Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 25 juni 2024, nr. UTSP-522568655-24990, tot wijziging van de Uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht

Gedeputeerde staten van Utrecht;

 

Gelet op de artikelen

 

  • 1.

    Provinciewet, artikel 105, eerste lid;

  • 2.

    Provinciewet, artikel 143;

  • 3.

    Provinciewet, artikel 145;

  • 4.

    Provinciewet, artikel 152.

Overwegende dat het wenselijk is de Uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht te wijzigen omdat met ingang van de omgevingswet ‘gebiedsgerichte ontheffing’ wordt vervangen door ‘omgevingsvergunning flora en fauna activiteiten’ in paragraaf 2. Verder worden er twee soorten worden toegevoegd aan de lijst invasieve exoten in paragraaf 3, en is er een inhoudelijke wijziging in paragraaf 1 betreffende artikel 1.4 (subsidieontvangers). Dit artikel wordt gewijzigd zodat ook natuurlijke personen zelfstandig subsidie kunnen aanvragen.

 

Besluiten:

Artikel I

De Uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1.4 Subsidieontvangers, wordt in zijn geheel vervangen door een nieuw artikel 1.4 en komt te luiden als volgt:

 

“Artikel 1.4 Subsidieontvangers

Subsidie kan worden verstrekt aan alle in de Asv toegestane aanvragers: natuurlijk persoon, rechtspersoon of een samenwerkingsverband waarbij een rechtspersoon optreedt als penvoerder.”

 

B

 

Artikel 1.5 Aanvraag, tweede lid, wordt vervangen door een nieuw lid 2 en komt te luiden als volgt:

  • “Indien er sprake is van een samenwerkingsverband van meerdere deelnemers, een document waaruit de instemming blijkt van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.”

C

 

Artikel 1.8 Hoogte van de subsidie wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het tweede lid, onder a, wordt de zinssnede “voor niet gemeentelijke eigendommen” vervangen door: voor niet gemeentelijke eigendommen of terreinen die de gemeente niet in erfpacht heeft’.

  • 2.

    In het tweede lid, onder b, wordt de zinssnede “voor gemeentelijke eigendommen” vervangen door: voor gemeentelijke eigendommen of terreinen die de gemeente in erfpacht heeft’’

D

 

Artikel 1.10 Niet subsidiabele kosten wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid e vervalt en wordt verwijderd.

E

 

Artikel 2.1 Begripsbepalingen oude tekst:

 

  • a.

    AsvpU2022: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    Beschermde soorten: soorten die op grond van de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wet natuurbescherming wettelijk beschermd zijn;

  • c.

    Gebiedsgerichte ontheffing: ontheffing van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming voor verschillende activiteiten binnen een plangebied, zijnde een substantieel deel van een gemeente, waarbij maatregelen worden genomen die het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken;

  • d.

    SMP: Soortenmanagementplan: plan gericht op het verbeteren van de staat van instandhouding van soorten en ter onderbouwing van de aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing in het belang van bescherming van flora en fauna;

  • e.

    Pre-SMP: Pre-Soortenmanagementplan: werkwijze die voorziet in de bescherming van populaties gebouwbewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP). Zie ook 'Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 22 februari 2022, nr. UTSP-1204204527-1348, tot wijziging van de Beleidsregels Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017;

  • f.

    Stedelijk gebied: het gebied zoals aangeduid op de themakaart: Externe link:Stedelijk gebied weergegeven in de webviewer van de provincie Utrecht. Buiten het stedelijk gebied ligt het ‘landelijk gebied’;

  • g.

    Wnb: Wet natuurbescherming.

Artikel 2.1 Begripsbepalingen wordt vervangen door:

 

  • a.

    AsvpU2022: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    Beschermde soorten: soorten die op grond van de artikelen 11.37, 11.46 en 11.54 Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wettelijk beschermd zijn;

  • c.

