Achtste wijziging Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst IJmond

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland en de colleges van de gemeenten Beverwijk, Bloemendaal, Edam-Volendam, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Velsen, Waterland, Wormerland, Uitgeest en Zandvoort, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft

 

Overwegende dat:

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen op 1 juli 2022 is gewijzigd;

  • -

    deze wijzigingen voor 1 juli 2024 in de gemeenschappelijke regeling van de Omgevingsdienst IJmond moeten zijn verwerkt;

  • -

    op 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking is getreden en de tekst van de gemeenschappelijke regeling hierop aangepast moet worden;

  • -

    door een gemeentelijke herindeling de gemeenten Purmerend en Beemster vanaf 1 januari 2022 gefuseerd zijn en de tekst van de gemeenschappelijke regeling ook hierop aangepast moet worden;

Besluiten vast te stellen:

 

Achtste wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst IJmond

Artikel I Wijziging gemeenschappelijke regeling

A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1 Begrippen

In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:

  • a.

    basistakenpakket: het basistakenpakket voor omgevingsdiensten, versie 2.3 van 25 mei 2011, behorende bij de ‘package deal’, gesloten door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009;

  • b.

    belang van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit: zorg voor milieu, bodem, lucht, water(systemen), bouwwerken, infrastructuur, landschappen en natuur in ruime zin waarbij in samenspel met andere beleidsterreinen van de deelnemers aan duurzame ontwikkeling vorm wordt gegeven;

  • c.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten onderscheidenlijk het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland;

  • d.

    deelnemer (s): de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende bestuursorganen van de gemeenten, te weten Beemster, Beverwijk, Bloemendaal, Edam-Volendam, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uitgeest, Velsen, Waterland, Wormerland en Zandvoort en van provincie Noord-Holland;

  • e.

    dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;

  • f.

    dienstverleningsovereenkomst: de opdrachtovereenkomst die een deelnemer of derde partij met de dienst kan sluiten over door de dienst voor een deelnemer of derde partij uit te voeren taken en de voorwaarden waaronder die uitvoering plaatsvindt, daaronder mede begrepen de financiële voorwaarden;

  • g.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van provincie Noord-Holland;

  • h.

    provincie: provincie Noord-Holland;

  • i.

    milieutakenpakket: adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van het milieu, waaronder alle vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer en daaruit voortvloeiende regelgeving en taken en advisering op het gebied van klimaat, duurzaamheid, lucht, geluid, externe veiligheid, bodem, water en RO.

  • j.

    plustaken: taken op het gebied van de Wabo en/of de Drank- en Horecawet en/of de algemene plaatselijke verordening en/of andere taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving.

  • k.

    regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • l.

    samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemers aan deze regeling;

  • m.

    uitvoering: het anders dan via algemeen verbindende voorschriften effectueren van genomen besluiten;

  • o.

    Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 1 Begrippen

In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:

  • a.

    basistakenpakket: de activiteiten zoals genoemd in bijlage VI van het Omgevingsbesluit en de daarbij horende werkzaamheden zoals genoemd in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit.

  • b.

    belang van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit: zorg voor milieu, bodem, lucht, water(systemen), bouwwerken, infrastructuur, landschappen en natuur in ruime zin waarbij in samenspel met andere beleidsterreinen van de deelnemers aan duurzame ontwikkeling vorm wordt gegeven;

  • c.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten onderscheidenlijk het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland;

  • d.

    deelnemer (s): de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende bestuursorganen van de gemeenten, te weten Beemster, Beverwijk, Bloemendaal, Edam-Volendam, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uitgeest, Velsen, Waterland, Wormerland en Zandvoort en van provincie Noord-Holland;

  • e.

    dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;

  • f.

    dienstverleningsovereenkomst: de opdrachtovereenkomst die een deelnemer of derde partij met de dienst kan sluiten over door de dienst voor een deelnemer of derde partij uit te voeren taken en de voorwaarden waaronder die uitvoering plaatsvindt, daaronder mede begrepen de financiële voorwaarden;

  • g.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van provincie Noord-Holland;

  • h.

    provincie: provincie Noord-Holland;

  • i.

    milieutakenpakket: de adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Waaronder alle vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken in het kader van de Omgevingswet en de Wet milieubeheer en daaruit voortvloeiende regelgeving en taken op het gebied van milieu. Dit omvat ook de advisering op het gebied van klimaat, duurzaamheid, lucht, geluid, externe veiligheid, bodem, water, natuur en biodiversiteit bij beleidsplannen, omgevingsvisies, omgevingsplannen, regelgeving, programma’s en projectbesluiten;

  • j.

    plustaken: taken op het gebied van de Omgevingswet, zoals bouwtaken, de Alcoholwet , de algemene plaatselijke verordening, het omgevingsplan en/of andere taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving;

  • k.

    regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • l.

    samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemers aan deze regeling;

  • m.

    uitvoering: het anders dan via algemeen verbindende voorschriften effectueren van genomen besluiten;

  • n.

    Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Toelichting

Lid a

Door de inwerkingtreding van de Omgevingswet moet voor het basistakenpakket verwezen worden naar het Omgevingsbesluit.

 

Lid i en j

De begrippen milieutakenpakket en plustaken zijn aangepast i.v.m. wijzigingen in de regelgeving. Het gaat dan o.a. om de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Alcoholwet.

Toegevoegd is ook het instrument omgevingsplan (naast de bestaande APV) i.v.m. de mogelijkheid van gemeenten hierin regels te stellen voor o.a. milieubelastende activiteiten en het omzetten van de bruidsschat hierin. De APV blijft staan zolang de bepalingen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving nog niet zijn opgenomen in het omgevingsplan.

 

B. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit zestien leden.

  • 2.

    De colleges wijzen ieder uit hun midden één lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3.

    De colleges wijzen ieder uit hun midden één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het plaatsvervangend lid vervangt het lid, bedoeld in lid 1, bij afwezigheid.

  • 4.

    Het in deze regeling ten aanzien van leden van het algemeen bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit vijftien leden.

  • 2.

    De colleges wijzen ieder uit hun midden één lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3.

    De colleges wijzen ieder uit hun midden één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het plaatsvervangend lid vervangt het lid, bedoeld in lid 1, bij afwezigheid.

  • 4.

    Het in deze regeling ten aanzien van leden van het algemeen bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

 

Toelichting

Dit artikel moet gewijzigd worden in verband met de fusie van de gemeenten Purmerend en Beemster.

 

C. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 9 Inlichtingen en verantwoording

 

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van dat college worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemende gemeenten en provincie.

  • 4.

    Het algemeen bestuur geeft de raden en provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van de gemeenteraad of van provinciale staten worden gevraagd.

  • 5.

    De gevraagde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt.

  • 6.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 9 inlichtingen en verantwoording

 

  • 1.

    Het bestuur van de omgevingsdienst verstrekt aan gedeputeerde staten, de colleges, provinciale staten en de raden van de deelnemers alle inlichtingen die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. De inlichtingen worden verstrekt bij de periodieke rapportages.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat dit lid heeft aangewezen en de eigen raad verantwoording schuldig voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond van de Wet open overheid.

 

Toelichting

Het bestuur (algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter) moet de gemeenteraden actief informeren wanneer zij de inschatting maken dat de raden die informatie nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

De tekst van het huidige artikel is aangepast om de actieve informatieplicht duidelijker naar voren te laten komen.

 

D. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 9a dat luidt:

 

Artikel 9a Participatie

  • 1.

    Inwoners van de deelnemers en belanghebbenden kunnen door de deelnemers bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid van het openbaar lichaam betrokken worden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan in overleg met de deelnemer tot een participatieprocedure besluiten die afwijkt van het eerste lid.

 

Toelichting

In de GRODIJ moet worden opgenomen hoe ingezetenen en belanghebbenden van deelnemende gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. ODIJ is een collegeregeling en heeft dus geen verordenende bevoegdheid. Verder is ODIJ een uitvoeringsorganisatie. Het bestuur stelt geen beleid vast. In deze situatie zal de inspraakprocedure plaatsvinden bij de deelnemers zelf op de bij hen gebruikelijke wijze. Artikel 9b is opgenomen om de mogelijkheid open te houden dat het bestuur van ODIJ zelf een inspraakprocedure wil open stellen over een voorgenomen besluit.

 

E. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, inclusief de voorzitter, met inachtneming van de mogelijkheid tot benoeming van een vijfde lid op grond van het derde lid.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde leden worden, naast de voorzitter, door het algemeen bestuur aangewezen uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten Beemster, Bloemendaal, Edam-Volendam, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uitgeest, Waterland, Wormerland en Zandvoort en van provincie Noord-Holland een vijfde lid van het dagelijks bestuur aanwijzen.

