Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Twiske-Waterland

Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, de raden en colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad wijzigen de regeling als volgt:

 

  • -

    Dat het noodzakelijk is om de op basis van artikel 8, eerste lid, Wet gemeenschappelijke regelingen ingestelde openbare lichaam Twiske-Waterland te wijzigen in verband met de wetswijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per1 juli 2022;

  • -

    Dat de gemeente Alkmaar in 2016 is uitgetreden, en dat als gevolg daarvan het grondgebied van de voormalige gemeente Graft-De Rijp (thans Alkmaar) buiten de begrenzing van het werkingsgebied van de gemeenschappelijke regeling valt;

  • -

    Dat de gemeenten Beemster en Purmerend zijn heringedeeld tot gemeente Purmerend;

  • -

    Dat voor alle besluitvorming gewogen stemrecht wordt gehanteerd waarbij de drie meest betalende participanten de meerderheid van stemmen kunnen behalen;

  • -

    Hieruit volgt dat enkele wijzigingen in te tekst van de gemeenschappelijke regeling nodig zijn, alsmede aanpassingen van de kaart met het werkingsgebied behorende bij deze regeling;

  • -

    Daarnaast nog enkele redactionele verbeteringen nodig zijn;

Gelet op:

  • -

    De bepalingen, vervat in Hoofdstuk IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    De verkregen toestemming van de raden en staten van de deelnemende overheden;

Besluiten:

Vast te stellen de navolgende wijziging tot aanpassing van de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Twiske-Waterland met ingang van de datum dat de wijziging gepubliceerd wordt

Artikel I Wijziging regeling

De gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Twiske-Waterland wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Voor artikel 1 wordt het kopje “HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN” ingevoegd

 

Artikel 1, komt te luiden:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze regeling verstaat onder:

     

    • a.

      recreatieschap:

    het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2, tweede lid van deze regeling;

    • b.

      deelnemers:

    de in de aanhef genoemde bestuursorganen;

    • c.

      gebied:

    het gebied als bedoeld in artikel 2, lid 3 van deze regeling, inclusief daarbinnen gelegen wateren, wegen en vaarwegen voor zover niet uitdrukkelijk uitgezonderd;

    • d.

      uitvoeringsorganisatie:

    de organisatie belast met de uitvoering van door het bestuur van het recreatieschap opgedragen taken;

    • e.

      Wgr:

    Wet gemeenschappelijke regelingen

  • 2.

    Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Provinciewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:

     

    • a.

      ‘de provincie’, ’de gemeente’:

    het recreatieschap;

    • b.

      ‘Provinciale Staten’, ‘gemeenteraad’:

    het algemeen bestuur;

    • c.

      ‘gedeputeerde staten’, ‘burgemeester en wethouders’:

    het dagelijks bestuur;

    • d.

      ‘de commissaris van de koning’, ‘de burgemeester:

    de voorzitter.

B.

Artikel 2, komt te luiden:

Artikel 2 Doel en werkgebied

  • 1.

    Deze regeling heeft ten doel binnen een gebied, als aangegeven op de bij deze regeling behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening:

    • a.

      het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling in de recreatie;

    • b.

      in samenhang met het vorenstaande tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu;

    • c.

      het tot stand brengen en duurzaam in stand houden van het specifiek en gedifferentieerde karakter van het landschap door bescherming, ontwikkeling en consolidatie van de waarden die het in zich draagt en

    • d.

      het verwerven van inkomsten uit het recreatiegebied ter verwezenlijking en instandhouding van de direct hiervoor genoemde doelstellingen.

  • 2.

    Ter verwezenlijking van dat doel is er een openbaar lichaam, genaamd ‘Recreatieschap Twiske-Waterland', dat gevestigd is te Oostzaan.

  • 3.

    Wanneer het recreatieschap enig zakelijk dan wel persoonlijk recht verwerft op gronden, grenzend aan het in het eerste lid bedoelde gebied, is deze regeling ook van toepassing op (het gebied van) die gronden, indien het bestuur van de gemeente, tot het grondgebied waarvan deze behoren, bij aangetekende brief heeft meegedeeld hiermede in te stemmen. De in het eerste lid bedoelde tekening wordt overeenkomstig aangepast en aanvullend gewaarmerkt.

