Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 3 september 2024, kenmerk 491505, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland;

  • gelet op artikel 7 en 8 aanhef, onderdelen c en d, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2023;

  • Overwegende dat de Zeeuwse Bosvisie als doel heeft om meer en vitaler bos in Zeeland te realiseren, teneinde bij te dragen aan biodiversiteitsherstel, het vastleggen van CO2 en het versterken van het landschap;

  • Overwegende dat gedeputeerde staten om die reden aanleg en beheer van bossen en houtige landschapselementen wensen te subsidiëren;

  • Overwegende dat zij daartoe een hoofdstuk aan het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 wensen toe te voegen, dat gebaseerd is op de door de Europese Commissie goedgekeurde Catalogus Groenblauwe diensten;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023

Artikel I

A.  

In artikel 7.1 wordt “als supplement” vervangen door “in bijlage B”.

 

B.  

Onder vernummering van hoofdstuk 36 tot hoofdstuk 37, de paragrafen 36.1 en 36.2 tot 37.1 en 37. 2 en de artikelen 36.1.1 en 36.2.1 tot 37.1.1 en 37.2.1., wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

 

Hoofdstuk 36 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie ter uitvoering van de Zeeuwse bosvisie

 

Paragraaf 36.1 Bos en houtige landschapselementen

 

Artikel 36.1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    autochtoon plantmateriaal: plantmateriaal van een lokale oorspronkelijk wilde populatie als aangegeven in bijlage F;

  • b.

    bedrijventerrein: een terrein dat planologisch bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening of industrie;

  • c.

    bos: natuurtype N14.03, N15.01, N15.02, N17.02, N17.03, N17.05 of N17.06, als bedoeld in de Index Natuur en Landschap;

  • d.

    buiten de bebouwde kom: gebied buiten een aaneengesloten bebouwing die overwegend een woon- en verblijffunctie heeft, begrensd als geoinformatie object in bijlage II bij de Omgevingsverordening Zeeland en te raadplegen op https://identifier.officielebekendmakingen.nl/join/id/regdata/pv29/2023/gebiedsaanwijzing_940adf321d134b9288c92d06b672cae9/nld@2023-12-19;1;

  • e.

    Catalogus Groenblauwe Diensten: door de Europese Commissie op 26 oktober 2018, kenmerk SA.44848 goedgekeurde catalogus;

  • f.

    erf: een perceel of een gedeelte daarvan, dat is gelegen om een gebouw en is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

  • g.

    erfbeplanting: aanleg van landschapselementen op een erf;

  • h.

    grote onderneming: onderneming die niet voldoet aan de in bijlage I bij Verordening (EU) 2022/2472 vastgestelde criteria voor een kleine of middelgrote onderneming;

  • i.

    Index Natuur en Landschap: beschrijving van natuur- en landschapstypen, te raadplegen via de website: https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/

  • j.

    inheemse soort: soort die van nature voorkomt in Nederland en is opgenomen in bijlage F;

  • k.

    landbouwgrond: grond waarop een vorm van landbouw wordt uitgevoerd;

  • l.

    Natuurnetwerk Zeeland: samenhangend netwerk van natuurgebieden dat, overeenkomstig artikel 2.44, vierde lid van de Omgevingswet, is opgenomen en begrensd in de Omgevingsverordening Zeeland;

  • m.

    Zeeuwse bosvisie: door Gedeputeerde Staten in samenwerking met partners ontwikkelde visie op de ontwikkeling van bossen en houtige landschapselementen in Zeeland.

Artikel 36.1.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie: wordt verstrekt aan:

    • a.

      terreinbeherende organisaties;

    • b.

      gemeenten en waterschappen;

    • c.

      landbouwondernemingen;

    • d.

      grondeigenaren.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1, eerste lid, wordt subsidie tevens verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 36.1.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    aanleg en beheer van een of meer van de volgende landschapselementen, zoals gedefinieerd in bijlage C en de Index Natuur en Landschap:

    • 1°.

      houtwal en houtsingel;

    • 2°.

      elzensingel;

    • 3°.

      knip- of scheerheg;

    • 4°.

      struweelhaag;

    • 5°.

      laan;

    • 6°.

      knotboom;

    • 7°.

      hoogstamboomgaard;

    • 8°.

      bossingel.

