Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 9 juli 2024, nr. UTSP-367003060-14329 tot vaststelling van de Subsidieregeling verplaatsing landbouwbedrijven Utrecht (Subsidieregeling verplaatsing landbouwbedrijven Utrecht)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

 

Gelet op artikel 1.4. van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022

 

Overwegende

  • -

    dat Gedeputeerde Staten op grond van artikel 3.9, lid 4 en artikel 3.18, lid 1 in samenhang gelezen met lid 3 van de Omgevingswet de stikstofdepositie op de hiervoor gevoelige habitats van Natura 2000-gebieden naar beneden moet brengen;

  • -

    dat Gedeputeerde Staten in 2019 het Klimaatakkoord hebben ondertekend en afspraken hebben gemaakt over het reduceren van CO2-uitstoot uit veenweidegebieden;

  • -

    dat Gedeputeerde Staten op grond van de Omgevingswet zorgdragen voor de totstandkoming van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd Natuurnetwerk Nederland;

  • -

    dat Gedeputeerde Staten landbouwbedrijven een goede toekomst willen bieden;

  • -

    dat voor de genoemde doelstellingen het in bepaalde gebieden van Utrecht noodzakelijk is dat landbouwbedrijven hun locatie verplaatsen en

  • -

    dat een toekomstbestendig landbouwbedrijf op een nieuwe locatie alleen mogelijk is indien Gedeputeerde Staten van Utrecht financieel bijdragen in de aan de verplaatsing verbonden kosten;

  • -

    dat de te subsidiëren verplaatsingsactiviteiten in overeenstemming zijn met artikelen 14 en 16 van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • -

    dat vanwege de leesbaarheid de voorkeur wordt gegeven aan de vaststelling van een nieuwe subsidieregeling onder intrekking van de huidige regels;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Subsidieregeling verplaatsing landbouwbedrijven Utrecht

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • -

    bedrijfsverplaatsing: verplaatsing van een landbouwbedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten op de oorspronkelijke locatie worden beëindigd en elders worden voortgezet;

  • -

    gebruiksgerechtigde: pachter van landbouwgrond op basis van een reguliere pachtovereenkomst of een erfpachter van landbouwgrond op basis van een overeenkomst van erfpacht, waarvan de resterende looptijd tenminste 10 jaar bedraagt;

  • -

    Groene Contour: het zoekgebied voor het Natuurnetwerk Nederland zoals opgenomen in de omgevingsvisie van de Provincie Utrecht;

  • -

    grote onderneming: onderneming waar meer dan 250 mensen voltijds werkzaam zijn, met een jaaromzet van meer dan €50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van meer dan €43 miljoen als bedoeld in artikel 2, onder 26, van de Landbouwvrijstellingsverordening;

  • -

    hervestigingslocatie: locatie waar het verplaatste landbouwbedrijf wordt voortgezet;

  • -

    jonge landbouwer: landbouwer die jonger is dan 40 jaar op 31 december van het jaar waarin de steun wordt aangevraagd, die bedrijfshoofd is en beschikt over de vereiste passende opleiding of vaardigheden;

  • -

    landbouwbedrijf: eenheid die grond, gebouwen, voorzieningen en toestemmingen omvat die voor de primaire landbouwproductie wordt gebruikt;

  • -

    landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 Nr. 702/2014 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • -

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in de bijlage bij de Omgevingswet

  • -

    onderneming in moeilijkheden: onderneming ten aanzien waarvan zich ten minste één van de omstandigheden voordoet als bedoeld in artikel 2, onder 14 van de landbouwvrijstellingsverordening;

  • -

    programma: plan dat door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld op grond van artikel 3.4 van de Omgevingswet;

  • -

    toestemming:

    • 1°.

      onherroepelijke vigerende omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet jo. artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Omgevingsbesluit of op basis van advies en instemming met het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.25, eerste lid, aanhef en onder e Omgevingsbesluit; of

