2e wijziging Regels Subsidieverlening 2023

[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in twee verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Provinciaal blad zullen de wijzigingen van artikel I onderdelen A tot en met X, artikel I onderdelen CC tot en met DD, artikel II en artikel III verwerkt worden.]

 

Bekendmaking van het besluit van 14 maart 2023- zaaknummer 2023-002416 tot wijziging van een regeling

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gedeputeerde Staten van Gelderland gelet op artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Gelderland.

 

Besluiten

vast te stellen de 2e wijziging van de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023.

Artikel I

De Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 worden als volgt gewijzigd.

 

A.

Artikel 1.1.1 onder j komt te luiden:

  • j.

    landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 2022/2472 van de commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PBEU 2022, L327).

B

Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het eind van onderdeel tt wordt aan artikel 2.1.1 wordt een nieuw onderdeel uu toegevoegd, dat luidt:

  • uu.

    MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria uit bijlage 1 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

C

Artikel 2.4.4 komt te luiden:

Subsidie kan worden aangevraagd door een MKB-onderneming die eigenaar of gebruiksgerechtigde is van het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw.

 

D

Onderdeel c van artikel 2.10.1 komt te vervallen.

 

E

Artikel 2.10.2 onder c komt te luiden:

  • c.

    kennisuitwisselings- en voorlichtingsacties, als bedoeld in artikel 21 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, of

F

In artikel 2.15.2.1, onder c wordt “activiteiten genoemd onder a of b” vervangen door: nog uit te voeren of uitgevoerde natuurherstelmaatregelen of hydrologische maatregelen.

 

G

In artikel 2.15.7.2, onder b wordt na “recreatieve voorziening” ingevoegd:, uitgezonderd de aanleg van een nieuwe routestructuur

 

H

Artikel 2.17a.2, eerste lid, onder f komt te luiden:

  • f.

    de stikstofdepositie van de gehele veehouderijlocatie op de volgende Natura-2000 gebieden, is voor de aanvraag minimaal:

    • i.

      10000 mol per jaar in de Veluwe;

    • ii.

      300 mol per jaar in Rijntakken;

    • iii.

      18 mol per jaar in de Achterhoek.

I

Artikel 2.17a.2, vierde lid wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Onderdeel c komt te luiden:

    • c.

      als de investeringen onder b, passen binnen tenminste een van de doelstellingen, genoemd in artikel 14, derde lid, onderdelen a, b en g van de Landbouwvrijstellingsverordening;

  • 2.

    Onderdeel d komt te luiden:

    • d.

      als de investeringen onder b, passen binnen de criteria van artikel 14, vijfde lid en tiende lid van de Landbouwvrijstellingsverordening.

J

Artikel 2.17a.6, tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    Voor de emissiemetingenfase, bedoeld in artikel 2.17a.1, tweede lid, onder b, komen de kosten, genoemd in artikel 38, zevende lid, van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening voor subsidie in aanmerking.

K

Artikel 2.17a.8 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      Voorafgaand aan de uitvoering van de emissiemetingenfase maakt de onderzoeksorganisatie de informatie, bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening bekend op een openbaar toegankelijke website op nationaal of regionaal niveau.

  • 2.

    Het zesde lid komt te luiden:

    • 6.

      Na afloop van emissiemetingenfase stelt de onderzoeksorganisatie de resultaten van onderzoek overeenkomstig artikel 38, vierde lid van de Landbouwvrijstellingsverordening beschikbaar op een openbaar toegankelijke website op nationaal of regionaal niveau;

L

Artikel 2.17b.2 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Onderdeel c komt te luiden:

    • c.

      als de investeringen onder a en b, passen binnen tenminste een van de doelstellingen, genoemd in artikel 14, derde lid, onder a, b en g, van de Landbouwvrijstellingsverordening

  • 2.

    Onderdeel d komt te luiden:

    • d.

      als de investeringen onder a en b, passen binnen de criteria van artikel 14, vijfde lid en tiende lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening;

M

Aan artikel 2.17b.7 wordt na onderdeel b een nieuw onderdeel toegevoegd:

  • c.

    voor dezelfde activiteiten subsidie is verleend op grond van paragraaf 2.21.

