Hoofdstuk,
paragraaf
|
Toelichting en hulpvragen
|
Deel I Beschrijving van de Lokale Ontwikkelingsstrategie
|
1
|
Totstandkoming en status Ontwikkelingsstrategie
|
- -
Wie nam het initiatief? Van wie is het plan?
- -
Wie waren bij de totstandkoming betrokken? Geef een beschrijving van het proces om de lokale gemeenschap bij de ontwikkeling van de strategie te betrekken.
- -
Geef aan welke status de Ontwikkelingsstrategie heeft. Wie heeft het wanneer vastgesteld/onderschreven met bijvoorbeeld een intentieverklaring?
CHECK
:
Is hiermee voldoende aangetoond dat er een breed draagvlak voor deze LOS onder de bevolking in het gebied is?
|
2.1
|
Gebiedsbegrenzing
|
- -
Geef een definitie van het gebied (met kaart).
- -
Geef aan hoeveel inwoners dit begrensde gebied heeft.
- -
Geef een onderbouwing voor de gekozen begrenzing. Indien het gebied meer dan 250.000 inwoners telt, moet u onderbouwen waarom dit nodig c.q. logisch is. Toon aan dat het een coherent gebied is.
- -
Kernen met meer dan 30.000 inwoners horen niet bij het landelijk gebied en zijn daarom in principe geen onderdeel van het LEADER-gebied. Voor strategieën die bijdragen aan stad-land relaties is het mogelijk, mits goed onderbouwd, ook deze stedelijk gebieden aan te wijzen. Deze stedelijke gebieden dienen apart gemarkeerd te worden op een kaart.
TIPS:
- -
Denk aan de relatie met omliggende (LEADER) gebieden.
|
2.2
|
Gebiedsanalyse
|
- -
SWOT: Beschrijf de ontwikkelingsbehoeften en mogelijkheden met een analyse van sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen (SWOT). Neem hierin ook mee de verschillende (voorziene) relevante overheidsprogramma’s die in het gebied spelen zoals bijvoorbeeld het BPLG en de GGA die een grote overlap met de LEADER-doelen kennen.
- -
Ontwikkelingsperspectief: Benoem vervolgens de prioriteiten voor het gebied: wat is heel urgent en belangrijk, wat minder. Beschrijf wat de grootste behoeften en uitdagingen zijn voor het gebied. Met andere woorden: welk ontwikkelingsperspectief is er? Leg hierbij de link naar de in het NSP opgenomen behoeften (“Needs”) voor LEADER. Prioritaire behoeften:
- •
N.23: Aantrekkelijker platteland voor wonen en recreëren
- •
N.24: Aantrekkelijker ondernemers en werkklimaat
Overige behoeften:
- •
N.12: Klimaatmitigatie: lagere broeikasgasemissies en grotere koolstofvastlegging
- •
N.13: Klimaatadaptatie: lagere ecologische, economische schade en waterkwantiteit
- •
N.14: Opwekken duurzame energie en energiebesparing
- •
N.15: Betere chemische en biologische waterkwaliteit
- •
N.16: Versterkte natuurlijke weerbaarheid en waterbergend vermogen landbouwbodems
- •
N.17: Betere luchtkwaliteit: minder emissies van broeikasgassen, geurstoffen en fijnstof
- •
N.18: Meer en herstel van biodiversiteit
- •
N.19: Behoud en herstel van (cultuur)landschappen
- -
Geef een krachtenveldanalyse van het netwerk: welke actoren zijn waar op actief?
|
3.1
|
Strategie, ’NSP-doelen en algemene doelstelling
|
Doelstelling:
- -
Geef op basis van de gebiedsanalyse een beschrijving van wat de LAG in het gebied wil veranderen of versterken. Beschrijf de algemene doelen van de strategie. Wat wil de LAG bereiken op de gekozen thema’s?
- -
Prioriteer deze in mate van urgentie en belang. Benoem eventueel ideeën en ambities voor samenwerking met andere gebieden.