    Omgevingsvergunning flora en fauna activiteiten: vergunning van de verboden conform de voorwaarden uit de Omgevingswet (Ow), voor verschillende activiteiten binnen een plangebied, zijnde een substantieel deel van een gemeente, waarbij maatregelen worden genomen die het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken. De voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning zijn vastgelegd in artikel 8:74j Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) voor de soorten die vallen onder het beschermingsregime van de Vogelrichtlijn, in artikel 8:74k Bkl voor de soorten die vallen onder het beschermingsregime van de Habitatrichtlijn. Gedeputeerde Staten kunnen op grond van de artikelen 8.74j en 8.74k Bkl, in samenhang met artikel 5.1 tweede lid, aanhef en onder g van de Wet, een omgevingsvergunning verlenen in verband met de werkzaamheden voor onder andere de verduurzaming van grondgebonden woningen in particulier eigendom.

    De omgevingsvergunning wordt verleend als:

    • 1.

      er geen andere bevredigende oplossing dan het verrichten van de activiteit bestaat;

    • 2.

      de activiteit nodig is voor de genoemde belangen;

    • 3.

      aan het gestelde ten aanzien van de staat van instandhouding van de soort wordt voldaan;

  • d.

    SMP: Soortenmanagementplan: een beleidsplan gericht op het versterken van de staat van instandhouding van beschermde diersoorten binnen een gemeente of enkele gemeenten, berustend op ecologisch onderzoek, dat wordt opgesteld met als doel het dienen als onderbouwing voor het aanvragen van een ontheffing, vergunning of vrijstelling van een verbod ten aanzien van beschermde diersoorten;

  • e.

    Pre-SMP: Pre-Soortenmanagementplan: werkwijze die voorziet in de bescherming van populaties gebouwbewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP). Zie ook 'Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 22 februari 2022, nr. UTSP-1204204527-1348, tot wijziging van de Beleidsregels Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017;

  • f.

    Stedelijk gebied: het gebied zoals aangeduid op de themakaart stedelijk gebied in Atlas. Buiten het stedelijk gebied ligt het ‘landelijk gebied’.

F

 

In artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten, wordt “gebiedsgerichte ontheffing” vervangen door omgevingsvergunning flora en fauna activiteiten.

 

G

 

In artikel 2.3 Nadere criteria, eerste en tweede lid, wordt “gebiedsgerichte ontheffing” vervangen door omgevingsvergunning flora en fauna activiteiten.

 

H

 

In artikel 2.8 Hoogte van de subsidie, tweede lid, wordt “stapeling” vervangen door combineren.

 

I

 

Artikel 2.9 Subsidiabele kosten wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Onderdeel b en c komen te vervallen.

  • 2.

    Bij onderdeel e “gebiedsgerichte ontheffingsaanvraag” vervangen door aanvraag omgevingsvergunning flora en fauna.

J

 

In artikel 2.11, onderdeel d, wordt “gebiedsgerichte ontheffing” vervangen door omgevingsvergunning flora en fauna activiteiten.

 

K

 

Artikel 3.3 Nadere criteria, lid 1 wordt na VIII ingevoegd:

 

  • IX)

    Kleine waterteunisbloem of Postelein waterlepeltje (Ludwigia peploides subsp. Montevidensis)

  • X)

    Waterteunisbloem (Ludwigia grandiflora)

L

 

Artikel 3.8 Hoogte van de subsidie, lid a wordt vervangen door:

 

  • a.

    onder a bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000,- voor de bestrijding van de Unielijstsoorten reuzenberenklauw, reuzen- of springbalsemien, grote waternavel, ongelijkbladig vederkruid, waterwaaier of cabomba, de uitheemse rivierkreeftsoorten en waterteunisbloem en postelein waterlepeltje/kleine waterteunisbloem, en tot een maximum van € 60.000,- voor de bestrijding van Aziatische duizendknopen en de watercrassula.;

M

Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan, Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt lid 1 vervangen door:

 

  • 1.