N

Na paragraaf 2.20 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd die luidt:

Paragraaf 2.21 Circulaire mestverwerking

 

Artikel 2.21.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    circulaire mestverwerking: behandeling van mest waarbij nutriënten of andere herbruikbare bestanddelen uit de mest worden gehaald ten behoeve van hergebruik in een gesloten kringloop of het zoveel mogelijk voorkomen van verliezen naar het milieu;

  • b.

    stikstofstripper: technische installatie voor het terugwinnen van stikstof uit mest of digestaat;

  • c.

    veehouderij: landbouwbedrijf waarin dieren worden gehouden voor de primaire landbouwproductie of vermeerdering van de desbetreffende dieren.

Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de AsG, kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten ten behoeve van circulaire mestverwerking:

  • a.

    het aanpassen van een stalvloer inclusief apparatuur voor het verzamelen van mest; of

  • b.

    het plaatsen van een stikstofstripper eventueel samen met een mestscheider.

Artikel 2.21.3 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de activiteit aantoonbaar bijdraagt aan een van de volgende doelstellingen:

    • i.

      de matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en een betere koolstofvastlegging, en bevorderen van duurzame energie en energie- efficiëntie;

    • ii.

      een duurzame circulaire bio-economie en bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door het verminderen van de afhankelijkheid van chemische middelen;

  • b.

    de activiteit wordt uitgevoerd in de provincie Gelderland.

Artikel 2.21.4 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als voor dezelfde activiteiten reeds eerder subsidie is verleend op grond van deze regeling.

 

Artikel 2.21.5 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

  • a.

    kosten van de aanpassing van de stalvloer inclusief apparatuur voor het verzamelen van mest;

  • b.

    kosten van de aanschaf en installatie van de stikstofstripper en mestscheider;

  • c.

    accountantskosten, als de subsidiebeschikking een accountantsverklaring voorschrijft.

Artikel 2.21.6. Niet-subsidiabele kosten

Directe loon- en arbeidskosten komen niet in aanmerking voor subsidie.

 

Artikel 2.21.7 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een veehouderij met of zonder rechtspersoonlijkheid.

 

Artikel 2.21.8. Aanvraag

In aanvulling op artikel 1.2.3. worden bij de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een projectplan volgens het door de provincie beschikbaar gestelde format waarin tenminste is opgenomen:

    • i.

      voor subsidie als bedoeld in artikel 2.21.2, onder a, de hoeveelheid m3 drijfmest of vaste mest en urine die jaarlijks opgevangen gaat worden na aanpassing van de stalvloer en de bijbehorende emissiefactor volgens de fabrikant van het stalvoersysteem;

    • ii.

      voor subsidie als bedoeld in artikel 2.21.2, onder b, de hoeveelheid m3 mest die jaarlijks door de stikstofstripper bewerkt gaat worden, het te verwachten gehalte minerale stikstof uit het stikstofconcentraat en de soorten en hoeveelheid herbruikbare bestanddelen die naar verwachting vrijkomen voor hergebruik in een gesloten kringloop;

  • b.

    een begroting volgens het door de provincie beschikbaar gestelde format;

  • c.

    offertes voor de aanschaf en uitvoering van de subsidiabele activiteiten, inclusief technische specificaties van de apparatuur.

Artikel 2.21.9 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt:

    • a.

      voor subsidie als bedoeld in artikel 2.21.2, onder a, 60% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      voor subsidie als bedoeld in artikel 2.21.2, onder b, 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De totale subsidie per aanvraag bedraagt tenminste €26.000 en maximaal €250.000.

Artikel 2.21.10 Verplichtingen

  • 1.

    De activiteiten zijn binnen 12 maanden na subsidieverlening voltooid.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen de in het eerste lid genoemde termijn op verzoek van de subsidieontvanger met maximaal 12 maanden verlengen.

  • 3.

    Voor de start van de activiteit draagt aanvrager zorg voor wijziging van de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming, om tenminste de omschrijving van de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend, aan te passen aan de met deze subsidie te realiseren investeringen.

