Provinciaal blad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2024, 11043 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2024, 11043 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 9 juli 2024, nr. UTSP-367003060-14329 tot vaststelling van de Subsidieregeling verplaatsing landbouwbedrijven Utrecht (Subsidieregeling verplaatsing landbouwbedrijven Utrecht)
Gedeputeerde Staten van Utrecht;
Gelet op artikel 1.4. van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022
dat de te subsidiëren verplaatsingsactiviteiten in overeenstemming zijn met artikelen 14 en 16 van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
In deze regeling wordt verstaan onder:
landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 Nr. 702/2014 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
onherroepelijke vigerende omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet jo. artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Omgevingsbesluit of op basis van advies en instemming met het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.25, eerste lid, aanhef en onder e Omgevingsbesluit; of
onherroepelijke vigerende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming of Natuurbeschermingswet 1998, dan wel onherroepelijke vigerende vergunning; of geldende melding op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht artikel 2.1 eerste lid onder e of artikel 2.1 eerste lid onder i (omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu), de Wet milieubeheer of de Hinderwet; of
Tenzij in het openstellingsbesluit, bedoeld in artikel 1.3, anders is bepaald, wordt de subsidie verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Voor zover een aanvraag voor subsidieverlening niet wordt ingediend door de eigenaar, gaat de aanvraag naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 4.3 van de Asv, moeten worden verstrekt, vergezeld van een ondertekende en gedagtekende verklaring van de eigenaar van geen bezwaar over het intrekken van de toestemming, het wijzigen van het omgevingsplan, de eigendomsoverdracht of het vestigen van een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 2.7.
Artikel 2.3 Subsidiabele kosten
De volgende bedrijfsmatige kosten komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, voor subsidie in aanmerking:
kosten voor investeringen. Kosten voor investeringen worden berekend als: het verschil tussen de kosten van de koopsom en eventueel (aanvullende) investeringskosten van bedrijfsgebouwen en installaties op de hervestigingslocatie minus de getaxeerde waarde van gebouwen en installaties op de te verlaten locatie. Uitgangspunt hierbij is een gelijke bedrijfsomvang, uitgedrukt in aantal stuks productief vee of bij akkerbouwbedrijven; in inhoud opstallen exclusief bedrijfswoning. Wanneer er sprake is van bedrijfsuitbreiding, worden de kosten verbonden aan de uitbreiding buiten de subsidie gehouden. Investeringskosten dienen te worden onderbouwd met offertes;
Artikel 2.5 Weigeringsgronden:
In aanvulling op artikel 4.6. van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 1.2 geweigerd indien:
Artikel 2.6 Opschortende voorwaarde subsidieverlening
Subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde van ondertekening door de provincie Utrecht en de eigenaar van de landbouwgronden van een overeenkomst van koop en verkoop van de gronden, dan wel een overeenkomst tot vestiging van een kwalitatieve verplichting ten laste van deze gronden.
Subsidie als bedoeld in artikel 1.2 wordt slechts verleend met toepassing van hoofdstuk I en artikel 14 en 16 van de landbouwvrijstellingsverordening.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 9 juli 2024.
Gedeputeerde Staten van Utrecht,
Voorzitter,
mr. J.H. Oosters
Secretaris,
mr. drs. A.G. Knol- van Leeuwen
Met dit besluit hebben Gedeputeerde Staten de Subsidieregeling verplaatsing- en beëindiging veehouderij en de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland samengevoegd tot één regeling voor het verplaatsen van veehouderijen ten behoeve van de reductie van stikstofemissies en de uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland. Tegelijk met deze samenvoeging is de regeling aangepast aan de Omgevingswet en wordt de hoogte van het subsidiebedrag afhankelijk van twee prestatie-eisen. Door de ontwikkelingen in het staatsteunrecht is de beëindigingsparagraaf van de Subsidieregeling verplaatsing- en beëindiging veehouderij inmiddels achterhaald, zodat deze paragraaf komt te vervallen.
