Provinciaal blad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2023, 9502 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2023, 9502 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 13-062023, nr. UTSP- UTSP-690899482-6065, tot vaststelling van de Subsidieregeling Beperking Bodemdaling (SRBB) Utrechtse Veenweiden houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022
Gedeputeerde staten van Utrecht;
dat het wenselijk is vanuit het provinciale beleid een financiële bijdrage te leveren aan activiteiten die er voor zorgdragen dat bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen uit veenbodems verminderen, waarbij de landbouwsector vitaal blijft, het water- en bodemsysteem gezond en robuust blijven, en klimaat en natuurdoelen behaald worden.
In deze verordening wordt verstaan onder:
samenwerkingsverband: Een groep van tenminste twee partijen, waarvan minimaal 1 agrariër, op basis van een samenwerkingsovereenkomst, waarbij één partij als (rechts)persoon wordt gemachtigd (penvoerder) namens alle aangesloten partijen een aanvraag in te dienen. Hieronder vallen ook o.a. agrarische natuurverenigingen, agrarische collectieven; agrarische coöperaties; gebiedscoöperaties;
Artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten
Het doel van de onderliggende subsidieregeling is het verlenen van subsidies voor activiteiten die de bodemdaling remmen en de uitstoot van broeikasgassen uit veenbodems verminderen in de gebieden aangegeven op de kaart in bijlage 1.
De activiteiten zijn onderverdeeld in drie activiteitensoorten;
Artikel 1.4 Niet subsidiabele kosten
De hiernavolgende kosten bij projectsubsidies behoren in ieder geval niet tot de subsidiabele kosten:
Per activiteitsoort zoals genoemd in art. 1.2 onder a t/m c, wordt er een jaarlijks subsidieplafond bepaald.
De regeling loopt van 1 september 2022 tot en met 31 december 2023. Voor de jaren na 2023 zal met een wijzigingsbesluit de looptijd en het subsidieplafond steeds aan het eind van het voorgaande jaar worden herzien en waar nodig vastgesteld.
Subsidie wordt verstrekt met inachtneming van de Landbouwvrijstellingsverordening (LVV): Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, PBEU L193/1 van 1.7.2014.
Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten
Met het oog op innovatie en kennisontwikkeling, kan subsidie worden verstrekt voor onderzoeksactiviteiten, of andere activiteiten gericht op het beperken van bodemdaling op gronden met agrarisch gebruik in de veenweidengebieden van de provincie Utrecht en het beperken van de nadelige effecten van bodemdaling of het realiseren van een duurzaam watersysteem.
De resultaten van het project worden op een speciaal hiervoor ontworpen webpagina beschikbaar gesteld vanaf de einddatum van het project, of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke organisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt. De resultaten blijven op deze webpagina beschikbaar gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het gesubsidieerde project;
Artikel 2.5 Subsidiabele kosten
De subsidiabele kosten met inachtneming van artikel 38 LVV zijn:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
extra algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties, communicatie/kennisdeling en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien, die direct toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteit, in redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat en niet behoren tot de reguliere kosten van de aanvragende partijen.
Artikel 2.6 Vorm van de subsidie
De subsidie wordt als projectsubsidie verleend in de vorm van een geldverstrekking.
Artikel 2.8 Hoogte van de subsidie
Het te verstrekken subsidiebedrag bedraagt ten minste € 10.000 en maximaal € 150.000,-. Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 100 %.
Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten
Met het oog op kennisoverdracht, voorlichtingsactiviteiten en daarmee het ontwikkelen van bewustwording en van draagvlak voor de aanpak van het beperken van bodemdaling in veenweidegebieden, kan subsidie worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
De bovenstaande activiteiten kunnen worden vormgegeven door middel van de organisatie van beroepsopleiding, acties voor de verwerving van vaardigheden, waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties.
Artikel 3.5 subsidiabele kosten
De subsidiabele kosten met inachtneming van artikel 21 LVV zijn:
als het gaat om demonstratieprojecten in verband met investeringen:
algemene kosten in verband met de onder (i) en (ii) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder i) en ii) worden gedaan;
De onder a genoemde kosten worden niet rechtstreeks aan de begunstigde uitbetaald.
Artikel 3.6 Vorm van de subsidie
De subsidie wordt als projectsubsidie verleend in de vorm van een geldverstrekking
Voor de jaren na 2023 zal met een wijzigingsbesluit het subsidieplafond steeds aan het eind van het voorgaande jaar worden vastgesteld.
Artikel 3.8 Hoogte van de subsidies
Het subsidiepercentage is 100%. Voor de in artikel 3.5 onder (b) bedoelde demonstratieprojecten en rekening houdend met artikel 3.1 is het maximale subsidie bedrag € 70.000,- per drie belastingjaren, dit bedrag mag verspreid worden over een periode van maximaal 5 jaar.
Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten
Met het oog op het beperken van bodemdaling in veenweidengebieden door middel van het verhogen van de grondwaterstand in de zomer door de aanleg van waterinfiltratiesystemen, al of niet gepaard gaande met peilverhoging van het oppervlaktewater, kan subsidie worden verstrekt voor een of meer van de volgende activiteiten:
Artikel 4.6 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op art. 1.4. gelden voor deze paragraaf de onderstaande kosten als niet subsidiabel:
Artikel 4.7 Vorm van de subsidie
De subsidie wordt als projectsubsidie verleend in de vorm van een geldverstrekking
Artikel 4.8 Hoogte van de subsidie
Op grond van de LVV is het subsidiepercentage 100% van de projectkosten met een maximum van €500.000,- per onderneming.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst 01 september 2022, en vervalt met ingang van 31 december 2024.
[Artikel 5.1 bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2024.]
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 28 juni 2022.
Voorzitter,
mr. J.H. Oosters
Secretaris,
mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen
Het Utrechtse veenweidengebied bestaat uit een dik veenpakket oplopend tot een dikte van 10 meter. Door de ontwatering, onder andere voor de landbouw, oxideert het veen en daalt de bodem. Oxidatie leidt bovendien tot emissie van broeikasgassen. In 2019 is het Klimaatakkoord opgesteld. Daarin staat dat de broeikasgasuitstoot uit de in agrarisch gebruik zijnde gronden in de veenweiden moet worden verminderd. In 2021 heeft Provinciale Staten (PS) de Omgevingsvisie vastgesteld, waarin staat dat de bodemdaling in 2030 moet zijn gehalveerd. Als uitwerking van het Klimaatakkoord en de Omgevingsvisie is 9 februari 2022 de Regionale Veenweidenstrategie Utrechtse Veenweiden (RVS) door PS vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe de broeikasgasuitstoot en bodemdaling in het Utrechtse veenweidengebied moet worden verminderd gekoppeld aan de ambitie voor een robuuste en gezond watersysteem en een duurzame en vitale landbouw. Waar mogelijk wordt deze aanpak gekoppeld aan andere complexe opgaven zoals omgaan met klimaatadaptatie en de energietransitie van fossiel naar duurzaam, maar er zijn ook raakvlakken met andere opgaven als waterkwaliteit, natuur, biodiversiteit en stikstof. De Uitvoeringsagenda RVS 2023-2024 en een subsidieregeling bodemdaling ondersteunen de uitvoering van de RVS.
De veenweidengebieden liggen vrijwel geheel in het westelijk deel van de provincie. In het noordoostelijke deel (Eemland) en zuidwestelijke deel (Vijfheerenlanden) van de provincie liggen ook nog enkele veenpolders met bodemdaling. Zie overzichtskaart op pag. 8.
De Subsidieregeling Beperking Bodemdaling (SRBB) is bedoeld voor de veenweidengebieden met een agrarisch gebruik.
Algemene Subsidieregeling provincie Utrecht (AsvpU)
De SRBB valt onder de Algemene Subsidieregeling provincie Utrecht (AsvpU) van 2022. Hierin staan de algemene beleidsregels voor het verlenen van subsidies. Deze regels in de AsvpU zijn opgesteld met als doel geen onnodige administratieve verplichtingen voor de subsidieontvanger en de provincie Utrecht op te werpen en de regelgeving overzichtelijk te presenteren. De AsvpU is het uitgangspunt voor de onderhavige subsidieregeling. Een van de uitgangspunten is om de subsidiecriteria zo uniform- en overzichtelijk mogelijk op te stellen. Daarom zijn in deze subsidieverordening per thema en maatregel de volgende onderdelen opgenomen:
De algemene spelregels over de wijze van verantwoorden, de vastgestelde beslistermijnen en de algemene subsidieverplichtingen zijn te vinden in de AsvpU. Subsidies die worden verstrekt in het kader van het beperken van bodemdaling moeten daarom ook passen binnen de regels van de AsvpU.
Voordat een aanvraag wordt ingediend, wordt geadviseerd in gesprek te gaan met de betreffende projectleider van het programma bodemdaling binnen de Provincie Utrecht. Hiermee kunnen vragen en onduidelijkheden worden voorkomen hetgeen de kans op een gehonoreerde aanvraag vergroot. Na een beleidsmatige prétoets van een beleidsadviseur binnen de provincie Utrecht wordt de aanvraag formeel ingediend bij het subsidieloket van de provincie Utrecht. Dit gebeurt d.m.v. het invullen van een digitaal formulier op de site van de provincie.
