Provinciaal blad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2024, 10609 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2024, 10609 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling recreatieschap Stichtse Groenlanden
De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, De Ronde Venen, Houten, Lopik, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Woerden en IJsselstein; en provinciale staten en gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;
De gemeenschappelijke regeling Stichtse Groenlanden te wijzigen, zodat deze als volgt komt te luiden:
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3 Werkingsgebied en te behartigen belangen
Deze regeling is getroffen ter behartiging van het belang van de deelnemers bij de uitvoering van de intergemeentelijke recreatie en de bescherming van de natuur en het landschap. Met betrekking tot dit belang worden aan het recreatieschap bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend die aan de besturen van de deelnemende gemeenten toekomen en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4 van deze regeling.
De binnen het gebied gelegen gemeenten onthouden zich van regeling en bestuur waartoe het recreatieschap bevoegd is, indien door die gemeentelijke activiteiten schade zou kunnen worden toegebracht aan de uitvoering van de intergemeentelijke belangen van recreatie of de belangen van natuur en landschap.
Paragraaf II: Het algemeen bestuur
De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats zodra de gemeenteraden respectievelijk provinciale staten de nieuwe colleges van burgemeester en wethouders respectievelijk van gedeputeerde staten hebben samengesteld na de gemeenteraadsverkiezingen respectievelijk statenverkiezingen.
Een lid dat ophoudt lid te zijn van provinciale staten, de gemeenteraad, het college van gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders houdt tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Een tussentijds aangewezen lid wordt aangewezen voor de resterende bestuursperiode van de opengevallen plaats. Het aanwijzen ter vervulling van plaatsen die tussentijds openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na dat openvallen.
Artikel 7 Taken en bevoegdheden
Indien het algemeen bestuur een besluit als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder d wenst vast te stellen, te wijzigen of in te trekken, legt het een voorstel daartoe met toelichting voor aan de raden van de gemeenten en aan provinciale staten. De raden van de gemeenten en provinciale staten kunnen binnen 3 maanden na verzending van het voorstel, schriftelijk hun oordeel inzake dat voorstel geven. Het algemeen bestuur besluit niet alvorens deze termijn verstreken is dan wel het bericht van de raden van alle gemeenten en provinciale staten is ontvangen. Deze procedure geldt niet voor algemeen verbindende voorschriften of besluiten ter bescherming van werken, inrichtingen of eigendommen van het recreatieschap.
Deze regeling laat onverlet de bevoegdheid van de besturen van de gemeenten algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in het vierde lid vast te stellen die aanvullende bepalingen bevatten ten aanzien van onderwerpen, waarin een algemeen verbindend voorschrift van het recreatieschap reeds heeft voorzien, tenzij deze bepalingen in strijd zijn met de door het recreatieschap vastgestelde bepalingen.
Op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten en Provinciale Staten gezamenlijk stelt het algemeen bestuur een gemeenschappelijke Raadsadviescommissie, zoals bedoeld in artikel 24a van de Wgr, in die het algemeen bestuur van advies kan voorzien, de besluitvorming van de raden van de deelnemende gemeenten en Provinciale Staten met betrekking tot de regeling kan voorbereiden of de raden en Staten van advies kan voorzien.
Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, de taken en werkwijze van de commissie zoals bedoeld in het achtste lid, nadat het de raden en Provinciale Staten van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid heeft gesteld hun wensen en bedenkingen hieromtrent ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
Besluitvorming in het algemeen bestuur geschiedt bij gewone meerderheid, tenzij het gaat om:
De begroting van het programma werkgebied Stichtse Groenlanden (Programma A) respectievelijk het programma werkgebied Vinkeveense Plassen (Programma B). Conform het bepaalde in artikel 20, zevende lid van deze regeling, kunnen de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op beide programma's alleen worden aangenomen als de leden van het algemeen bestuur aangewezen door de raad van de gemeente De Ronde Venen en provinciale staten (voor Programma B) respectievelijk de leden van het algemeen bestuur aangewezen door provinciale staten en de raden van de overige gemeentelijke deelnemers (voor Programma A) vóór stemmen.
Artikel 10 Inlichtingenplicht en verantwoording
Het algemeen bestuur, en ieder lid afzonderlijk, geeft aan de raden, Staten en de colleges van de deelnemers gevraagd en ongevraagd alle informatie die nodig is voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid.
De verlangde inlichtingen worden in beginsel schriftelijk en zo spoedig mogelijk door het algemeen bestuur verstrekt.