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, inclusief de voorzitter, met inachtneming van de mogelijkheid tot benoeming van een vijfde lid op grond van het derde lid.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde leden worden, naast de voorzitter, door het algemeen bestuur aangewezen uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten Bloemendaal, Edam-Volendam, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uitgeest, Waterland, Wormerland en Zandvoort en van provincie Noord-Holland een vijfde lid van het dagelijks bestuur aanwijzen.

 

Toelichting

Dit artikel moet gewijzigd worden in verband met de fusie van de gemeenten Purmerend en Beemster.

 

F. Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 17 Relatie deelnemers – dienst

  • 1.

    Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de taken en bevoegdheden genoemd in artikel 16 worden door of namens het dagelijks bestuur en de deelnemers schriftelijke afspraken gemaakt in de vorm van een afsprakenkader.

  • 2.

    In het afsprakenkader kunnen bepalingen komen te staan inzake:

    • a.

      de omvang en kwaliteit van de te verlenen diensten en te leveren producten door de dienst;

    • b.

      de uitvoering in relatie tot de bepalingen in artikel 33;

    • c.

      de samenwerkingsstructuur en het -overleg;

    • d.

      informatieverstrekking en rapportages;

    • e.

      verplichtingen en kwaliteitsborging, daaronder begrepen de verordeningen als bedoeld in artikel 5.4 van de Wabo;

    • f.

      mandaten en machtigingen;

    • g.

      archivering;

    • h.

      aansprakelijkheden en risico’s;

    • i.

      gegevensbeveiliging en klachten;

    • j.

      duur, wijziging en opzegging van het afsprakenkader.

  • 3.

    Elke deelnemer stelt periodiek beleid vast, waarin de ontwikkelingsrichtingen in het te voeren beleid met betrekking tot de in deze regeling ingebrachte taken uiteen wordt gezet. Mede op basis van dit beleid stelt de dienst jaarlijks een uitvoeringsprogramma op.

  • 4.

    In het uitvoeringsprogramma legt de dienst vast welke diensten en producten op grond van de afsprakenkaders bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden geleverd aan de deelnemer of derde.

Artikel 17 Relatie deelnemers – dienst

  • 1.

    Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de taken en bevoegdheden genoemd in artikel 16 worden door of namens het dagelijks bestuur en de deelnemers schriftelijke afspraken gemaakt in de vorm van een afsprakenkader.

  • 2.

    In het afsprakenkader kunnen bepalingen komen te staan inzake:

    • a.

      de omvang en kwaliteit van de te verlenen diensten en te leveren producten door de dienst;

    • b.

      de uitvoering in relatie tot de bepalingen in artikel 33;

    • c.

      de samenwerkingsstructuur en het -overleg;

    • d.

      informatieverstrekking en rapportages;

    • e.

      verplichtingen en kwaliteitsborging, daaronder begrepen de verordeningen als bedoeld in artikel 18.23 van de Omgevingswet;

    • f.

      mandaten en machtigingen;

    • g.

      archivering;

    • h.

      aansprakelijkheden en risico’s;

    • i.

      gegevensbeveiliging en klachten;

    • j.

      duur, wijziging en opzegging van het afsprakenkader.

  • 3.

    Elke deelnemer stelt periodiek beleid vast, waarin de ontwikkelingsrichtingen in het te voeren beleid met betrekking tot de in deze regeling ingebrachte taken uiteen wordt gezet. Mede op basis van dit beleid stelt de dienst jaarlijks een uitvoeringsprogramma op.

  • 4.

    In het uitvoeringsprogramma legt de dienst vast welke diensten en producten op grond van de afsprakenkaders bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden geleverd aan de deelnemer of derde

 

G. Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 29 Begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande dat waarvoor de begroting dient, toe aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de voorlopige jaarrekening vóór 15 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten resp. provinciale staten van de provincie.

  • 4.

    Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen en wijzigingen en wordt tevens rekening gehouden met de laatst bekende cao-afspraken zoals deze gelden voor de gemeentelijke overheid, het prijsindex-cijfer voor de overheidsconsumptie en inclusief autonome ontwikkelingen.

  • 5.

    De begroting wordt voorzien van een memorie van toelichting waarin voldoende inzicht wordt gegeven in de kosten in relatie tot de te leveren diensten en/of producten.

  • 6.

    De begroting gaat vergezeld van een beredeneerde toelichting, waarin de hoofdlijnen van de gewenste (beleids)ontwikkelingen in het samenwerkingsgebied worden aangegeven.

  • 7.