  • b.

    erfbeplanting door middel van aanleg en beheer van een of meer van de landschapselementen als bedoeld onder a; of

  • c.

    aanleg en beheer van een of meer van de volgende bostypen, zoals gedefinieerd in bijlage C en de Index Natuur en Landschap:

    • 1°.

      haagbeuken- en essenbos

    • 2°.

      duinbos;

    • 3°.

      dennen-, eiken-, en beukenbos;

    • 4°.

      drooghakhout;

    • 5°.

      park- en stinzenbos;

    • 6°.

      wilgengriend;

    • 7°.

      vochtig en hellinghakhout.

Artikel 36.1.4 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.1, tweede lid, weigeren gedeputeerde staten de subsidie indien:

    • a.

      met de uitvoering van de activiteiten is begonnen vóór de datum van indiening van een subsidieaanvraag;

    • b.

      reeds een subsidie of een andere financiële bijdrage is verstrekt voor dezelfde activiteiten op dezelfde locatie;

    • c.

      op de percelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, nog verplichtingen rusten op grond van deze paragraaf, of enige andere regeling op grond waarvan een subsidie is verstrekt met betrekking tot natuurbeheer of agrarisch natuurbeheer;

    • d.

      het uitvoeren van de activiteit in strijd is met het geldende omgevingsplan;

    • e.

      op grond van het geldende omgevingsplan op de percelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de functies bedrijventerrein, wonen, winkelgebied, kantoren, detailhandel, energie of verblijfsrecreatie zijn toegestaan;

    • f.

      de percelen gelegen zijn op gronden waar archeologische waarden aan zijn toegekend op basis van een archeologische waardenkaart of verwachtingskaart;

    • g.

      de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);

    • h.

      de aangevraagde subsidie € 250.000 of meer bedraagt.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, onder d, wordt subsidie niet verstrekt indien de aangevraagde subsidie € 10.000 of minder bedraagt.

Artikel 36.1.5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 36.1.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Zeeland;

    • b.

      de percelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn gelegen buiten het Natuurnetwerk Zeeland;

    • c.

      de percelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn gelegen buiten de bebouwde kom;

    • d.

      het project is gericht op aanleg en beheer van een landschapselement of bos dat voldoet aan de afbakening en beschrijving in de Index Natuur en Landschap en bijlage C;

    • e.

      het landschapselement of het bos past binnen de daarvoor in de beleidskaart of de kansenkaart van de Zeeuwse Bosvisie aangewezen gebieden, opgenomen in bijlage D;

    • f.

      de activiteiten dragen bij aan het versterken of beschermen van de flora en fauna, blijkend uit een ecologische onderbouwing;

    • g.

      bos van het natuurtype N14.03, N15.01 en N15.02 zal niet worden ingezet voor commerciële houtwinning;

    • h.

      de aanvraag wordt ingediend bij gedeputeerde staten door gebruik te maken van het aanvraagformulier subsidie bos en houtige landschapselementen Provincie Zeeland.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, betreft de aanleg:

    • a.

      in geval van bos, een minimale oppervlakte van 0,5 hectare;

    • b.

      in geval van landschapselementen:

      • 1°.

        een minimale oppervlakte van 0,1 hectare, een minimale lengte van 50 meter en maximale onderbrekingen van 25 meter, in geval van hagen;

      • 2°.

        minimaal 20 bomen met een minimale plantafstand van vijf meter in geval van losse bomen in lijnstructuur; of

      • 3°.

        een minimale oppervlakte van 0,5 hectare in overige gevallen;

    • c.

      in geval van erfbeplanting:

      • 1°.

        minimaal vijf erven; en

      • 2°.

        per erf minimaal vijf bomen of een vergelijkbare oppervlakte aan bossingels of struiken.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.4.2, tweede lid, bevat de aanvraag in ieder geval:

    • a.

      een GIS-bestand, waaruit de afmetingen en de locatie van het bos of de elementen blijkt, dan wel een kaart op schaal;

    • b.

      een beschrijving van de aan te leggen bossen of landschapselementen en een beheerplan voor die bossen of elementen;

    • c.

      een verklaring van de aanvrager waaruit blijkt dat de percelen waarvoor subsidie is aangevraagd, niet worden ingezet voor ANLb, voor de Ecoregeling of als niet-productieve grond in het kader van de basisvoorwaarden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

