Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2023, 8073 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2023, 8073 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023
Subsidie op grond van deze regeling kan uitsluitend worden aangevraagd door een lokaal energie-initiatief in de vorm van een privaatrechtelijk rechtspersoon.
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb en artikel 11 van de Asv wordt de subsidie geweigerd als:
Artikel 1.5 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 1.6 Niet-subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.5 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 18 en 19 van de Asv heeft de subsidieontvanger in ieder geval de volgende verplichtingen:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, bevat de aanvraag in elk geval:
Artikel 2.5 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, komen alleen de kosten voor projectbegeleiding, bedoeld in artikel 1.5, onder b, in aanmerking.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, bevat de aanvraag in elk geval:
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.5 komen de kosten voor het opstellen van een startdocument voor subsidie in aanmerking.
Artikel 3.6 Prestatieverantwoording
In afwijking van artikel 1.8, eerste lid, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een startdocument.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, bevat de aanvraag in elk geval:
Artikel 4.5 Subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.5 komen de kosten voor het opstellen van een buurtenergieplan, indien opgesteld, voor subsidie in aanmerking.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, bevat de aanvraag in elk geval:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, bevat de aanvraag in elk geval:
Artikel 6.5 Subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.5 komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Den Haag, 27 juni 2023
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland
drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris
drs. J. SMIT, voorzitter
Bijlage behorende bij artikel 5.2 van de Subsidieregeling Lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling Lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2023
De opgave voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen zoals afgesproken in Parijs is voor Zuid-Holland dusdanig groot dat er ingrijpende veranderingen nodig zijn. De omslag van een fossiele economie naar een circulaire economie is van grote betekenis voor Zuid-Holland. Daarom heeft de provincie het programma ‘Schone energie voor iedereen’ en de module energietransitie in het omgevingsbeleid opgesteld. Zuid-Holland stimuleert energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen.
Deze grootschalige transitie heeft gevolgen voor alle inwoners van de provincie Zuid-Holland. De gemeenten beginnen met het loskoppelen van wijken van het aardgas. Daarnaast worden in de hele provincie de kansen op aardwarmte onderzocht. Ook worden op diverse plekken windturbines gebouwd en zonnepanelen geplaatst.
Als provincie streven we naar een percentage van minimaal 50% lokaal eigendom per project van (grootschalige, vanaf 15 kWp) zon- en windprojecten. Zoals gemotiveerd in de module Energietransitie uit het omgevingsbeleid wordt hiermee lokaal zeggenschap over energieprojecten gestimuleerd en wordt gegarandeerd dat de omgeving voordelen ervaart van de opbrengst van een energieproject. Het is de bedoeling dat hiermee uiteindelijk ook de acceptatie van energieprojecten wordt vergroot.
Steeds meer burgers werken samen om energie op te wekken, te besparen of in te kopen. Deze initiatieven bestaan voor een groot deel uit vrijwilligers. Om hen te ondersteunen en daarmee te helpen aan een gelijk spelveld met de overheid en grote projectontwikkelaars, is deze subsidieregeling opgesteld.
Het programma ‘Schone energie voor iedereen’ laat zien dat de Provincie het belangrijk vindt dat iedereen mee kan doen met de energietransitie en dat schone energie voor iedereen bereikbaar is. Daarom is in 2020 het programma inclusieve energietransitie gestart (zie https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/energie/warmtetransitie/gebouwde-omgeving/inclusieve-energietransitie/). In deze context wordt met inclusiviteit bedoeld dat alle individuen, ongeacht persoonlijke kenmerken, mee kunnen doen, praten, profiteren en beslissen over het energiesysteem waar zij onderdeel van zijn. Er is waardering voor de perspectieven van iedereen en democratische ruimte om dit in te brengen. Het doel van inclusiviteit is om effectief samen te werken en elkaar te versterken. De aanvrager is verplicht aandacht te geven aan inclusiviteit in het project en via het projectplan geeft de aanvrager aan hoe hieraan invulling wordt gegeven. Er is zodoende een inspanningsverplichting die van tevoren beoordeeld wordt. Er zijn geen eisen gesteld aan op welke manier de aanvrager inclusiviteit aandacht geeft. Op de landingspagina van de subsidieregeling is meer informatie en zijn voorbeelden te vinden hoe een aanvrager invulling kan geven aan inclusiviteit in een project.