Met deze nieuwe regeling wordt meer subsidie verleend naar mate er met de verplaatsing de stikstofdepositie meer wordt gereduceerd of de verplaatsing meer hectares voor de uitbreiding van het Natuurnetwerk oplevert. Door deze prestatie-eisen te hanteren kunnen twee andere eisen worden losgelaten die het leveren van maatwerk in gebiedsprocessen lastig bleken te maken. De eerste was de eis kwalitatieve verplichtingen ten behoeve van natuurontwikkeling te leggen op alle gronden van het te verplaatsen bedrijf. Sommige gronden zijn echter meer geschikt voor bijvoorbeeld extensieve landbouw dan natuurontwikkeling. De tweede is de eis van twee kilometer afstand van bedrijfslocatie tot een Natura 2000-gebied. Een verplaatsing binnen twee kilometer blijkt echter al een wezenlijke reductie van de stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied op te leveren.
De afstandseis van twee kilometer was gesteld om zeker te stellen, dat door de verplaatsing de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden voldoende afnam. De reductie van stikstofdepositie wordt nu beloond door een stapsgewijze verhoging van het maximum subsidiebedrag afhankelijk van de bereikte stikstofreductie in mol per hectare per jaar.
In de oude subsidieregeling werd een kwalitatieve verplichting geëist om op de gronden van de huidige locatie van het landbouwbedrijf natuurdoelen te verwezenlijken, of die gronden in elk geval niet meer te gebruiken voor de landbouw. In gebiedsprocessen moet echte behalve voor natuurdoelen ook veel ruimte worden gevonden voor extensieve landbouw. Zowel een kwalitatieve verplichting tot extensieve landbouw als een kwalitatieve verplichting tot het realiseren van natuurdoelen zijn in de huidige subsidieregeling mogelijk.
De nieuwe regeling is in haar geheel getoetst op staatssteun. Er is opnieuw aangesloten bij de Landbouwvrijstellingsverordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 (LW), waardoor er bij subsidieverstrekking op basis van dit artikel sprake is van een geoorloofde vorm van staatssteun. Hierbij is gebruik gemaakt van de artikelen 14 en 16 LW. De doelen van deze subsidieregeling sluiten aan bij artikel 14, lid 3 onderdeel d van de LW, namelijk de verwezenlijking van agromilieuklimaat doelstellingen, waaronder die in verband met de staat van instandhouding van de biodiversiteit van soorten en habitats, en de vergroting van de maatschappelijke belevingswaarde van een Natura 2000-gebied of van andere systemen met hoge natuurwaarden, als bepaald in de nationale of regionale plattelands-ontwikkelingsprogramma's van de lidstaten.
Het beëindigingsdeel van de Subsidieregeling verplaatsing- en beëindiging veehouderij is komen te vervallen bij deze herziening. In de slotbepalingen van deze regeling was aangekondigd, dat de beëindigingsregeling in paragraaf 3 in werking zou treden op een later tijdstip. Vooruitlopend op een toets van de Europese Commissie van een vergelijkbare subsidieregeling aan de staatssteunregels werd paragraaf 3 alvast opgenomen. Uit de vragen van de Europese Commissie blijkt echter dat zij deze beëindigingsregeling niet verenigbaar acht met de Europese gemeenschappelijke markt. Het Rijk onderzoekt nu welke beëindigingsregeling wel mogelijk is. Vooruitlopend op dit onderzoek wordt deze beëindigingsregeling ingetrokken.
Hieronder wordt elk artikel afzonderlijk toegelicht.
Het begrip `jonge landbouwer’ is opgenomen vooruitlopend op de volledige integratie met Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland. De omschrijving van het begrip 'jonge landbouwer' is ontleend aan de begripsomschrijving in het Gemeenschappelijk Landbouw beleid, met name naar de Uitvoeringsregeling GLB 2023.
De omschrijving van het begrip `project’ is geschrapt. In de nieuwe redactie van artikel 2.1 Subsidievereisten is het woord ‘project’ namelijk nu vervangen door een omschrijving van het onderdeel van het project, waar deze eis in het betreffende onderdeel van het artikel opziet. Bovendien wordt in de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht het woord in een andere betekenis gebruikt.