C.

Na artikel 2 wordt het kopje “HOOFDSTUK II: TAKEN EN BEVOEGDHEDEN” ingevoegd.

 

Artikel 3, komt te luiden:

Artikel 3 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 2 genoemde doelen worden aan het bestuur van het recreatieschap de volgende taken toegekend:

    • a.

      Het jaarlijks opstellen en het aanpassen van een jaarbegroting en van een meerjarenbegroting, die geldt voor de periode volgend op het jaar waarvoor de jaarbegroting geldt.

    • b.

      Het periodiek opstellen dan wel aanpassen van een beleidsplan, dat onder meer omvat een prioriteiten- en investeringsschema en het opmaken en vaststellen van plannen voor de werken van het recreatieschap, waaronder begrepen basis- en deelplannen alsmede beheerplannen.

    • c.

      Het uitoefenen van toezicht op de naleving van bepalingen in wetten, reglementen en verordeningen in het gebied voor zover vermeld in een bijlage bij dit artikel.

    • d.

      Het verwerven, ruilen, bezwaren en vervreemden van roerende en onroerende zaken, vorderingen of persoonlijke rechten en tot het verhuren, verpachten of op ander wijze in gebruik geven van de eigendommen van het recreatieschap.

    • e.

      Het aangaan van geldleningen.

  • 2.

    Ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelen worden aan het algemeen bestuur van het recreatieschap de volgende bevoegdheden toegekend dan wel overgedragen:

    • a.

      Het vaststellen van verordeningen, op overtreding waarvan een geldboete van de tweede categorie kan worden gesteld.

    • b.

      Het uitoefenen van de gemeentelijke bevoegdheden, ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht (ongeklede recreatie), indien en voor zover het algemeen bestuur heeft verklaard daartoe over te gaan.

    • c.

      Het uitoefenen van de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 8.2 eerste lid van de Wet milieubeheer voor wat betreft het gestelde in bijlage I, categorie 19, sub g, onder 1 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen, -voertuigen) indien en voor zover het algemeen bestuur heeft verklaard daartoe over te gaan.

    • d.

      Het uitoefenen van de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 122 van de Provinciewet indien en voor zover de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van door het bestuur van het recreatieschap vastgestelde regels.

  • 3.

    Indien de raad van een gemeente, op het grondgebied waarvan de verordening betrekking heeft, schriftelijk heeft bericht, dat naar zijn mening de verordening geheel of ten dele niet dient te gelden voor bepaald aangewezen gebieden van deze gemeente, worden deze gebieden uitgesloten van de werkingssfeer van de betreffende bepalingen van de verordening. Deze uitsluiting geldt slechts indien:

    • a.

      een gemeentelijke verordening voorziet in hetzelfde onderwerp, en

    • b.

      door de raad van deze gemeente voorzien is in een mandaatregeling met betrekking tot de voor het beheer en toezicht noodzakelijke bevoegdheden voor het uitvoeringsorgaan dat door het recreatieschap is belast met het beheer over het gebied.

  • 4.

    In de door het algemeen bestuur vast te stellen verordening als bedoeld in lid 2 wordt een eventuele uitsluiting als bedoeld in het derde lid, vermeld met verwijzing naar de voor deze gebieden geldende gemeentelijke verordening.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop in een vroegtijdig stadium ingezetenen van de provincie alsmede belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid van het recreatieschap worden betrokken.

  • 6.
    • a.

      Onverminderd het bepaalde in de Wgr worden de volgende ontwerpbesluiten van het algemeen bestuur ter zienswijze aan de gemeenteraden en Provinciale Staten van de deelnemers gezonden:

      • -

        het opstellen dan wel aanpassen van beleidsplannen;

      • -

        het vaststellen van verordeningen, al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, strekkende tot de uitoefening van de belangen en de taken van het recreatieschap;

      • -

        het vaststellen van een legesverordening;

      • -

        besluit tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen , indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang;

      • -

        het instellen van een bestuurscommissie;

    • b.