1.2 Doelgroep: lokale energie-initiatieven
Een lokaal energie-initiatief is een groep lokale bewoners, lokale ondernemers of lokale organisaties die samen duurzame energie willen opwekken, besparen of slim verbruiken. Indien nodig bestaat het initiatief uit een divers kernteam dat vanuit verschillende rollen elkaar aanvult wat betreft kwaliteiten en capaciteiten, maar ook zo goed als mogelijk de deelnemers vertegenwoordigt. Deze initiatieven staan open voor anderen uit de lokale omgeving om mee te doen, mee te beslissen en mee te profiteren
In de praktijk blijkt, ondanks een potentieel sluitende business case, dat het realiserend vermogen van lokale energie-initiatieven vaak onvoldoende is om kostendekkend te zijn. Een gebrek aan beschikbare risicodragende middelen in combinatie met onvoldoende tijd en professionele ontwikkelcapaciteit is soms het knelpunt. Daarom richt de provincie de regeling op professionele ondersteuning bij de voorbereiding van projecten. Daarnaast blijkt dat initiatieven die projecten realiseren niet volledig kunnen bestaan uit vrijwilligers. Daarom is er ook subsidie beschikbaar voor de arbeid die de initiatiefnemers zelf verrichten tijdens de voorbereiding van projecten.
1.3 Europese staatssteunregelgeving
De provincie toetst subsidieaanvragen aan de Europese staatssteunregelgeving. Staatssteun omvat, kort gezegd, niet-marktconforme voordelen van de overheid aan bepaalde ondernemingen, waarmee het handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Als een aangevraagde subsidie leidt tot het verstrekken van onrechtmatige staatssteun dan kan de provincie deze weigeren.
Provinciale subsidies aan ondernemingen die voldoen aan de staatssteuncriteria moeten in beginsel ter goedkeuring worden aangemeld bij de Europese Commissie. De aanmeldingsplicht kent echter een aantal uitzonderingen. Zo biedt de zogenaamde Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) voor bepaalde categorieën steun de mogelijkheid deze onder voorwaarden direct te verlenen. Hierover dient de Europese Commissie via een kennisgeving door de provincie te worden geïnformeerd.
Daarnaast levert subsidie die onder de zogenaamde de-minimisverordening valt geen staatssteun op. Deze verordening is van toepassing op subsidies waarbij het bruto steunbedrag, ongeacht vorm en doel en vóór aftrek van de directe belastingen, voor een onderneming over een periode van drie belastingjaren het plafond van € 200.000,- niet overschrijdt. In voorkomend geval dient de subsidieontvanger een de-minimisverklaring te ondertekenen, waarmee wordt aangetoond dat het plafond niet wordt overschreden.
Het is niet mogelijk om voor dezelfde subsidiabele activiteit subsidie aan te vragen als deze al op grond van een andere provinciale subsidieregeling is gesubsidieerd.
Artikel 1.5 Subsidiabele kosten
Onderdeel a kosten voor het ontwikkelen van een projectplan
Een projectplan is een document waarin wordt beschreven wat het doel van het project is, hoe het beoogde eindresultaat wordt behaald, welke acties hiervoor moeten worden ondernomen en de kosten, in uren én geld, die hierbij komen kijken.
Onderdeel c kosten voor het maken van een communicatieplan en het inzetten van communicatiemiddelen
In een communicatieplan staat beschreven hoe het initiatief of de trekkers van het project de bekendheid van hun project willen vergroten, wie de doelgroep is, welk doel ze voor ogen hebben en welke boodschap ze over willen brengen, en welke communicatiemiddelen ze hiervoor beogen. In het plan wordt hierbij aandacht besteed aan zowel fysieke als niet-tastbare middelen, zoals flyers, posters en informatieboekjes, maar ook online kanalen, mond-op-mond reclame, spreekuren, sociale media of een andere vorm van beeld- of geluidsmateriaal.