    • 2°.

      onherroepelijke vigerende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming of Natuurbeschermingswet 1998, dan wel onherroepelijke vigerende vergunning; of geldende melding op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht artikel 2.1 eerste lid onder e of artikel 2.1 eerste lid onder i (omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu), de Wet milieubeheer of de Hinderwet; of

    • 3°.

      een activiteit waarvoor geen natuurvergunningplicht was opgenomen, maar die wel voldeed aan artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming; of

    • 4°.

      een activiteit als bedoeld in artikel 9.4, achtste lid van de Wet natuurbescherming; of

    • 5°.

      een activiteit die op de Europese referentiedatum was toegestaan en die niet is vervallen of geëxpireerd.

Artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie:

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijf.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot of draagt bij aan:

    • a.

      stikstofreductie in een of meer voor stikstof gevoelige habitats in Natura-2000-gebieden en/of

    • b.

      de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland.

Artikel 1.3 Openstellingsbesluiten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen nadere regels in de vorm van openstellingsbesluiten vast voor de activiteiten, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de openstellingsbesluiten, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval nadere regels opnemen met betrekking tot

    • a.

      activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • b.

      geografische begrenzing van het gebied waarvoor de regeling wordt opengesteld;

    • c.

      subsidievereisten;

    • d.

      aanvraagperiode;

    • e.

      vereisten voor de aanvraag;

    • f.

      subsidieplafond;

    • g.

      deelplafond;

    • h.

      subsidiehoogte;

    • i.

      verdelingswijze;

    • j.

      kosten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • k.

      kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen;

    • l.

      weigeringsgronden;

    • m.

      inschakeling van een adviescommissie indien dat nodig wordt geacht voor de beoordeling van de subsidieaanvragen;

    • n.

      verplichtingen van de subsidieontvanger;

    • o.

      prestatieverantwoording;

    • p.

      bevoorschotting en betaling.

Artikel 1.4 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 1.2 wordt uitsluitend verstrekt aan een landbouwer.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt geen subsidie verstrekt aan een grote onderneming.

Artikel 1.5 Verdelingswijze

Tenzij in het openstellingsbesluit, bedoeld in artikel 1.3, anders is bepaald, wordt de subsidie verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

Artikel 1.6 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat er aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie is voldaan.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid en gelet op de toe te passen Europese regelgeving overlegt de subsidieontvanger daarbij een overzicht van gerealiseerde kosten.

Artikel 1.7 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot voor subsidies bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

     

Paragraaf 2 Bedrijfsverplaatsing

 

Artikel 2.1 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de huidige locatie van het landbouwbedrijf ligt in de provincie Utrecht;

  • b.

    de bedrijfsverplaatsing draagt bij aan de uitvoering van de programma's ten behoeve van:

    • a.

      stikstofreductie in een of meer voor stikstof gevoelige habitats in Natura-2000-gebieden; en/of

    • b.

      de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland; en/of

    • c.

      de reductie van uitstoot van CO2 vanwege bodemdaling; en/of

    • d.

      de reductie van de uitstoot van methaan; en/of

    • e.

      het behalen van de waterkwaliteits- en kwantiteitsdoelstellingen; en/of

    • f.

      het behalen van de doelstellingen ten aanzien van klimaatadaptatie; en/of

    • g.

      de transitie naar kringlooplandbouw, natuurinclusieve landbouw en extensieve veeteelt;

  • c.

    op de hervestigingslocatie wordt gebruik gemaakt van een bestaande toestemming;

  • d.

    de hervestigingslocatie bevindt zich:

    • i.

      op ten minste 500 meter afstand tot een Natura 2000-gebied; en

    • ii.

      buiten het Natuurnetwerk Nederland; en

    • iii.

      buiten de Groene Contour.