- -
Leg ook hier de link naar de NSP-behoeften, die zijn beschreven onder 2.2 van de LOS.
LEADER NSP-doelen:
Is het NSP is opgenomen dat LEADER in Nederland wordt ingezet voor de doelen:
- •
D (ofwel SO4): Bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen, en duurzame energie te bevorderen
- •
E (ofwel SO5): Bevordering van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen
- •
F (ofwel SO6): Bijdragen tot het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en tot de instandhouding van habitats en landschappen
- •
H (ofwel SO8): Bevordering van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, waaronder deelname van vrouwen in het boerenbedrijf, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, ook in de circulaire bio-economie en de duurzame bosbouw
Daarnaast heeft ieder gebied de keuze om aan elk van de andere doelen van het NSP bij te dragen:
- •
A (ofwel SO1): Het bieden van steun met het oog op een leefbaar bedrijfsinkomen en veerkracht van de landbouwsector in de hele Unie, en behoeve van een grotere voedselzekerheid voor de lange termijn, van een meer diverse landbouw, en van een economisch duurzame landbouwproductie in de Unie
- •
B (ofwel SO2): Vergroting van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven voor zowel de korte als de lange termijn, onder meer door meer aandacht voor onderzoek, technologie en digitalisering
- •
C (ofwel SO3): Verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen
- •
G (ofwel SO7): Het aantrekken en vasthouden van jonge landbouwers en andere nieuwe landbouwers en bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden
- •
I (ofwel SO9): SO9 Beter inspelen door de landbouw van de Unie op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, en voorts vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn, en bestrijding van antimicrobiële resistentie
- •
J (ofwel XCO): Horizontale doelstelling: de sector moderniseren door kennis, innovatie en digitalisering in de landbouw en in plattelandsgebieden te stimuleren en te delen, en het benutten daarvan bevorderen
Advies is om niet aan alle doelen van het NSP bij te willen dragen. Dan verliest de strategie focus en daarmee mogelijk uitvoerbaarheid.
Mate van integraliteit en vernieuwing:
- -
Geef een beschrijving van de integraliteit. Hiermee wordt bedoeld welke sectoren, samenwerkingsverbanden, instrumenten en eventueel relaties met andere (LEADER)gebieden bij zullen dragen aan de strategie;
- -
Geef een beschrijving van het innovatieve aspecten. Hiermee wordt bedoeld welke nieuwe diensten, producten of werkwijzen een plek krijgen in de gekozen strategie. Het gaat hier met name om hoe nieuwe ideeën zullen worden opgepakt en verder worden geholpen en niet om een vooraf bepaalde toetsingskader over wat wel of niet innovatief is.
Aansluiting bij (beleid)context:
- -
De LAG is niet de enige die in het gebied aan de slag gaat met realisatie van doelen. Ook provincie, gemeenten en waterschappen doen dat, ieder op hun eigen manier en met eigen doelstellingen en werkwijzen.
- -
- -
- -
werkwijzen. Beschrijf en borg binnen het kader van bovengenoemde doelen de aansluiting met de acties bij de beleidsprogramma’s van de provincie en de betrokken gemeenten en waterschappen waar relevant. Denk hierbij aan de programma’s voor Landbouw en Voedsel (zoals rond stikstof, innovatie, jonge boeren en biologische landbouw), Water en Bodem (zoals de Kaderrichtlijn Water), en Natuur (zoals rond biodiversiteit), maar ook de BPLG en GGA met grotendeels overlappende doelen.
- -
Naast publieke actoren zijn er diverse overige partijen die in het gebied een belang hebben. Beschrijf in de strategie hoe de aansluiting
- -
met deze andere partijen in het gebied aansluiting plaatsvindt tijdens de uitvoering.
OPTIE:
Afhankelijk van keuze van de LAG: Beschrijf in hoeverre de strategie bijdraagt aan de thematische doelstelling van andere fondsen (EFRO, ESF, EFMV) en horizontale doelstellingen op overkoepelende thema’s innovatie, milieu en klimaatverandering.