    Aan de begroting wordt een meerjarenprognose toegevoegd.

  • 8.

    De meerjarenprognose omvat een globale raming van uitgaven en inkomsten en wordt van een toelichting voorzien.

  • 9.

    De in de meerjarenprognose op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting.

  • 10.

    De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de provincie kunnen binnen tien weken na de datum van toezending van de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur hun zienswijze naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin die zienswijze is vervat, bij de begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 11

    Op het wijzigen van de begroting zijn de leden 2 tot en met 7 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij het technische begrotingswijzigingen betreft die niet zorgen voor een verhoging van de bijdragen van de deelnemers. Voor laatstgenoemde begrotingswijzigingen is het algemeen bestuur bevoegd deze vast te stellen zonder daarvoor een zienswijze van de deelnemers te verzoeken.

Artikel 29 Begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande dat waarvoor de begroting dient, toe aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening vóór 30 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten resp. provinciale staten van de provincie.

  • 4.

    Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen en wijzigingen en wordt tevens rekening gehouden met de laatst bekende cao-afspraken zoals deze gelden voor de gemeentelijke overheid, het prijsindex-cijfer voor de overheidsconsumptie en inclusief autonome ontwikkelingen.

  • 5.

    De begroting wordt voorzien van een memorie van toelichting waarin voldoende inzicht wordt gegeven in de kosten in relatie tot de te leveren diensten en/of producten.

  • 6.

    De begroting gaat vergezeld van een beredeneerde toelichting, waarin de hoofdlijnen van de gewenste (beleids)ontwikkelingen in het samenwerkingsgebied worden aangegeven.

  • 7.

    Aan de begroting wordt een meerjarenprognose toegevoegd.

  • 8.

    De meerjarenprognose omvat een globale raming van uitgaven en inkomsten en wordt van een toelichting voorzien.

  • 9.

    De in de meerjarenprognose op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting.

  • 10.

    De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de provincie kunnen binnen twaalf weken na de datum van toezending van de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur hun zienswijze naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin die zienswijze is vervat, bij de begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 11

    Op het wijzigen van de begroting zijn de leden 2 tot en met 7 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij het technische begrotingswijzigingen betreft die niet zorgen voor een verhoging van de bijdragen van de deelnemers. Voor laatstgenoemde begrotingswijzigingen is het algemeen bestuur bevoegd deze vast te stellen zonder daarvoor een zienswijze van de deelnemers te verzoeken.

 

Toelichting

De termijnen en begrippen zijn aangepast aan de Wet gemeenschappelijke regelingen

 

H. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 29a dat luidt:

 

Artikel 29a Zienswijzen bij voorgenomen besluiten

Buiten de bij of krachtens de wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter, waarvoor aan de raden van de deelnemende gemeenten of provinciale staten van de deelnemende provincies een zienswijze, als bedoeld in artikel 10, vijfde lid jº artikel 52 eerste lid, van de wet wordt gevraagd.

 

Toelichting

De mogelijkheid om zienswijzen in te dienen over de ontwerp begroting is al wettelijk vastgelegd. Nieuw in de Wgr is dat in de GRODIJ ook vastgelegd moet worden of de raad zienswijzen over andere besluiten kan indienen. De Kadernota zou bijvoorbeeld voor zienswijzen aan de raad voorgelegd kunnen worden. Dat ligt op het moment van deze technische wijziging van de gemeenschappelijke regeling niet voor de hand omdat de begrotingscyclus en de interne procedure in dat geval aangepast moeten worden.

 

I. Artikel 33 lid 2 wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 33 Verdeling van baten en lasten

  • 1.

    De lasten van de dienst worden gedekt door:

    • a.

      bijdragen van de deelnemers voor de uitoefening van taken zoals bedoeld in artikel 16;

    • b.

      bijdragen van de deelnemers aan schadevergoedingen. Deze schadevergoedingen komen volledig ten laste van de deelnemer binnen wiens aan de dienst opgedragen of overgedragen takenpakket, besluiten als bedoeld in artikel 22 zijn genomen;

    • d.

      inkomsten uit de uitvoering van dienstverleningsovereenkomsten, onder meer op grond van artikel 18;

    • e.

      subsidies, andere bijdragen dan de onder a van dit artikel bedoelde bijdragen en schenkingen;

    • f.

      overige inkomsten;

    • g.

      reserves.

  • 2.

    De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Beemster, Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Purmerend, Uitgeest, Velsen en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 3.