    • d.

      een verklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat hij instemt met het uitvoeren van de subsidiabele activiteit, indien de aanvrager geen eigenaar is van de grond;

    • e.

      een verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de weigeringsgronden, bedoeld in artikel 36.1.4, eerste lid, onder d, e en f, niet van toepassing zijn;

    • f.

      indien de aanvrager een grote onderneming is: een beschrijving van de situatie waarin geen subsidie zou worden verleend, onderbouwd met bewijsstukken waaruit het stimulerend effect van de subsidie blijkt;

    • g.

      een sluitende begroting, uitgesplitst naar de bossen en landschapselementen, bedoeld in artikel 36.1.3, met bijbehorende arealen;

    • h.

      minimaal drie offertes, indien de kosten van aanleg hoger zijn dan € 60.000;

    • i.

      op welke wijze wordt voldaan aan de overige vereisten van deze paragraaf.

Artikel 36.1.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor aanleg van landschapselementen of bostypen als bedoeld in artikel 36.1.3, komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten plantmateriaal;

    • b.

      kosten grondbewerking en afvoer grond;

    • c.

      kosten afrastering ter bescherming tegen schade aan het element;

    • d.

      kosten maatregelen waterhuishouding;

    • e.

      opstellen van een inrichtingsplan;

    • f.

      toezicht en directievoering bij aanplant.

  • 2.

    Voor beheer van landschapselementen of bostypen als bedoeld in artikel 36.1.3, komen vaste bedragen in aanmerking voor subsidie, gedurende maximaal vijf jaar na aanleg.

Artikel 36.1.7 Niet-subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 36.1.6, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten waarvoor reeds een subsidie of bijdrage is verleend;

  • b.

    kosten voor de uitvoering van wettelijke taken of regelingen;

  • c.

    kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

  • d.

    kosten voor de bouw of sloop van opstallen, wegen of paden;

  • e.

    kosten voor de aanschaf van machines;

  • f.

    kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud.

Artikel 36.1.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 36.1.3, bedraagt:

    • a.

      voor aanleg: 100% van de subsidiabele kosten, genoemd in artikel 36.1.6, eerste lid, onder a tot en met d, tot een maximum van:

      • 1°.

        € 20.000 per hectare voor de aanleg van bos; en

      • 2°.

        € 11.500 per hectare voor de aanleg van een landschapselement;

    • b.

      voor beheer: de in bijlage E opgenomen bedragen voor maximaal vijf jaar;

    • c.

      100% van de kosten, bedoeld in artikel 36.1.6, eerste lid, onder e en f, tot een maximum van 20% van de totale subsidiabele kosten voor aanleg, bedoeld in dit lid, onder a.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, worden in het geval een subsidie op grond van deze paragraaf met een andere subsidie of financiële bijdrage voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt gecumuleerd, de krachtens deze paragraaf toe te kennen bedragen zodanig beperkt dat het totale bedrag aan subsidies en financiële bijdrages niet hoger is dan de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten, het maximale subsidiebedrag uit deze paragraaf en de maximale steunintensiteiten en steunbedragen die zijn toegestaan op grond van de toepasselijke staatssteunregels.

  • 3.

    Indien toepassing van de voorgaande leden tot gevolg heeft dat de subsidie € 10.000 of minder bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 36.1.9 Subsidieplafond en openstelling

  • 1.

    Een subsidie kan uitsluitend worden verstrekt als gedeputeerde staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor subsidie hebben opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een openstellingsperiode voor de indiening van een aanvraag voor subsidie.

  • 2.

    Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3.

    Indien een aanvraag niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de aanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 4.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige aanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 36.1.10 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in § 1.6, is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      de aanleg binnen een jaar na verlening van de subsidie te realiseren;

    • b.

      de eisen voor aanleg en beheer, genoemd in bijlage C in acht te nemen;

    • c.

      bij aanleg gebruik te maken van de inheemse soorten, genoemd in bijlage F;

    • d.

      bij aanleg geen gebruik te maken van de soorten bedoeld in bijlage Vc van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

    • e.

      zich te onthouden van het gebruik van meststoffen inclusief ruige mest;

    • f.

      jaarlijks een voortgangsverslag in te dienen, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een overzicht van de verrichte activiteiten in het afgelopen jaar;

      • 2°.

        het percentage uitval en een verklaring daarvoor;

      • 3°.

        de geplande activiteiten voor het komende jaar;

    • g.

      het landschapselement of het bos tenminste 30 jaar vanaf de datum van aanleg in stand te houden overeenkomstig de verplichtingen die bij de subsidieverlening zijn opgelegd.