Paragraaf III: Het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, allen aan te wijzen door het algemeen bestuur uit zijn leden, te weten de voorzitter, een lid van het algemeen bestuur aangewezen door provinciale staten van de provincie Utrecht, een lid van het algemeen bestuur aangewezen door de raad van de gemeente Utrecht, een lid van het algemeen bestuur aangewezen door de raad van een gemeente uit Programma A en een lid van het algemeen bestuur aangewezen door de raad van een gemeente uit Programma B. Hierbij geldt dat de leden van het dagelijks bestuur te allen tijde afkomstig dienen te zijn van vijf verschillende deelnemers.
De leden van het dagelijks bestuur worden door het algemeen bestuur aangewezen uiterlijk een maand na het tijdstip van aantreden per geleding van ofwel de leden van het algemeen bestuur die aangewezen worden door de raden, ofwel de leden die aangewezen worden door de provinciale staten. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Periodiek aftredende leden kunnen dadelijk opnieuw worden aangewezen. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.
Artikel 12 Taken en bevoegdheden
Het dagelijks bestuur fungeert als voorbereidend gremium voor het algemeen bestuur en voert diens besluit uit. Tot de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren daartoe:
Het opstellen van de vierjaarlijkse kadernota, de ontwerpbegroting, de begroting, incl. de investeringsbegroting en het vierjaarlijkse uitvoeringsplan die voor zienswijzen aan de deelnemers worden voorgelegd voordat deze stukken in het algemeen bestuur vastgesteld worden. Ook vermogensbeheer is een taak van het dagelijks bestuur.
Artikel 14 Inlichtingenplicht en verantwoording
De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. Zij leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af aan het algemeen bestuur. Het afleggen van verantwoording gebeurt mondeling in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur en indien het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur daartoe besluit, tevens schriftelijk.
De voorzitter is tevens de voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door en uit de leden van het algemeen bestuur aangewezen. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden aangewezen bij verkiezing voor de tijd dat zij lid zijn van het algemeen bestuur, voor een periode van vier jaar. Periodiek aftredende voorzitter en plaatsvervangend voorzitter kunnen dadelijk opnieuw worden aangewezen.
HOOFDSTUK IV VIERJARIG UITVOERINGSPLAN
Het algemeen bestuur stelt niet eerder dan 6 maanden en niet later dan 9 maanden na aantreding na de gemeenteraadsverkiezingen een vierjaarlijks uitvoeringsplan vast. Dit uitvoeringsplan bevat de inhoud en financiële kaders van de opdracht tot taakuitvoering bedoeld in artikel 4 lid 1 onder a en b en de prestatie-indicatoren en kwaliteitseisen voor de uitvoeringsorganisatie(s), als bedoeld in artikel 7, lid 3 van deze regeling.
Paragraaf II, Kaders en begroting
Artikel 19 Vierjarig financieel perspectief
Het dagelijks bestuurt stelt het ontwerp van het vierjarig financieel perspectief vast, waarin de hoofdlijnen van het financiële beleid en de hoogte van de financiële bijdrage van de deelnemers voor de komende 4 jaar uitgewerkt worden. De raden en provinciale staten kunnen hun zienswijze binnen 12 weken na de datum van ontvangst van het ontwerp van het vierjarig financieel perspectief ter kennis brengen aan het dagelijks bestuur.
Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting, met daarin opgenomen de algemene financiële en beleidsmatige kadernota voor het betreffende begrotingsjaar, uiterlijk voor 30 april voorafgaande aan het jaar waarvoor deze begroting dient aan de raden en de provinciale staten. De raden en provinciale staten kunnen hun zienswijze binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de ontwerpbegroting ter kennis brengen aan het dagelijks bestuur.
Het dagelijks bestuur besluit op basis van consensus over de ontwerpbegroting, die het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid aanbiedt aan de raden en provinciale staten. Wanneer in de eerste vergadering van het dagelijks bestuur geen consensus wordt bereikt over de ontwerpbegroting, wordt een tweede vergadering belegd waarbij rekening wordt gehouden met de wettelijke termijn als bedoeld in het tweede lid. Wanneer dan alsnog consensus wordt bereikt, wordt de ontwerpbegroting naar de raden en staten verzonden en wordt de procedure als bedoeld in het tweede lid gevolgd. Wanneer ook in de tweede daartoe belegde vergadering van het dagelijks bestuur over de ontwerpbegroting geen consensus wordt bereikt, wordt de ontwerpbegroting inclusief de zienswijzen van de verschillende leden van het dagelijks bestuur eerst aan het algemeen bestuur voorgelegd. De zienswijzenprocedure naar de deelnemers wordt hiermee opgeschort tot na de vaststelling van de ontwerpbegroting in het algemeen bestuur.