Mocht een aanvraag compleet zijn of niet voldoen aan de subsidievereisten conform artikel 4.4 van de AsvpU, dan wordt de aanvrager een hersteltermijn geboden om aanvullende informatie aan te leveren. Een aanvraag die na hersteltermijn niet voldoet, wordt niet in behandeling genomen.
Om te voorkomen dat er onduidelijkheden en/of ontstaan over de BTW afdracht kan aan de aanvrager gevraagd worden een “Verklaring van hoedanigheid” van de belastingdienst te overleggen. Hiervoor kan contact opgenomen worden met de belastinginspecteur.
Per thema worden doelgroepen benoemd die aanvraag kunnen indienen (art. 2.4, 3.4 en 4.4). Voor de activiteiten genoemd in paragraaf 2 en 3 kan een aanvraag worden ingediend door een samenwerkingsverband. Hierbij dient één van deelnemers, de penvoerder, de aanvraag in namens het samenwerkingsverband. Voorwaarde is dat de penvoerder een rechtspersoon is en wordt gemachtigd namens alle aangesloten partijen een aanvraag in te dienen.
In de AsvpU worden redenen aangegeven waarom een subsidie wordt geweigerd. Het is belangrijk hiervan kennis te nemen, zie artikel 4.6 van de AsvpU. Kort samengevat is het belangrijk dat in het projectplan wordt onderbouwd hoe wordt aangesloten op art. 2.1, 3.1 en/of 4.1. Dat het project technisch en financieel uitvoerbaar is, er geen sprake is van staatssteun en dat de opbrengst van het project niet opweegt tegen de ongewenste neveneffecten. Voor het aantonen van de haalbaarheid is het nodig dat een realistische planning en begroting en een goede financiële dekking in het projectplan zijn opgenomen.
Uitgangspunt bij kennis en innovatie is dat er geen subsidie wordt toegekend voor onderzoek waar reeds subsidie voor ontvangen is.
Hierna volgt een toelichting op de artikelen waar een toelichting bijdraagt aan de leesbaarheid van de regeling.
Op grond van artikel 4.4 van de AsvpU worden bij een subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens en stukken meegestuurd:
Specifieke voorwaarden voor het projectplan zijn nader uitgewerkt in artikel 2.2, artikel 3.2 en artikel 4.2.
Een aanvraag voor een projectsubsidie boven de € 125.000 bevat tevens een beschrijving van de aansturing van de projectorganisatie.
Het is wenselijk dat de aanvragen voor indiening worden afgestemd met de projectleider van programma bodemdaling van de Provincie Utrecht met als doel een soepele afhandeling van de aanvraag. Bij indiening moet er rekening gehouden worden met een doorlooptijd van 13 weken.
Artikel 1.4 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op de AsvpU zijn in dit artikel kosten benoemd die wel betrekking hebben op de aanvraag maar niet subsidiabel zijn. Dit geldt voor alle subsidie aanvragen op basis van de SRBB. In de paragrafen 2, 3 en 4 zijn per subsidiespoor de subsidiabele en zo nodig niet-subsidiabele kosten specifieker uitgewerkt.
Onder niet subsidiabele kosten wordt verstaan de kosten die niet direct toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteiten. Hieronder vallen de reguliere kosten van een organisatie die normaal gesproken voor meerdere jaren in de begroting worden opgenomen. Denk hierbij aan kosten voor huisvesting, de vaste personeelsformatie, afschrijvingskosten en kosten voor goederen en diensten die op (semi-)permanente basis worden afgenomen, bijvoorbeeld op basis van langlopende contracten.
Kosten voor inzet van eigen personeel zijn slechts beperkt subsidiabel bij projectsubsidies. Het dient te gaan om uren die aantoonbaar direct toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteit. Ter onderbouwing dient er in ieder geval sprake te zijn van een adequate urenregistratie en dient toegelicht te worden op welke wijze de betreffende ureninzet direct heeft bijgedragen aan de subsidiabele activiteit.
Voor de berekening van de subsidiabele loonkosten wordt gebruik gemaakt van de tabel ‘vast tarief per uur-systematiek’ zoals vastgesteld in artikel 2.2 van Beleidsregel subsidiabele kosten bij projectsubsidies van de Provincie Utrecht. Dit betekent dat er alleen een beoordeling plaatsvindt om de correcte functiegroep te selecteren en dat daar vervolgens een vast uurtarief aan wordt gekoppeld.
In de subsidieaanvraag moet duidelijk zijn aangegeven of subsidie inclusief BTW of exclusief BTW wordt aangevraagd. Afhankelijk van het feit of een aanvrager BTW-plichtig is kan een subsidie kan zowel inclusief als exclusief BTW worden aangevraagd. Er zijn verschillende opties mogelijk:
Voor een uitgebreidere toelichting op subsidiabele en niet-subsidiabele kosten verwijzen wij u naar de toelichting op artikel 4.8 van de AsvpU en de “Beleidsregel subsidiabele kosten bij projectsubsidies”.