Artikel 2.2 Aanvraagvereisten

Voor zover een aanvraag voor subsidieverlening niet wordt ingediend door de eigenaar, gaat de aanvraag naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 4.3 van de Asv, moeten worden verstrekt, vergezeld van een ondertekende en gedagtekende verklaring van de eigenaar van geen bezwaar over het intrekken van de toestemming, het wijzigen van het omgevingsplan, de eigendomsoverdracht of het vestigen van een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 2.7.

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

  • 1.

    De volgende bedrijfsmatige kosten komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor voorbereiding waaronder in ieder geval notaris-, kadastrale, makelaars- en advieskosten voor het opstellen van het financieel plan met een begroting inclusief accountantsverklaringen;

    • b.

      kosten van het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten;

    • c.

      kosten voor investeringen. Kosten voor investeringen worden berekend als: het verschil tussen de kosten van de koopsom en eventueel (aanvullende) investeringskosten van bedrijfsgebouwen en installaties op de hervestigingslocatie minus de getaxeerde waarde van gebouwen en installaties op de te verlaten locatie. Uitgangspunt hierbij is een gelijke bedrijfsomvang, uitgedrukt in aantal stuks productief vee of bij akkerbouwbedrijven; in inhoud opstallen exclusief bedrijfswoning. Wanneer er sprake is van bedrijfsuitbreiding, worden de kosten verbonden aan de uitbreiding buiten de subsidie gehouden. Investeringskosten dienen te worden onderbouwd met offertes;

  • 2.

    In het geval de te verlaten bedrijfskavel in (erf)pacht is, wordt, in afwijking van het gestelde onder c, voor het berekenen van de kosten voor investeringen niet de koopsom gehanteerd, maar de door een beëdigd taxateur bepaalde agrarische gebruikswaarde in het economisch verkeer.

  • 3.

    Het subsidiepercentage bedraagt:

    • a.

      maximaal 100% van de subsidiabele kosten, genoemd in het eerste lid, onder a;

    • b.

      maximaal 100% van de subsidiabele kosten, genoemd in het eerste lid, onder b;

    • c.

      maximaal 65% van de subsidiabele kosten, genoemd in het eerste lid, onder c;

    • d.

      voor jonge landbouwers een subsidiepercentage van maximaal 80% van de subsidiabele kosten, genoemd in het eerste lid, onder c.

Artikel 2.4 Maximum subsidie

  • 1.

    De totale vergoeding van de subsidiabele kosten mag niet meer bedragen dan:

    • a.

      € 20.000 voor elke door de bedrijfsverplaatsing vrijgekomen hectare agrarische gebruikte grond binnen het NNN of de Groene Contour; en

    • b.

      € 30.000 voor door de bedrijfsverplaatsing gerealiseerde reductie van 1 mol stikstof per hectare per jaar op stikstofgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden.

  • 2.

    De subsidie bedraagt ten hoogste € 500.000,00.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden:

In aanvulling op artikel 4.6. van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 1.2 geweigerd indien:

  • a.

    op de bedrijfskavel, of daarbij behorende grond, juridisch planologisch is voorzien in woningbouw. Uitzondering hierop is de ruimte-voor-ruimte regeling als bedoeld in artikel 9.11 van de Omgevingsverordening;

  • b.

    aan de aanvrager voor de betreffende bedrijfsgebouwen en gronden een schadeloosstelling is betaald op grond van de Onteigeningswet;

  • c.

    de kosten voor bedrijfsverplaatsing uit anderen hoofde worden of kunnen worden vergoed;

  • d.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 25.000,00 bedraagt;

  • e.

    de subsidie wordt aangevraagd door een onderneming in moeilijkheden;

  • f.

    ten tijde van de indiening van de aanvraag de koopovereenkomst al is gesloten of de kwalitatieve verplichting al is gevestigd zonder ontbindende voorwaarden gerelateerd aan de subsidieverlening.

