Provinciaal blad van Flevoland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Flevoland | Provinciaal blad 2024, 10351 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Flevoland | Provinciaal blad 2024, 10351 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek
Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland en de provincie Noord-Holland en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Zeewolde, Blaricum, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, en Wijdemeren, ieder voor zover bevoegd,
Het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afspraken hebben gemaakt over de vorming van regionale uitvoeringsdiensten, het takenpakket dat deze diensten in ieder geval moeten gaan uitvoeren en de kwaliteitsnormering van vergunningverlening en handhaving;
De provincies Flevoland en Noord-Holland en de bovengenoemde deelnemende gemeenten hebben besloten tot oprichting van een Omgevingsdienst;
De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek namens de provincies en de deelnemende gemeenten vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken gaat uitvoeren op het gebied van het milieu-(en omgevingsdomein);
Dat de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders en Gedeputeerde Staten zijn overeengekomen een gemeenschappelijke regeling te treffen voor het vormen van een Omgevingsdienst.
Dat de colleges van burgemeester en wethouders en Gedeputeerde Staten op voorstel van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek besloten hebben om, naar aanleiding van de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen op 1 juli 2022, de gemeenschappelijke regeling te wijzigen;
de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Provinciewet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht; de toestemmingen van Provinciale Staten van Flevoland en Noord-Holland; de toestemmingen van de gemeenteraden van de gemeenten.
de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek te wijzigen, zodat deze als volgt luidt:
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1. Algemene bepalingen
Waar in deze regeling artikelen van de Provinciewet of Gemeentewet, dan wel andere wettelijke regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, tenzij anders vermeld, in die artikelen voor de provincie, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning, respectievelijk de gemeente, de raad, het college (van burgemeester en wethouders), de burgemeester, gelezen: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk 2: Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek
De Omgevingsdienst kan adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van milieu en verzorgt de uitvoering van programma’s en projecten voor de deelnemers, waaronder begrepen het ontwikkelen en handhaven van een gemeenschappelijk uitvoerend milieubeleid, het leveren van milieutechnische kennis, het uitvoeren van onderzoek en metingen en het leveren van een bijdrage aan beleidsontwikkeling.
Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen ter bescherming van het milieu, de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede tot en met zesde lid, ter uitvoering strekken van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door hun wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die in de genoemde artikelleden aan de Omgevingsdienst zijn gemandateerd en waartoe de Omgevingsdienst gemachtigd is.
De Omgevingsdienst kan op hun verzoek aan deelnemers en derden, zijnde niet deelnemers aan deze regeling, adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten tegen vergoeding. Hieronder valt in elk geval ook het organiseren en verzorgen van opleidingen gerelateerd aan het takenpakket van de Omgevingsdienst.
De deelnemende gemeenten kunnen er voor kiezen om voor de ondersteuning van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, aanvullende onderdelen onder te brengen bij de Omgevingsdienst, voor zover deze taken niet op grond van de wet reeds aan het bestuur van de Veiligheidsregio Flevoland onderscheidenlijk de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek dan wel de GGD Flevoland of de GGD Gooi en Vechtstreek toekomen.
Hoofdstuk 3: Inrichting en samenstelling van het bestuur
Het bestuur van de Omgevingsdienst bestaat in ieder geval uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Artikel 6. Samenstelling algemeen bestuur
Gedeputeerde Staten wijzen uit hun midden ieder één lid in het algemeen bestuur aan. Indien een provincie meer dan 20% van de financiële bijdrage als bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor zijn rekening neemt, dan wijzen Gedeputeerde Staten van deze provincie twee leden in het algemeen bestuur aan. Deze leden hebben ieder de helft van het aantal stemmen van de betreffende deelnemer, als bedoeld in artikel 7, eerste lid.
De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid in het algemeen bestuur aan. Indien een gemeente meer dan 20% van de financiële bijdrage als bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor zijn rekening neemt, dan wijst het college van deze gemeente twee leden in het algemeen bestuur aan. Deze leden hebben ieder de helft van de stemmen van de betreffende deelnemers, als bedoeld in artikel 7, eerste lid.