Het vaststellen van een subsidieplafond is een manier om te voorkomen dat meer subsidie wordt verleend dan er beschikbaar is. In principe wordt niet meer verleend dan wat per activiteitensoort is opgenomen. Door het in deze verordening op te nemen is er een wettelijke grondslag om aanvragen af te wijzen in het geval van overschrijding op de afgesproken budgetten per activiteit.
Controle op overheidssteun – waaronder steun door decentrale overheden – aan ondernemingen is één van de belangrijkste onderdelen van het mededingingsbeleid binnen de Europese Gemeenschap. Eén van de doelen van de Europese wet- en regelgeving is het scheppen van gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de gemeenschappelijke markt. De maatregelen van de overheid die concurrentievervalsend uitpakken door onterecht voordelen te scheppen voor ondernemingen of economische activiteiten, zijn daarom niet toegestaan. Er zijn echter vrijstellingen voor specifieke activiteiten van bepaalde doelgroepen.
In deze regeling wordt gebruikt gemaakt van de mogelijkheden van de Landbouw vrijstelling verordening (LVV) met name de artikelen 14, 21 en 31 van de LVV.
Paragraaf 2 Innovatie en Kennisontwikkeling
Er is meer kennis nodig over de effecten van bodemdaling remmende maatregelen op broeikasgasemissie en neveneffecten van maatregelen op het watersysteem (watervraag, waterberging, en waterkwaliteit) Door het veranderen van de waterhuishouding met WIS moet er ook gekeken worden wat dit betekend voor het gehele watersysteem. Dit geldt ook voor aspecten zoals het bodemleven, bodemkwaliteit en biodiversiteit, maar ook over zaken als haalbaarheid, kosteneffectiviteit en de economische inpassing in de agrarische bedrijfsvoering. Hierbij moet worden bedacht dat, in de tijd gezien, kennisontwikkeling en innovatie meestal geen lineaire processen zijn. In alle kennis- en innovatie activiteiten is er een sterke relatie met de landbouw in het veenweidengebied.
De provincie Utrecht wil samen met partners (blijven) meewerken en bijdragen aan:
Dit is nader uitgewerkt in de artikelen van paragraaf 2
Voor innovatie en kennisontwikkeling hebben wij vijf sporen benoemd: Water, Bodem, Landgebruik, Integrale bedrijfsvoering en (on)gewenste neveneffecten. In het onderstaande overzicht wordt, niet limitatief, een aantal thema’s benoemd binnen deze sporen.
Spoor 4: Integrale bedrijfsvoering
Spoor 5: Ongewenste neveneffecten
Bij ontvangst van de subsidieaanvraag voor activiteiten als vermeld in artikel 2.1 wordt de aanvraag aanvullend op de vereisten van artikel 4.4 van de AsvpU (zie toelichting 1.4) getoetst op de volgende de aspecten:
Naast kennisvergaring is kennis delen en kennis verspreiden van groot belang om de doelen van de RVS te halen. Dit vraagt specifieke aandacht. Een duidelijke aanpak voor communicatie en kennisdeling is een verplicht onderdeel van het project. Van belang hierbij is dat wordt aangegeven wie de doelgroep is en welke (vernieuwende) middelen worden ingezet.
Het is bij kennisontwikkeling en innovatie van groot belang dat de doelgroep op de hoogte is van het onderzoek en/of de activiteiten en kennis kan nemen van de resultaten. Daarom worden daaromtrent nadere eisen aan de subsidie gesteld. Zowel de uitvoering van het onderzoek of de activiteiten moeten via internet kenbaar worden gemaakt. Zoals aangegeven moet dit in ieder geval op de website van de aanvrager worden gedeeld. Dit voorkomt op landelijk niveau dat onderzoek dubbel wordt uitgevoerd. Daarnaast biedt het andere geïnteresseerden de kans om aan te haken bij het onderzoek. Het onderzoek en/of de activiteiten inclusief conclusies en aanbevelingen moet binnen 5 jaar zijn afgerond. Na afronding van het project moeten de resultaten minimaal 5 jaar beschikbaar en vindbaar blijven voor agrarische ondernemers. De genoemde speciaal hiervoor ontworpen webpagina mag onderdeel uitmaken van de website van de aanvrager of een andere website waar men onderzoeksresultaten kan delen en die openbaar toegankelijk is. Hiermee wordt brede kennis verspreiding mogelijk gemaakt.
Artikel 2.5 Subsidiabele kosten
De kosten worden op basis van art. 31 van de LVV gesubsidieerd. De genoemde kosten in dit artikel zijn op basis van de eisen uit art. 31.