Artikel 2.6 Opschortende voorwaarde subsidieverlening

Subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde van ondertekening door de provincie Utrecht en de eigenaar van de landbouwgronden van een overeenkomst van koop en verkoop van de gronden, dan wel een overeenkomst tot vestiging van een kwalitatieve verplichting ten laste van deze gronden.

Artikel 2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 6.1 tot en met 6.4 van de Asv kunnen aan de subsidieontvanger één van de volgende verplichtingen worden opgelegd:

    • a.

      de gronden waarop het te verplaatsen landbouwbedrijf wordt uitgeoefend worden verkocht en in eigendom overgedragen aan de provincie Utrecht; of

    • b.

      ten laste van de gronden van het te verplaatsen landbouwbedrijf wordt ten gunste van de provincie Utrecht een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek gevestigd in overeenstemming met een of meer doelen in artikel 1.2, derde lid; of

    • c.

      de gronden worden toegedeeld in een inrichtingsbesluit als bedoeld in artikel 12.7 van de Omgevingswet.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de toestemming voor de landbouwactiviteit van het te verplaatsen landbouwbedrijf wordt op verzoek van de vergunninghouder ingetrokken door het daartoe bevoegde gezag waarbij Gedeputeerde Staten vrij zijn te beschikken over de vrijgekomen stikstofdepositieruimte;

    • b.

      de subsidieontvanger realiseert de hervestiging van een volwaardig landbouwbedrijf op de hervestigingslocatie binnen 24 maanden na de datum van het besluit tot subsidieverlening.

  • 3.

    De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder b wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 2.8 Staatssteun

Subsidie als bedoeld in artikel 1.2 wordt slechts verleend met toepassing van hoofdstuk I en artikel 14 en 16 van de landbouwvrijstellingsverordening.

 

Paragraaf 3 Slotbepalingen

 

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verplaatsing landbouwbedrijven Utrecht.

Artikel 3.3 Intrekken

Met het in werking treden van deze Subsidieregeling verplaatsing landbouwbedrijven wordt de “Subsidieregeling verplaatsing en beëindiging veehouderijen Utrecht”, van 7 maart 2023, nr. UTSP-1088738041- 9762 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 9 juli 2024.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol- van Leeuwen

Toelichting  

 

Algemeen

Met dit besluit hebben Gedeputeerde Staten de Subsidieregeling verplaatsing- en beëindiging veehouderij en de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland samengevoegd tot één regeling voor het verplaatsen van veehouderijen ten behoeve van de reductie van stikstofemissies en de uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland. Tegelijk met deze samenvoeging is de regeling aangepast aan de Omgevingswet en wordt de hoogte van het subsidiebedrag afhankelijk van twee prestatie-eisen. Door de ontwikkelingen in het staatsteunrecht is de beëindigingsparagraaf van de Subsidieregeling verplaatsing- en beëindiging veehouderij inmiddels achterhaald, zodat deze paragraaf komt te vervallen.

 

Prestatie-eisen

Met deze nieuwe regeling wordt meer subsidie verleend naar mate er met de verplaatsing de stikstofdepositie meer wordt gereduceerd of de verplaatsing meer hectares voor de uitbreiding van het Natuurnetwerk oplevert. Door deze prestatie-eisen te hanteren kunnen twee andere eisen worden losgelaten die het leveren van maatwerk in gebiedsprocessen lastig bleken te maken. De eerste was de eis kwalitatieve verplichtingen ten behoeve van natuurontwikkeling te leggen op alle gronden van het te verplaatsen bedrijf. Sommige gronden zijn echter meer geschikt voor bijvoorbeeld extensieve landbouw dan natuurontwikkeling. De tweede is de eis van twee kilometer afstand van bedrijfslocatie tot een Natura 2000-gebied. Een verplaatsing binnen twee kilometer blijkt echter al een wezenlijke reductie van de stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied op te leveren.