      Onder een zienswijze in de zin van dit artikel wordt verstaan dat de gemeenteraden onderscheidenlijk Provinciale Staten hun wensen en bedenkingen kenbaar kunnen maken.

    • c.

      Het algemeen bestuur kan bij andere besluiten bepalen of zienswijzen worden gevraagd.

    • d.

      Het algemeen bestuur bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen zienswijzen kunnen worden ingediend.

D.

Artikel 4 vervalt onder vernummering van de artikelen 5 tot en met 35 tot de artikelen 4 tot en met 32.

 

E.

 

Na artikel 3 wordt het kopje “HOOFDSTUK III: ALGEMEEN BESTUUR” ingevoegd.

 

Artikel 4, komt te luiden:

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit 9 leden te weten:

    • a.

      een vertegenwoordiger, aan te wijzen door Provinciale Staten, uit hun midden, de leden van gedeputeerde staten inbegrepen;

    • b.

      een vertegenwoordiger van elke aan de regeling deelnemende gemeente aan te wijzen door de raad van de gemeente, uit zijn midden, de leden van het college van burgemeester en wethouders inbegrepen.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Zolang de leden lid zijn van het bestuursorgaan van de deelnemer behouden zij het lidmaatschap van het algemeen bestuur tot hun opvolgers zijn benoemd.

  • 3.

    De aanwijzing van de gemeentelijke vertegenwoordigers in het algemeen bestuur vindt plaats in de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 4.

    De aanwijzing van de provinciale vertegenwoordigers in het algemeen bestuur vindt plaats in de vergadering van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling na gehouden statenverkiezingen.

  • 5.

    De gemeentelijke respectievelijk provinciale vertegenwoordigers in het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de leden van de gemeenteraden respectievelijk de leden van Provinciale Staten aftreden.

  • 6.

    De raad onderscheidenlijk Provinciale Staten kunnen voor elk lid van het algemeen bestuur dat zij hebben aangewezen, tevens één plaatsvervangend lid aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

  • 7.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het is benoemd zou hebben moeten aftreden.

  • 8.

    Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur door ontslag, overlijden of om een andere reden vacant komt, wijst de raad van de gemeente waar het voormalig lid uit afkomstig was onderscheidenlijk wijzen Provinciale Staten een nieuw lid aan.

  • 9.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, in dienst van het recreatieschap of anderszins daaraan ondergeschikt.

F.

Artikel 5, komt te luiden:

Artikel 5 Stemmen en besluitvorming

  • 1.

    Voor het rechtsgeldig kunnen nemen van besluiten door het algemeen bestuur is vereist dat er tenminste 5 bestuursleden of hun plaatsvervanger aanwezig zijn (quorum).

  • 2.

    Besluitvorming in het algemeen bestuur vindt plaats op basis van een gewogen stemrecht met een bijbehorend aantal uit te brengen stemmen volgens onderstaande tabel:

     

    Naam deelnemer 

    Aantal stemmen

    Provincie Noord-Holland

    6

    Gemeente Amsterdam

    5

    Gemeente Edam–Volendam  

    2

    Gemeente Landsmeer

    2

    Gemeente Oostzaan

    1

    Gemeente Purmerend

    3

    Gemeente Waterland

    1

    Gemeente Wormerland

    1

    Gemeente Zaanstad

    4

    Totaal

    25 stemmen

G.

Artikel 6, komt te luiden:

Artikel 6 Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo vaak dit door één of meer leden van het algemeen bestuur schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen worden zo spoedig mogelijk na vaststelling openbaar gemaakt en ter kennis gebracht van de deelnemers.

  • 3.

    Het algemeen bestuur en de leden van het algemeen bestuur hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen als adviseur aan een vergadering deel te nemen dan wel zich te doen bijstaan door één of meer (al dan niet ambtelijke) adviseurs. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen.

  • 4.

