Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2024, 10783 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2024, 10783 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Vaststelling Financiële verordening provincie Drenthe 2024
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 5. Autorisatie Begroting, begrotingswijzigingen
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om een nadere invulling aan de begroting te geven indien en voor zover deze wijzigingen betrekking hebben op specifieke doeluitkeringen of van derden afkomstige en als zodanig geoormerkte bijdragen. Van deze invulling wordt bij de eerste gelegenheid melding gemaakt in tussentijdse rapportages en in de jaarstukken.
Artikel 6. Autorisatie Investeringsbudgetten
Gedeputeerde Staten kunnen tussentijds voorstellen doen aan Provinciale Staten tot het tussentijds alloceren of wijzigen van een investeringsbudget. Gedeputeerde Staten kunnen een investeringsbudget tussen de jaren verschuiven mits dit niet leidt tot een wijziging van de omvang van het benodigde Investeringsbudget. Wijzigingen in de omvang van het benodigde Investeringsbudget worden, inclusief een dekkingsvoorstel, ter besluitvorming aan Provinciale Staten voorgelegd.
Artikel 7. Lastneming subsidies
Artikel 8. Tussentijdse rapportage
De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht van baten en lasten met de bijgestelde raming van de baten en lasten per programma uitgesplitst naar beleidsdoelen en de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves, voorzieningen en doeluitkeringen..
Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 12. Begrotingscriterium
Onderschrijdingen van de lasten die passen binnen het bestaande beleid van Provinciale Staten, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.
Hoofdstuk 4. Financieel beleid en paragrafen
Artikel 14. Algemeen financieel beleid
Gedeputeerde Staten stellen voor het goed functioneren van het begrotings- en verantwoordingsproces minstens eenmaal per vier jaar financiële begrotingsregels op en leggen deze ter vaststelling voor aan Provinciale Staten.
Artikel 15. Beleidsnota’s inzake financieel beleid
Gedeputeerde Staten leggen ter vaststelling door Provinciale Staten minstens eenmaal per vier jaar in het eerste jaar van elke nieuwe bestuursperiode tenminste de volgende – geactualiseerde – kaders voor waarbinnen het financieel beleid moet passen in de vorm van de volgende beleidsnota’s:
Artikel 16. Investeren, activeren, waarderen en afschrijven
De Nota investeren, activeren, waarderen en afschrijven beschrijft ten minste:
Artikel 19. Weerstandsvermogen en risicomanagement
Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen
Gedeputeerde Staten bieden Provinciale Staten gelijktijdig met de Nota onderhoud kapitaalgoederen één of meerdere onderhoudsplannen aan voor de diverse kapitaalgoederen. Het onderhoudsplan bevat het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud van de diverse kapitaalgoederen. Provinciale Staten stellen de onderhoudsplannen vast.
Provinciale Staten geven in de Nota Grondbeleid aan, welke regels en procedures de provincie Drenthe hanteert als de provincie Drenthe zich op de grondmarkt begeeft.
Provinciale Staten stellen door middel van de Nota financiering het beleid en de organisatie van de financieringsfunctie vast en stellen daarmee het kader voor Gedeputeerde Staten bij de uitvoering van de financieringsfunctie. Onder de financieringsfunctie wordt verstaan het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en administratie
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een administratie die zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 27. Financiële organisatie
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor en leggen in besluiten vast:
Gedeputeerde Staten dragen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de Jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de provinciale regelingen en eigendommen. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel.
Gedeputeerde Staten maken op basis van de resultaten van de in het eerste lid bedoelde toetsing indien nodig een plan van verbetering. Zij nemen op basis van het plan de nodige maatregelen. De resultaten van de toetsing en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan Provinciale Staten aangeboden.
Gedeputeerde Staten zorgen voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de provincie met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie nemen Gedeputeerde Staten maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan Provinciale Staten aangeboden.
Artikel 29. Intrekking oude regeling
De Financiële Verordening provincie Drenthe 2020 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Artikel 216 van de Provinciewet schrijft voor dat Provinciale Staten bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vaststellen. De verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. In het verleden is met Provinciale Staten de afspraak gemaakt, dat alle financiële regelgeving periodiek wordt herijkt en dan weer aan Provinciale Staten wordt voorgelegd. De Financiële Verordening provincie Drenthe 2020 is de afgelopen jaren tussentijds aangepast op basis van ontwikkelingen die zich in wet- en regelgeving voordeden. De Financiële Verordening provincie Drenthe is een geheel herziene verordening, waarbij niet uitgegaan is van wijzigingen van de bestaande verordening, maar waarbij deze wordt vervangen door een nieuwe. Daarbij is gebruik gemaakt van de modelverordening ex art. 212 Gemeentewet, die door de VNG is opgesteld.