Voor de uurtarieven verwijzen we naar de tabel ‘vast tarief per uur-systematiek’ zoals vastgesteld in artikel 2.2 van “Beleidsregel subsidiabele kosten bij projectsubsidies van de Provincie Utrecht”.
Als kosten voor apparatuur en uitrusting wordt verstaan de kosten voor bepaalde investeringen die aantoonbaar noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het onderzoek/pilot. Het betreft investering die gericht zijn op bodemdalings- en klimaatonderzoek of transitie van de landbouw; zoals bouw- of aanlegkosten, inrichtingskosten, machines of apparatuur. Subsidie wordt niet verleend voor noodzakelijk apparatuur wat standaard aanwezig is voor de bedrijfsvoering. Afschrijvingskosten voor gebruik van eerder aangeschafte apparatuur en uitrusting voor reeds afgeronde onderzoeksprojecten kunnen worden meegenomen.
Onder extra algemene kosten en andere operationele uitgaven worden kosten verstaan die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het onderzoek of activiteiten. Hieronder vallen personeelskosten voor coördinatie, regionale en landelijke afstemming, communicatie en kennisdeling en kennisverspreiding, Als operationele kosten kunnen o.a. worden aangemerkt de kosten voor begeleiding van en toezicht op de uitvoering, de administratie en verantwoording van het project (inclusief kosten accountantsverklaring) gedurende het project tot de subsidiabele kosten tot een maximum van 16% van de projectsom, conform de “Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht” inzake de subsidiabele kosten bij projectsubsidies”.
Bij onderzoek op locatie betreft dit bijvoorbeeld de kosten voor gebruik van de grond (inkomstenderving) van de grondeigenaar of het plaatsen van bebording.
Na afloop van een onderzoek/pilot kan herstel in oorspronkelijke staat een voorwaarde zijn. In het projectplan moet duidelijk worden vermeld of dit aan de orde is; welke activiteiten hiervoor nodig zijn en wat de kosten zijn. Het betreft bijvoorbeeld veldjes met afwijkende teelt, aanpassing ter verhoging van de grondwaterstand of bebording.
Artikel 2.6 Vorm van de subsidie
Vanaf € 25.000 wordt het geldbedrag als voorschot uitbetaald. Voor een subsidie vanaf € 25.000 wordt in de beschikking op basis van het projectplan en in overleg met de aanvrager een kasritme opgenomen gebaseerd op mijlpalen; jaarschijven of een andere logische indeling. Na inhoudelijke en financiële verantwoording na afronding van het project wordt voorlopige toekenning omgezet in een definitieve subsidie. Indien er sprake is van onderbenutting of oneigenlijk gebruik wordt het te veel uitbetaalde bedrag teruggevorderd.
Bij een subsidie vanaf € 125.000 is het overleggen van een accountantsverklaring bij de financiële verantwoording verplicht. Gemeenten en waterschappen kunnen gebruik te maken van SiSa verantwoordingswijze (Single information Single audit). Op grond van de Financiële-verhoudingswet gelden voor andere overheden specifieke financiële verantwoordingsregels. De SiSa-verantwoordingswijze sluit aan bij het reguliere jaarrekeningproces van de andere overheden. Voor de financiële verantwoording van specifieke uitkeringen is een bijlage bij de jaarrekening en de controleverklaring bij de jaarrekening voldoende.
Voor de jaren na 2023 wordt er nog een subsidieplafond bepaald afhankelijk van de beschikbare middelen in die jaren voor het onderwerp. Dit zal jaarlijks in het laatste kwartaal van het voorgaande jaar worden vastgesteld door GS.
Artikel 2.8 Hoogte van de subsidies
De subsidie bedraagt maximaal 100 % met een maximum € 150.000. De niet subsidiabele kosten kunnen worden gedekt door een financiële bijdrage van de aanvrager, derden, fondsen of in kind vanuit andere onderzoeksprojecten of een combinatie hiervan.
Bij subsidieverlening kunnen subsidie gebonden verplichtingen worden opgelegd, te denken valt aan Het actief delen van de opgedane kennis met de stakeholders, bijv. via het organiseren van één of enkele (studie)bijeenkomsten en/of in de vorm van een publicatie. De publicatie wordt minimaal in pdf vorm gedeeld met de provincie Utrecht met de mogelijkheid deze vrij te delen met belanghebbende;
Over communicatie uitingen die betrekking hebben op het project. Het opnemen van het logo van de Provincie Utrecht in alle communicatie uitingen over het project waar subsidie voor is ontvangen is verplicht, zowel digitaal als analoog. Bij projecten of pilots met een fysieke locatie is het verplicht om een bord te plaatsen met uitleg over het onderzoek.
Deze afspraken worden vastgelegd in de toekenningsbeschikking.