De colleges en Gedeputeerde Staten wijzen voor de door hen benoemde leden van het algemeen bestuur plaatsvervangende leden aan, die de door hen benoemde leden bij ontstentenis of verhindering vervangen. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur zoals bedoeld in het tweede, derde en vierde lid geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor het betreffende college of Gedeputeerde Staten worden benoemd en vindt zo spoedig mogelijk plaats na vorming van het betreffende college of Gedeputeerde Staten in nieuwe samenstelling.
Wanneer een lid van het algemeen bestuur ophoudt lid te zijn van het college of Gedeputeerde Staten dat hem heeft benoemd, dan houdt hij tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Het college of Gedeputeerde Staten dat hem heeft benoemd, voorziet zo spoedig mogelijk in de vervulling van de vacature.
Onverminderd het bepaalde in de artikel 52 juncto artikel 20 van de Wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van de Omgevingsdienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met een ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van één van de deelnemers dan wel de Omgevingsdienst op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 9. Vergaderingen algemeen bestuur
Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Artikel 11. Zienswijze bij voorgenomen besluiten
Tenzij het algemeen bestuur anders bepaald, worden er buiten de in deze regeling of bij of krachtens de wet bepaalde gevallen geen besluiten van het algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten of provinciale staten van de deelnemende provincies voorgelegd voor een zienswijze, als bedoeld in artikel 52, eerste lid, juncto artikel 10, vijfde lid, van de Wet.
Artikel 15. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is belast met:
besluiten namens de Omgevingsdienst, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist; en
Artikel 16. Zienswijzen bij voorgenomen besluiten
Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van het dagelijks bestuur, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze, als bedoeld in artikel 52, eerste lid, juncto 10, vijfde en zesde lid van de Wet, wordt gevraagd.
Artikel 19. Zienswijzen bij voorgenomen besluiten
Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van de voorzitter, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze, als bedoeld in artikel 52, eerste lid, juncto artikel 10, vijfde en zesde lid van de Wet, wordt gevraagd.
Hoofdstuk 4: Informatie en Verantwoording
Artikel 21. Informatie en verantwoording van leden van het algemeen bestuur aan college of Gedeputeerde Staten
Artikel 22. Informatie en verantwoording van leden van het dagelijks bestuur aan algemeen bestuur
Hoofdstuk 7: Financiën en beheer van de Omgevingsdienst
De raden en Provinciale Staten kunnen binnen twaalf weken hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur stelt de raden en Provinciale Staten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Het algemeen bestuur past jaarlijks bij het vaststellen van de begroting van enig jaar voor 80% van de begroting een indexering gebaseerd op de Loonvoet sector overheid en voor 20% van de begroting een indexering gebaseerd op de Prijs overheidsconsumptie, netto materieel uit de “Septembercirculaire gemeentefonds” van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toe, die betrekking heeft op het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat en voor het desbetreffende begrotingsjaar is geprognosticeerd.
De raden en Provinciale Staten kunnen tot 1 oktober van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, hun zienswijze over het voorstel voor een definitieve resultaatsbestemming naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij het voorstel voor een definitieve resultaatsbestemming, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het algemeen bestuur stelt de definitieve resultaatsbestemming zo spoedig mogelijk vast na de in de eerste volzin van dit lid genoemde datum.
Artikel 30. Vaststellen vergoeding voor dienstverlening
Het algemeen bestuur kan bij reglement regels stellen omtrent de verdeling van de kosten. Een dergelijk reglement wordt eens in de drie jaar aangepast. In de begroting is, met inachtneming van het reglement, opgenomen welke diensten de deelnemers afnemen en welke vergoeding elke deelnemer hiervoor aan de Omgevingsdienst is verschuldigd. Het tarief voor de diensten is gebaseerd op de kostprijs, verhoogd met een opslag voor onvoorzien en reservevorming.
Artikel 32. Reserves en voorzieningen
Het algemeen bestuur stelt een financieel reglement vast met betrekking tot de reserves en voorzieningen van de Omgevingsdienst en benoemt daarbij een aan te houden noodzakelijk niveau van de algemene reserve, passend bij het risicoprofiel van de Omgevingsdienst.