De financiële verordening dient in elk geval te bevatten: regels voor waardering en afschrijving van activa, grondslagen voor de berekening van prijzen en tarieven van rechten (leges) en regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie (treasury). Voor wat betreft deze aspecten kan ervoor gekozen worden in de verordening te verwijzen naar nadere regelgeving.
Deze lijn wordt door de provincie Drenthe ook in de herziene Financiële Verordening 2024 gevolgd. De Financiële Verordening provincie Drenthe 2024 bevat zo veel mogelijk “kapstokartikelen”, opdat op een meer dynamische manier kaders en regels door Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten kunnen worden afgesproken.
Veel aspecten aangaande de financiële functie zijn vastgelegd in landelijke regelgeving, zoals het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV, in deze verordening aangehaald als het BBV), de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado). In deze financiële verordening willen wij in principe volstaan met verwijzingen naar deze hogere wetgeving en kiezen wij er zo veel mogelijk voor in de financiële verordening geen bepalingen uit die hogere wetgeving te herhalen.
Binnen de context van deze regelgeving regelt de financiële verordening de relatie tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten: de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten en de kaders waaraan zij zich te houden hebben. Dit sluit aan bij de kaderstellende en controlerende rol die binnen het duale stelsel aan Provinciale Staten is gegeven. De relatie tussen Gedeputeerde Staten en de ambtelijke organisatie wordt in het duale stelsel gezien als een verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten treffen hiervoor desgewenst zelf regelingen die afgestemd zijn op deze financiële verordening.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de gehanteerde begrippen in deze verordening gelden de definities uit de Provinciewet, de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado). De meest gebruikte begrippen in de verordening worden in artikel 1 gedefinieerd.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Planning-en-controlcyclus
Dit artikel regelt een jaarlijks proces waardoor Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten in onderling overleg komen tot een invulling van de jaarlijkse bestuurlijke planning- en controlcyclus, zonder dat daarvoor zaken waarvoor dat niet verplicht zijn al “in steen gebeiteld” worden. Met name de wijze waarop tussentijds wordt gerapporteerd ligt zo niet al bij voorbaat vast, maar daarvoor kunnen per jaar afspraken worden gemaakt tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten. Voor Provinciale Staten is van belang dat aan het begin van het jaar een jaarplanning bekend is, zodat zij weten wanneer zij de betreffende P&C-documenten ter bespreking mogen verwachten.
Dit artikel regelt door middel van de jaarlijks op te stellen voorjaarsnota de kaderstelling in beleidsmatige en in financiële zin voor het volgende jaar en de drie daaropvolgende jaren.
De voorjaarsnota vormt het beleidsmatige en financiële kader waarbinnen de begroting voor het volgende jaar zal moeten worden uitgewerkt. In het artikel wordt tegemoet gekomen aan de wens van Provinciale Staten, pas bij de begroting besluiten te nemen over de allocatie van middelen in het volgende begrotingsjaar.
Artikel 4. Inrichting begroting
Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van Provinciale Staten tot uiting komt. Provinciale Staten leggen op basis van dit artikel een belangrijk deel van de inrichting van de begroting vast, waarbij ook vooruitgekeken wordt naar de mogelijkheid van Provinciale Staten tot sturen en controleren. Een belangrijk onderdeel daarvan is het verzamelen van gegevens die het mogelijk maken dat Provinciale Staten een beeld vormen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het provinciale beleid. Hierbij wordt feitelijk geregeld dat doelstellingen niet alleen naar indicatoren vertaald moeten worden, maar dat daarover ook gegevens moeten worden bijgehouden. Dit voert verder dan alleen de verplichte indicatoren.
Voor de invulling van de paragrafen in de begroting en de jaarstukken wordt het BBV gevolgd en wordt ten minste opgenomen datgene dat nader bepaald is in het BBV. Daarom wordt in de Financiële Verordening geen verdere regeling opgenomen. De kaders voor de diverse paragrafen worden uitgewerkt als onderdeel van het provinciale financieel beleid. Daarvoor zijn hierna diverse “kapstokartikelen” in de financiële verordening opgenomen.