Paragraaf 3 Bewustwording en draagvlak
De provincie wil bijdragen aan bewustwording voor de problematiek van bodemdaling en broeikasgasuitstoot in veengebieden en aan het verkrijgen van draagvlak voor het nemen van maatregelen. Via bestaande kennisdragers als onderwijs en (agrarische) studiegroepen kan opgedane kennis en ervaringen worden doorgegeven aan huidige en nieuwe boeren en hun omgeving.
Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten
De activiteiten zijn gericht op het verspreiden van opgedane kennis en ervaring vanuit onderzoeksprogramma’s, pilots of praktijkervaring. Er wordt ingezet op een lesprogramma voor het agrarisch onderwijs op (V)MBO en HBO-niveau. Met als doel jonge boeren op te leiden volgens de nieuwste inzichten en technieken op gebied van bodemdaling en CO2-emissie. Maar ook hoe natuur- en waterbeheer passen binnen het agrarisch bedrijf en de meerwaarde van hiervan voor de omgeving. Hierbij kan worden gedacht aan natuurinclusief boeren op veen, boeren op hoogwater, sturen op minder uitstoot van broeikasgas door voer- en mestmanagement, kringlooplandbouw in veenweiden en andere verdienmodellen.
Voor de huidige boeren richt zich dat op een programma/cursus voor bijscholing, deskundigheidsbevordering in succesvol toepassen van nieuwe technieken als WIS en de invloed op de bedrijfsvoering. Daarnaast richt artikel 3.1 lid b zich vooral op het creëren van draagvlak voor maatregelen voor vermindering bodemdaling en broeikasgasuitstoot. Activiteiten kunnen zijn o.a. studiegroepen, masterclass, excursies en pilots in het gebied. Kosten de hieruit voorvloeien zijn bijvoorbeeld de kosten voor begeleiding, aanleg- of inrichtingskosten van de praktijkgerichte pilots, kosten van meetapparatuur, app’s, of andere materialen die de laagdrempelige uitwisseling van kennis ondersteunen.
Deskundigheidsbevordering bij aanleg waterinfiltratiesystemen
Omdat een goed werkend systeem afhankelijk is van de gebruiker, vormt deskundigheid bevordering een verplicht onderdeel van het project voor de uitrol van bodemdaling remmende (art 3.1 lid c). Door de aanvragende partij, zoals een gebiedscoöperatie of een agrarisch collectief, wordt een plan ontwikkeld voor de deelnemende agrarische ondernemers om te leren sturen met grondwater. Gezamenlijk leren omgaan met het systeem, het dagelijks onderhoud en het oplossen van storingen. Naast de kosten voor de begeleiding door de aanvrager (zie doelgroep, art. 4.4) is er voor dit leerproces in de eerste jaren per deelnemer een bedrag van € 1.000 per jaar beschikbaar met een staffel van € 250 per 5 putten met een maximum van 3 jaar.
Ook praktijkgerichte pilots en demonstratieprojecten gericht op draagvlak zoals meting draagkracht, monitoring, ontwikkeling, biodiversiteit ect. kunnen ook onderdeel uitmaken van projecten voor de uitrol van bodemdaling remmende maatregelen als vermeld artikel 4.1.
Bij ontvangst van de subsidieaanvraag voor activiteiten als vermeld in artikel 3.1 wordt de aanvraag aanvullend op de vereisten van artikel 4.4 van de AsvpU (zie toelichting 1.4) getoetst op de volgende de aspecten:
Het projectplan omvat een duidelijke aanpak voor kennisdeling en kennisverspreiding, omschrijving van de doelgroep en hoe deze bereikt gaat worden. Bij aanvragen voor activiteiten op grond van artikel 3.1 lid b vormt de wijze waarop invulling gegeven wordt aan het actueel houden van de kennis op de langere termijn een belangrijk onderdeel.
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten
Onder vermelding van art. 21 van de LVV;
De in art. 3.5 onder (d), bedoelde kosten komen slechts in aanmerking voor zover en zolang zij voor het demonstratieproject worden gemaakt. Alleen de afschrijvingskosten die met de looptijd van het demonstratieproject overeenstemmen, als berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, worden als in aanmerking komende kosten beschouwd.
De in artikel 3.5 onder (a) en (c), bedoelde wordt niet toegekend in de vorm van rechtstreekse betalingen aan de begunstigden.
De in art. 3.5 onder 3, (a) en (c), bedoelde (subsidie) wordt betaald aan de aanbieder van de acties inzake kennisoverdracht en voorlichting.
De organisaties die acties inzake kennisoverdracht en voorlichting aanbieden, beschikken over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel. De activiteiten mogen worden verricht door producentengroeperingen of andere organisaties, ongeacht hoe groot die zijn.
Als de activiteiten door producentengroeperingen en -organisaties worden verricht, mag lidmaatschap van die groeperingen of organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot die activiteiten te krijgen. Eventuele bijdragen van niet-leden in de administratieve kosten van de betrokken producentengroepering of -organisatie zijn beperkt tot de kosten van de activiteiten.