Hoofdstuk 9 Toe- en uittreding
Uittreding vindt plaats na een daartoe strekkend besluit van het uittredende bestuursorgaan, onverminderd het bepaalde in artikel 51, tweede tot en met vierde lid van de Wet. Het uittredende bestuursorgaan zendt het besluit aan het algemeen bestuur. De procedure vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.
Onverminderd het bepaalde in dit artikel zijn de laatstelijk door het algemeen bestuur vastgestelde en geldende spelregels inzake het toevoegen of terugtrekken van taken of diensten, zoals deze luiden op het moment van de start van de procedure als bedoeld in het tweede lid, van overeenkomstige toepassing op de gevolgen van uittreding als bedoeld in de vorige volzin.
Artikel 38. Geschillenregeling
Voordat over geschillen, omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van een regeling tussen besturen van de deelnemers of tussen besturen van een of meer deelnemers en het bestuur van de Omgevingsdienst, de beslissing van de burgerlijke rechter wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door deelnemers in te stellen geschillencommissie of een door de deelnemers aan te wijzen mediator.
Toelichting bij Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek
In deze gemeenschappelijke regeling zijn de meest essentiële zaken opgenomen, waarmee wordt voldaan aan de wens om een ‘lichte’ regeling. De regeling is zo flexibel mogelijk geformuleerd, in die zin dat de regeling op onderdelen met nadere regels of beleidsregels verder concreet kan worden aan- of ingevuld. In het vervolg op de gemeenschappelijke regeling zullen andere besluiten, zoals mandaatbesluiten e.d. worden vastgesteld.
De regeling geeft de basis voor een taakgerichte uitvoeringsorganisatie waar nadrukkelijk geen sprake is van bevoegdheidsoverdracht. Taken worden uitgevoerd op basis van mandaatverlening door de bevoegde gezagen.
Een aantal bepalingen in deze gemeenschappelijke regeling behoeft strikt genomen niet in de regeling te worden opgenomen omdat deze bepalingen al in bijv. de Wet gemeenschappelijke regelingen staan. Het betreft o.m. de bepalingen met betrekking tot het instellen van commissies van advies (artikel 24) en het naar voren brengen van zienswijzen op de ontwerpbegroting (artikel 28).
Dergelijke bepalingen zijn opgenomen met het oog op de leesbaarheid van de regeling in de praktijk van alle dag.
De Omgevingsdienst Flevoland Gooi en Vechtstreek moet groeien tot een robuuste en toekomst vaste organisatie, waardoor een adequate taakuitoefening voor het gebied van de provincie Flevoland en van de gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek wordt gewaarborgd. De eenduidigheid in de aanpak van vergunningverlening en handhaving wordt vergroot. Door het bundelen van kennis en taken worden synergievoordelen behaald. De effectiviteit van beleid en uitvoering wordt versterkt doordat de uitvoeringsdienst zorg draagt samen met de deelnemende partijen voor het rond maken van de Plan Do Check Act cyclus. Vanuit zijn uitvoeringsgerichtheid adviseert de dienst bij beleidsontwikkeling.
De uitvoeringsdienst heeft een belangrijke opgave in de bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving keten, zowel door het afspreken van handhaving arrangementen als het uitwisselen van informatie met ketenpartners.
Het toekomstperspectief van de dienst is een groeiende organisatie, zowel met andere partijen als met andere taken. Binnen dit perspectief is ruimte voor individuele wensen van betrokken partijen. De basis van het bestaansrecht van de dienst is dat zij een gebiedsautoriteit is op het gebied van milieu, wellicht op termijn uitgebreid naar het gehele omgevingsrecht.
Aan artikel 2 is ook toegevoegd het belang waarvoor de gemeenschappelijke regeling is getroffen (vgl. art 51 Wgr), dat ook in de gemeenschappelijke regeling moet zijn opgenomen (art. 52 jo. art. 10 lid 1 Wgr).