In de omschrijving van `Natura 2000-gebied’ is de verwijzing naar de begripsomschrijving in de Wet natuurbescherming vervangen door een verwijzing naar de omschrijving van dit begrip in de Omgevingswet.
In de begrippenlijst is het begrip gebiedsplan vervangen door het begrip programma. Een gebiedsplan valt onder deze begripsomschrijving van programma, omdat gebiedsplannen op dezelfde grondslag in de Omgevingswet worden vastgesteld als in alle andere programma's.
De begripsomschrijving van het begrip `toestemming’ in de beleidsregels voor salderen is overgenomen in dit besluit. Aan de begripsomschrijving van het begrip `toestemming’ in de beleidsregels voor extern salderen was de omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet al toegevoegd. Verder waren beiden begripsomschrijvingen woordelijk hetzelfde behalve, dat de beleidsregels voor extern salderen onder een toestemming ook verstond; die activiteiten die vergunningsvrij waren op grond van de Wet natuurbescherming of; die waren toegestaan op grond van overgangsrecht van de Wet natuurbescherming of de Habitat- en Vogelrichtlijn. De uitbreiding van het begrip `toestemming’ in deze verplaatsingsregeling met deze drie onderdelen van het begrip `toestemming’ uit de beleidsregel voor extern salderen zullen naar verwachting niet tot een sterke stijging van het gebruik van deze regeling leiden. Uit de ervaringen bij de beleidsregels voor extern salderen blijkt nog maar een enkele keer te worden teruggevallen op het overgangsrecht van de oude wetgeving.
De begripsomschrijving van het begrip Groene contour is opgenomen, omdat het zoekgebied voor uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland zo genoemd wordt in de omgevingsvisie van de provincie Utrecht.
Artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie
De activiteit genoemd in lid 1 moeten bijdragen aan de doelen genoemd in lid 3. In lid 2 is geregeld dat de subsidies op grond van deze regeling projectsubsidies zijn in de zin van de algemene subsidieverordening van onze provincie.
Artikel 1.3 Openstellingsbesluiten
In het openstellingsbesluit leggen Gedeputeerde Staten in elk geval het subsidieplafond voor subsidies voor bedrijfsverplaatsingen vast uitgaande van het voor dat jaar beschikbare budget. De voorwaarden aan het budget kunnen zo nodig als bijvoorbeeld aanvullende weigeringsgronden worden opgenomen in het openstellingsbesluit.
A. De locatie van het te verplaatsen landbouwbedrijf
In onderdeel a is verduidelijkt dat de locatie van het te verplaatsen bedrijf in de provincie Utrecht moet liggen. Eerder werd in onderdeel A het woord ‘project’ gebruikt, waarmee de indruk kon ontstaan dat ook de hervestigingslocatie in onze provincie moest liggen. Een verplaatsing naar een locatie buiten de provincie Utrecht kan echter ook wezenlijk bijdragen aan de doelen van de regeling, zoals de reductie van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden met voor stikstof gevoelige habitats.
Met onderdeel b is geborgd dat de verplaatsing bijdraagt aan alle programma's ten behoeve van de doelen genoemd in artikel 1.2. De meervoudsvorm van programma is gebruikt, omdat veel programma's zijn uitgewerkt in deel- of gebiedsplannen en omdat veel provincie brede programma's elkaar aanvullen. Door als eis te stellen dat de verplaatsing bijdraagt aan een programma, wordt geborgd dat de verplaatsing past in het bredere kader dat met het oog op de lange termijn is opgesteld en is afgestemd op alle andere doelstellingen van onze provincie. Zodat op de nieuwe locatie de activiteiten van het landbouwbedrijf niet andere belangen of projecten van onze provincie in de weg zit. Aan welke programma’s getoetst moet worden, is wel ingekaderd door een opsomming van de doelen. Niet hoeft te worden getoetst aan programma’s, die niet ten minste één van de in het onderdeel genoemde doelen dienen.