  • 2.

    Indien het wegens onvoorziene omstandigheden niet mogelijk is om binnen de in het eerste lid, onder a, gestelde termijn de aanleg te realiseren, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging van die termijn met maximaal een jaar.

Artikel 36.1.11 Subsidievaststelling en verantwoording

  • 1.

    Op subsidiebedragen van € 50.000 of minder wordt overeenkomstig artikel 1.10.1, derde lid, onder b, § 1.9 toegepast.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.9.5, eerste lid, overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling een GIS-bestand dan wel kaart op schaal, van het gerealiseerde landschapselement of bos.

C.  

 

De titel van de bijlage “Bijlage bij het controleprotocol voor de accountant” wordt vervangen door “Annex bij Bijlage A behorende bij artikel 1.9.7 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023”.

 

D.  

 

De titel van de bijlage “Bijlage Supplement bij hoofdstuk 7 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023” wordt vervangen door “Bijlage B behorende bij artikel 7.1 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023”.

 

E.  

 

Na bijlage B (nieuw) bij het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 worden de bijlagen C tot en met F toegevoegd, luidende:

 

Bijlage C behorende bij artikelen 36.1.3 en 36.1.10 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023

 

Afbakening en vereisten aanleg en beheer bos en landschapselementen

  • a.

    Bossen

Afbakening

Zie voor de afbakening de Index Natuur en Landschap:

  • haagbeuken- en essenbos: N14.03

  • duinbos: N15.01

  • dennen-, eiken-, en beukenbos: N15.02

  • droog hakhout: N17.02

  • park- en stinzenbos: N17.03

  • wilgengriend: N17.05

  • vochtig en hellinghakhout: N17.06

Vereisten aanleg

  • minimaal 80% inheemse (bij voorkeur autochtone) bomen en struiken, waarbij gemotiveerde afwijking mogelijk is om ecologische redenen;

  • beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden.

  • aanlegwerkzaamheden vinden alleen plaats in de periode tussen 1 september en 1 april.

Vereisten beheer

  • periodiek onderhoud uitvoeren;

  • snoeiafval ter plaatse verwerken, versnipperen of afvoeren;

  • beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden;

  • geen chemische onkruidbestrijding;

  • niet branden in of in de directe omgeving van het element;

  • voor haagbeuken- en essenbos en voor park- en stinzenbos wordt het beheeradvies van de Index Natuur en Landschap toegepast.

 

  • b.

    Landschapselementen

Afbakening

Zie voor de afbakening de Index Natuur en Landschap:

  • houtwal en houtsingel: L01.02

  • elzensingel: L01.03

  • knip- of scheerheg: L01.05

  • struweelhaag: L01.06

  • laan: L01.07

  • knotboom: L01.08

  • hoogstamboomgaard: L01.09

  • bossingel: L01.16

Vereisten aanleg

  • 100% inheemse bomen en struiken voor houtwal en houtsingel, elzensingel, knip- of scheerheg, struweelhaag, knotboom en bossingel, waarbij gemotiveerde afwijking mogelijk is om ecologische redenen;

  • voor zover mogelijk inheemse soorten voor laan of hoogstamboomgaard;

  • beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden.

Vereisten beheer

  • periodiek onderhoud uitvoeren;

  • snoeiafval ter plaatse verwerken, versnipperen of afvoeren

  • beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden;

  • geen chemische onkruidbestrijding;

  • niet branden in of in de directe omgeving van het element.

 

 

Bijlage D behorende bij artikel 36.1.5 van Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023

Beleidskaart Bos en houtige landschapselementen

Deze kaart is digitaal te raadplegen in het Subsidieloket.

 

Kansenkaart bos en houtige landschapselementen

Deze kaart is digitaal te raadplegen in het Subsidieloket.