 

De afstandseis van twee kilometer was gesteld om zeker te stellen, dat door de verplaatsing de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden voldoende afnam. De reductie van stikstofdepositie wordt nu beloond door een stapsgewijze verhoging van het maximum subsidiebedrag afhankelijk van de bereikte stikstofreductie in mol per hectare per jaar.

 

In de oude subsidieregeling werd een kwalitatieve verplichting geëist om op de gronden van de huidige locatie van het landbouwbedrijf natuurdoelen te verwezenlijken, of die gronden in elk geval niet meer te gebruiken voor de landbouw. In gebiedsprocessen moet echte behalve voor natuurdoelen ook veel ruimte worden gevonden voor extensieve landbouw. Zowel een kwalitatieve verplichting tot extensieve landbouw als een kwalitatieve verplichting tot het realiseren van natuurdoelen zijn in de huidige subsidieregeling mogelijk.

 

Staatssteun

De nieuwe regeling is in haar geheel getoetst op staatssteun. Er is opnieuw aangesloten bij de Landbouwvrijstellingsverordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 (LW), waardoor er bij subsidieverstrekking op basis van dit artikel sprake is van een geoorloofde vorm van staatssteun. Hierbij is gebruik gemaakt van de artikelen 14 en 16 LW. De doelen van deze subsidieregeling sluiten aan bij artikel 14, lid 3 onderdeel d van de LW, namelijk de verwezenlijking van agromilieuklimaat doelstellingen, waaronder die in verband met de staat van instandhouding van de biodiversiteit van soorten en habitats, en de vergroting van de maatschappelijke belevingswaarde van een Natura 2000-gebied of van andere systemen met hoge natuurwaarden, als bepaald in de nationale of regionale plattelands-ontwikkelingsprogramma's van de lidstaten.

 

Het beëindigingsdeel van de Subsidieregeling verplaatsing- en beëindiging veehouderij is komen te vervallen bij deze herziening. In de slotbepalingen van deze regeling was aangekondigd, dat de beëindigingsregeling in paragraaf 3 in werking zou treden op een later tijdstip. Vooruitlopend op een toets van de Europese Commissie van een vergelijkbare subsidieregeling aan de staatssteunregels werd paragraaf 3 alvast opgenomen. Uit de vragen van de Europese Commissie blijkt echter dat zij deze beëindigingsregeling niet verenigbaar acht met de Europese gemeenschappelijke markt. Het Rijk onderzoekt nu welke beëindigingsregeling wel mogelijk is. Vooruitlopend op dit onderzoek wordt deze beëindigingsregeling ingetrokken.

 

Hieronder wordt elk artikel afzonderlijk toegelicht.

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

 

Het begrip `jonge landbouwer’ is opgenomen vooruitlopend op de volledige integratie met Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland. De omschrijving van het begrip 'jonge landbouwer' is ontleend aan de begripsomschrijving in het Gemeenschappelijk Landbouw beleid, met name naar de Uitvoeringsregeling GLB 2023.

 

De omschrijving van het begrip `project’ is geschrapt. In de nieuwe redactie van artikel 2.1 Subsidievereisten is het woord ‘project’ namelijk nu vervangen door een omschrijving van het onderdeel van het project, waar deze eis in het betreffende onderdeel van het artikel opziet. Bovendien wordt in de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht het woord in een andere betekenis gebruikt.

 

In de omschrijving van `Natura 2000-gebied’ is de verwijzing naar de begripsomschrijving in de Wet natuurbescherming vervangen door een verwijzing naar de omschrijving van dit begrip in de Omgevingswet.

 

In de begrippenlijst is het begrip gebiedsplan vervangen door het begrip programma. Een gebiedsplan valt onder deze begripsomschrijving van programma, omdat gebiedsplannen op dezelfde grondslag in de Omgevingswet worden vastgesteld als in alle andere programma's.