Door in onderdeel c de eis te stellen dat op de hervestigingslocatie gebruik wordt gemaakt van een bestaande vergunning, is gewaarborgd dat de stikstofemissie op deze locatie niet toeneemt. Het woord `gebruik maken’ in onderdeel C is gebruikt, om bijvoorbeeld intern salderen met de stikstofdepositieruimte niet uit te sluiten.
Onderdeel d van artikel 2.1 is voor de leesbaarheid gesplitst in een opsomming met drie onderdelen. Eerder werd geëist dat de hervestigingslocatie op twee kilometer afstand lag van Natura 2000-gebieden, buiten het Natuurnetwerk Nederland; het gebied waarvoor deze subsidieregeling was opengesteld, tevens het gebied waarvoor een doelstelling is vastgesteld om de CO2-emissie vanuit de veenbodem te reduceren. De minimale afstand tot een Natura 2000-gebied is van twee kilometer teruggebracht tot een halve kilometer, omdat er in het Utrechtse Programma voor het Landelijk Gebied (UPLG) voor de overgangszone ook een minimum 500 meter wordt aangehouden.
De eisen zijn komen te vervallen dat de hervestigingslocatie buiten het gebied ligt waarvoor deze subsidieregeling is opengesteld en buiten een gebied waarvoor een opgave is vastgesteld voor het reduceren van de CO2-emissie vanuit de veenbodem. Beide eisen worden niet gesteld in de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland. Het aanwijzen van een gebied met een opgave voor het reduceren van de CO2-emissie vanuit de veenbodem is ook bij het opstellen van het UPLG niet nodig gebleken voor de gebiedsprocessen. Om de bestuurlijke lasten te verminderen is de eis geschrapt dat de hervestiging buiten het gebied ligt, waarvoor deze verplaatsingsregeling is opgesteld. Dit gebied moest worden begrensd in het openstellingsbesluit. Bij de verplaatsing binnen de begrenzing van gebiedsplan vergt dit van tevoren al een behoorlijk nauwkeurige afbakening van de mogelijkheden tot de hervestiging van landbouwbedrijven. Wanneer bijvoorbeeld deze subsidieregeling wordt opgesteld voor een of meer gemeenten, moet binnen deze gemeenten ook het grondgebied worden uitgezonderd waar de hervestiging van een landbouwbedrijf binnen deze gemeenten dan wel mogelijk is. In plaats daarvan zijn de criteria op grond waarvan die beoordeling wordt gemaakt opgenomen als prestatie-eisen in artikel 2.8.
In dit artikel is verduidelijkt dat niet voor het hele project de instemming van de grondeigenaar noodzakelijk is, maar alleen voor de kwalitatieve verplichtingen, de eigendomsoverdracht en de intrekking van de natuurvergunning. De grondeigenaar hoeft niet in te stemmen met de nieuwe locatie. In artikel 2.7 `Verplichtingen van de subsidieontvanger’ wordt de subsidieontvanger verplicht de grond te verkopen aan de provincie of een kwalitatieve verplichting te vestigen en een verzoek in te dienen de toestemming oftewel de natuurvergunning in te trekken. Omdat deze rechtshandelingen de belangen van de eigenaar van de grond kunnen raken, is diens instemming een vereiste voor de subsidie in deze regeling.
Artikel 2.3 Subsidiabele kosten
Vooruitlopend op de volledige integratie met de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland is de bepaling over de subsidiabele kosten alvast overgenomen in deze regeling. Van beiden bleek de regeling in onderdeel a van artikel 4 van Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland het meest uitgebreid en duidelijk. De bepaling dat bedrijfsuitbreiding niet voor subsidie in aanmerking kwam is verplaats van artikel 2.5 naar het derde lid van dit artikel, om een overzicht te geven van alle bepalingen over de subsidiabele kosten in één artikel.