Onderdeel d kosten voor het organiseren van bewonersbijeenkomsten
Een bewonersbijeenkomst is een bijeenkomst waar alle bewoners welkom zijn die wonen in het doelgebied van het initiatief. Tijdens de bijeenkomst worden de bewoners ingelicht over het initiatief of project en kunnen zij de vragen stellen die dit bij hen oproept en hun wensen delen. Het doel is om zo de bewoners in te lichten over het bestaan en/of ontstaan van het project of initiatief en daarover met hen in gesprek te gaan of anderszins te betrekken. Op deze manier wordt het bereik van het initiatief vergroot en worden mogelijk nieuwe participanten bereikt.
Onderdeel e kosten voor het inrichten van de administratie voor leden en projectactiviteiten
Hieronder wordt het inrichten van de ledenadministratie en projectactiviteiten verstaan, zoals voor de deelnemers van een collectief zonnedak, de leden van een warmte coöperatie of de bezoeken van de energiecoaches of -klusser. Voor een lokaal energie-initiatief kan er behoorlijk wat tijd gaan zitten in het bijhouden van de administratie en hier komen vaak kosten bij kijken. Inmiddels is er een aantal administratiesystemen dat kan ondersteunen bij project- en ledenadministratie.
Apparaatskosten zijn uren die door de initiatiefnemers of eigen projectmedewerkers worden besteed aan een project, zoals administratie en overleggen met externen en partners. Bestuurlijke uren, zoals het voorbereiden en bijwonen van bestuursvergaderingen of bijeenkomsten met leden zijn niet subsidiabel.
Artikel 1.6 Niet-subsidiabele kosten
Leges, ook wel retributies genoemd, zijn betalingen aan de overheid waar een individueel aanwijsbare tegenprestatie van die overheid tegenover staat. Het gaat om een bedrag dat betaald moet worden aan de overheid voor het gebruik van hun diensten of producten.
De subsidie kan niet worden gebruikt voor investeringen in fysieke producten, zoals zonnepanelen of opslagsystemen. Hiervoor zijn andere regelingen beschikbaar of wordt een private bijdrage verwacht.
Uitzondering is artikel 5.5, tweede lid, op grond waarvan voor energiebesparende maatregelen maximaal 20% van de subsidiabele kosten voor subsidie in aanmerking komt.
Artikel 1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Het eerste lid is bedoeld om ervoor te zorgen dat het project binnen een korte tijd na de subsidieverlening start.
Het tweede lid is bedoeld om een maximale einddatum van de subsidiabele activiteiten te verplichten, namelijk binnen drie jaar na dagtekening van de subsidieverleningsbeschikking.
Het derde lid is bedoeld om ervoor te zorgen dat de kennis en ervaring, die via het project wordt opgedaan, terecht komt bij lokale energie-initiatieven die de kennis en ervaring kunnen gebruiken voor andere projecten. De kennis en ervaring kan worden gedeeld met de contactpersonen van de provincie Zuid-Holland en de gemeente, door het delen van de eindresultaten of via een gesprek.
Energie Samen Zuid-Holland is het projectbureau voor energiecoöperaties en lokale energie-initiatieven in Zuid-Holland, die ondersteuning, kennisdeling en belangenbehartiging biedt. Samen met Energie Samen Zuid-Holland kan bepaald worden hoe de kennis en ervaring gedeeld wordt met andere lokale energie-initiatieven, door naar het algemene adres van ESZH te mailen. (info@energiesamenzuidholland.nl).
Artikel 1.9 Bevoorschotting en betaling
Dit artikel regelt de betaling van de subsidie en het vooruitlopend daarop geven van een voorschot.
Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties
Een collectief zon-op-dak-project is een project waarbij een zonnedak wordt gerealiseerd waaraan mensen deel kunnen nemen die geen zonnepanelen op hun eigen dak kunnen of willen leggen.
