Investeringsregeling Reductie Stikstofemissie Noord-Nederland

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

overwegende dat:

  • het in het kader van herstel van habitats in Natura 2000-gebieden noodzakelijk is stikstofdepositie te reduceren;

  • de agrarische sector maatregelen kan nemen om de stikstofemissie te reduceren;

  • het Rijk met de 'versnellingsaanpak' financiële middelen beschikbaar heeft gesteld voor het nemen van stikstofreducerende maatregelen via de Regeling Specifieke Uitkering Provinciale Versnellingsvoorstellen transitie landelijk gebied;

  • de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe een gezamenlijk aanbod hebben gedaan aan de minister voor Natuur en Stikstof voor stikstofreducerende maatregelen en hiervoor door het Rijk middelen ter beschikking zijn gesteld;

  • agrarische ondernemingen in de drie noordelijke provincies met deze subsidieregeling in de gelegenheid worden gesteld te investeren in stikstofreducerende maatregelen;

  • Gedeputeerde Staten van Groningen en Fryslân een gelijkluidende regeling hebben vastgesteld;

 

gelet op:

 

  • -

    Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 1.3 van de Algemene subsidieverordening provincie Drenthe 2017;

 

BESLUITEN:

 

de Investeringsregeling Reductie Stikstofemissie Noord-Nederland vast te stellen.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

Assen, 21 februari 2023

Kenmerk 4.11/2023000261

 

Uitgegeven: 25 mei 2023

 

Investeringsregeling Reductie Stikstofemissie Noord-Nederland

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    advies: schriftelijke of elektronische door de externe deskundige vastgelegde verslaglegging die aan de subsidieaanvrager verstrekt wordt;

  • b.

    agrarische onderneming: landbouwbedrijf als bedoeld in artikel 2 onder (6) van Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Europese Commissie van 14 december 2022, PbEU 2022, L 327/1;

  • c.

    externe deskundige: iemand die op grond van opleiding of ervaring gekwalificeerd is en staat ingeschreven in het bedrijfsadviseringssysteem (BAS) van de Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs of met betrekking tot advisering in het kader van weidegang staat ingeschreven als adviseur bij de Stichting Weidegang;

  • d.

    kmo: een onderneming die behoort tot de categorie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo's) als bedoeld in artikel 2 (52) van de Landbouwvrijstellingsverordening;

  • e.

    Landbouwvrijstellingsverordening (LVV): de Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Europese Commissie van 14 december 2022, PbEU 2022, L 327/1 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • f.

    Procedureregeling: Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018.

Artikel 2 Toepassing Kaderverordening en Procedureregels

 

De Kaderverordening provincie Groningen 2017 en Procedureregeling zijn van toepassing op de subsidieverstrekking op basis van deze regeling, met uitzondering van artikel 2.5, lid 1, sub b, van de Procedureregeling.

Artikel 3. Doel van deze regeling

 

Deze regeling heeft tot doel investeringen te stimuleren in maatregelen die bijdragen aan de reductie van stikstofemissie binnen een agrarische onderneming. Het geven van advies door een extern deskundige over die maatregelen maakt daar ook deel van uit.

Artikel 4. Doelgroep

 

Subsidie kan worden aangevraagd door agrarische ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid gevestigd in de provincie Groningen, Fryslân of Drenthe die zijn aan te merken als kmo.

Artikel 5. Subsidievorm

 

Subsidie op grond van deze regeling wordt verleend in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6. Openstelling en subsidieplafond

 

De regeling wordt één of meerdere keren per jaar middels een openstellingsbesluit opengesteld voor aanvragen. In het openstellingsbesluit worden het subsidieplafond, de maatregelen en de wijze van indiening van de aanvragen voor subsidie vastgesteld.

 

Paragraaf 2. Subsidieverstrekking

 

Artikel 7. Subsidiabele activiteiten en kosten

 

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het laten opstellen van een advies door een externe deskundige als bedoeld in artikel 1, onder c, welk advies ziet op een maatregel als bedoeld in het openstellingsbesluit;

    • b.

      het investeren in maatregelen genoemd in het openstellingsbesluit .

  • 2.

    Alleen kosten waarvoor een verplichting is aangegaan na indiening van de aanvraag, komen voor subsidie in aanmerking.

  • 3.