Uit de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland is overgenomen dat de maximumvergoeding afhankelijk is van de mate, waarmee de doelen van de regeling worden bereikt met de verplaatsing. De maximumvergoeding wordt in artikel 2.4 dus verhoogd met een bedrag voor elke mol reductie of elke vrijgekomen hectare in het Natuurnetwerk Nederland of het zoekgebied voor het Natuurnetwerk Nederland.
De verwoording van artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, laat ruimte voor Gedeputeerde Staten om hectares mee te rekenen, die geruild kunnen worden tegen agrarische gebruikte grond binnen de NNN of de groene contour. Het bedrag per hectare is overgenomen uit de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland.
De verwoording van artikel 2.4, eerste lid, onderdeel b, Voor elke reductie van 1 mol wordt de maximumvergoeding verhoogd met € 30.000. De verplaatsing van een stal met tussen de 30 en de 31 melkkoeien op een afstand van 500 meter of minder van een Natura 2000-gebied levert een reductie op van 1 mol. De gemiddelde kosten van de verplaatsing van een stal worden geraamd op € 1000 per melkkoe of GrootVeeEenheid (GVE).
De maximumvergoeding van € 500.000,- was al even hoog in de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland en de Subsidieregeling verplaatsing. Voor subsidies tot dit bedrag kan gebruik worden gemaakt van de landbouwvrijstellingsverordening. Dit maximum is gelijk gebleven bij deze wijziging.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een kennelijke verschrijving te verbeteren. Op grond van onderdeel e van dit artikel mag de koopovereenkomst niet al zijn gesloten voor het verlenen van de subsidie, tenzij een ontbindende voorwaarde is opgenomen dat de koop niet doorgaat wanneer geen subsidie voor de verplaatsing wordt verleend. In onderdeel e stond echter de misleidende term voorlopige koopovereenkomst, terwijl in deze bepaling wordt bedoeld het ondertekende, bindende stuk. In het Nederlandse recht wordt geen onderscheid gemaakt tussen een voorlopige koopovereenkomst en een koopovereenkomst, wel tussen de koopovereenkomst en de goederenrechtelijke levering.
Een weigeringsgrond is dat de kosten voor bedrijfsverplaatsing niet uit anderen hoofde worden of kunnen worden vergoed, bijvoorbeeld wanneer aan de aanvrager voor de betreffende bedrijfsgebouwen en gronden een schadeloosstelling op basis van een contractuele overeenkomst is betaald zonder wettelijke verplichting.
Artikel 2.6 Opschortende voorwaarde subsidieverlening
Op grond van dit artikel is de voorwaarde niet meer verplicht dat subsidies worden verleend onder de opschortende voorwaarde van een koopovereenkomst of een overeenkomst tot vestiging van een kwalitatieve verplichting. Gedeputeerde Staten kunnen afzien van een kwalitatieve verplichting, wanneer bijvoorbeeld de voorwaarden als voorschriften in het omgevingsplan worden opgelegd. Wanneer een subsidie wordt toegekend op grond van het aantal vrijgekomen hectare in het Natuurnetwerk Nederland of het zoekgebied voor dit netwerk, dan zullen Gedeputeerde Staten op die hectaren een kwalitatieve verplichting vestigen.
Artikel 2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Het nieuwe artikel 2.7 geeft Gedeputeerde Staten de vrijheid een kwalitatieve verplichting op te leggen ten behoeve van een of meer van de doelen van deze subsidieregeling. Artikel 2.7 verplicht niet meer tot een kwalitatieve verplichtingen, die landbouw geheel uitsluit. Om de overblijvende grondgebonden veehouderijen in een gebied een rendabele bedrijfsomvang of een huiskavel van voldoende omvang te geven, kan soms niet alle grond of niet dezelfde grond voor of natuur of extensieve landbouw worden gebruikt. Uit de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland is de mogelijkheid overgenomen de gronden in te brengen in een landinrichting of ruilverkavelingsproject.
In lid 2 is aangevuld, dat Gedeputeerde Staten niet alleen de natuurvergunning op de huidige locatie intrekken, maar ook vrij zijn te beschikken over de door de verplaatsing vrijkomende stikstofdepositieruimte.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-11043.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.