Artikel 3, eerste lid bepaalt dat er een openbaar lichaam wordt ingesteld krachtens artikel 52, eerste lid juncto artikel 8 eerste lid van de Wgr. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid (artikel 52 juncto artikel 8 eerste lid Wgr jo. Artikel 2:1 tweede lid Burgerlijk Wetboek) en kan zodoende ook privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten (artikel 2:1, derde lid jo. Art. 2:5 jo. Art. 3:32 van het Burgerlijk Wetboek). Hierdoor kunnen samenwerkingsverbanden ten behoeve van de bedrijfsvoering dan wel samenwerkingsverbanden met de deelnemende partijen en/of andere Omgevingsdiensten worden aangegaan.
Het werkgebied van het openbaar lichaam betreft het grondgebied van de deelnemers (voor de provincie Noord-Holland beperkt tot de het gebied van de gemeenten Blaricum, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, en Wijdemeren).
Op basis van artikel 4, achtste lid is het voor OFGV ook mogelijk om opleidingen (taken) te verrichten voor andere gemeenten die niet binnen voorgenoemd werkgebied vallen. Door de extra zinsnede ‘behoudens dienstverlening aan derden als bedoeld in artikel 4, achtste lid’, kan er geen verwarring ontstaan over het werkgebied.
In artikel 4 is een globale weergave van de taken van de Omgevingsdienst opgenomen. Tot die taken behoren in ieder geval de taken zoals bedoeld in artikel 18.22 van de Omgevingswet en de daarbij behorende bij of krachtens dat artikel de Omgevingswet vastgestelde regelgeving (basistakenpakket). De taakbeschrijving kan verder worden verfijnd. Tevens dienen de mandaatverhoudingen te worden geregeld. In principe zal een en ander door middel van uitvoeringsregels worden vastgesteld. De bevoegdheid daarvoor ligt bij de colleges van GS en de
colleges van de gemeenten. Op deze wijze kan een grote mate van flexibiliteit ontstaan.
In artikel 4, derde en vierde lid, wordt met het ‘door de colleges vastgestelde beleid’ respectievelijk het ‘door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleid’ bedoeld het ‘lokaal vastgestelde uniforme VTH-beleidskader’.
In artikel 4 lid 8 is geregeld dat de uitvoeringsdienst voor derden, niet deelnemers, werkzaamheden kan verrichten. Lid 10 zegt dat de omvang van deze werkzaamheden per jaar niet meer mag zijn dan 20% van de jaaromzet van de dienst. Deze eis staat vermeld om vast te leggen dat de Omgevingsdienst het merendeel van zijn activiteiten verricht voor de deelnemers, zoals artikel 2.24b lid 1 aanhef en onder b Aanbestedingswet 2012 ook eist. Dit om problemen met het aanbestedingsrecht te voorkomen. Gelet op de bestaande jurisprudentie wordt hiermee voldoende feitelijk onderscheid tussen “overheid” en “markt” gerealiseerd.
Het tiende lid van artikel 4 gaat uitsluitend over aanvullende ondersteuning, voor zover dit niet reeds om taken van de veiligheidsregio’s of regionale gezondheidsdiensten gaat.
Art. 6 Samenstelling algemeen bestuur
In het algemeen bestuur zal namens alle deelnemers een vertegenwoordiger (gedeputeerde, wethouder) zitting hebben. Het aantal Dagelijks Bestuursleden is gemaximeerd op vijf. Sinds 2015 schrijft artikel 14 lid 3 Wgr voor dat het dagelijks bestuur niet langer een meerderheid mag hebben in het algemeen bestuur. Dit kan op drie manieren worden opgelost: door een verkleining van het dagelijks bestuur, door een andere zetelverdeling in het dagelijks bestuur (meer “kleinere partijen” i.p.v. “grotere partijen” of door een vergroting van het algemeen bestuur. Om de huidige structuur zoveel mogelijk in tact te laten en toch aan de nieuwe Wgr te voldoen wordt voorgesteld een kleine, cosmetische ingreep te doen. De grootste partijen, die meer dan 20% van de stemmen in het algemeen bestuur hebben, krijgen twee leden in het algemeen bestuur. Die twee leden hebben dan ieder 10% van de stemmen (of althans ieder de helft van het totaal aantal van de deelnemer). Op die manier kan, met de huidige spreiding in het dagelijks bestuur, het dagelijks bestuur nimmer een meerderheid in het algemeen bestuur krijgen. Thans betekent dit dat gedeputeerde staten van Flevoland twee leden mogen aanwijzen in het algemeen bestuur. Zij krijgen daardoor in totaal niet meer stemmen. Door deze cosmetische ingreep wordt ook meer bestuurlijke drukte vermeden, zoals wanneer bijvoorbeeld per deelnemer twee leden zouden worden aangewezen. Voor de mate van zeggenschap zou dat immers niks uitmaken, maar de kans dat quorum niet bereikt wordt, wordt wel groter met zoveel leden.