 

 

Bijlage E behorende bij artikel 36.1.8 van Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023

Bedragen beheerkosten per jaar

 

Beheertype nr

Beheertype

Subsidietarief 2025 op basis van 84% SKP incl indexering 7,68%

L01.02

Houtwal en houtsingel (per ha)

€ 4.682,28

L01.03

Elzensingel (per 100 m)

€ 145,75

L01.05

Knip- en scheerheg (per 100 m)

€ 332,35

L01.06

Struweelhaag (per 100 m)

€ 422,42

L01.07

Laan (per rij per 100 m)

€ 401,55

L01.08

Knotboom (per stuk)

€ 17,44

L01.09

Hoogstamboomgaard (per ha)

€ 2.541,93

L01.16

Bossingel (per ha)

€ 2.364,79

N14.03

Haagbeuken- en essenbos (per ha)

€ 82,06

N15.01

Duinbos (per ha)

€ 87,96

N15.02

Dennen-, eiken- en beukenbos (per ha)

€ 143,35

N17.02

Droog hakhout (per ha)

€ 608,47

N17.03

Park- en stinzenbos (per ha)

€ 400,72

N17.05

Wilgengriend (per ha)

€ 4.878,81

N17.06

Vochtig en hellinghakhout (per ha)

€ 856,61

 

 

Bijlage F behorende bij artikel 36.1.1 van Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023

Inheemse soorten

Bron: Stichting Landschapsbeheer Zeeland, Advies Zeeuwse bomen en struiken, versie 2023-1-5

 

Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

Acer campestre

Spaanse aak (volksmond: veldesdoorn)

Acer pseudoplatanus

Gewone esdoorn

Alnus glutinosa

Zwarte els

Betula pendula

Ruwe berk

Betula pubescens

Zachte berk

Carpinus betulus

Haagbeuk

Cornus sanguinea

Rode kornoelje

Corylus avellana

Hazelaar

Crataegus monogyna

Eénstijlige meidoorn

Euonymus europaeus

Wilde kardinaalsmuts

Fagus sylvatica

Beuk (groen)

Fraxinus excelsior

Es

Frangula alnus

Sporkehout (volksmond Vuilboom)

Hedera helix

Klimop

Ilex aquifolium

Hulst

Ligustrum vulgare

Wilde liguster

Populus nigra

Zwarte populier

Populus nigra Italica

Italiaanse populier

Prunus avium*

Zoete kers (*met enkele bloem)

Prunus padus

Vogelkers

Prunus spinosa

Sleedoorn

Quercus robur

Zomereik

Rhamnus cathartica

Wegedoorn

Rosa canina

Hondsroos

Rosa rubiginosa

Egelantier

Salix alba

Schietwilg

Salix aurita

Geoorde wilg

Salix caprea

Boswilg

Salix cinerea

Grauwe wilg

Salix x fragilis

Basterdkraakwilg (volksmond Kraakwilg)

Salix purpurea

Bittere wilg

Salix triandra

Amandelwilg

Salix viminalis

Katwilg

Sambucus nigra

Gewone vlier

Sorbus aucuparia

Wilde lijsterbes

Tilia cordata

Winterlinde

Ulmus laevis

Fladderiep (volksmond Steeliep)

Viburnum opulus

Gelderse roos

 

Artikel II

 

Na de toelichting op hoofdstuk 35, wordt een toelichting toegevoegd, luidende:

 

Toelichting op hoofdstuk 36 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie ter uitvoering van de Zeeuwse bosvisie

 

I. Algemeen

 

Inleiding

Het nieuwe hoofdstuk 36 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2023 (Asb 2023) heeft als doel invulling te geven aan de Zeeuwse bosvisie. Op grond van paragraaf 1 van dit hoofdstuk kunnen subsidies worden verstrekt voor aanleg en beheer van bossen en houtige landschapselementen. Hierdoor wordt zowel de landschappelijke als de ecologische kwaliteit van het buitengebied versterkt. Vergelijkbare activiteiten worden reeds verricht binnen het Natuurnetwerk Zeeland. Deze worden bekostigd uit het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL), zoals begrensd en uitgewerkt in het Natuurbeheerplan. Paragraaf 1 van hoofdstuk 36 richt zich juist op activiteiten die niet binnen het Natuurnetwerk zullen worden verricht.