Subsidie wordt verstrekt voor de voorbereidingsfase, waarbij alle kosten uit artikel 1.5 in aanmerking komen. De voorbereidingsfase behelst de periode van de projectvoorbereiding en alle bijbehorende zaken die geregeld moeten worden voordat het project geïnstalleerd en daarmee gerealiseerd wordt. Voor de realisatiefase is het alleen mogelijk om subsidie te ontvangen voor de projectbegeleiding. Met de realisatiefase wordt gedoeld op de fase na financiële sluiting en tijdens de realisatie van het zonnedak tot en met de oplevering ervan. Daarna begint de exploitatiefase.
Artikel 2.2 Subsidievereisten en artikel 2.4 Aanvraagvereisten
Onderdeel a eist dat het te realiseren zonnedak minstens 15 kWp bedraagt, wat overeenkomt met de SCE-regeling.
De eigenaar heeft de intentie om het desbetreffende dak beschikbaar te stellen. Dit moet worden aangetoond middels een intentieverklaring van de dakeigenaar.
De SCE is een exploitatiesubsidie wat betekent dat de subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een bedrag per geproduceerde kWh. Wanneer de aanvraag is ingediend voor een nieuw dak en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een voorlopige bevestiging heeft gestuurd voor de aanvraag, kan subsidie bij de provincie worden aangevraagd.
In onderdeel d is bepaald dat er aandacht moet zijn voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemeen deel van deze toelichting.
De subsidie bedraagt maximaal € 10.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.
Draagvlak laat zien in welke mate er steun is voor een initiatief. Dit kan aangetoond worden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het verzamelen van handtekeningen, het organiseren van een bewonersbijeenkomst, of door de mening en het enthousiasme van bewoners op te halen via een enquête of door hen te spreken.
In onderdeel b is bepaald dat er aandacht moet zijn voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemeen deel van deze toelichting.
De subsidie bedraagt maximaal € 5.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.
Onderdeel a regionale warmte- of besparingsontwikkelingen
Met onderdeel a worden warmte of besparingsontwikkelingen bedoeld die door de regio of provincie zijn ingezet, via beleid, een regeling of projecten, die van invloed kunnen zijn op het lokale niveau. Een regionale warmteleiding waar warmte op uitgewisseld wordt, kan bijvoorbeeld relevant zijn voor een lokale warmteleiding voor de piekvoorziening of bij overschotten op de lokale warmtebron. Door met de betreffende gemeente en de provincie Zuid-Holland in gesprek te gaan, kan een aanvrager erachter komen welke regionale warmte of besparingsontwikkelingen er relevant zijn voor het lokale energie-initiatief.
Onderdeel b inlichten gemeente
In onderdeel b is bepaald dat de gemeente wordt ingelicht over het project. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente op de hoogte moet zijn van het bestaan van het project met als doel om een potentiële samenwerking op de middel- en lange termijn te waarborgen en de relatie te stimuleren.
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten en artikel 3.6 Prestatieverantwoording
Een startdocument beschrijft wat het lokale energie-initiatief wil bereiken met een warmte- of besparingsinitiatief en welke acties worden ondernomen in de initiatiefase.
Voor meer informatie over een startdocument, kijk op: https://academie.energiesamen.nu/academie/collecties/214/voorbereiding--mijlpaal-a-startdocument-buurtorganisatie.
Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties
De initiatiefase is de beginfase waar ieder initiatief doorheen gaat. In deze fase vindt de meeste vorming en de zoektocht naar het hoe, wat en waarom plaats. De fase vraagt tijd en zorgt voor een leercurve bij de initiatiefnemers. Wanneer er voldoende aandacht en tijd is voor de initiatiefase, neemt de slagingskans van projecten toe.
Draagvlak laat zien in welke mate er steun is voor een project of initiatief. Dit kan aangetoond worden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het verzamelen van handtekeningen, het organiseren van een bewonersbijeenkomst, of door de mening en het enthousiasme van bewoners op te halen via een enquête of door hen te spreken. Daarnaast kan er samenwerking worden gezocht met een entiteit met lokale binding, zoals een buurtstichting of wijkverenging.