    Een lid c.q. zijn plaatsvervanger kan staande de beraadslagingen vragen de beslissing over het aan de orde zijnde onderwerp aan te houden voor nader overleg met het orgaan dat hem heeft aangewezen.

  • 5.

    Een aanhouding als bedoeld in het vorige lid wordt door de voorzitter verleend tot aan de volgende vergadering. Indien de voorzitter van oordeel is dat de urgentie dan wel het belang van de zaak geen uitstel duldt, beslist de vergadering.

  • 6.

    Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 52, lid 1, onder f, van de Wgr van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het algemeen bestuur maakt zijn agenda, vergaderstukken en verslagen uit eigen beweging openbaar, met inachtneming van de artikelen 5.1 en 5.2 van de Wet open overheid.

H.

Artikel 7, komt te luiden:

Artikel 7 Openbaarheid

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • b.

    het vaststellen, wijzigen of intrekken van door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen;

  • c.

    het vaststellen van de legesverordening;

  • d.

    het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen en

  • e.

    instellen van commissies als bedoeld in artikel 25 van de Wgr.

I.

Artikel 8, komt te luiden:

Artikel 8 Vergoeding en tegemoetkoming

Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 52, eerste lid, juncto artikel 21, eerste en tweede lid van de Wgr voor leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede ten behoeve van de leden en plaatsvervangende leden van een in artikel 13 bedoelde commissies een regeling vaststellen voor een op jaarbasis te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.

 

J.

 

Na artikel 8 wordt een kopje “HOOFDSTUK IV: DAGELIJKS BESTUUR” ingevoegd.

 

Artikel 9, komt te luiden:

Artikel 9 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en tenminste drie leden, aan te wijzen door het algemeen bestuur uit zijn midden.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden als lid van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt, wijst het algemeen bestuur een nieuw lid aan.

K.

Artikel 10, komt te luiden:

Artikel 10 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het recreatieschap te voeren, voor zover niet bij de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam

    • d.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen te besluiten, met inachtneming van hetgeen daaromtrent in artikel 55a van de Wgr is opgenomen;

    • e.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur om rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • f.

      toezicht te houden op de uitvoering van het beleid van het algemeen bestuur;

    • g.

      de uitvoeringsorganisatie te adviseren met betrekking tot de wijze van uitvoering van het beleid van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het opstellen van de agenda’s en verslagen van het algemeen bestuur;

    • b.

      de informatievoorziening aan het algemeen bestuur.

L.

Artikel 11, komt te luiden:

Artikel 11 Werkwijze

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 4.

    Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur maakt de agenda’s en besluitenlijsten uit eigen beweging openbaar, met inachtneming van de artikelen 5.1. en 5.2 van de Wet open overheid.

M.

 

Na artikel 11 wordt een kopje “HOOFDSTUK V: DE VOORZITTER” ingevoegd.

 

Artikel 12, komt te luiden:

Artikel 12 Benoeming en taak

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter aan.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De vicevoorzitter vervangt de voorzitter indien deze verhinderd is.

  • 4.

    Indien door het recreatieschap een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het recreatieschap, wordt het recreatieschap vertegenwoordigd door de vicevoorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.

N.

 

Na artikel 12 wordt een kopje “HOOFDSTUK VI: COMMISSIES” ingevoegd.

 

Artikel 13, komt te luiden:

Artikel 13 Bestuurscommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan voor bepaalde belangen een bestuurscommissie instellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur bepaalt de bevoegdheden en samenstelling van de bestuurscommissies.

O.

 

Na artikel 13 wordt een kopje “HOOFDSTUK VII: INLICHTNGEN EN VERANTWOORDING” ingevoegd.

 

Artikel 14, komt te luiden:

Artikel 14 Interne verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

  • 3.

    Zij verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang, die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;

    • b.

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • c.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 4.

    Indien een beroep wordt gedaan op het bepaalde in artikel 50a juncto artikel 23 van de Wgr, kan het algemeen bestuur besluiten, dat in een besloten vergadering terzake mededelingen worden gedaan.