    De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Bloemendaal, Edam-Volendam, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Waterland, Wormerland en Zandvoort voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 gesteld op jaarlijks een bedrag in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De basis voor de berekening van de som in een keer is de minimale afname van 1.115 uur voor gemeente Bloemendaal, 1.917 uur voor gemeente Edam-Volendam, 1.115 uur voor gemeente Heemstede, 680 uur voor gemeente Landsmeer, 621 uur voor gemeente Oostzaan, 1.070 uur voor gemeente Waterland, 1.384 uur voor gemeente Wormerland en 1.346 uur voor gemeente Zandvoort.

Artikel 33 Verdeling van baten en lasten

  • 1.

    De lasten van de dienst worden gedekt door:

    • a.

      bijdragen van de deelnemers voor de uitoefening van taken zoals bedoeld in artikel 16;

    • b.

      bijdragen van de deelnemers aan schadevergoedingen. Deze schadevergoedingen komen volledig ten laste van de deelnemer binnen wiens aan de dienst opgedragen of overgedragen takenpakket, besluiten als bedoeld in artikel 22 zijn genomen;

    • d.

      inkomsten uit de uitvoering van dienstverleningsovereenkomsten, onder meer op grond van artikel 18;

    • e.

      subsidies, andere bijdragen dan de onder a van dit artikel bedoelde bijdragen en schenkingen;

    • f.

      overige inkomsten;

    • g.

      reserves.

  • 2.

    De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Uitgeest, Velsen en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 3.

    De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Bloemendaal, Edam-Volendam, Heemstede, Landsmeer, Purmerend, Oostzaan, Waterland, Wormerland en Zandvoort voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 gesteld op jaarlijks een bedrag in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De basis voor de berekening van de som in een keer is de minimale afname van 1.115 uur voor gemeente Bloemendaal, 1.917 uur voor gemeente Edam-Volendam, 1.115 uur voor gemeente Heemstede, 680 uur voor gemeente Landsmeer, 621 uur voor gemeente Oostzaan, 1.070 uur voor gemeente Waterland, 1.384 uur voor gemeente Wormerland en 1.346 uur voor gemeente Zandvoort.

 

Toelichting

Dit artikel moet gewijzigd worden in verband met de fusie van de gemeenten Purmerend en Beemster.

 

J. Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 36 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan besluiten uit de regeling te treden.

  • 2.

    Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen.

  • 3.

    Uittreding kan slechts plaatsvinden nadat het algemeen bestuur, in overleg met de deelnemer die wenst uit te treden, de financiële en overige gevolgen van de uittreding heeft bepaald.

  • 4.

    Een besluit tot uittreding kan niet worden genomen gedurende de eerste vijf jaar na toetreding.

  • 5.

    De uittreding gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en de uittredende deelnemer, een en ander met inachtneming van bekendmaking van de benodigde besluiten conform artikel 44 van deze regeling.

  • 6.

    In afwijking van het vierde lid kan het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland binnen de eerste vijf jaar na toetreding, een besluit tot uittreding nemen.

Artikel 36 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan besluiten uit de regeling te treden.

  • 2.

    De procedure van uittreding begint zodra het algemeen bestuur het uittredingsbesluit van de deelnemer heeft ontvangen.

  • 3.

    De uittredingstermijn is drie jaar. De termijn begint te lopen na het uittredingsbesluit. De feitelijke uittreding gaat in op 1 januari. Het algemeen bestuur kan van deze termijn afwijken.

  • 4.

    Uitgangspunt bij uittreding is dat de gevolgen voor rekening komen van de uittredende deelnemer. De gevolgen voor het vermogen bestaan in ieder geval uit personeelslasten en overige financiële lasten.

  • 5.

    Uitgangspunt is dat het personeel, dat toe te rekenen is aan de werkzaamheden voor de uittredende deelnemer, in dienst treedt van de uittredende deelnemer. Als dit niet mogelijk is dan komen de afvloeiingskosten voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 6.

    Onder overige financiële lasten als bedoeld in het vierde lid, wordt onder meer verstaan financiële, juridische, en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur geeft aan een onafhankelijke derde de opdracht om een impactanalyse op te stellen. Over deze opdracht heeft het dagelijks bestuur overleg met de uittredende deelnemer.

  • 8.

    De kosten voor de impactanalyse zijn voor de uittredende deelnemer.

  • 9.

    Na de impactanalyse wordt een projectgroep samengesteld die het algemeen bestuur en de uittredende deelnemer op basis van de impactanalyse adviseert.