Het dagelijks bestuur brengt deze zienswijzen bij aanbieding van de ontwerpbegroting ter kennis van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten en de Staten van de deelnemende provincie schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
De leden van het algemeen bestuur aangewezen door de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht beschikken bij het stemmen over de vaststelling van de begroting elk over drie stemmen. De begroting van het programma werkgebied Vinkeveense Plassen (B) respectievelijk het programma werkgebied Stichtse Groenlanden (A) kan alleen worden aangenomen als de leden van het algemeen bestuur aangewezen door de gemeente De Ronde Venen en provinciale staten respectievelijk de leden van het algemeen bestuur aangewezen door provinciale staten en de overige gemeentelijke deelnemers voor stemmen. Wanneer dit niet het geval is, wordt de ontwerpbegroting niettemin vastgesteld, maar wordt het budget van het begrotingsprogramma dat niet is aangenomen in de begroting gefixeerd op het niveau van het lopende begrotingsjaar.
Artikel 21 Wijziging begroting
In gevallen, dit ter beoordeling van het algemeen bestuur, kan een wijziging van de begroting die geen verhoging tot gevolg heeft van begrote deelnemersbijdragen voor het betreffende begrotingsjaar, worden vastgesteld door het algemeen bestuur zonder dat de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van hun zienswijze hebben kunnen geven. Van de vaststelling door het algemeen bestuur van een dergelijke begrotingswijziging wordt mededeling gedaan aan de deelnemers.
Paragraaf II, Jaarrekening, bijdrageregeling
Het algemeen bestuur stelt conform de stemverhoudingen als opgenomen in artikel 20, lid 6, een bijdrageregeling vast waarin de bijdragen die de deelnemers verschuldigd zijn geregeld worden.
Deze bijdragen kunnen worden gesplitst in een algemene bijdrage voor de basisbegroting en een specifieke bijdrage voor de kosten van de begrotingsprogramma’s van de afzonderlijke gebieden. Voor het vaststellen van de deelnemersbijdrage wordt een budgetperiode van vier jaar gehanteerd, met afrekening en herijking na afloop van elke budgetperiode.
Indien het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet deze onverwijld aan het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet respectievelijk aan de Minister van Binnenlandse Zaken van de deelnemende provincie het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 Provinciewet.
Het dagelijks bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in de Archiefwet een regeling vast betreffende de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de bij deze regeling ingestelde organen, alsmede omtrent het toezicht daarop. Deze regeling wordt meegedeeld aan gedeputeerde staten.
HOOFDSTUK VII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Toetreding van een gemeente of een provincie kan plaatsvinden door een daartoe strekkend besluit van de desbetreffende daartoe wettelijk bevoegde bestuursorganen en indien er overeenstemming bestaat tussen die gemeente of provincie en het algemeen bestuur over de financiële gevolgen van de toetreding. Artikel 31 is van overeenkomstige toepassing.
Een deelnemer kan geheel of gedeeltelijk uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende deelnemer en na verkregen toestemming van de betreffende raad of de Staten. Onder gedeeltelijk uittreden wordt verstaan het vanaf een bepaalde datum niet langer afnemen van diensten van c.q. het niet langer delegeren van tot dan toe gedelegeerde taken en bevoegdheden of het niet langer mandateren van tot dan toe gemandateerde taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling.
In het geval diensten, taken en bevoegdheden door alle deelnemers die de betreffende diensten, taken en bevoegdheden afnemen hebben gedelegeerd of gemandateerd met ingang van dezelfde datum niet langer worden afgenomen c.q. niet langer worden gedelegeerd of gemandateerd, stellen de colleges met elkaar een plan op waarin alle aspecten en gevolgen daarvan worden geregeld, zodat er geen sprake is van achterblijvende kosten en achterblijvend personeel.
Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 30 lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de de definitieve uittreedsom.
De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op:
Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
Het openbaar lichaam alsmede de uittredende deelnemer is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan kan het Algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aanwijzen die in opdracht van het Algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het Algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het Uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.
Het Algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het Dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het Algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het Algemeen bestuur.
Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 27 en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.
Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 27 en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het Algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het Algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het Algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.
Artikel 30 Verplichtingen uittreder
De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
HOOFDSTUK VIII SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
De verordeningen en andere besluiten, die getroffen zijn op grond van de gemeenschappelijke regeling recreatieschap Vinkeveense Plassen, en door De Ronde Venen binnen haar grondgebied van toepassing zijn verklaard, blijven op dat grondgebied van kracht totdat deze ingetrokken zijn of door andere krachtens deze regeling zijn vervangen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-10609.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.