Voor de jaren na 2023 wordt er nog een subsidieplafond bepaald afhankelijk van de beschikbare middelen in die jaren voor het onderwerp.
Artikel 3.8 Hoogte van de subsidies
Op grond van toepassing zijnde de vrijstellingsregeling bedraagt de subsidie 100%. De niet subsidiabele kosten kunnen worden gedekt door een financiële bijdrage van de aanvrager, derden, fondsen of in kind vanuit andere onderzoeksprojecten of een combinatie hiervan.
Bij subsidieverlening kunnen subsidie gebonden verplichtingen worden opgelegd, te denken valt aan publicatieverplichtingen, actief openbaar delen van kennis. Deze afspraken worden vastgelegd in de toekenningsbeschikking.
Paragraaf 4 Uitrol van bewezen maatregelen.
De provincie stelt geld beschikbaar voor planvorming en uitrol van waterinfiltratiesystemen. Samen met gebieden kunnen zo stappen worden gezet in het tegengaan van bodemdaling en vermindering van uitstoot van broeikasgassen. Op grond van landelijk onderzoek naar de uitstoot van broeikasgassen zijn waterinfiltratiesystemen en verhoging van het slootwaterpeil bewezen maatregelen. Andere maatregelen zoals greppelinfiltratie of natte teelten zijn nog experimenteel. Zie paragraaf zie art. 2.1 en 2.2 voor experimenten, onderzoek en pilots.
Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten
De aanleg van een werkend waterinfiltratiesysteem (WIS) is gericht op vermindering van bodemdaling en emissie van CO2-eq op polder- of gebiedsniveau. Dit door middel van het aanleggen van waterinfiltratie-systemen (WIS), met als doel de zomergrondwaterstand te verhogen.
Het proces hiertoe is in vier activiteiten te verdelen die separaat subsidiabel zijn.
De eerste activiteit betreft het opstellen van een projectplan voor de aanleg van WIS. Hiertoe worden (keukentafel)gesprekken gevoerd met grondeigenaren of -grondgebruikers leidt dit, bij voldoende belangstelling tot een concreet projectplan inclusief drainageplan voor de aanleg en een doorrekening van de effecten. Zonder planvorming zijn de kosten voor aanleg nauwelijks in te schatten.
De keuze voor de aanleg een actief of passief systeem ligt bij de grondeigenaar/gebruiker, maar behoeft instemming van het waterschap. De WIS moet volgens de KIWA richtlijnen worden aangelegd:
https://www.kennisprogrammabodemdaling.nl/home/wp-content/uploads/2021/04/KIWA-richtlijn-aanleg-waterinfiltratiesystemen-vastgesteld-1.pdf . Afwijking van KIWA richtlijn is mogelijk, mits goed onderbouw.
Bij ontvangst van de subsidieaanvraag voor activiteiten als vermeld in artikel 4.1 wordt de aanvraag aanvullend op de vereisten van artikel 4.4 van de AsvpU (zie toelichting 1.4) getoetst op de volgende aspecten
Gezien de onzekerheden en het karakter van de RVS aanpak (al-doende-leren) willen we dat gesubsidieerde WIS systemen verplicht gemonitord worden. Het is dus niet toegestaan om een aanvraag in te dienen voor alleen b, c of d. Uitzondering hierop is reeds aangelegde WIS systemen, daarvoor mag wel de in lid d genoemde monitoring als aanvulling los aangevraagd worden.
De aanleg van WIS raakt 3 overheden. In het voorbereidingstraject moet het plan afgestemd worden met de provincie, maar ook met de gemeenten, denk hierbij aan bestemmingsplan en vergunningen, om knelpunten bij de uitvoering te voorkomen. Omdat het plan invloed heeft op het watersysteem is overleg met het waterschap vereist.
Naast bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen vormen verbetering van biodiversiteit en waterkwaliteit, vermindering van stikstof uitstoot, natuurontwikkeling en een toekomstbestendige landbouw opgaven voor landelijk gebied. De aanleg van WIS biedt kansen om tegelijkertijd met de aanleg van de WIS maatregelen ter verbetering van de biodiversiteit en de waterkwaliteit, zoals meer plas-dras of de aanleg, aanleg natuurvriendelijke oevers en meer biodiversiteit in slootranden. Voor deze activiteiten zijn andere regeling beschikbaar. Hiervan kan gebruik worden gemaakt indien van toepassing. Zie voor meer informatie de website subsidieloket provincie. Ook bij waterschappen is in sommige gevallen subsidie mogelijk. Neem daarvoor contact op met uw waterschap.