 

De begripsomschrijving van het begrip `toestemming’ in de beleidsregels voor salderen is overgenomen in dit besluit. Aan de begripsomschrijving van het begrip `toestemming’ in de beleidsregels voor extern salderen was de omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet al toegevoegd. Verder waren beiden begripsomschrijvingen woordelijk hetzelfde behalve, dat de beleidsregels voor extern salderen onder een toestemming ook verstond; die activiteiten die vergunningsvrij waren op grond van de Wet natuurbescherming of; die waren toegestaan op grond van overgangsrecht van de Wet natuurbescherming of de Habitat- en Vogelrichtlijn. De uitbreiding van het begrip `toestemming’ in deze verplaatsingsregeling met deze drie onderdelen van het begrip `toestemming’ uit de beleidsregel voor extern salderen zullen naar verwachting niet tot een sterke stijging van het gebruik van deze regeling leiden. Uit de ervaringen bij de beleidsregels voor extern salderen blijkt nog maar een enkele keer te worden teruggevallen op het overgangsrecht van de oude wetgeving.

 

De begripsomschrijving van het begrip Groene contour is opgenomen, omdat het zoekgebied voor uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland zo genoemd wordt in de omgevingsvisie van de provincie Utrecht.

 

Artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie

De activiteit genoemd in lid 1 moeten bijdragen aan de doelen genoemd in lid 3. In lid 2 is geregeld dat de subsidies op grond van deze regeling projectsubsidies zijn in de zin van de algemene subsidieverordening van onze provincie.

 

Artikel 1.3 Openstellingsbesluiten

In het openstellingsbesluit leggen Gedeputeerde Staten in elk geval het subsidieplafond voor subsidies voor bedrijfsverplaatsingen vast uitgaande van het voor dat jaar beschikbare budget. De voorwaarden aan het budget kunnen zo nodig als bijvoorbeeld aanvullende weigeringsgronden worden opgenomen in het openstellingsbesluit.

 

Artikel 2.1 Subsidievereisten

A. De locatie van het te verplaatsen landbouwbedrijf

In onderdeel a is verduidelijkt dat de locatie van het te verplaatsen bedrijf in de provincie Utrecht moet liggen. Eerder werd in onderdeel A het woord ‘project’ gebruikt, waarmee de indruk kon ontstaan dat ook de hervestigingslocatie in onze provincie moest liggen. Een verplaatsing naar een locatie buiten de provincie Utrecht kan echter ook wezenlijk bijdragen aan de doelen van de regeling, zoals de reductie van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden met voor stikstof gevoelige habitats.

 

B. Programma’s

Met onderdeel b is geborgd dat de verplaatsing bijdraagt aan alle programma's ten behoeve van de doelen genoemd in artikel 1.2. De meervoudsvorm van programma is gebruikt, omdat veel programma's zijn uitgewerkt in deel- of gebiedsplannen en omdat veel provincie brede programma's elkaar aanvullen. Door als eis te stellen dat de verplaatsing bijdraagt aan een programma, wordt geborgd dat de verplaatsing past in het bredere kader dat met het oog op de lange termijn is opgesteld en is afgestemd op alle andere doelstellingen van onze provincie. Zodat op de nieuwe locatie de activiteiten van het landbouwbedrijf niet andere belangen of projecten van onze provincie in de weg zit. Aan welke programma’s getoetst moet worden, is wel ingekaderd door een opsomming van de doelen. Niet hoeft te worden getoetst aan programma’s, die niet ten minste één van de in het onderdeel genoemde doelen dienen.

 

C. Bestaande toestemming

Door in onderdeel c de eis te stellen dat op de hervestigingslocatie gebruik wordt gemaakt van een bestaande vergunning, is gewaarborgd dat de stikstofemissie op deze locatie niet toeneemt. Het woord `gebruik maken’ in onderdeel C is gebruikt, om bijvoorbeeld intern salderen met de stikstofdepositieruimte niet uit te sluiten.