Onderdeel b ten minste twee andere deelnemende partijen
Een van de subsidievereisten is dat er ten minste twee andere partijen participeren in het project waar subsidie voor wordt aangevraagd. De gemeente is één van de deelnemende partijen, omdat de slagingskans toeneemt als de gemeente betrokken is. Dit kan zijn in de vorm van uren, middelen, het beschikbaar stellen van een ruimte voor bijeenkomsten en vergaderingen of door een financiële bijdrage. De andere deelnemer is een privaatrechtelijke partij. Bij lokale warmte-initiatieven is het aannemelijk dat dit bijvoorbeeld de netbeheerder is of een bronbeheerder. Mogelijk zijn er nog andere stakeholders in de omgeving die essentieel zijn voor het slagen van het lokale duurzame warmte project.
In onderdeel d is bepaald dat er aandacht moet zijn inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemeen deel van deze toelichting.
De subsidie bedraagt maximaal € 35.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.
Onderdeel a regionale warmteontwikkelingen
Regionale warmteontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die in de regio van het potentiële warmte-initiatief plaatsvinden op het gebied van warmte. Dit kan bijvoorbeeld een ander initiatief in de buurt of de plannen van de gemeente voor de desbetreffende regio zijn. Door deze mee te nemen bij het opstellen van het projectplan wordt voorkomen dat het projectplan in gaat tegen of botst met de regionale warmteontwikkelingen die er al zijn. Door met de gemeente en provincie Zuid-Holland in gesprek te gaan, kan een aanvrager erachter komen welke regionale warmte of besparingsontwikkelingen er relevant zijn voor het lokale energie-initiatief.
Onderdeel b inlichten gemeente
In onderdeel b is bepaald dat de gemeente wordt ingelicht over het project. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente op de hoogte moet zijn van het bestaan van het project met als doel om een potentiële samenwerking op de middel- en lange termijn te waarborgen en de relatie te stimuleren.
Een startdocument beschrijft wat er bereikt gaat worden met een warmte- of besparingsinitiatief en welke acties worden ondernomen in de initiatiefase om samen met de buurt tot een buurtenergieplan te komen. Voor meer informatie over een startdocument, kijk op: https://academie.energiesamen.nu/academie/collecties/214/voorbereiding--mijlpaal-a-startdocument-buurtorganisatie.
Artikel 4.5 Subsidiabele kosten
Onderdeel a kosten voor het opstellen van een buurtenergieplan
De initiatiefase wordt eventueel afgesloten met een buurtenergieplan van en voor de buurt waarin alles wat er is geleerd, verzameld, afgesproken en besloten bij elkaar is gebracht. In het buurtenergieplan komt de opgedane kennis over bewoners, techniek en organisatieontwikkeling samen. Dit document geeft de focus en richtlijn voor het warmteproject. Daarnaast wordt dit document gebruikt voor het vragen van instemming van bewoners en de betreffende gemeente. Voor meer informatie zie: https://academie.energiesamen.nu/academie/collecties/249/planvorming--mijlpaal-c-buurtenergieplan/258/buurtenergieplan
Artikel 5.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties
Energiebesparing is vanwege de energietransitie, maar vooral door de gestegen energieprijzen en de energiecrisis belangrijk. Energiearmoede, het niet kunnen beschikken over de middelen om energie te gebruiken of hier een groot deel van het inkomen aan kwijt te zijn, is een structureel probleem. De provincie Zuid-Holland werkt er samen met gemeenten, lokale energie-initiatieven, TNO en het Rijk aan om energiearmoede te doen verdwijnen.
Gebouwgebonden en gedragsmaatregelen
Gebouwgebonden maatregelen zijn maatregelen die te maken hebben met het gebouw waarin gewerkt of gewoond wordt. De middelen zijn daarbij bedoeld voor het besparen van energie, zoals het plaatsen van tochtstrips of installeren van Ledlampen. Gedragsmaatregelen duiden op de aanpassing van het gedrag van bewoners om zo energie te besparen. Denk hierbij aan het lager zetten van de thermostaat of het licht uitzetten in ruimtes waar niemand is.