Kortom; een deelnemer krijg een stempercentage aan de hand van zijn aandeel in de kosten (artikel 7). Indien een deelnemer meer dan 20% van de kosten draagt krijgt hij niet één maar twee leden in het algemeen bestuur. Deze leden hebben dan ieder de helft van het totaal aantal stemmen van die deelnemer krijgt, zoals bepaald in artikel 7. De betreffende partij krijgt door het hebben van twee leden dus niet meer stemmen. Het betekent wél dat beide leden van het algemeen bestuur (of hun plaatsvervangers) aanwezig moeten zijn om ook het totale stemaantal uit te kunnen brengen. Zij kunnen elkaar niet onderling vervangen.
De totale financiële inbreng is bepalend voor de stemverdeling in het bestuur. Het stemmenaantal wordt bepaald naar rato van de financiële inbreng, met dien verstande dat één partij nooit meer dan 49% van de stemmen krijgt. Dit voorkomt een vetopositie van een van de partijen.
In het vervolg wordt straks maar één keer per jaar de stemverhouding vastgesteld. Tussentijdse aanpassing is dus niet meer mogelijk. Er is niet gekozen voor koppeling aan de begroting, omdat de begroting gedurende het jaar nog kan wijzigen. Dit zou anders betekenen dat de stemverhouding weer aangepast moet worden. De primaire begroting is alleen gebaseerd op de structurele taken. Meerwerkoffertes komen pas in de loop van het jaar en staan dus niet in de begroting. Neemt een deelnemer dus veel meerwerk af (in het voorafgaande jaar), dan krijgt deze meer stemrecht dan op basis van de begroting mag worden verwacht.
De jaarlijkse vaststelling gebeurt op basis van de totale bijdrage aan OFGV op peildatum 31/12 van het jaar voorafgaand. Het stemrecht wordt dus bepaald op basis van de financiële bijdrage van dat voorafgaande jaar. Door het stempercentage naar rato van de financiële bijdrage van de deelnemer van het voorafgaande jaar te bepalen, wordt er geen onderscheid gemaakt tussen het inbrengen van een structurele of incidentele taak. Het stempercentage zal dus niet naar rato van de ingebrachte taken worden bepaald. Dit leidt er ook toe dat bij wijziging van de tussentijdse taken, het niet noodzakelijk is om de begroting aan te passen. Het is dan niet nodig om bij elke wijziging de procedure van een zienswijze te doorlopen, waarbij het verplicht is de raad en Staten te betrekken. Vindt er een structurele wijziging plaats, dan dient de begroting te worden aangepast. Pas dan start men een zienswijzeprocedure.
Om te voorkomen dat twee grote partijen in het AB de andere 15 deelnemers kunnen overrulen wordt voor het tot stand komen van een besluit bij stemming én de volstrekte meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen én de instemming met het besluit van tenminste drie leden van het algemeen bestuur.
Art. 10 Bevoegdheden algemeen bestuur
In dit artikel staat vermeld dat alle bevoegdheden die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen toekomen aan het algemeen bestuur. Ontstaat er op enig moment onduidelijkheid over de vraag welk bestuursorgaan bevoegd is dan is op grond van het bepaalde in dit artikel het algemeen bestuur het bevoegde bestuursorgaan. Daarmee is het systeem van bevoegdheidstoedeling sluitend.