  • 10.

    De projectgroep bestaat in ieder geval uit:

    • -

      de financiële controllers van de uittredende deelnemer;

    • -

      de financiële controller van de dienst;

    • -

      een afgevaardigde van het dagelijks bestuur;

    • -

      een afgevaardigde van de uittredende deelnemer.

  • 11.

    De uittreedsom is gelijk aan de afvloeiingskosten als bedoeld in lid 4, de overige financiële lasten als bedoeld in lid 6.

  • 12.

    Het algemeen bestuur stelt de uittreedsom vast met in achtneming van het advies van de projectgroep.

  • 13.

    De uittreedsom kan door de uittredende deelnemer gespreid betaald worden gedurende een periode van drie jaar na vaststelling van de uittreedsom.

 

Toelichting

In de huidige GRODIJ is de uittreding summier geregeld. In het nieuwe artikel is de uittredingsprocedure uitgebreider omschreven en is een indicatie gegeven van de kosten die de uittredende deelnemer moet betalen. Het artikel is een basis en wordt als een technische aanpassing gezien om aan de Wgr te voldoen.

 

K. Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 44 Toezending, bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1.

    Het provinciebestuur draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1998 dan wel later op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin goedkeuring door gedeputeerde staten en inschrijving in het gemeentelijk register overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaats gevonden.

  • 3.

    De colleges van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing.

  • 4.

    Het provinciebestuur maakt de (gewijzigde) regeling tijdig in de provincie en alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 44 Toezending, bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1.

    Het provinciebestuur draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1998 dan wel later op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin goedkeuring door gedeputeerde staten en inschrijving in het gemeentelijk register overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaats gevonden.

  • 3.

    De colleges van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing.

  • 4.

    Het provinciebestuur maakt de (gewijzigde) regeling tijdig in de provincie en alle deelnemende gemeenten bekend in het provincieblad.

 

Toelichting

Bekendmakingen van de regeling door de provincie gaan niet meer in de Staatscourant maar in het provinciaal blad (artikel 26 Wgr).

 

L. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 44a dat luidt:

 

Artikel 44a Evaluatie

  • 1.

    Het algemeen bestuur evalueert iedere vier jaar het functioneren van de omgevingsdienst en de dienstverlening aan de deelnemers en bepaalt hierbij de specifieke onderwerpen waar de evaluatie over gaat.

  • 2.

    Het algemeen bestuur rapporteert aan gedeputeerde staten en de colleges wat het resultaat is van de evaluatie en vermeld daarbij de conclusies.

  • 3.

    De wijze waarop de evaluatie en de rapportage plaatsvindt, wordt nader bepaald door het algemeen bestuur.

 

Toelichting

Op grond van artikel 11a Wgr moeten in een gemeenschappelijke regeling afspraken worden gemaakt over evaluatie van de gemeenschappelijke regeling.

 

M. Bijlage 1 1e kolom wordt als volgt gewijzigd:

 

Gedelegeerde bevoegdheden

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

A

Het nemen van besluiten aangaande omgevingsvergunningen, die uitsluitend zien op activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid 1 sub e en sub i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop gebaseerde regelgeving, alsmede het nemen van de besluiten ingevolge de regels bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet bodembescherming, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Algemene wet bestuursrecht. Hieronder wordt mede verstaan besluiten inzake het stellen van nadere eisen, maatwerkbesluiten en gelijkwaardigheidsbesluiten, het afgeven van een schriftelijke verklaring of het verlenen van goedkeuring, het geven van bevelen voor zover de bevoegdheid hiertoe ingevolge de regels bij of krachtens de Wet bodembescherming aan de deelnemers toe zou komen en besluiten die verband houden met de openbaarheid van gegevens, mede ingevolge verzoeken van derden met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur.

A

Het nemen van besluiten aangaande omgevingsvergunningen, die uitsluitend zien op activiteiten als bedoeld in artikel 5.1 eerste lid onder a en artikel 5.1 tweede lid onder b in samenhang met artikel 4.4. tweede lid Omgevingswet en de daarop gebaseerde regelgeving, alsmede het nemen van de besluiten ingevolge de regels bij of krachtens de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht. Hieronder wordt mede verstaan maatwerkbesluiten en gelijkwaardigheidsbesluiten, het afgeven van een schriftelijke verklaring of het verlenen van goedkeuring, het geven van bevelen voor zover de bevoegdheid hiertoe ingevolge de regels bij of krachtens de Omgevingswet en hieraan verbonden overgangsrecht zoals voor de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit en Paragraaf 22.1.1 Omgevingswet, aan de deelnemers toe zou komen en besluiten die verband houden met de openbaarheid van gegevens, mede ingevolge verzoeken van derden met een beroep op de Wet open overheid. Artikel 4.4 eerste lid voor het afhandelen van meldingen voor milieubelastende activiteiten is van overeenkomstige toepassing.