    Subsidiabel zijn:

    • a.

      de kosten van aanschaf van machines en uitrusting door koop, huurkoop dan wel financial lease, mits de aanvrager eigenaar wordt nadat alle termijnen zijn betaald;

    • b.

      de aankoop of ontwikkeling van software;

    • c.

      uitgaven voor niet-productieve investeringen;

    • d.

      uitgaven voor het laten opstellen van een advies door een externe deskundige.

Artikel 8. Subsidiehoogte

 

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, bedraagt maximaal € 1.500,-- per advies.

  • 2.

    De totale subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, bedraagt per agrarische onderneming maximaal € 3.000,--.

  • 3.

    De maximale subsidie-intensiteit voor een maatregel uit artikel 7, eerste lid, onder b, bedraagt 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 60.000,-- per agrarische onderneming.

Artikel 9. Verdeelsystematiek

 

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van volledige subsidieaanvragen tot het moment dat het subsidieplafond wordt overschreden.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag bij indiening nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag en het tijdstip waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking plaats op basis van registratie van binnenkomst. De registratie vindt plaats op dag en tijdstip.

Artikel 10. Algemene weigeringsgronden

 

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.5 en 2.6 van de Procedureregeling, wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager van de subsidie niet behoort tot de in artikel 4 vermelde doelgroep van deze regeling;

  • b.

    geen sprake is van subsidiabele activiteiten of subsidiabele kosten als bedoeld in deze regeling;

  • c.

    het aangevraagde subsidiebedrag na beoordeling voor de subsidiabele activiteit minder dan € 1.000,-- bedraagt;

  • d.

    er cumulatie ontstaat met andere aangevraagde subsidies voor dezelfde activiteit;

  • e.

    de aanvraag betrekking heeft op activiteiten waarvoor al een subsidie is verstrekt;

  • f.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, lid 5, sub a en sub b, van de LVV;

  • g.

    er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

Paragraaf 3. Bevoorschotting en verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 11. Voorschot en vaststelling

  • 1.

    Voor subsidie verleend voor het opstellen van een advies op grond van artikel 7, eerste lid, onder a, geldt dat de kosten van het advies rechtstreeks worden uitbetaald aan de externe deskundige die het advies heeft opgesteld.

  • 2.

    Het verzoek tot vaststelling van de verleende subsidie voor het advies dient te worden ingediend binnen vier weken nadat het advies is uitgebracht. Bij het verzoek tot vaststelling wordt het uitgebrachte advies in geanonimiseerde vorm bijgevoegd, evenals een gedagtekende en gespecificeerde factuur van de desbetreffende externe deskundige.

  • 3.

    Na de beschikking tot subsidieverlening voor de activiteit genoemd in artikel 7, eerste lid, onder b, wordt een voorschot verstrekt van 100% van het subsidiebedrag.

  • 4.

    De aanvrager dient zo snel mogelijk na het uitvoeren van deze activiteit, doch uiterlijk op 31 december 2025, een verzoek tot vaststelling van de subsidie in.

  • 5.

    Het in het vierde lid bedoelde verzoek om vaststelling gaat vergezeld van een rapportage waaruit blijkt dat aan de vereiste voorwaarden is voldaan.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de beschikking tot subsidieverlening voorschrijven aan welke eisen de rapportage genoemd in het vijfde lid dient te voldoen.

  • 7.

    De gesubsidieerde maatregel dient ten minste voor drie jaar na vaststelling van de subsidie in stand te worden gehouden, tenzij uit de aard van de maatregel blijkt dat aan deze eis niet kan worden voldaan, een en ander ter bepaling van Gedeputeerde Staten.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

  • 1.

    De subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient ten minste vijf jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden, zijn administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

  • 3.

    Het advies bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, dient te zijn uitgebracht binnen zes maanden na het verzenden van het besluit tot subsidieverlening.

  • 4.

    De subsidieontvanger voltooit de uitvoering van het project met activiteiten als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, alsmede de toepassing daarvan binnen 24 maanden na de verzending van het besluit tot subsidieverlening.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het derde en vierde lid, kan aan de subsidieontvanger een langere termijn worden verleend voor de uitvoering van subsidiabele activiteiten. Hiervoor dient deze daartoe een schriftelijk, gemotiveerd verzoek in.

  • 6.