 

D. Hervestigingslocatie

Onderdeel d van artikel 2.1 is voor de leesbaarheid gesplitst in een opsomming met drie onderdelen. Eerder werd geëist dat de hervestigingslocatie op twee kilometer afstand lag van Natura 2000-gebieden, buiten het Natuurnetwerk Nederland; het gebied waarvoor deze subsidieregeling was opengesteld, tevens het gebied waarvoor een doelstelling is vastgesteld om de CO2-emissie vanuit de veenbodem te reduceren. De minimale afstand tot een Natura 2000-gebied is van twee kilometer teruggebracht tot een halve kilometer, omdat er in het Utrechtse Programma voor het Landelijk Gebied (UPLG) voor de overgangszone ook een minimum 500 meter wordt aangehouden.

 

De eisen zijn komen te vervallen dat de hervestigingslocatie buiten het gebied ligt waarvoor deze subsidieregeling is opengesteld en buiten een gebied waarvoor een opgave is vastgesteld voor het reduceren van de CO2-emissie vanuit de veenbodem. Beide eisen worden niet gesteld in de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland. Het aanwijzen van een gebied met een opgave voor het reduceren van de CO2-emissie vanuit de veenbodem is ook bij het opstellen van het UPLG niet nodig gebleken voor de gebiedsprocessen. Om de bestuurlijke lasten te verminderen is de eis geschrapt dat de hervestiging buiten het gebied ligt, waarvoor deze verplaatsingsregeling is opgesteld. Dit gebied moest worden begrensd in het openstellingsbesluit. Bij de verplaatsing binnen de begrenzing van gebiedsplan vergt dit van tevoren al een behoorlijk nauwkeurige afbakening van de mogelijkheden tot de hervestiging van landbouwbedrijven. Wanneer bijvoorbeeld deze subsidieregeling wordt opgesteld voor een of meer gemeenten, moet binnen deze gemeenten ook het grondgebied worden uitgezonderd waar de hervestiging van een landbouwbedrijf binnen deze gemeenten dan wel mogelijk is. In plaats daarvan zijn de criteria op grond waarvan die beoordeling wordt gemaakt opgenomen als prestatie-eisen in artikel 2.8.

 

Artikel 2.2 Aanvraagvereisten

In dit artikel is verduidelijkt dat niet voor het hele project de instemming van de grondeigenaar noodzakelijk is, maar alleen voor de kwalitatieve verplichtingen, de eigendomsoverdracht en de intrekking van de natuurvergunning. De grondeigenaar hoeft niet in te stemmen met de nieuwe locatie. In artikel 2.7 `Verplichtingen van de subsidieontvanger’ wordt de subsidieontvanger verplicht de grond te verkopen aan de provincie of een kwalitatieve verplichting te vestigen en een verzoek in te dienen de toestemming oftewel de natuurvergunning in te trekken. Omdat deze rechtshandelingen de belangen van de eigenaar van de grond kunnen raken, is diens instemming een vereiste voor de subsidie in deze regeling.

 

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

Vooruitlopend op de volledige integratie met de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland is de bepaling over de subsidiabele kosten alvast overgenomen in deze regeling. Van beiden bleek de regeling in onderdeel a van artikel 4 van Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland het meest uitgebreid en duidelijk. De bepaling dat bedrijfsuitbreiding niet voor subsidie in aanmerking kwam is verplaats van artikel 2.5 naar het derde lid van dit artikel, om een overzicht te geven van alle bepalingen over de subsidiabele kosten in één artikel.

 

Artikel 2.4 Maximumvergoeding

Uit de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland is overgenomen dat de maximumvergoeding afhankelijk is van de mate, waarmee de doelen van de regeling worden bereikt met de verplaatsing. De maximumvergoeding wordt in artikel 2.4 dus verhoogd met een bedrag voor elke mol reductie of elke vrijgekomen hectare in het Natuurnetwerk Nederland of het zoekgebied voor het Natuurnetwerk Nederland.