Artikel 5. Autorisatie begroting, begrotingswijzigingen
In dit artikel wordt geregeld op welk autorisatieniveau Provinciale Staten de begroting vaststellen en daarmee Gedeputeerde Staten tot uitvoering machtigen. Provinciale Staten bepalen hiermee ook, welke begrotingswijzigingen aan Provinciale Staten moeten worden voorgelegd en voor welke dat niet noodzakelijk is.
Artikel 6. Autorisatie investeringskredieten
Door Provinciale Staten alle investeringskredieten te laten autoriseren, wordt zo goed mogelijk recht gedaan aan het budgetrecht van Provinciale Staten. Het levert bovendien inzicht in de te nemen maatregelen (deelinvesteringen) en de verwachte effecten op. Dit inzicht wordt vervolgens verstrekt in de reguliere documenten in het kader van de jaarcyclus.
Artikel 7. Lastneming subsidies
Lid 1 bevat een aantal belangrijke uitgangspunten, namelijk dat de subsidiebeschikking leidend is voor de verantwoording van de lasten en dat op basis van de informatie in de subsidiebeschikking de lasten bij start van het project genomen worden, tenzij er sprake is van één van de uitzonderingen. Zo moeten de lasten van boekjaarsubsidies ook toegerekend moeten worden aan de periode waarin de gesubsidieerde haar exploitatie heeft en dus de ‘prestaties’ levert. Verder zijn er voor projectsubsidies nog enkele uitzonderingen mogelijk.
Artikel 8. Tussentijdse rapportage
In dit artikel wordt geregeld dat Provinciale Staten door middel van tussentijdse rapportages zullen worden geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Ook wordt geregeld op welk niveau begrotingswijzigingen aan Provinciale Staten moeten worden voorgelegd. Er wordt uitdrukkelijk gekozen voor een minimum van één inhoudelijke en bestuurlijke (bestuurs)rapportage per jaar, maar Provinciale Staten kunnen bij de bespreking van de jaarplanning anders bepalen.
Dit artikel regelt dat Gedeputeerde Staten in de programmarealisatie in de jaarrekening verantwoording afleggen over het in het boekjaar gevoerde beleid en de daarvoor ingezette middelen. Daarbij is het voor de vergelijkbaarheid van de ramingen en realisaties nodig dat de opzet van de programmarealisatie in de jaarrekening volledig aansluit bij de opzet van het programmaplan in de begroting. De jaarrekening zal een positief, dan wel een negatief saldo kennen. Daarom wordt geregeld dat Gedeputeerde Staten een voorstel doen voor de bestemming van het positieve saldo, dan wel de afdekking van een eventueel negatief saldo. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om vooruitlopend op de bestemming van het rekeningresultaat budgetten die niet tot besteding zijn gekomen over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Bedacht moet worden dat dit uiteraard gevolgen heeft voor de mate waarin het rekeningsaldo nog kan worden bestemd. Voor zover Provinciale Staten aan overhevelingen beperkingen willen opleggen, worden deze opgenomen in de Begrotingsregels voor de provincie.
Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 10. Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording
Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Gedeputeerde Staten leggen verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.
Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:
Artikel 11. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is een criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen en voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Per definitie bestaat het voorwaardencriterium uit het zogenaamde “normenkader”. Dit normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording moet jaarlijks door Provinciale Staten worden vastgesteld. In Drenthe gebeurt dat in de praktijk bij de begrotingsbehandeling.
Artikel 12. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door Provinciale Staten geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringsbudgetten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Begrotingsrechtmatigheid bestaat eruit, dat de baten en lasten zich moeten bewegen binnen de door Provinciale Staten goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een begrotingsonrechtmatigheid.
Budgetoverschrijdingen betreffende activiteiten die achteraf als onrechtmatig moeten worden beschouwd zijn situaties waarin dit bijvoorbeeld blijkt uit nader onderzoek van de subsidieverstrekker, belastingdienst of een toezichthouder (bijvoorbeeld een belastingnaheffing).