    De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding bij Gedeputeerde Staten indien:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteit wijzigt of als de subsidieontvanger zich niet aan één of meer van de verplichtingen houdt;

    • b.

      sprake is van beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding of wijziging van de onderneming;

    • c.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden optreden;

    • d.

      ontwikkelingen voorvallen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidieverstrekking verbonden voorwaarden of verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen.

  • 7.

    De subsidieontvanger verleent met het ontvangen van de subsidie toestemming om deel te nemen aan een door Gedeputeerde Staten opgezet meet- en monitoringsprogramma om de effectiviteit van de maatregelen te kunnen toetsen.

  • 8.

    Voor zover van toepassing verleent de subsidieontvanger toestemming aan Gedeputeerde Staten om de inhoud van de adviezen te gebruiken ten behoeve van de beleidsontwikkeling op het gebied van stikstofdepositie en -reductie.

  • 9.

    Voor zowel de gegevens uit het meet- en monitoringsprogramma als voor de uitgebrachte adviezen geldt dat deze door Gedeputeerde Staten in geanonimiseerde vorm worden verwerkt en niet op bedrijfsniveau herleidbaar zijn.

Artikel 13. Intrekking en terugvordering

 

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de Awb, kan een beschikking tot subsidieverlening die op grond van deze regeling is afgegeven door Gedeputeerde Staten worden ingetrokken en kan een op basis daarvan uitbetaald bedrag worden teruggevorderd, indien:

    • a.

      het gesubsidieerde project niet conform de aanvraag wordt gerealiseerd of is gerealiseerd;

    • b.

      de subsidieontvanger op enig moment gedurende de realisatie van het gesubsidieerde project niet of niet meer beschikt over de benodigde operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering hiervan;

    • c.

      niet voldaan wordt aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Door Gedeputeerde Staten onverschuldigd betaalde subsidiebedragen worden overeenkomstig artikel 4:57 van de Awb teruggevorderd bij de subsidieontvanger.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

 

Artikel 14. Inwerkingtreding en duur

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin dit besluit is geplaatst.

Artikel 15. Citeertitel

 

Deze regeling wordt aangehaald als: Investeringsregeling Reductie Stikstofemissie Noord-Nederland.

 

 

Toelichting behorende bij de Investeringsregeling Reductie Stikstofemissie

 

Algemeen

 

Met deze gezamenlijke subsidieregeling beogen de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe een bijdrage te leveren aan de reductie van stikstofemissies teneinde de stikstofdepositie op overbelaste N2000 gebieden te doen afnemen en daardoor habitats te beschermen. Het Rijk heeft voor de drie provincies gezamenlijk een budget van 55 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit wordt gefaseerd via openstellingsbesluiten beschikbaar gesteld.

 

Subsidies op grond van deze regeling worden verstrekt onder vrijstellingsbepalingen voor staatsteun aan landbouworganisaties meer specifiek onder toepassing van de artikelen 14 en 22 van Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Europese Commissie van 14 december 2022, PbEU 2022, L 327/1 (Landbouwvrijstellingsverordening).

 

Voor de rechtmatige verlening van subsidies onder toepassing van de LVV dient onder meer sprake te zijn van een stimulerend effect van de regeling. Subsidie wordt geacht een stimulerend effect hebben wanneer de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen, een subsidieaanvraag heeft ingediend. Van aanvang van werkzaamheden is bijvoorbeeld sprake als een offerte wordt geaccepteerd of een overeenkomst met een leverancier is aangegaan ten behoeve van het te subsidiëren project.

 

Op grond van artikel 14, derde lid onder g van de LVV kan steun worden gegeven voor investeringen die bijdragen aan het in stand houden van habitats.

Op grond van artikel 22, derde lid onder i en lid 4 kan steun in de vorm van advies worden gegeven voor maatregelen die verband houden met voedermaatregelen en ecologische prestaties.

Alle maatregelen die op grond van deze regeling worden verstrekt dienen passend te zijn onder de voornoemde bepalingen in de LVV.

Alle te verlenen subsidies hebben als doel om de stikstofemissie te reduceren. Het reduceren van stikstofemmissie leidt tot minder stikstofdepositie en daarmee tot verbetering en instandhouding van de zogenaamde Natura2000 gebieden.