 

Juridisch kader

Dit hoofdstuk maakt onderdeel uit van het Asb 2023. Dat betekent dat bij subsidieverstrekking ook de algemene bepalingen in hoofdstuk 1 van het Asb 2023 en de Algemene subsidieverordening Zeeland 2023 (Asv) van toepassing zijn. De bepalingen van de Asv en hoofdstuk 1 van het Asb 2023 gelden in aanvulling op het onderhavige hoofdstuk. Zo bevat § 1.3 van de Asb 2023 een aantal bepalingen over subsidiabele kosten en § 1.4 een aantal vereisten waar de aanvraag aan moet voldoen. § 1.6 bevat een aantal verplichtingen die de subsidieontvanger in acht moet nemen, waaronder de meldingsplicht indien hij verwacht de activiteiten niet (geheel) te zullen verrichten of niet (geheel) aan zijn verplichtingen te zullen voldoen. Daar waar hoofdstuk 36 afwijkt van hoofdstuk 1 van het Asb 2023, wordt dit expliciet aangegeven.

 

Staatssteun § 36.1 Bos en houtachtige elementen

Subsidiëring van de aanleg en het beheer van bossen of houtachtige landschapselementen kunnen staatssteun inhouden indien de subsidie wordt verstrekt aan een onderneming. Om de subsidie rechtmatig te kunnen verstrekken, wordt daarom gebruik gemaakt van de door de Europese Commissie goedgekeurde Catalogus Groenblauwe Diensten. Deze goedkeuring (laatstelijk op 26 oktober 2018, SA.44848) heeft de Europese Commissie gebaseerd op de Landbouwrichtsnoeren (Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden (PB EU 2022/C 485/01). Om te beoordelen of een subsidieregeling voldoet aan de vereisten van de goedkeuring van de Europese Commissie, is een positief advies benodigd van de Adviescommissie Groenblauwe diensten waarvan het secretariaat bij BIJ12 is ondergebracht. Dit advies is op 26 augustus 2024 verstrekt.

Deze goedkeuring brengt met zich dat de provincie bepaalde administratieve verplichtingen dient na te komen. Een daarvan is de transparantieverplichting. De provincie zal hier invulling aan geven door verstrekte subsidies hoger dan € 10.000 (aan landbouwondernemingen) of € 100.000 (aan andere ondernemingen) te publiceren.

 

II Artikelsgewijze toelichting

 

§ 36.1 Bos en houtige landschapselementen

 

Artikel 36.1.2 Doelgroep

De doelgroep is ruim omschreven. Zowel natuurlijke als rechtspersonen kunnen een aanvraag doen als zij grondeigenaar, landbouwonderneming, terreinbeherende organisatie, gemeente of waterschap zijn. Indien de aanvrager zelf geen eigenaar is, moet hij een verklaring overleggen waaruit blijkt dat de eigenaar instemt met het uitvoeren van de activiteiten (zie artikel 36.1.5, derde lid, onder d).

 

Artikel 36.1.3 Subsidiabele activiteiten

In artikel 36.1.3 zijn de subsidiabele activiteiten opgenomen. Onderscheid wordt gemaakt tussen aanleg en beheer van houtige landschapselementen op een erf (zie onderdeel b) of buiten een erf (onderdeel a) en aanleg en beheer van bos (zie onderdeel c). De definitie van de houtige elementen is terug te vinden in bijlage B dat in samenhang met de Index natuur en landschap (van het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer) gelezen moet worden. De Index Natuur en Landschap geeft een omschrijving per element. Ook wordt er een onderlinge afbakening tussen de elementen aangegeven, zodat duidelijk is welke beheerkosten voor een specifiek element gesubsidieerd kunnen worden.

De bostypen waarvoor de subsidie kan worden aangevraagd, worden in de Index Natuur en Landschap aangeduid als ‘Droge bossen’ of ‘Natte bossen’ (zonder productie) dan wel als ‘Cultuurhistorische bossen’.

 

Artikel 36.1.4 Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van artikel 36.1.4, dient rekening te worden gehouden met de weigeringsgronden opgenomen in artikel 5 van de Asv 2023 en in artikel 1.2.1, tweede lid van de Asb 2023. Zo wordt een subsidie geweigerd indien tegen de onderneming die de subsidie ontvangt, een bevel tot terugvordering van ongeoorloofde staatssteun uitstaat.