TIPS:
- -
Denk aan afstemming en eventuele samenwerking met andere deelnemers in NSP zoals waterschappen, collectieven agrarisch natuurbeheer, innovatiegroepen,etc.
- -
Zorg voor een heldere onderbouwing met de keuze van de verschillende submaatregelen (zie bij 6.1)
CHECK:
- -
Toont de LAG aan dat de bottom-up werkwijze op degelijke en doordachte wijze vorm gaat krijgen? Waar kan LEADER het verschil kan gaan maken op de gekozen thema’s?
- -
Zit er voldoende focus in de strategie?
- -
Is de relatie met de gebiedsanalyse en SWOT duidelijk?
|
3.2
|
Meetbare doelstellingen
|
- -
Beschrijf afrekenbare doelstellingen en meetbare resultaten door indicatoren en streefwaarden (aantal en in de tijd) te benoemen, doe dit eveneens voor de Resultaatindicatoren (zie hieronder); Maak hierbij een onderscheid tussen output- en outcome-doelstellingen.
INFO:
Resultaatindicatoren
Bij rapportage aan de Europese Commissie dient vooral aandacht te worden besteedt aan de behaalde resultaten. Dit gebeurd aan de hand van vooraf bepaalde Resultaatindicatoren (R). Voor LEADER zijn de R’s die van toepassing zijn opgenomen in het NSP. Dit zijn:
- •
R.38: Aandeel van de plattelandsbevolking dat valt onder een plaatselijke ontwikkelingsstrategie
- •
R.41: Aandeel van de plattelandsbevolking dat betere toegang tot diensten en infrastructuur door GLB-steun geniet
- •
R.42: Aantal personen dat onder ondersteunde projecten voor sociale inclusie valt
In de LOS dient onderbouwd te zijn opgenomen welke resultaten verwacht worden op ieder van deze indicatoren. De voortgang in het behalen van deze resultaten zal gedurende de uitvoering van de LOS onderdeel zijn van de evaluatie die de LAG uitvoert.
Output-doelstellingen zijn doelstellingen op het gebied van de prestaties die je als LAG wilt leveren. Zij hebben daarmee een directe relatie met de inspanningen die je als LAG levert. Met andere woorden: de prestaties zijn door de LAG direct stuurbaar. Het voordeel van dergelijke doelstellingen is
dat de LAG zichzelf duidelijke normen kan opleggen en daarop afgerekend kan worden.
Outcome-doelstellingen zijn doelstellingen op het gebied van de maatschappelijke effecten die je als LAG wil bereiken. Het voordeel hiervan is dat je gaat meten of je beleid het gewenste effect heeft gehad. Deze mogen zowel gekwantificeerd worden als in kwalitatieve termen uitgedrukt worden.
CHECK:
Zijn de doelstellingen SMART geformuleerd zodat monitoring en evaluatie in de uitvoering en verantwoording ook eenvoudig en transparant kan plaats vinden?
TIP:
Voor de overzichtelijkheid kan gebruik worden gemaakt van een doelenboom of een DIN (doelen- inspanningennetwerk).
|
4
|
Activiteitenplan
|
Activiteitenplan
- -
Benoem de activiteiten waaruit moet blijken hoe de doelstellingen van de ontwikkelingsstrategie worden bereikt. Wat ga je concreet doen, wie gaat het doen, wanneer ga je het doen en met welke middelen?
- -
Beschrijf het aantal projecten dat wordt verwacht, met daarbij de verwachte omvang van de projecten (gemiddelden)
- -
Beschrijft de wijze waarop de projecten worden gesubsidieerd (worden er vereenvoudigde kostenopties ingezet, en zo ja welke);
- -
Benoem en onderbouw het subsidiepercentage/de subsidiepercentages per activiteit
- -
Benoem en onderbouw waarom of het verstrekken van voorschotten wel of niet wenselijk is (tot maximaal 50% van de verleende subsidie)
- -
Beschrijf onder welke situatie of op basis van welke kenmerken er geen subsidie zal worden verleend.