 

De subsidiabele maatregelen die in de openstellingsbesluiten worden vastgesteld, zijn tot stand gekomen aan de hand van een inhoudelijke screening van maatregelen door experts en beleidsmakers van de provincies, gevolgd door een iteratieve afstemming met vertegenwoordigers van de Noord-Nederlandse landbouwsector, externe wetenschappers en experts en beleidsmakers van het ministerie van LNV en dienen passend te zijn aan de Landbouwrichtsnoeren en de LVV. Per openstellingsbesluit wordt bepaald welke maatregelen subsidiabel zijn. De lijst wordt bepaald op basis van bevindingen in de praktijk, ook m.b.t. de effectiviteit op het gebied van stikstofreductie, en op basis van voortschrijdend (wetenschappelijk) inzicht en nieuwe technologische ontwikkelingen. Bij het vaststellen van de lijst blijft een terugkerend gesprek met voornoemde partijen steeds het uitgangspunt.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 2

Bij de uitvoering van de subsidieregeling zijn de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017 (Kaderverordening) en de Procedureregeling subsidies Groningen 2018 (Procedureregeling) van toepassing. Dit heeft er mee te maken dat de provincie Groningen door het ministerie van LNV is aangewezen als subsidieontvanger op grond van de Versnellingsregeling van het Rijk.

 

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door agrarische ondernemingen actief in de primaire landbouwproductie, die valt onder kleine, middelgrote of micro-ondernemingen (kmo's) en geen rechtspersoon is. Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid zijn de eenmanszaak, Vennootschap onder firma (VOF), Commanditaire vennootschap (CV) of· Maatschap. De onderneming moet actief en gevestigd zijn op het grondgebied van de provincie Groningen, Fryslân of Drenthe.

 

Artikel 7. Subsidiabele activiteiten en kosten

Lid 2 bepaalt dat uitsluitend na de indiening van de aanvraag gemaakte kosten en aangegane verplichtingen voor subsidie in aanmerking komen. Kosten ter voorbereiding van de aanvraag komen niet voor subsidie in aanmerking. Het tekenen van een offerte wordt gezien als het aangaan van een verplichting waardoor niet langer kan worden gezegd dat sprake is van een stimulerend effect van de subsidieverstrekking. Een getekende offerte en een getekende overeenkomst leiden daarom tot afwijzing van de aanvraag.

 

Artikel 7 lid 3: Bij financial lease moet er sprake zijn van een aanvrager die eigenaar wordt nadat alle termijnen zijn betaald. Uit het leasecontract moet blijken dat de aanvrager alle termijnen afbetaalt en daarmee eigenaar wordt van de investering voordat de instandhoudingsperiode (3 jaar na vaststelling) is afgelopen. Als voorbeeld: de subsidie wordt verleend op 1 juni 2023. Binnen twee jaar moet het vaststellingsverzoek worden ingediend. Dat is dus uiterlijk 1 juni 2025. De investering moet minimaal 3 jaar in stand gehouden worden. Die termijn eindigt op 1 juni 2028. Als uit het leasecontract blijkt dat alle termijnen voor die datum zijn betaald, dan komen alle kosten van de investering in aanmerking voor de subsidie. Eventuele rentekosten zijn uitgesloten van subsidie.

 

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Lid 7

Bij het aanvragen van deze subsidie verleent de aanvrager toestemming om mee te doen aan een meet- en monitoringsprogramma. Dit wordt door de drie provincies gezamenlijk gecoördineerd. Hierbij kan gedacht worden aan het meten van de hoeveelheid stikstof die vrijkomt voordat een maatregel is toegepast en op een later moment na toepassing van die maatregel.

 

Lid 8

De adviezen die zijn opgesteld door de deskundigen worden ter beschikking gesteld aan Gedeputeerde Staten. De reden is om te monitoren aan welke vervolgmaatregelen behoefte is, en daar de lijst met maatregelen voor toekomstige openstellingen op aan te kunnen passen.

 

De gegevens die in het kader van de metingen en monitoring worden opgehaald, worden geanonimiseerd verwerkt in de rapportage aan Gedeputeerde Staten en zijn niet herleidbaar tot individuele bedrijven. Het betreft immers gegevens om de doeltreffendheid van de maatregelen te meten en niet de prestaties van het bedrijf. Hetzelfde geldt voor de inhoud van de adviezen. Deze kunnen informatie verschaffen over de inzet van middelen bijvoorbeeld als het gaat om de stikstofreductie per grondsoort (klei, veen, zand e.d.).

 

Naar boven