    De aanleiding voor de aanvraag omgevingsvergunning.

Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan, Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt lid 2 vervangen door:

 

  • 2.

    De meerwaarde voor het plangebied van een omgevingsvergunning.

Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan, Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt lid 4 vervangen door:

 

  • 4.

    De juridische verantwoording: geef aan van welk(e) verbod(en) uit de Omgevingswet u een vergunning wenst, en op grond van welke belangen het nodig is.

Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan, Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt lid 5 vervangen door:

 

  • 5.

    De vergunningstermijn.

Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan, Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt lid 7 vervangen door:

 

  • 7.

    Toekomstige gebruikers van het Soortenmanagementplan en de omgevingsvergunning. Zie ook 8 j.

N

 

Toelichting paragraaf 1 onder het kopje ‘aanleiding’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De zinssnede “Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. Artikel 1.12 van de Wnb vraagt van provincies een actief soortenbeleid” wordt vervangen door: Vanaf 1 januari 2017 zijn provincies verantwoordelijk voor een actief soortenbeleid. Dit volgt uit artikel 1.12 van de oude Wet natuurbescherming (Wnb). Deze verantwoordelijkheid is per 1 januari 2024 overgenomen in de Omgevingswet (artikel 3.57 uit het Besluit Kwaliteit Leefomgeving).

O

Toelichting paragraaf 2 onder het kopje ‘aanleiding’ wordt in zijn geheel vervangen door:

 

Vanaf 1 januari 2017 zijn provincies verantwoordelijk voor een actief soortenbeleid. Dit volgt uit artikel 1.12 van de oude Wet natuurbescherming (Wnb). Deze verantwoordelijkheid is per 1 januari 2024 overgenomen in de Omgevingswet (artikel 3.57 uit het Besluit Kwaliteit Leefomgeving). De wet biedt de mogelijkheid om behalve vergunningen voor individuele gevallen ook omgevingsvergunningen te verlenen, waarmee alle initiatieven binnen een specifiek thema en begrensd gebied onder de werking van de omgevingsvergunning vallen. Een omgevingsvergunning in het belang van flora en fauna, kan verleend worden als er een plan aan ten grondslag ligt waaruit blijkt dat de staat van instandhouding van de beschermde soorten die in het geding zijn, verbetert: een soortenmanagementplan (SMP).

 

Zonder omgevingsvergunning zal een initiatiefnemer, bijvoorbeeld een woningcorporatie die op grootschalige wijze haar woningbezit wil verduurzamen, maar ook particuliere woningbezitters, vooraf per project zich moeten vergewissen of er bij de uitvoering van geplande werkzaamheden beschermde soorten in het geding kunnen zijn. Dit gaat zowel om verbouwingen, sloop-nieuwbouw maar ook isolatiewerkzaamheden en de plaatsing van zonnepanelen en kleine ingrepen aan gebouwen zoals schilderwerk, voegherstelwerk en vervangen van kozijnen. Op grond van een quick-scan, een gedetailleerd vervolgonderzoek en de uitwerking van mitigerende en compenserende maatregelen kan vervolgens een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Dit proces is tijdrovend, kostbaar en onzeker voor de initiatiefnemer, waardoor het tot vertraging en extra kosten in het project kunnen leiden.