Meerjaren planning
Maak hiervoor een grove (meer-jaren)planning.
INFO:
De wijze waarop de LAG het activiteitenplan beschrijft is niet voorgeschreven.
Indien in het kader van een project onder de LOS (mede) investering(en) worden gedaan, dan worden het subsidiepercentage en de \
subsidievoorwaarden conform de interventietypes voor Investeringen toegepast (Artikel 68(4b) SPR) zoals voor investeringen (art 73):
- •
Maximum subsidiepercentage voor productieve investeringen is 65% van de subsidiabele kosten
- •
Voor investeringen, die een bijdrage leveren aan milieu- en klimaatdoelstellingen en dierenwelzijn geldt een mogelijkheid voor verhoogd subsidiepercentage tot en met 80%;
- •
voor specifieke groepen en jonge landbouwers onder de 40 jaar is een verhoogd subsidiepercentage mogelijk tot en met 80%;
- •
voor subsidie niet gericht op investeringen bedraagt het subsidiepercentage maximaal 100%.
Het percentage wordt door de LAG bepaald in de LOS waarbij voor enige uniformiteit gekozen kan worden voor 40, 60, 80 of 100%;
Subsidiëring kan plaatsvinden op basis van vergoeding van gemaakte kosten of vereenvoudigde kostenopties, te weten: vaste (vooraf bepaalde) bedragen of vaste (vooraf vastgelegde) percentages.
Indien opgenomen in de LOS kan ook worden gewerkt met subsidieverlening op basis van
begrotingssubsidies, dat wil zeggen: Op basis van begroting van de aanvrager wordt de prestatie en
lumpsum vastgesteld (prestatieverantwoording);
Afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag en de doelgroep-risico-analyse zal worden aangegeven welke stukken nodig zijn ter onderbouwing. Indien opgenomen in de LOS zijn voorschotten mogelijk tot maximaal 50%;
TIP:
De LAG kan bijvoorbeeld de volgende basisactiviteiten onderscheiden:
- 1.
- 2.
- 3.
Aanjaagkosten/Deskundigheidsbevordering
- 4.
Bestuur en organisatie LAG
- 5.
- 6.
Ad. 1 Dit zijn de projecten die de LAG in het gebied wil (laten) uitvoeren. Het kunnen projecten zijn die de LAG zelf initieert maar ook projecten die door andere partijen worden uitgevoerd.
Ad. 2 Dit betreft activiteiten die zijn gericht op voorbereiding (haalbaarheidsstudies, technische uitwerking, administratie en uitvoering) en uitvoering van samenwerkingsactiviteiten met andere gebieden. Voorwaarde is dat de LAG kan aantonen van plan te zijn een concreet project uit te voeren.
Ad. 3 Hierbij kan het gaan om specifieke ‘’aanjaagactiviteiten’’ en ‘’capaciteitsopbouw’’: bijvoorbeeld bijeenkomsten organiseren, trainingen aanbieden voor deskundigheidsbevordering en ter ondersteuning van aanvragers om kwalitatief goede projecten te kunnen ontwikkelen, uitvoeren en verantwoorden, en ervaringen over te kunnen dragen.
Ad. 4 Bestuur en organisatie van de LAG: de vergaderingen, projectbeoordelingen, verslaglegging bijeenkomsten, openbare bijeenkomsten, deelname aan andermans activiteiten (congressen, trainingen), projectmonitoring en effectbeschrijving (link met M&E) etcetera
Ad. 5 Communicatieactiviteiten: Beschrijf op hoofdlijnen welke doelgroepen en communicatiemiddelen de LAG wil ontwikkelen ter ondersteuning van het behalen van de doelen.