P.

Artikel 15, komt te luiden:

Artikel 15 Verantwoording en inlichtingen voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde en te voeren bestuur en verstrekt alle door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan verlangde inlichtingen.

  • 2.

    Artikel 14, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Q.

Artikel 16, komt te luiden:

Artikel 16 Externe verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad onderscheidenlijk Provinciale Staten die hem als lid heeft aangewezen, alle inlichtingen die door één of meer leden van die raad onderscheidenlijk Provinciale Staten worden verlangd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad onderscheidenlijk Provinciale Staten die hem als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur verschaffen inlichtingen aan de raden onderscheidenlijk Provinciale Staten.

R.

Artikel 17, komt te luiden:

Artikel 17 Informatieverstrekking door het bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en commissies geven de raden en Provinciale Staten alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk Provinciale Staten nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt in ieder geval de volgende stukken, zodra die zijn vastgesteld respectievelijk door het bestuur is ontvangen, ter kennisneming toe:

    • -

      plannen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b;

    • -

      de reglementen van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      het jaarverslag van het recreatieschap;

    • -

      Koninklijke besluiten die betrekking hebben op stukken of aangelegenheden van het recreatieschap.

  • 3.

    Het algemeen bestuur verstrekt aan Provinciale Staten en de gemeenteraden alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang die door één of meer leden van Provinciale Staten of gemeenteraden schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • -

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • -

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 4.

    De deelnemers zijn verplicht aan het recreatieschap inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het recreatieschap van belang zijn.

S.

 

Na artikel 17 wordt een kopje “HOOFDSTUK VIII: BELEID, UITVOERING EN VERANTWOORDING” ingevoegd.

 

Artikel 18, komt te luiden:

Artikel 18 Verantwoording/verslaglegging

  • 1.

    Het algemeen bestuur brengt ten behoeve van de deelnemers jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden van het recreatieschap gedurende het voorafgaande jaar. Het jaarverslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan in een verordening of mandaatregeling nadere regels stellen met betrekking tot periodieke rapportages door de uitvoeringsorganisatie.

T.

Artikel 19, komt te luiden:

Artikel 19 Mandaat

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter kunnen hun bevoegdheden inzake de hun opgedragen taken met inachtneming van afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht mandateren of machtigen of volmacht verlenen zowel binnen het openbaar lichaam als aan een uitvoeringsorganisatie.

 

U.

Artikel 20, komt te luiden:

Artikel 20 Organisatie

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan in een organisatieverordening de benodigde taak- en bevoegdheidsverdeling vaststellen ten behoeve van de uitvoering van besluiten door een al dan niet ambtelijke uitvoeringsorganisatie.

  • 2.

    Wanneer de uitvoering van besluiten door het algemeen bestuur wordt opgedragen aan een niet-ambtelijke uitvoeringsorganisatie wordt als onderdeel van de opdrachtovereenkomst een mandaatregeling vastgesteld.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan in de organisatieverordening of opdrachtovereenkomst bepalen dat het hoofd van de uitvoeringsorganisatie als adviseur zorg draagt voor de beleidsvoorbereiding van het algemeen bestuur alsmede voorziet in de secretariële en administratieve ondersteuning van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan een regeling vaststellen voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van de realisering van de in artikel 2, eerste lid, onder b genoemde doelstelling en voor de personele begeleiding van die projecten.

  • 5.

    De in het vorige lid bedoelde regeling bepaalt in ieder geval:

    • -

      welke activiteiten voor subsidiëring in aanmerking komen;

    • -

      op welke wijze de subsidie dient te worden aangevraagd;

    • -

      aan wie, op welke wijze en onder welke voorwaarden subsidie kan worden toegekend;

    • -

      hoe de hoogte van de subsidie wordt vastgesteld.

  • 6.

    Het provinciaal bestuur stelt het maximum van – zijn aandeel in – de kosten van de in het vierde lid bedoelde regeling voor een jaar vast voordat de begroting van dat jaar door het algemeen bestuur wordt vastgesteld. Is door het provinciaal bestuur dan nog geen maximum bepaald, dan geldt als maximum het in de vastgestelde begroting van het voorafgaande jaar daartoe opgenomen bedrag.