 

Artikel 36.1.5 Subsidievereisten

In artikel 36.1.5 is een aantal vereisten opgenomen waaraan de activiteiten moeten voldoen. Zo kunnen de activiteiten alleen uitgevoerd worden op percelen buiten het Natuurnetwerk Zeeland. Bovendien moeten deze percelen gelegen zijn buiten de bebouwde kom, zoals deze is begrensd in de Omgevingsverordening Zeeland. Dit is slechts anders voor zover het betreft aanplanting op een erf.

Daarnaast dient er een ecologische onderbouwing te worden gegeven waaruit moet blijken dat de voorgenomen activiteiten ook daadwerkelijk een positieve bijdrage zullen leveren aan het versterken of beschermen van flora en fauna.

De aanleg en het beheer van de elementen moeten in overeenstemming zijn met bijlage C. Zo moet bij de aanleg een minimaal percentage van de bomen en struiken inheems zijn. In bijlage F is opgenomen welke soorten daaronder vallen. Verder is in bijlage C ook een afbakening opgenomen, zodat duidelijk is hoe de elementen van elkaar te onderscheiden. Dit is niet alleen van belang voor de wijze waarop het element moet worden aangelegd en beheerd, maar ook voor het bepalen van de hoogte van de subsidie (zie artikel 36.1.8 en bijlage E).

In bijlage D zijn twee kaarten uit de bosvisie opgenomen: een beleidskaart en een kansenkaart. De subsidiabele activiteiten moeten binnen die kaarten mogelijk zijn. De kaarten kunnen interactief worden geraadpleegd via het Subsidieloket.

Bij uitzondering zal de deelnemende agrariër een “grote onderneming” zijn (meer dan 250 werknemers in dienst en/of een jaaromzet hoger dan 50 miljoen euro en/of een jaarlijks balanstotaal hoger dan 43 miljoen euro). Als dat het geval is, zal aangetoond moeten worden dat de onderneming zonder de subsidie de activiteit niet zou uitvoeren. Dat kan door een ‘contrafeitelijk scenario’ te beschrijven, waarbij de bedrijfseconomische redenen (gestaafd met bewijsstukken) worden gegeven waarom zonder subsidie de activiteiten niet uitgevoerd zou kunnen worden.

 

Artikel 36.1.6 Subsidiabele kosten

Voor het beheer van de elementen gelden vaste bedragen. Aangesloten is bij de bedragen die gelden voor het natuurbeheer binnen het Natuurnetwerk in Zeeland gelden en zijn opgenomen in de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SVNL). Deze bedragen worden gedurende vijf jaar telkens voor één jaar uitbetaald. Anders dan bij het natuurbeheer op grond van de SVNL worden de bedragen voor beheer aan het begin van het beheerjaar verstrekt. Het beheer kan aanvangen nadat de aanleg gereed is.

 

Artikel 36.1.8 Subsidiehoogte

De maximale bedragen zijn voor wat betreft de aanleg van bos afgeleid uit de berekeningen van Buro Ruimte en Groen uit 2021. De maximale bedragen voor de landschapselementen sluiten aan bij de maximale bedragen die binnen het Natuurnetwerk gelden voor landschapselementen.

De kosten voor het opstellen van een inrichtingsplan en de kosten voor toezicht en directievoering bij de aanplant mogen tezamen niet meer bedragen dan 20% van het totale bedrag van de andere kosten die worden gesubsidieerd voor aanleg.

 

Artikel 36.1.10 Subsidieverplichtingen

Na het verlenen van de subsidie, zijn subsidieontvangers verplicht om binnen een jaar de aanleg van het bos of het landschapselement te realiseren.

Bij de aanleg moeten de voorschriften uit bijlage C worden nageleefd. In die bijlage is aangegeven welk percentage inheemse soorten bij de aanleg gebruik van moet worden gemaakt bij de aanleg. In bijlage F is vervolgens aangegeven welke de inheemse soorten zijn. Bij voorkeur wordt daarbij gebruik gemaakt van autochtoon materiaal. Invasieve exoten mogen in geen geval gebruikt worden (zie eerste lid, onder d).

Het beheer dient vervolgens plaats te vinden overeenkomstig de beheereisen en beheervoorschriften, eveneens beschreven in bijlage C.

 

Artikel III  

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 3 september 2024.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

Drs. M.C.J. Franken, secretaris

Naar boven