B

Het nemen van besluiten verband houdende met milieu-effectrapportage, als bedoeld in hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer, voor zover deze rapportage wordt opgesteld ten behoeve van het nemen van een milieubesluit

B

Besluiten inzake milieueffectrapportages voor mer-beoordelingsplichtige projecten en besluiten inzake milieueffectrapportages voor mer-plichtige projecten als bedoeld in paragraaf 16.4.2 van de Omgevingswet, voor zover betrekking hebbend op omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten.

 

Taken van de dienst

 

1.1. Vergunningverlening

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

B

Opstellen van en adviseren over actualisatie, verandering, revisie, ambtshalve wijziging of intrekking van (het milieudeel van) enkelvoudige en integrale (concept)omgevingsvergunningen, omgevingsvergunningen beperkte milieutoets en omgevingsvergunningen milieuneutrale wijziging als ook besluiten op verzoeken tot gelijkwaardigheid en het opstellen van maatwerkvoorschriften.

B

Opstellen van en adviseren over actualisatie, revisie, (ambtshalve) wijziging of intrekking van (het milieudeel van) enkelvoudige en integrale (concept)omgevingsvergunningen, als ook besluiten op verzoeken tot gelijkwaardigheid en het opstellen van maatwerkvoorschriften.

B

Het behandelen van diverse meldingen op grond AMvB’s op grond van de Wet milieubeheer en Wet bodembescherming waaronder in ieder geval het Activiteitenbesluit milieubeheer, Besluit lozen buiten inrichtingen en Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval.

B

Het behandelen van diverse meldingen op grond van AMvB’s op grond van de Omgevingswet en de Wet milieubeheer en hieraan verbonden overgangsrecht waaronder in ieder geval het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving inzake het mobiel breken van bouw- en sloopafval. Het overgangsrecht omvat o.a. de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit en Besluit lozen buiten inrichtingen en Paragraaf 22.1.1 Omgevingswet.

M

Opstellen van ontheffing voor de verbranding van afvalstoffen.

M

Opstellen van besluiten over de verbranding van afvalstoffen.

M

Opstellen van en adviseren over laad- en losvergunningen vuurwerk.

M

Opstellen van- en adviseren over toestemmingen voor het laden en lossen van vuurwerk.

B

Het voeren van procedures verband houdende met vergunningverlening op basis van de Wabo, met uitzondering van besluiten op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en op grond van de Provinciale Ruimtelijke verordening Structuurvisie

B

Het voeren van procedures verband houdende met vergunningverlening en andere besluiten behorend tot het basistakenpakket op basis van de Omgevingswet, Wet milieubeheer en hieraan verbonden overgangsrecht, zoals voor de Wet bodembescherming, met uitzondering van besluiten op grond van de Wet Natuurbescherming en op grond van de Omgevingsverordening Noord Holland.

P

Het voeren van procedures verband houdende met vergunningverlening op basis van de Wet bodembescherming

Vervalt.

 

1.2 Toezicht en handhaving

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

B

Uitvoeren van controle- en handhavingsprogramma’s en meer in het algemeen het houden van toezicht op de naleving van milieuwet- en regelgeving bij inrichtingen behorende tot het basistakenpakket.

B

Uitvoeren van controle- en handhavingsprogramma’s en meer in het algemeen het houden van toezicht op de naleving van milieuwet- en regelgeving bij milieubelastende activiteiten behorende tot het basistakenpakket.

M

Uitvoeren van controle- en handhavingsprogramma’s en meer in het algemeen het houden van toezicht op de naleving van milieuwet- en regelgeving bij inrichtingen niet behorende tot het basistakenpakket.

Uitvoeren van controle- en handhavingsprogramma’s en meer in het algemeen het houden van toezicht op de naleving van milieuwet- en regelgeving bij milieubelastende activiteiten niet behorende tot het basistakenpakket.

B

Toezicht bij sloopwerkzaamheden en op naleving van het Asbestverwijderingsbesluit.

B

Toezicht bij sloopwerkzaamheden en op naleving van het Asbestverwijderingsbesluit en het Besluit bouwwerken leefomgeving.