De wijk waar het initiatief zich in eerste instantie op richt heeft te maken met lage inkomens, tot 130 procent van het sociaal minimum, en een woning met een lage energetische kwaliteit, dus een voorlopige of definitieve energielabel D, E F of G, zoals opgenomen op de kaart in de bijlage bij deze regeling. Daarbij dient de score van de wijk minimaal 11% te zijn op de indicator lage inkomens en een woning met een lage energetische kwaliteit.
Draagvlak laat zien in welke mate er steun is voor een project of initiatief. Dit kan aangetoond worden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het verzamelen van handtekeningen, het organiseren van een bewonersbijeenkomst, of door de mening en het enthousiasme van bewoners op te halen via een enquête of door hen te spreken. Daarnaast kan er samenwerking worden gezocht met een entiteit met lokale binding, zoals een buurtstichting of wijkverenging.
In onderdeel e is bepaald dat er aandacht moet zijn voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemeen deel van deze toelichting.
De subsidie bedraagt maximaal € 35.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.
Onderdeel a inlichten gemeente
In onderdeel a is bepaald dat de gemeente wordt ingelicht over het project. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente op de hoogte moet zijn van het bestaan van het project met als doel om een potentiële samenwerking op korte- en lange termijn te waarborgen en de relatie te stimuleren.
Onderdeel b lange termijn van het lokale initiatief
Er dient aandacht te zijn voor de lange termijn in het projectplan. Hierbij kunnen vragen beantwoord worden als: hoe ziet het initiatief er over 5 jaar uit? Of: waar denken de initiatiefnemers dan te staan en wat willen ze bereiken? Het is belangrijk om een idee te hebben waar een initiatief naar toe gaat en wat er met de betrokkenen, zoals bijvoorbeeld de energiecoaches en klussers, gebeurt.
Artikel 5.5 Subsidiabele kosten
Eerste lid, onder a, kosten voor coördinatie en begeleiding van energiecoaches- en klussers
Energiecoaches gaan bij mensen thuis langs of zijn beschikbaar op een centrale locatie of evenement om bewoners te informeren over energiebesparing en mogelijke maatregelen. Energieklussers gaan bij mensen thuis langs om kleine energiebesparende maatregelen uit te voeren en met bewoners in gesprek te gaan over energiebesparend gedrag.
Eerste lid, onder b, kosten voor gemeenschapsvorming
In de buurt of wijk verbindingen zoeken met de bestaande netwerken, om een gemeenschap te vormen rond de energietransitie. Er wordt gezocht naar gemeenschappelijke interesses en belangen tussen organisaties, personen en netwerken om ze met elkaar te laten samenwerken en op die manier het bereik van het project of initiatief te vergroten;
Tweede lid kosten voor energiebesparende maatregelen
Via de gemeente en het Rijk zijn er voldoende mogelijkheden om aan energiebespaarboxen of anderszins energiebesparende maatregelen te komen. Van de totale aangevraagde subsidie mag daarom maximaal 20% besteed worden aan de aanschaf van energiebesparende maatregelen. Op deze manier wordt voorkomen dat initiatieven vanwege de absentie van fysieke materialen niet aan de slag kunnen gaan.
Artikel 6.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties
Een lokaal energiesysteem is een systeem dat lokaal energie opwekt, opslaat en uitwisselt via een lokaal energienet. Daarbij wordt niet of in mindere mate gebruik gemaakt van het centrale energienetwerk. Dit kan door lokaal energie op te slaan of flexibiliteitsoplossingen toe te passen, zoals batterijen, warmtebuffers of elektrische auto’s. Daarnaast is er arbeid nodig om deze onderdelen uit te voeren, welke ook lokaal kan worden georganiseerd, bijvoorbeeld via een wijkbedrijf.
Onderdeel a betrekken van bewoners
De middelen zijn beschikbaar gesteld om bewoners bij de energietransitie te betrekken en het draagvlak voor de energietransitie te vergroten. De projecten die worden uitgevoerd of het resultaat zijn van een samenwerking hebben daarom altijd als doel om bewoners te betrekken en waar mogelijk eigenaarschap te geven over de lokale energietransitie.
