Provinciaal blad van Limburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2023, 4638 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2023, 4638 | beleidsregel |
Reglement Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg 2023
Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat het vermogen van het fonds zodanig is samengesteld dat het fonds steeds aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Op 1 april 1998 is de in de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen regeling voor de nazorg van operationele stortplaatsen (d.w.z. stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd) bij Koninklijk besluit in werking getreden (Staatsblad 1997, 532). Dit betekent dat Gedeputeerde Staten er bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Art. 15.47 Wm verplicht het College van Gedeputeerde Staten een nazorgfonds in te stellen voor het beheer van de heffingsopbrengsten. Het nazorgfonds is een publiekrechtelijk rechtspersoon (BW boek 2 art 1 lid 2: “…lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.”). Gedeputeerde Staten zijn belast met het beheer ervan (art. 15.47, lid 4 Wm).
De wetgever draagt de nazorgtaak op aan Gedeputeerde Staten. Hier wordt van Gedeputeerde Staten “medebewind gevorderd”. Zoals bij alle medebewind, is op de uitoefening van deze taak de Provinciewet van toepassing voor zover de desbetreffende bijzondere regeling of andere wetten daarop geen uitzondering maken. Voor de jaarrekening dienen de verslaggevingsrichtlijnen voor zover van toepassing vanuit het Burgerlijk Wetboek deel 2 titel 9 te worden gevolgd. Omdat het Nazorgfonds een aparte publiekrechtelijke rechtspersoon is valt het niet onder het Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten (BBV). .1
Het is de uitgesproken bedoeling van de wetgever2 om een zo strikt mogelijke scheiding tussen de provinciale middelen en die van het nazorgfonds aan te brengen zodat de nazorgmiddelen niet voor andere doeleinden kunnen worden ingezet en dit ook zichtbaar en controleerbaar is. De inkomsten en de uitgaven van het nazorgfonds worden dus in een aparte begroting opgenomen.
Het afleggen van verantwoording door Gedeputeerde Staten over het Nazorgfonds.
De bevoegdheidsverdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten dient te worden benaderd als ten aanzien van alle medebewindstaken.
In de Wet milieubeheer is bepaald dat de middelen in het fonds uitsluitend mogen worden besteed aan:
Met betrekking tot het beheer van het fonds, de vertegenwoordiging, de begroting en de rekening is in het Reglement aansluiting gezocht bij de wijze waarop deze onderwerpen in de Provinciewet zijn geregeld. Door de wijze waarop de medebewindstaak van GS in de Wet Milieubeheer is geregeld, is het onduidelijk welke rol precies voor PS is weggelegd bij het beheer van het fonds. Formeel gezien hebben PS geen enkele rol, maar GS zijn vanzelfsprekend wel verantwoording verschuldigd aan PS op grond van artikel 167 Provinciewet. Door het ter kennisgeving aanbieden van de begroting en de jaarrekening van het fonds aan PS wordt aan deze verantwoordingsplicht vorm gegeven.
Zolang een stortplaats is geopend, houdt het fonds per stortplaats een ‘reserve geopende stortplaats’ aan. Dit is nodig om te kunnen beoordelen of het gestelde doelvermogen per stortplaats is bereikt. Na sluiting van een stortplaats wordt deze reserve overgeheveld naar de ‘reserve gesloten stortplaatsen’ waaruit vervolgens de kosten voor de nazorg zal worden bestreden.
De voorgeschreven risicoparagraaf
Voorgeschreven is dat “het dagelijks bestuur (Gedeputeerde Staten) in de toelichtingen op de begroting en de meerjarenraming alle risico’s moet noemen en toelichten die tot het moment van aanbieden hiervan bij hem bekend zijn” en “Bedoelde risico’s zijn risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd, omdat het niet mogelijk is een redelijke schatting van het bedrag van de schade of van het verlies te maken, of die niet tot afwaardering van activa hebben geleid en die van materiele betekenis kunnen zijn in relatie tot het balanstotaal of de financiële positie”. Dit voorschrift dient ook gevolgd te worden voor het Nazorgfonds.