 

1.6 APV

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

M

Opstellen van en toezicht op geluidontheffingen horeca o.g.v. APV.

M

Opstellen van en toezicht op geluidontheffingen horeca o.g.v. APV en het Omgevingsplan.

 

2. Specialistische milieuregelgeving

 

2.1. Bodem

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

B

Advisering inzake benodigd onderzoek in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.

B

Advisering inzake benodigd bodemonderzoek in het kader van de Omgevingswet en het Besluit bodemkwaliteit.

 

2.3. Externe veiligheid

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

M

Het adviseren, het voorbereiden en uitvoeren van plannen en projecten en het voeren van procedures met betrekking tot externe veiligheid.

M en B

Het adviseren over-, het voorbereiden- en uitvoeren van omgevingsvisies, (omgevings)plannen, projectbesluiten en projecten en het voeren van procedures met betrekking tot omgevingsveiligheid.

 

2.4.Natuur en biodiversiteit

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

M

Advisering inzake de Natuurbeschermingswet 1998 en/of de Flora- en faunawet (Wet natuurbescherming) specifiek met betrekking tot omgevingsvergunningverlening, ruimtelijke planvorming, bouwprojecten en onderhoudswerkzaamheden

M

Advisering inzake de Wet natuurbescherming specifiek met betrekking tot (het wijzigen van) omgevingsplannen, omgevingsvergunningverlening, projectbesluiten, bouwprojecten en onderhoudswerkzaamheden.

 

3. Ruimtelijke plannen en bouwplannen

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

M

Adviseren omtrent ruimtelijke planvorming en bouwplannen op de aspecten externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, milieuzonering, bodem, ecologie, duurzaam bouwen.

M

Adviseren omtrent (wijzigingen van) omgevingsplannen, en (aanvragen voor) omgevingsplanactiviteiten en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten en projectbesluiten op de aspecten behorend tot het milieutakenpakket en duurzaam bouwen.

 

4. Milieubeleid

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

M

Het voorbereiden en (doen) uitvoeren van taken, projecten en programma’s, onder meer op het gebied van geluid, lucht, water, bodem, afval, veiligheid, energie, verkeer en zonodig op raakvlakken met andere beleidsterreinen.

M

Het voorbereiden en (doen) uitvoeren van taken, projecten, en programma’s, onder meer op het gebied van geluid, lucht, water, bodem, afval, natuur, veiligheid, energie, verkeer en zonodig op raakvlakken met andere beleidsterreinen.

 

5. Organisatie, beleid en ondersteuning

 

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Het invulling geven aan het “coördinatie- en informatiepunt vergunningverlening, toezicht en handhaving”, waarbij tenminste zorg wordt gedragen voor:

  • Technische- en juridische- beleidsmatige en organisatorische ondersteuning van de uitvoering van handhavings-, of beleidsprojecten van derden;

  • Het verzamelen, beheren en verstrekken van voor de (milieu) handhaving relevante en actuele informatie;

  • Verzorgen en in stand houden van een actueel inrichtingenbestand;

  • Het opstellen van (meerjaren) uitvoeringsprogramma’s en coördinatie van de in deze programma’s overeengekomen acties;

  • Coördinatie en organisatie van de inzet van handhavingsteams;

  • Voortgangs- en kwaliteitsbewaking, o.a. door periodieke verslaglegging van de uitvoering van de uitvoeringsprogramma’s

Het invulling geven aan het “coördinatie- en informatiepunt vergunningverlening, toezicht en handhaving”, waarbij tenminste zorg wordt gedragen voor:

  • Technische- en juridische- beleidsmatige en organisatorische ondersteuning van de uitvoering van handhavings-, of beleidsprojecten van derden;

  • Het verzamelen, beheren en verstrekken van voor de (milieu) handhaving relevante en actuele informatie;

  • Verzorgen en in stand houden van een actueel bestand van milieubelastende activiteiten;

  • Het opstellen van (meerjaren) uitvoeringsprogramma’s en coördinatie van de in deze programma’s overeengekomen acties;

  • Coördinatie en organisatie van de inzet van handhavingsteams;

  • Voortgangs- en kwaliteitsbewaking, o.a. door periodieke verslaglegging van de uitvoering van de uitvoeringsprogramma’s

 

Artikel II Inwerkingtreding

De wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst IJmond treedt in werking op 1 juli 2024.

Haarlem, 11 juni 2024

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

Naar boven