  • 7.

    Indien een andere deelnemer besluit bij te dragen in de kosten van de in het vierde lid bedoelde subsidieregeling, dan is het zesde lid van overeenkomstige toepassing.

V.

Na artikel 20 wordt een kopje ”HOOFDSTUK IX: FINANCIELE BEPALINGEN” ingevoegd.

 

Artikel 21, komt te luiden:

Artikel 21 Geld- en financieringsmiddelen

De geldmiddelen van het recreatieschap worden gevormd door:

  • a.

    de bijdragen van de deelnemers, die worden bepaald met inachtneming van de regels in de door het algemeen bestuur vastgestelde Verordening financieel beheer;

  • b.

    subsidies, andere bijdragen dan de onder a. bedoelde, schenkingen, legaten en erfstellingen;

  • c.

    geldleningen;

  • d.

    exploitatieopbrengsten, waaronder begrepen eenmalige vergoedingen uit het in beheer zijnde recreatiegebied;

  • e.

    overige inkomsten.

W.

 

Na artikel 21 wordt een kopje “HOOFDSTUK X: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING” ingevoegd.

 

Artikel 22, komt te luiden:

Artikel 22 Toetreding

  • 1.

    Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken om toetreding tot deze regeling. Het verzoek wordt aan het algemeen bestuur gezonden en een afschrift aan de deelnemers.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

  • 3.

    De toetreding treedt in werking de eerste dag van de maand na bekendmaking van het besluit, of anders op een moment zoals bepaald in het toetredingsbesluit.

X.

Artikel 23, komt te luiden:

Artikel 23 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer die voornemens is uit te treden, kan het algemeen bestuur verzoeken een indicatie te geven van de gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam. De indicatie wordt binnen zes maanden na het verzoek verstrekt, tenzij anders overeengekomen is tussen het algemeen bestuur en de uittredende deelnemer. De kosten van de indicatie komen voor rekening van de deelnemer die daarom heeft verzocht. De indicatie is niet bindend.

  • 2.

    Onder de gevolgen van uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 3.

    Uittreding uit deze regeling kan geschieden met ingang van het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van de uittredende deelnemer aan het algemeen bestuur. Bij unaniem besluit van alle deelnemers kan van deze termijn afgeweken worden.

  • 4.

    De procedure voor uittreding begint de dag nadat het algemeen bestuur het besluit tot uittreding van de deelnemer heeft ontvangen.

  • 5.

    Uittreding geschiedt onder door het algemeen bestuur na overleg met deelnemers te stellen regelen, vervat in een uittredingsplan.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt binnen drie maanden nadat het besluit tot uittreding is ontvangen een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling aan de gevolgen van de uittreding en zendt dit ontwerp aan de deelnemers met het verzoek binnen drie maanden na verzending van dat ontwerp inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

Y.

Artikel 24, komt te luiden:

Artikel 24 Uittredingsplan

  • 1.

    Het uittredingsplan bepaalt de wijze van berekening van de financiële gevolgen van de uittreding, waaronder in ieder geval betreffen de voort te zetten verplichtingen van de uittredende deelnemer betreffende de rente en aflossing van geldleningen en andere langlopende verplichtingen met een resterende looptijd van ten minste 5 jaar.

  • 2.

    Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

  • 3.

    Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het dagelijks bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de andere deelnemers in het algemeen bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden uit de deelnemers, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer en een vertegenwoordiger van algemeen bestuur.

  • 5.

    Ten minste zes maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 25.

  • 7.

    Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 8.

    Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.

Z.

Artikel 25, komt te luiden:

Artikel 25 Te vergoeden kosten van uittreding

  • 1.

    De voorlopige, respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 2.

    Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het recreatieschap die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

  • 3.

    Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het recreatieschap die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 4.

    Het recreatieschap brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 24, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 24, achtste lid, anders is vastgelegd.

  • 5.

    Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 6.

    De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding, bedoeld in artikel 23, derde lid.

  • 7.

    Het recreatieschap is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

AA.

Artikel 26, komt te luiden:

Artikel 26 Wijziging

Deze regeling kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

 

BB.

Artikel 27, komt te luiden:

Artikel 27 Opheffing en liquidatie

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van tenminste tweederde van het aantal deelnemers.

  • 2.

    In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur dat daarvoor de nodige regels stelt. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 5.

    Een voor- of nadelig saldo van de liquidatie wordt over de deelnemers verdeeld, respectievelijk omgeslagen op overeenkomstige wijze als de omslag van een exploitatietekort.

CC.

 

Na artikel 27 wordt een kopje “HOOFDSTUK X1: HET ARCHIEF” ingevoegd.

 

Artikel 28, komt te luiden:

Artikel 28 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap.

  • 2.

    De directeur en de bestuurssecretaris zijn belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4.

    Het recreatieschap vormt één archief voor de eigen bedrijfsvoerings-, bestuurstaken en de door de deelnemers overgedragen (gedelegeerde) bevoegdheden.

  • 5.

    Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van Het Noord-Hollands Archief.

  • 6.

    Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Noord-Hollands Archief.

  • 7.

    De archivaris van het Noord-Hollands Archief brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het recreatieschap.

  • 9.

    De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het dagelijks bestuur de archiefbescheiden beschikbaar die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 10.

    In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.

  • 11.

    In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

  • 12.

    Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het tweede lid bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de in het vijfde lid genoemde archiefbewaarplaats.

DD.

 

Na artikel 28 wordt een kopje “HOOFDSTUK XII: SLOTBEPALINGEN” ingevoegd.

 

Artikel 29, komt te luiden:

Artikel 29 Duur en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Deze (gewijzigde) regeling treedt in werking na publicatie.

  • 3.

    De vigerende algemene verordening voor het recreatiegebied Het Twiske blijft gehandhaafd en kan, overeenkomstig het in deze gemeenschappelijke regeling bepaalde, in de toekomst

EE

Artikel 30, komt te luiden:

Artikel 30 Geschillenregeling

Indien er geschillen ontstaan aangaande de uitvoering of toepassing van deze regeling, wordt het geschil als volgt opgelost:

  • a.

    de bij het geschil betrokken deelnemers treden met elkaar in overleg, indien dit niet resulteert in een oplossing wordt vervolgens;

  • b.

    door de bij het geschil betrokken deelnemers een mediator aangesteld, indien dit niet resulteert in een oplossing wordt vervolgens;

  • c.

    een geschillencommissie, samengesteld door gedeputeerde staten, in overleg met de dagelijkse besturen van de bij het geschil betrokken deelnemers, indien dit niet resulteert in een oplossing wordt vervolgens;

  • d.

    de beslissing van een rechterlijke instantie gevraagd.

FF.

Artikel 31, komt te luiden:

Artikel 31 Evaluatie

  • 1.

    Het bestuur draagt tenminste één keer in de vier jaar zorg voor een evaluatie van de regeling.

  • 2.

    De evaluatie heeft onder meer, doch niet uitsluitend, tot doel na te gaan:

    • a.

      of, en zo ja in welke mate, de met deze regeling beoogde samenwerking is gerealiseerd;

    • b.

      of, en zo ja in welke mate, de bij deze regeling opgedragen taken, in het licht van de beoogde samenwerking, aanpassing behoeven.

GG.

Artikel 32, komt te luiden:

Artikel 32 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als 'Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Twiske-Waterland’.

 

HH.

Bijlage 1 en 2 komen te vervallen.

 

II.

Bijlage 1 van dit wijzigingsbesluit wordt aan deze regeling als bijlage 1 met het kopje “kaart werkingsgebied Recreatieschap Twiske-Waterland“ toegevoegd.

Artikel II  

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Haarlem 31 oktober 2023

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.T.H. van Dijk, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

Bijlage 1 Kaart werkingsgebied Recreatieschap Twiske-Waterland

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven