat geval kan het algemeen bestuur alsnog beslissen om de raden en provinciale staten om zienswijzen te vragen. Het algemeen bestuur moet dit doen wanneer tenminste vier vertegenwoordigende organen hier gezamenlijk om verzoeken. In beide gevallen mag het algemeen bestuur niet beslissen dan voordat de raden en provinciale staten in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijzen naar voren te brengen bij het dagelijks bestuur. De raden en provinciale staten hebben daar 8 weken de tijd voor. Slechts in spoedeisende gevallen kan het algemeen bestuur afzien van de zienswijzeprocedure. Het algemeen bestuur moet dit besluit dan expliciet motiveren aan de gemeenteraden.
Het dagelijks bestuur is verplicht schriftelijk en gemotiveerd op de zienswijzen van de raden te reageren en daarbij aan te geven welke conclusie aan de zienswijze wordt verbonden. Het dagelijks bestuur moet deze reactie aan de raden zenden vóórdat het algemeen bestuur tot besluitvorming overgaat. Via deze wijze kunnen de raden, indien gewenst, hun opvattingen nog meegeven aan hun leden in het algemeen bestuur.
Met dit artikel wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen van artikel 10 lid 7 en 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Omdat het algemeen bestuur nagenoeg geen formele besluiten neemt, zijn er geen besluiten die verplicht aan een participatietraject worden onderworpen, anders dan wanneer dit wettelijk verplicht natuurlijk al geldt. Het staat inwoners en belanghebbenden altijd vrij om via de gemeenteraden (resp. provinciale staten) of andere gemeentelijke (resp. provinciale) kanalen in te spreken.
Ook hier geldt; gaat het om ingrijpende besluiten, dan kan het dagelijks bestuur alsnog beslissen een participatietraject in te zetten. Het dagelijks bestuur regelt daarbij zelf de procedure van dit traject, waarbij in elk geval ingezetenen en belanghebbenden bij het besluit in de gelegenheid moeten worden gesteld inspraak te leveren. Er moet dus een zorgvuldige afweging worden gemaakt van de te betrekken partijen en ingezetenen, zodat deze representatief is voor de gehele groep van belanghebbenden dan wel inwoners. Daarnaast moet een zorgvuldige keuze worden gemaakt tussen het doel van de participatie: is dat louter tijdig informeren, input ophalen, beraadslagen enz.
Het dagelijks bestuur informeert de colleges van burgemeester en wethouders en het algemeen bestuur over zijn voornemen tot het volgen van een eigen participatietraject. De colleges én het dagelijks bestuur maken op de in de organisaties gebruikelijke wijze bekend dat er een eigen participatietraject wordt gevolgd. Aanvullende communicatie (via kranten, huis-aan-huisbladen, website e.d.) kan natuurlijk ook altijd worden ingezet.
Artikel 24 Directeur/secretaris
Het dagelijks bestuur is bevoegd de directeur te benoemen. Deze is belast met de dagelijkse leiding. De directeur vervult zijn taken op basis van het mandaat dat hij van de deelnemers heeft gekregen Daarnaast vervult de directeur de rol van secretaris van de Omgevingsdienst Twente die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bijstaat.
Artikel 25 Begroting en bijdrageverordening
In artikel 25 is bepaald dat het algemeen bestuur nadere regels kan stellen met betrekking tot de door de deelnemers te betalen bijdragen: de Bijdrageverordening. Voor het standaardpakket als bedoeld in artikel 4 wordt de bijdrage van de deelnemer opgenomen in de begroting.
Artikel 26 Garantiebepaling en aangaan van geldleningen
Deze bepaling voorziet er in dat de gemeenschappelijke regeling altijd over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen. Deze garantie wordt onder meer geëist door de Bank Nederlandse Gemeenten. De deelnemers zijn verplicht hieraan medewerking te verlenen, anders kan de financieel toezichthouder ingrijpen. Zie Circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 1999, kenmerk FO99/U5911.
Bij de inrichting van de interne planning en controlecyclus moet rekening worden gehouden met de bepalingen over de begroting en de jaarrekening uit de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Deze bevat enkele dwingende procedures en termijnen over de begrotingscyclus van de regeling. Het doel hiervan is om de invloed van de gemeenteraden en provinciale staten op de gemeenschappelijke regelingen te borgen. De kern van deze bepalingen is dat de raden en staten steeds in een vroegtijdig stadium rekening kunnen houden met de beleidsvoornemens van de GR en de verwachte hoogte van de bijdrage aan de GR voor het volgende jaar. De wettelijke termijnen hebben tot gevolg dat door de gemeenschappelijke regeling al heel vroeg in het kalenderjaar een aanzet moet worden gemaakt voor de begroting voor het volgende jaar.
De wettelijke begrotingscyclus van een gemeenschappelijke regeling ziet er als volgt uit:
De ontwerpbegroting wordt twaalf weken voordat deze ter vaststelling aan het algemeen bestuur wordt toegezonden, toegezonden aan de raden/staten (artikel 59 eerste lid). De raden/staten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen hierover naar voren brengen (artikel 59 derde lid). Het dagelijks bestuur voegt deze commentaren bij de ontwerpbegroting zoals die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur zo nodig de begroting aan de raden van de deelnemende raden/staten, zodat zij kunnen zien wat er met hun zienswijzen is gebeurd en zodat zij deze zienswijzen waar nodig kenbaar kunnen maken bij BZK (artikel 59 vierde lid). Wanneer tegen de ontwerpbegroting geen zienswijzen zijn ingediend en de ontwerpbegroting derhalve ongewijzigd wordt vastgesteld, dan is het niet nodig om deze opnieuw aan de raden/staten te zenden.
De deelnemers zijn wettelijk verplicht samen te werken in een gemeenschappelijke regeling met openbaar lichaam. Toetreding en uittreding zijn dan ook alleen mogelijk wanneer bij algemene maatregel van bestuur de indeling van de OD-regio zoals die is opgenomen in de bijlage bij artikel 8 Wet op de veiligheidsregio’s (Wvr) wordt gewijzigd. In die gevallen wordt geregeld hoe toe- of uitgetreden kan worden. Opheffing van de gemeenschappelijke regeling is, gelet op het verplichte karakter, evenmin mogelijk.
De Wgr bepaalt echter dat regelingen die voor onbepaalde tijd worden aangegaan bepalingen (moeten) inhouden over de wijziging, toetreding en uittreding van deelnemers (artikel 9 Wgr). De bepalingen uit hoofdstuk 8 zien op deze verplichting.
Voor het wijzigingen van de regeling moet verplicht een voorhangprocedure worden doorlopen bij de raden respectievelijk de staten. Dit bestaat uit zowel de verplichte zienswijzen procedure over het gewijzigde ontwerp, als ook de benodigde toestemming voor het definitief wijzigen van de regeling. Voor het wijzigen van de regeling is unanimiteit vereist (zie artikel 14 derde lid).
Toetreding geschiedt door een besluit van het toetredende bestuursorgaan en de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (art. 51 lid 3 jo lid 1 Wgr). Hiervoor is wel toestemming van de raad respectievelijk Provinciale Staten nodig (art. 51 lid 3 jo. lid 2 Wgr). Het algemeen bestuur bepaalt wanneer de toetreding ingaat (lid 2). Het algemeen bestuur stelt een toetredingsvergoeding vast. Dit is een extra financiële bijdrage die gevraagd wordt van deelnemers die op een later moment toetreden. Van hen wordt een weerstandsbijdrage gevraagd, waarvan de hoogte bepaald wordt door hun procentuele aandeel in de totale financiële bijdrage van alle deelnemers, gerelateerd aan de stand van het weerstandsvermogen per 1 januari van het jaar waarin toetreding plaats vindt. De ratio hierachter is dat de huidige deelnemers dit weerstandsvermogen samen gevormd hebben als buffer voor toekomstige risico’s binnen de Omgevingsdienst Twente en het reëel is dat later toetredende deelnemers hierin ook bijdragen. Toetreding is alleen mogelijk wanneer bij algemene maatregel van bestuur de indeling van de OD-regio zoals die is opgenomen in de bijlage bij artikel 8 Wvr wordt gewijzigd.
Artikel 30 Uittreding en artikel 31 Procedure en inhoud van het uittredingsplan
Een deelnemer kan na verkregen toestemming van de raad dan wel de provinciale staten besluiten uit te treden (art. 51 lid 3 jo lid 1 Wgr). Dit artikel ziet op het regelen van de financiële gevolgen hiervan voor de Omgevingsdienst Twente.
Voortaan moet in elke gemeenschappelijke regeling uitdrukkelijk bepaald worden hoe de gevolgen van uittreding worden geregeld. Dit betekent dat in ieder geval de volgende onderwerpen geregeld moeten zijn:
In deze artikelen wordt gehoor gegeven aan bovenstaande opsomming en verplichting.
Artikel 32 Beëindiging structurele facultatieve taken
Het beëindigen van het aantal facultatieve taken kan voor de Omgevingsdienst Twente leiden tot desintegratiekosten. Artikel 32 ziet op de financiële afwikkeling hiervan. Hier is het uitgangspunt dat de desintegratiekosten ten laste komen van de deelnemer die zijn pakket beëindigt. De regels over uittreding zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34 Opheffing en liquidatie
Het algemeen bestuur stelt, in geval van opheffing, een liquidatieplan vast en hoort daartoe de raden en staten (lid 2). Het liquidatieplan bevat tenminste de gevolgen van de opheffing bij zowel een batig als negatief saldo (lid 3). Het liquidatieplan bevat tevens een sociaal plan en de personele gevolgen (lid 4). De ondernemingsraad wordt daarbij betrokken.
In de nabije toekomst treedt naar verwachting de nieuwe Archiefwet in werking. Waar mogelijk is geprobeerd om hiermee rekening te houden.
Bij het archiveren is het van belang om twee processen te onderscheiden:
In het artikel is het bestuur van de Omgevingsdienst als verantwoordelijk overheidsorgaan aangewezen. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor archivering van documenten en stelt ook voorschriften vast voor de wijze waarop archiefbescheiden van de bestuursorganen van de dienst beheerd worden, indien deze niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
In dit artikel wordt bepaald dat in ieder geval eens in de vijf jaar de werking van de regeling wordt geëvalueerd. De evaluatie dient in ieder geval inzicht te geven in de mate waarin de taken van de regeling rechtmatig, doelmatig en doeltreffend worden uitgevoerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-14435.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.