Het zal hier in de praktijk vaak gaan om interpretatieverschillen bij de uitleg van wet- en regelgeving die na het verantwoordingsjaar aan het licht komen. Er zijn dan geen rechtmatigheidsgevolgen voor dat verantwoordingsjaar. Wel zal de provincie ervoor zorgen dat de overschrijdingen getrouw in de jaarrekening worden weergegeven. Ook kunnen er gevolgen zijn voor het lopende jaar. Geconstateerd tijdens verantwoordingsjaar telt mee in het oordeel. Geconstateerd na het verantwoordingsjaar telt niet mee in het oordeel.
Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en provinciale eigendommen bij financiële beheershandelingen.
Dit artikel voorziet in het zogenaamde “misbruik en oneigenlijk gebruik criterium”. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan.
Aan Gedeputeerde Staten wordt opgedragen om regels op stellen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen en eigendommen.
Hoofdstuk 4. Financieel beleid en paragrafen
Artikel 14 Algemeen financieel beleid
Gedeputeerde Staten stellen als onderdeel van het financieel beleid begrotingsregels op, die vooral gaan om zaken van praktische aard die in zoverre ook principieel van aard zijn, dat ze een algemeen kader vormen voor keuzes die frequent terugkomen. Provinciale Staten stellen voor die keuzes een algemeen kader vast.
Artikelen 15 tot en met 24 Beleidsnota’s inzake financieel beleid
Deze artikelen zien op de wijze waarop het financieel beleid systematisch vorm krijgt en onderhouden wordt. Gedeputeerde Staten leggen ter vaststelling door Provinciale Staten minstens eenmaal per vier jaar tenminste de volgende kaders voor waarbinnen het financieel beleid moet passen in de vorm van de genoemde beleidsnota’s.
Hiermee wordt voor alle paragrafen het achterliggende beleid uitgewerkt en vastgelegd. Daarnaast worden die technische zaken geregeld die verder nog wettelijk zijn voorgeschreven. Het inhoudelijke beleid wordt niet uitgewerkt in de financiële verordening. Deze werkt als een ‘kapstokverordening’, waarbij de afzonderlijke onderwerpen in de vorm van eigen specifieke nota’s en regelingen door Provinciale Staten worden vastgelegd. Op deze manier wordt wel vastgelegd dat het provinciale financiële beleid periodiek wordt geëvalueerd en desgewenst bijgesteld, maar hoeft dan niet in één keer de hele financiële verordening geëvalueerd te worden, maar kan dit per onderwerp worden aangepakt. Op deze manier kan ook beter en sneller worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen, zoals een herziening van wetgeving, bijvoorbeeld het BBV en notities en stellige uitspraken van de Commissie BBV. Deze bepalingen zijn op onderdelen bijgewerkt, maar in essentie nog dezelfde als in de Financiële Verordening provincie Drenthe 2020.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en administratie
Artikel 25. Uitvoering begroting
Dit artikel regelt hoe de vanuit het BBV verplichte Uitvoeringsinformatie het kader vormt voor de uitvoering van de begroting door Gedeputeerde Staten en hoe Provinciale Staten hierover bij de begroting en bij de jaarstukken worden geïnformeerd. Het mandaat aan de provinciale organisatie is geregeld in het Organisatiebesluit en de Regeling budgethouders.
In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de provinciale administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
Artikel 27. Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid, sub c van artikel 158 van de Provinciewet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie, met uitzondering van de organisatie van de Griffie.
Gedeputeerde Staten wordt opgedragen de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende kredieten en investeringskredieten, vast te leggen in besluiten. Deze regels hebben Gedeputeerde Staten gezamenlijk vastgelegd in de Organisatieverordening en de Regeling budgethouders.
Dit artikel draagt Gedeputeerde Staten op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of voorafgaand aan de accountantscontrole de provincie zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheerhandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig zijn.
Daarnaast wordt bepaald dat in provinciale regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen en eigendommen te beperken. Het doorvoeren van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidsoordeel van Gedeputeerde Staten.
Een onderdeel van dit geheel is nog, dat Gedeputeerde Staten maatregelen treffen, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiele bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen en dergelijke overeenkomen met hetgeen de provincie daadwerkelijk bezit.
De accountant toetst uiteraard jaarlijks of de provinciale rekening een getrouw beeld geeft van de provinciale financiën en of de (financiële) beheerhandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.
Bij het opstellen van de Voorjaarsnota 2025 en de Begroting 2026 zal hiermee al rekening worden gehouden.
Bij het in werking treden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Provinciewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-10783.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.