Ad. 6 Administratie: financiële administratie, beheer dossiers, handhaving reglement etc
TIP:
Voor eenvoud in de uitvoering en tussen aanvragers in het gebied, kan de LAG ervoor kiezen voor alle projecten hetzelfde subsidiepercentage te hanteren. Rekening houdend met alle wettelijke voorwaarden (zoals staatssteun en de-minimis) kan de LAG daarvoor een subsidiepercentage kiezen tussen 40% en 65%. Daar kan in de LOS al een keuze voor beschreven worden, maar deze kan ook worden uitgesteld tot de fase van openstelling. Beschrijf de geprefereerde werkwijze in de LOS.
|
5.1
|
Positie, taken en bevoegdheden LAG
|
- -
Beschrijf de taken en bevoegdheden van de LAG.
- -
Welke relatie en rolverdeling is er tussen LAG, provincie, betaalorgaan, andere partners in de uitvoering van deze LOS? Wat is de relatie met andere grote actoren in het gebied? Welke (juridische) rechtsvorm heeft de LAG of wie vertegenwoordigd de LAG? Waarom?
INFO:
- -
Een lid van de LAG mag de LAG formeel vertegenwoordigen. Of er wordt een rechtspersoon opgericht.
- -
Ga met je eigen provincie na hoe de rolverdeling tussen RVO-provincie en LAG het beste precies zal gaan werken. Ten tijde van opstellen van dit format is de rolverdeling landelijk en per provincie nog niet concreet bekend.
|
5.2
|
Profiel en samenstelling LAG
|
- -
Profiel van de LAG: Welke kenmerkende kwaliteiten, deskundigheden, netwerken, samenstelling (publiek-privaat, man, vrouw, jong oud sectoren etc.) heeft de groep als geheel? Hoe sluit dit aan bij de strategie en thema’s?
- -
De samenstelling van de groep: Geef het aantal leden, beschrijf de gewenste deskundigheden/en netwerken om strategie en doelen te behalen. Hoe sluit dat aan op de strategie en thema’s?
- -
Wordt gewerkt met afvaardigingen of op persoonlijke titel met netwerken, of een andere variant?
- -
Hoe is de verdeling publiek-privaat? Met privaat wordt niet uitsluitend privépersonen bedoeld, maar ook private organisaties zoals verenigingen en stichtingen.
- -
Hoe is de inclusiviteit van de LAG geborgd in de oprichting en gedurende de uitvoeringsperiode?
- -
Hoe is de groep tot stand gekomen?
INFO:
Met Inclusiviteit wordt bedoeld dat de LAG een goede weerspiegeling moet zijn van de bevolking in het gebied, waarbij extra aandacht is voor kwetsbare groepen.
CHECK:
Voor de toetsingscriteria op ‘’Bestuurskracht’’ moet de LAG kunnen aantonen:
- -
De mate waarin de deskundigheid van de leden van de LAG aansluit bij de gekozen prioriteiten (thema’s); m.a.w. wat is de capaciteitsopbouw van de leden?
- -
De mate waarin de LAG in staat wordt geacht om samenwerking te zoeken met andere partnerschappen en/of LAG’s met het oog op synergie.
- -
Maximaal 49% van de LAG-leden mag een publieke organisatie vertegenwoordigen.
TIPS:
- -
Beschrijf het verschil met de vorige LEADER-groep indien er sprake is van een vervolg.
- -
Laat ook hier zien hoe je de professionaliseringsslag vorm geeft in de samenstelling van de groep, de rechtspersoon of anderszins.
- -
Onderbouw de commitment van leden van de LAG en afspraken met andere partijen of programma’s met bijvoorbeeld intentieverklaringen e.d.
|
5.3
|
Organisatie van de uitvoering
|
Hier geef je op hoofdlijnen aan hoe je e.e.a. organiseert. De precieze uitwerking volgt in deel II het reglement.
- -
Wat is algemene werkwijze van LAG als professioneel, actief en aanjagend streeknetwerk?