In het geval van volledige uitputting van het Nazorgfonds zonder dat de mogelijkheid bestaat om, via verhoging van de heffing of via verandering van de heffingssystematiek extra gelden te genereren, rust op Gedeputeerde Staten nog steeds de taak om de nazorg uit te voeren. De nazorgkosten dienen dan ten laste van de algemene middelen van de Provincie te worden gebracht. Ook in de risicoparagraaf bij de provinciale begroting dienen derhalve de restrisico’s van de nazorg voor de provinciale rekening te worden opgenomen (als die tenminste van materiële betekenis zijn).
De in het artikel 8.49 Wm bedoelde zorg houdt in dat wordt gewaarborgd dat een stortplaats geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt, dan wel dat, voor zover dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen. Hiertoe worden maatregelen genomen strekkende tot
De baten als genoemd in artikel 15.47, lid 5 en 6 Wm bestaan uit de opbrengsten van de heffing, de gestelde financiële zekerheid ingeval de betaling van de heffing niet tijdig nagekomen wordt, de rentebaten en beleggingsopbrengsten die via het fonds zijn verkregen, het batig saldo van de laatstelijk afgesloten rekening van het fonds en andere bedragen die bestemd zijn voor de in artikel 8.49 Wm bedoelde zorg.
De kosten die worden bestreden als genoemd in artikel 15.47, lid 7 Wm zijn de kosten die worden gemaakt in verband met de uitvoering van de in artikel 8.49 bedoelde zorg, de kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden van het fonds, alsmede de kosten die worden gemaakt ter dekking van de aansprakelijkheid.
De gedeputeerden zijn volgens lid 2 zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk gemachtigd tot het dagelijks beheer van het fonds. Bij verschil van mening besluiten Gedeputeerde Staten als algemeen bestuur van het fonds plenair. Gedeputeerde Staten stellen het beleggingsstatuut van het fonds vast.
Dit artikel is opgenomen omdat, zoals in de inleiding vermeld, in afwijking van het bepaalde in de Provinciewet voor het Nazorgfonds een aparte begroting wordt opgesteld die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.
Dit artikel is opgenomen omdat, zoals in de inleiding vermeld, in afwijking van het bepaalde in de Provinciewet voor het fonds een aparte jaarrekening inclusief accountantsverklaring wordt opgesteld die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.
In het geval van volledige uitputting van het nazorgfonds zonder dat de mogelijkheid bestaat om, via verhoging van de heffing of via verandering van de heffingssystematiek extra middelen te genereren in het fonds, rust op Gedeputeerde Staten nog steeds de taak om de nazorg uit te voeren. De nazorgkosten dienen in dat geval ten laste van de algemene middelen van de Provincie te worden gebracht. In de risicoparagraaf bij de provinciale begroting dienen derhalve de restrisico’s van de nazorg voor de provinciale rekening te worden opgenomen als die tenminste van materiële betekenis zijn.
Uit Handreiking Treasury 2015:
De Wet Fido bevat de mogelijkheid voor de Minister om bepaalde middelen uit te zonderen van het verplicht schatkistbankieren (Wet Fido, art. 2, vierde lid). Deze uitzonderingen zijn in artikel 7 van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden opgenomen. Een van deze uitzonderingen betreffen de middelen aangehouden in (nazorg)fondsen, bedoeld in artikel 15.47 van de Wet natuurbeheer (Regeling schatkistbankieren, art. 7, sub b).
Op de uitzettingen van uitgezonderde middelen zijn de regels van de vigerende Ruddo van overeenkomstige toepassing.
Nazorgfondsen (Ruddo, art. 3a, eerste lid) mogen gelden uitzetten in de vorm van beleggingen in aandelen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs en in onroerend goedfondsen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs, mits zeker wordt gesteld dat de hoofdsom, gecorrigeerd voor inflatie, ten minst aan het einde van dertig jaar intact is door middel van vastrentende waarden of overige uitzettingen tegen rente bij een instelling die voldoet aan de kredietwaardigheidseisen van artikel 2 Ruddo.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-4638.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.