Art. 13 Samenstelling dagelijks bestuur
Er is gekozen voor een dagelijks bestuur van vijf leden om de betrokkenheid bij de dagelijkse gang van zaken in de Omgevingsdienst vanuit de gemeenten in Flevoland en in Gooi en Vechtstreek invulling te geven.
Art. 14 Vergaderingen dagelijks bestuur Gesloten deuren betekent dat de vergaderingen niet openbaar zijn. De woordkeuze ‘gesloten deuren’ sluit aan bij de wet.
Art. 15 onder j. en k. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Het betreft hier bevoegdheden inzake de eigen huishouding van de Omgevingsdienst.
Het alternerend voorzitterschap wordt met de voorgestelde wijziging niet vastgelegd, omdat dit in feite zou betekenen dat het voorzitterschap telkens wisselt. Echter, een gedeputeerde is dan 3 jaar voorzitter en een wethouder slechts 1 jaar (in 2018 waren er immers gemeenteraadsverkiezingen en in 2019 alweer Statenverkiezingen). Dit komt niet ten goede van de continuïteit. Daarom is aan het lid toegevoegd dat het algemeen bestuur bevoegd is de voorzitter aan te wijzen, maar daartoe niet mag beslissen dan dat het dagelijks bestuur daartoe in de gelegenheid is gesteld daarover advies uit te brengen. Deze formuleringen voor wensen en bedenkingen komen vaker voor (zie bijvoorbeeld art. 160 lid 2 en art. 169 lid 4 Gemeentewet of art. 55a Wgr). Het dagelijks bestuur kan binnen dit proces een voorstel doen om enigszins het roulatiebeleid te hanteren, zodat er toch enige invloed overblijft.
Art. 23 Verantwoording uitvoeringsprogramma
De basis van het uitvoeringsprogramma en de verantwoording daarover is in algemene zin in de GR geregeld. Er is daarbij gekozen om geen datum, frequenties of termijnen te noemen. In de uitvoeringsprogramma’s wordt opgenomen hoe de rapportage daarover verloopt. Naast over het uitvoeringsprogramma, wordt over meer zaken gerapporteerd, zoals financiën, meerwerk etc. Het opnemen van termijnen en frequenties in de GR zou in die combinatie eerder beperkend dan verruimend werken. Het uitvoeringsprogramma voor de bij de OFGV belegde taken is een onderdeel en/of hoofdstuk van het uitvoeringsprogramma dat bevoegde gezagen op basis de kwaliteitscriteria maken.
In dit artikel wordt bepaald dat de directeur van de Omgevingsdienst tevens de functie van secretaris vervult. Het betreft derhalve één functionaris.
Uitgangspunt is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de landelijke CARUWO-lijn. Om die reden is gekozen voor een gemeentelijke rechtspositieregeling. Daarbij wordt uitgegaan van het ontwikkelen van een eigen regeling voor de Omgevingsdienst Flevoland. Uitgangspunt is de ambtelijke aanstelling. Indien dit wenselijk wordt geoordeeld biedt dit artikel ook de mogelijkheid medewerkers aan te stellen op grond van een arbeidsovereenkomst.
Art. 28 Begroting en zienswijzen
Door de termijn van het naar voren brengen van zienswijzen te stellen op twaalf weken wordt aan de raden en staten een redelijke termijn gegeven om binnen deze termijn een weloverwogen zienswijze naar voren te brengen.
Art. 28, lid 8 Begrotingswijziging
Het is voor gemeenschappelijke regelingen niet gebruikelijk elke begrotingswijziging voor te leggen aan raden en Provinciale Staten zodat zij zienswijzen naar voren kunnen brengen, omdat dit voor technische wijzigingen een te grote administratieve druk op de partners legt. De meeste Omgevingsdiensten stellen gedurende het jaar zelfs helemaal geen begrotingswijzigingen voor, maar verzoeken hun algemeen bestuur in december van het boekjaar de uitgaven te accorderen. Daarmee is het afwijken van de Wet nog steeds onrechtmatig, maar hoeft de accountant de begrotingsonrechtmatigheid niet mee te wegen in haar oordeel over de jaarrekening.