 

De verwoording van artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, laat ruimte voor Gedeputeerde Staten om hectares mee te rekenen, die geruild kunnen worden tegen agrarische gebruikte grond binnen de NNN of de groene contour. Het bedrag per hectare is overgenomen uit de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland.

 

De verwoording van artikel 2.4, eerste lid, onderdeel b, Voor elke reductie van 1 mol wordt de maximumvergoeding verhoogd met € 30.000. De verplaatsing van een stal met tussen de 30 en de 31 melkkoeien op een afstand van 500 meter of minder van een Natura 2000-gebied levert een reductie op van 1 mol. De gemiddelde kosten van de verplaatsing van een stal worden geraamd op € 1000 per melkkoe of GrootVeeEenheid (GVE).

 

De maximumvergoeding van € 500.000,- was al even hoog in de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland en de Subsidieregeling verplaatsing. Voor subsidies tot dit bedrag kan gebruik worden gemaakt van de landbouwvrijstellingsverordening. Dit maximum is gelijk gebleven bij deze wijziging.

 

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een kennelijke verschrijving te verbeteren. Op grond van onderdeel e van dit artikel mag de koopovereenkomst niet al zijn gesloten voor het verlenen van de subsidie, tenzij een ontbindende voorwaarde is opgenomen dat de koop niet doorgaat wanneer geen subsidie voor de verplaatsing wordt verleend. In onderdeel e stond echter de misleidende term voorlopige koopovereenkomst, terwijl in deze bepaling wordt bedoeld het ondertekende, bindende stuk. In het Nederlandse recht wordt geen onderscheid gemaakt tussen een voorlopige koopovereenkomst en een koopovereenkomst, wel tussen de koopovereenkomst en de goederenrechtelijke levering.

Een weigeringsgrond is dat de kosten voor bedrijfsverplaatsing niet uit anderen hoofde worden of kunnen worden vergoed, bijvoorbeeld wanneer aan de aanvrager voor de betreffende bedrijfsgebouwen en gronden een schadeloosstelling op basis van een contractuele overeenkomst is betaald zonder wettelijke verplichting.

 

Artikel 2.6 Opschortende voorwaarde subsidieverlening

Op grond van dit artikel is de voorwaarde niet meer verplicht dat subsidies worden verleend onder de opschortende voorwaarde van een koopovereenkomst of een overeenkomst tot vestiging van een kwalitatieve verplichting. Gedeputeerde Staten kunnen afzien van een kwalitatieve verplichting, wanneer bijvoorbeeld de voorwaarden als voorschriften in het omgevingsplan worden opgelegd. Wanneer een subsidie wordt toegekend op grond van het aantal vrijgekomen hectare in het Natuurnetwerk Nederland of het zoekgebied voor dit netwerk, dan zullen Gedeputeerde Staten op die hectaren een kwalitatieve verplichting vestigen.

 

Artikel 2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Het nieuwe artikel 2.7 geeft Gedeputeerde Staten de vrijheid een kwalitatieve verplichting op te leggen ten behoeve van een of meer van de doelen van deze subsidieregeling. Artikel 2.7 verplicht niet meer tot een kwalitatieve verplichtingen, die landbouw geheel uitsluit. Om de overblijvende grondgebonden veehouderijen in een gebied een rendabele bedrijfsomvang of een huiskavel van voldoende omvang te geven, kan soms niet alle grond of niet dezelfde grond voor of natuur of extensieve landbouw worden gebruikt. Uit de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland is de mogelijkheid overgenomen de gronden in te brengen in een landinrichting of ruilverkavelingsproject.

 

In lid 2 is aangevuld, dat Gedeputeerde Staten niet alleen de natuurvergunning op de huidige locatie intrekken, maar ook vrij zijn te beschikken over de door de verplaatsing vrijkomende stikstofdepositieruimte.

Naar boven