Draagvlak die er is laat zien in welke mate er steun is voor een project of initiatief. Dit kan aangetoond worden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het verzamelen van handtekeningen, het organiseren van een bewonersbijeenkomst, of door de mening en het enthousiasme van bewoners op te halen via een enquête of door hen te spreken. Daarnaast kan er samenwerking worden gezocht met een entiteit met lokale binding, zoals een buurtstichting of wijkverenging.
Onderdeel c ten minste twee andere deelnemende partijen
Een van de subsidievereisten is dat er ten minste twee andere partijen, zoals een netbeheerder of een bronbeheerder, participeren in het project waar subsidie voor wordt aangevraagd. Dit kan zijn in de vorm van uren, middelen, het beschikbaar stellen van een ruimte voor bijeenkomsten en vergaderingen of door een financiële bijdrage.
Onderdeel d opslag en flexibiliteitsoplossingen
Via opslagoplossingen wordt duurzame energie vastgehouden om deze op een later moment te gebruiken. Flexibiliteitsoplossingen zorgen ervoor dat energie slim wordt uitgewisseld, waardoor het energienetwerk niet of minimaal gebruikt hoeft te worden of kan worden ontzien van overspanning.
Wanneer de gebruikte oplossingen vragen om een fysieke installatie, zoals een batterij of buffervat, dan dient het product technisch en commercieel gereed te zijn en het gehele ontwikkelingsproces te zijn afgerond. Hierbij is er ook voldaan aan de benodigde veiligheidseisen om deze technieken toe te passen in de gebouwde omgeving.
In onderdeel d is bepaald dat er aandacht is voor inclusiviteit in het project. Nadere toelichting hierover is te vinden in het algemeen deel van deze toelichting.
De subsidie bedraagt maximaal € 40.000, --. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500, -- buiten toepassing.
Onderdeel b inlichten gemeente
Een van de aanvraagvereisten is dat de gemeente wordt ingelicht over het project. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente op de hoogte moet zijn van het bestaan van het project met als doel om een potentiële samenwerking op de middel- en lange termijn te waarborgen en de relatie te stimuleren.
Artikel 6.5 Subsidiabele kosten
Onderdeel a kosten voor het inrichten van een digitale structuur voor het lokale energiesysteem
Voor een lokaal energiesysteem, waarbij energie wordt opgeslagen en uitgewisseld, is een digitale structuur, zoals een applicatie, website of softwareprogramma, nodig die bijhoudt wanneer de energie wordt opgewekt, opgeslagen en uitgewisseld en naar wie. Het inrichten van die digitale structuur is faciliterend aan het samenwerken tussen en het betrekken van bewoners bij het lokale energie-initiatief. Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met die informatie en rekening te houden met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Onderdeel b kosten voor evalueren, meten en monitoren van het lokale energiesysteem
Bij voorbereiden op en het realiseren van een lokaal energiesysteem, waarbij opslag- of flexibiliteitsopslossingen worden toegepast, komt informatie en data vrij. Deze informatie kan bijvoorbeeld gaan over het energieverbruik, de betrokkenheid van de deelnemers of het verbruikspatroon van de deelnemers. Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met die informatie en rekening te houden met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De middelen zijn bedoeld om de data die vrijkomt te meten en te monitoren, zodat het lokale energiesysteem beter kan functioneren en opwek, opslag en verbruik beter op elkaar gaan aansluiten. Hier leert het lokale energie-initiatief en haar deelnemers van, maar ook andere initiatieven, overheden en organisatie kunnen van deze projecten leren voor de energietransitie.
Onderdeel c het organiseren van de samenwerking die nodig is voor een lokaal energiesysteem
Voor het organiseren van een lokaal energiesysteem zijn meerdere partijen, naast de bewoner, nodig om het te laten slagen. Partijen die eventueel bijdragen aan het lokaal energiesysteem zijn een netbeheerder, bronbeheerder, gemeente, hogeschool of universiteit of een lokaal wijkbedrijf die de arbeid levert voor de aanleg en het onderhoud van het lokale energiesysteem. Het organiseren van die samenwerking met een beschrijving van ieders rol en de onderlinge verhouding vergt tijd en inzet en kan bijvoorbeeld resulteren in een samenwerkingsovereenkomst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-8073.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.