Artikel 59, lid 5 Wgr geeft de mogelijkheid zowel rechtmatig te handelen als de raden en Provinciale staten niet onnodig te belasten: in de eigen GR mag benoemd worden welke begrotingswijzigingen niet aan raden en Provinciale Staten worden voorgelegd. De OFGV kiest voor deze vorm waarin begrotingswijzigingen omtrent de bijdragen van de partners en mutaties in reserves aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. Deze wijzigingen zullen aan raden en Provinciale Staten worden verzonden zodat zij zienswijzen naar voren kunnen brengen. Alle andere begrotingswijzigingen die binnen het bestaande beleid en de financiële kaders per programma passen, worden ter vaststelling aan het dagelijks bestuur aangeboden. Dit vereenvoudigt de financiële beheersing en komt overeen met het gebruikelijke autorisatieniveau bij de partners.
Art. 28 leden 9 en 10 Indexering
Het algemeen bestuur past jaarlijks bij het vaststellen van de begroting van enig jaar voor 80% van de begroting (het deel salarissen) een indexering gebaseerd op de Loonvoet sector overheid en voor 20% van de begroting (het deel materiele overhead) een indexering gebaseerd op de Prijs overheidsconsumptie, netto materieel uit de “Septembercirculaire gemeentefonds” van het ministerie van BZK toe. De daarin opgenomen cijfers zijn ontleend aan de meest recente publicaties van het CPB. Daarvoor wordt de septembercirculaire die betrekking heeft op het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, voor het desbetreffende begrotingsjaar gehanteerd. Hiermee worden de fluctuaties in de prijsontwikkeling van jaar tot jaar verdisconteerd in de vergoedingen die van de deelnemers zijn verschuldigd voor de diensten die de deelnemers afnemen van de Omgevingsdienst.
Het algemeen bestuur kan er voor kiezen om voor enig jaar een hoger indexpercentage toe te passen dan maximaal. Vanwege het uitzonderlijke karakter van een dergelijk besluit is hiertoe een twee - derde meerderheid vereist.
In de procedure tot vaststelling van de jaarrekening is niet, zoals bij de begroting, voorzien in een zienwijzenprocedure. Belangrijke redenen zijn dat de krappe termijnen zich moeilijk verdragen met de inbouw van een dergelijke procedure en voorts dat hieraan naar verwachting geen behoefte zal bestaan.
Art. 30 Vergoeding voor dienstverlening
In het eerste lid is de mogelijkheid opgenomen dat het algemeen bestuur bij reglement algemene regels stelt omtrent de kostenverdeelsleutel, die vervolgens in de begroting gevolgd moeten worden. Dit overeenkomstig het thans bestaande gebruik.
Overwegingen met betrekking tot de bedrijfsvoering kunnen volgens artikel 30 lid 3 aanleiding zijn om af te wijken van de hoofdregel voor de bevoorschotting vastgelegd in lid 2.
Art. 32 Reserves en voorzieningen
Het Algemeen Bestuur stelt een Nota Reserves en Voorzieningen vast, waarin nadere regels zijn opgenomen over nut, noodzaak en hoogte van de aan te houden middelen.
Het archief van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek wordt ondergebracht bij het Flevolands archief.
De deelnemers blijven als zorgdrager verantwoordelijk voor de zorg van hun archieven. Echter het beheer van de archieven kan wel aan de Omgevingsdienst gemandateerd worden.
Een en ander zal uitgewerkt worden in een archiefverordening.
Art. 35 en 36 Toe- en uittreding
In principe is er sprake van een vrije toe- en uittreding. Gezien het belang van toetreding van zoveel mogelijk relevante partijen, worden hier geen belemmeringen opgelegd. Tegelijkertijd worden wel een aantal spelregels gehanteerd zoals in deze artikelen en door het AB zijn geformuleerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2024-10351.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.