 

Voor een SMP zoals deze subsidieregeling beoogt organiseert een gemeente – al dan niet samen met woningcorporaties – het benodigde onderzoek voor (minimaal) het gehele stedelijk gebied in de gemeente. Het onderzoek aan de voorkant richt zich niet zozeer op individuele gevallen maar meer op de kwetsbare verblijfplaatsen, zijnde kolonies/bolwerken van huismus en gierzwaluw en grote kraam- en/of winterverblijfplaatsen van vleermuizen, de instandhouding van het leefgebied, de omvang van een populatie van een soort en de trend daarin. Er wordt meer dan ruimschoots (en tijdig) gemitigeerd en gecompenseerd. De gemeente krijgt een omgevingsvergunning voor het overtreden van verbodsbepalingen en schrijft deze door naar woningcorporaties, particulieren, ontwikkelaars en andere initiatiefnemers die daar gebruik van willen maken. De corporaties zijn hierbij gebaat omdat er een veel grotere planningszekerheid ontstaat: op voorhand is ruim van tevoren bekend waar kwetsbare locaties zijn en er wordt op veel ruimere schaal gemitigeerd en gecompenseerd zodat de beschermde soorten er uiteindelijk op vooruit gaan. Om dit te onderbouwen zal aan initiatiefnemers gevraagd worden de positieve trend te onderbouwen door monitoringonderzoek.

 

P

Toelichting paragraaf 3 onder het kopje ‘aanleiding’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De zinssnede “Met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming (Wnb) per 1 januari 2017 is de provincie verantwoordelijk geworden voor behoud en herstel van de biodiversiteit. Centraal in de Wnb staat het behouden en versterken van de biodivresiteit.” vervangen door: Vanaf 1 januari 2017 zijn provincies verantwoordelijk voor een actief soortenbeleid. Dit volgt uit artikel 1.12 van de oude Wet natuurbescherming (Wnb). Deze verantwoordelijkheid is per 1 januari 2024 overgenomen in de Omgevingswet (artikel 3.57 uit het Besluit Kwaliteit Leefomgeving).

  • 2.

    De zinssnede “Voor onderhavige uitvoeringsverordening zijn uit die invasieve uitheemse dier- en plantensoorten, acht soorten geselecteerd waarvan de beheersing of bestrijding het meest urgent is en waarvoor subsidie kan worden aangevraagd.” vervangen door: Voor onderhavige uitvoeringsverordening zijn uit die invasieve uitheemse dier- en plantensoorten 10 soorten geselecteerd waarvan de beheersing of bestrijding het meest urgent is en waarvoor subsidie kan worden aangevraagd.

Q

Toelichting artikel 1.3 Nadere criteria wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het kopje “Tweede lid, Plant-, en zaaigoed’’ wordt gewijzigd in Derde lid, Plant-, en zaaigoed.

  • 2.

    Het kopje “Derde lid, onder b, ondersteunend kaartmateriaal’’ wordt gewijzigd in Artikel 1.5 eerste lid, onder b, ondersteunend kaartmateriaal.

R

Toelichting artikel 1.9 Subsidiabele kosten wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het kopje “Vierde lid, Uitvoeringskosten’’ wordt gewijzigd in Derde lid, Uitvoeringskosten.

S

 

Toelichting artikel 2.1 Begripsbepalingen wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het kopje “onder c, Gebiedsgerichte ontheffing” wordt gewijzigd in Omgevingsvergunning flora en fauna activiteiten.

  • 2.

    In de tekst wordt “gebiedsgerichte ontheffing” gewijzigd in omgevingsvergunning flora en fauna activiteiten.

T

 

Toelichting artikel 2.11 Verplichtingen subsidieontvanger wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In de tekst wordt “gebiedsgerichte ontheffing” gewijzigd in omgevingsvergunning flora en fauna activiteiten.

  • 2.

    In de tekst wordt “ontheffing” gewijzigd in vergunning.

U

 

Toelichting artikel 3.3 Nadere criteria wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    De zinssnede “De prioritering heeft plaatsgevonden binnen het Platform Invasieve exoten van de Provincie Utrecht (in 2018).” wordt vervangen door: De prioritering heeft plaatsgevonden binnen het Platform Invasieve exoten van de Provincie Utrecht (in 2021), en is in 2024 uitgebreid.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de Gedeputeerde Staten van Utrecht van 25 juni 2024.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol - van Leeuwen

Naar boven