- -
Hoe wordt de LAG georganiseerd en ondersteund (leiding, communicatie, administratie etc.).
- -
Wie heeft de verantwoordelijkheid voor de administratie en financieel beheer? Wat is taak- en rolverdeling met RVO en provincie? Wie gaat betalingen uitvoeren voor steunaanvragen? Wie beheert werkbudget van de LAG?
- -
Beschrijf de wijze waarop besluitvorming plaatsvind ten aanzien van openstellingen voor de uitvoering van de LOS en het bepalen van subsidieplafonds voor deze openstellingen;
- -
Beschrijf de maatregelen die worden genomen voor het beheer, de monitoring en de evaluatie waarmee kan worden aangetoond dat de LAG ook echt in staat is om de strategie uit te voeren;
- -
Komt er een ‘’standplaats’’ voor een kantoor/contactadres?
- -
Welke instanties/organisaties/doelgroepen zijn of worden betrokken en wat is hun rol?
CHECK:
Leg een link met het activiteitenplan en de communicatie.
|
6.1
|
Begroting
|
De LOS moet een financieel plan omvatten met een geplande toewijzing uit elk van de betrokken Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ELFPO voor LEADER in Nederland). De begroting moet zijn uitgesplitst en aansluiten op de strategie en het activiteitenplan.
Stel de begroting zo op dat het inzicht geeft in eventuele submaatregelen die de LAG onderscheid, zoals bijvoorbeeld:
- -
Maximaal 25% van het budget voor lopende kosten, promotie en voorlichting (m.n. beheerskosten LAG, vergaderkosten, administratie). De kosten die voor deze activiteiten worden uitgeven mogen nooit meer dan 25% van het voor het gebied beschikbare budget bedragen. Subsidiabel zijn operationele kosten, personeelskosten, opleidingskosten, kosten PR, financiële kosten, kosten M&E en kosten voor aanjagen en faciliteren potentiële begunstigden;
- -
Minimaal 75% van het budget voor:
- -
steun aan projecten in het eigen gebied
- -
steun aan projecten voor samenwerking van de LAG met andere Europese LAG’s
|
6.2
|
Dekkingsplan
|
- -
Uit het financieringsplan blijkt dat er sprake is van een breed financieel draagvlak en voldoende inbreng van private middelen.
- -
Onderbouwing van de publieke bijdrage kan worden aangetoond door een intentieverklaring van een overheidsbestuur;
- -
Projecten kunnen uit verschillende Europese Structuurfondsen worden gefinancierd mits er hiervoor middelen beschikbaar worden gesteld en mits verantwoord aan de managementautoriteit van het betrokken fonds. Indien dit het geval is dan dient u een inschatting te maken van de bijdragen vanuit de andere fondsen
- -
Voor wat betreft de verhouding tussen EU (ELFPO bijdrage) en nationale cofinanciering zijn de spelregels als volgt:
Voor de uitvoering van de LOS: het Elfpo-budget (EU-middelen) dat beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de LOS, wordt aangevuld met provinciale cofinanciering (10% van het Elfpo-bedrag). Lokale overheden in het gebied dienen minimaal 10% van het Elfpo-bedrag bij te dragen als cofinanciering. Er komt voor Noord-Brabant een budget beschikbaar dat toereikend is voor drie LEADER-gebieden om elk voor circa 2,5 min van publieke middelen te voorzien voor de gehele GLB-periode. Het streven is daarom hiermee rekening te houden.
Op projectniveau: hierover moeten nog nadere afspraken worden gemaakt. Dit heeft te maken met een afwijkende verhouding EU-cofinanciering in Overijssel ten opzichte van de afspraken met Brussel.
Tip:
Omdat het lastig is om vooraf private bijdragen geregeld te krijgen, kun je bijvoorbeeld in de selectiecriteria en bepaling van de hoogte van de bijdrage, een ‘’sleutel’’ opnemen voor private bijdragen.
|