Om de kwaliteit van het systeem te waarborgen moet bij de aanleg worden voldaan aan de richtlijn en worden aangelegd door een bedrijf dat hierop gecertificeerd is.
https://www.kennisprogrammabodemdaling.nl/home/wp-content/uploads/2021/04/KIWA-richtlijn-aanleg-waterinfiltratiesystemen-vastgesteld-1.pdf
De drainageplannen moeten , om een kwalitatief goed systeem te waarborgen voordat er daadwerkelijk drainage aangelegd wordt, ter beoordeling voorgelegd worden aan de beleidsmedewerker van de Provincie Utrecht.
Doormiddel van een begroting waarvan een format bij het aanvraagformulier aanwezig zal zijn wordt er een detailbegroting uitgewerkt zodat inzichtelijk wordt gemaakt wat de kosten zijn per onderdeel van het project. Intern bij de Provincie Utrecht zijn er deskundige die de begroting zullen beoordelen.
Artikel 4.5 Subsidiabele kosten
De aanleg van AWIS en PWIS is primair gericht op het tegengaan van bodemdaling en de beperking van CO2-emissie. De investering draagt bij aan het halen van de klimaatdoelstellingen zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord 2019. Het betreft een niet-productieve investering omdat de grondeigenaar niet of nauwelijks voordeel heeft van de aanleg Uitgaven voor niet-productieve investering omvatten de volgende kosten:
De subsidie voorziet in de aanleg van een werkend waterinfiltratiesysteem of het aanpassen van PWIS naar AWIS en wat hiervoor aan planvorming nodig is. Efficiëntie in aanleg- en beheerkosten zijn hierbij belangrijke criteria. Voor planvorming en aanleg kunnen separate aanvragen worden ingediend. Bij de keuze van de gebruiker voor AWIS maken de kosten voor de aanleg van een elektrische pomp deel uit van subsidiabele kosten. Hierbij gaat de voorkeur uit naar elektrische pomp op zon of windenergie
Voor de aanleg van WIS kan een aanvraag worden ingediend voor de totale projectkosten. Op deze investeringen is staatssteun van toepassing bij een bedrag vanaf € 500.000 per bedrijf (LW art.14 lid 1 onder a).
Onder projectkosten worden verstaan de kosten verbonden aan het vervullen van de randvoorwaarden zodat het project daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Denk aan kosten voor begeleiding van de uitvoering, administratie en verantwoording van het project (inclusief kosten accountantsverklaring). Hierbij wordt uitgegaan van maximaal 16% van de projectsom conform de Beleidsregel subsidiabele kosten bij projectsubsidies Een hoger bedrag aan proceskosten moet expliciet vooraf aantoonbaar worden onderbouwd
Bij projecten zijn de kosten voor inzet van eigen personeel beperkt subsidiabel. Voor meer informatie zie de toelichting bij artikel 1.5 en de toelichting op artikel 4.8 van de AsvpU.
Artikel 4.6 Niet subsidiabele kosten
Naar de kosten voor dagelijks beheer en onderhoud, energieverbruik en storingsgevoeligheid van een WIS is nog weinig onderzoek gedaan. Naar verwachting wordt op korte termijn op landelijk niveau een onderzoek opgestart waarbij de beschikbare gegevens uit de verschillende pilots worden verzameld en geduid. Zodra er landelijke kengetallen beschikbaar zijn vindt een heroverweging plaats of deze kosten als subsidiabele kosten in deze regeling worden opgenomen.
Verhoging van het oppervlakte waterpeil vormt bij voorkeur in combinatie met een WIS een bewezen maatregel om bodemdaling en CO2-emissie tegen te gaan. De verhoging van het oppervlakte waterpeil kan leiden tot ingrepen/aanpassingen aan het watersysteem en de daaraan gekoppelde kosten voor het waterschap en de grondeigenaar. Landelijk loopt een brede discussie om hiervoor instrumenten te ontwikkelen. Vooralsnog vallen de kosten als gevolg van peilverhoging niet binnen de scope van deze regeling.
De kosten voor het verkrijgen van een KIWA-certificering is niet subsidiabel.
Artikel 4.7 Vorm van de subsidie
Vanaf € 25.000 wordt het geldbedrag als voorschot uitbetaald. In de beschikking op basis van het projectplan en in overleg met de aanvrager een kasritme opgenomen gebaseerd op mijlpalen; jaarschijven of een andere logische indeling. Na inhoudelijke en financiële verantwoording na afronding van het project wordt voorlopige toekenning omgezet in een definitieve subsidie. Indien er sprake is van onderbenutting of oneigenlijk gebruik wordt het te veel uitbetaalde bedrag teruggevorderd.
Bij subsidieverlening kunnen subsidie gebonden verplichtingen worden opgelegd, te denken valt aan
Deze afspraken worden vastgelegd in de toekenningsbeschikking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-9502.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.