Artikel 2.21.11 Vaststelling

In afwijking van artikel 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidie, met dien verstande dat voor subsidie tot € 125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG ondersteund met facturen van de gerealiseerde kosten.

 

Artikel 2.21.12 Communautair toetsingskader

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 14 van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

 

O

Artikel 4.11.2, eerste lid, komt te luiden:

P

Artikel 4.11.4, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a.

    een technisch ontwerp en een dwarsprofiel van de weg;

 

Q

Artikel 5.3.3, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor categorie II aanvragen als bedoeld in artikel 5.3.2, tweede lid, bedraagt niet meer dan de bijdragen van de aan het project deelnemende partijen en het totaal van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 500.000 per aanvraag.

R

Artikel 5.3.4, eerste lid, onder b, komt te luiden:

  • b.

    de voor de activiteit noodzakelijke onherroepelijke vergunningen en ontheffingen verleend zijn;

S

Artikel 5.3.6, eerste lid, onder e, tweede volzin, komt te luiden:

  • e.

    Wanneer de gevraagde subsidie minder dan € 50.000 bedraagt, of bij groen erfgoed of orgels, volstaat een werkbeschrijving;

T

Artikel 5.3.8 komt te luiden:

 

Artikel 5.3.8 Verplichtingen

  • 1.

    De activiteiten gesubsidieerd op grond van de aanvraag als bedoeld in artikel 5.3.3, eerste lid, zijn binnen twee jaar na de subsidieverlening gerealiseerd.

  • 2.

    De activiteiten gesubsidieerd op grond van de aanvraag als bedoeld in artikel 5.3.3, tweede lid, zijn binnen drie jaar na de subsidieverlening gerealiseerd.

  • 3.

    De activiteiten als bedoeld in artikel 5.3.1, eerste lid, aanhef en onder e, zijn binnen één jaar na de subsidieverlening verricht.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde termijn.

  • 5.

    De activiteiten als bedoeld in artikel 5.3.1, aanhef en onder a, b, c en d voldoen aan de in bijlage 4 opgenomen Provinciale Uitvoeringsvoorschriften Duurzame Instandhouding Cultuurhistorische Waarden.

  • 6.

    De werkzaamheden worden uitgevoerd door een erkend aannemer in de restauratiebouw, waarbij een inspanningsverplichting geldt om de bij de uitvoering van de werkzaamheden één of meer leerwerkplekken te realiseren.

  • 7.

    Als de werkzaamheden betrekking hebben op groen erfgoed, dan worden deze uitgevoerd door een hovenier met aantoonbare ervaring met groen erfgoed.

  • 8.

    Als de werkzaamheden betrekking hebben op orgels, dan worden deze uitgevoerd door een bouwer met aantoonbare ervaring met de restauratie van monumentale orgels.

  • 9.

    De subsidieontvanger stelt het erfgoed meerdere dagen per jaar aantoonbaar open voor een breed publiek. De exacte wijze van openstelling wordt in het vooroverleg als bedoeld in artikel 5.3.2 in overleg tussen de aanvrager en de provincie bepaald.

  • 10.

    Bij vervreemding van het erfgoed binnen drie jaar na de datum van subsidievaststelling doet de subsidieontvanger hiervan onverwijld melding aan Gedeputeerde Staten.

U

Artikel 6.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel e wordt “binnenstad of dorpskern” vervangen door: binnenstad, stadsdeelcentrum of dorpskern.

  • 2.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

    • g.

      stadsdeelcentrum: een planmatig ontwikkeld winkelcentrum met meer dan 50 winkelpanden dat een aanvulling is op de binnenstad.

V

Artikel 6.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel b wordt “, of” vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door een puntkomma.

W

In artikel 6.4.6, eerste lid, onderdeel a, wordt “Het vooroverlegformulier” vervangen door: het vooroverlegformulier.

 

X

Paragraaf 6.5 komt te luiden:

Paragraaf 6.5 Oplossen knelpunten bij procedures voor woningbouw

 

Artikel 6.5.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Actieplan Wonen: het beleidsplan voor het programma Actieplan Wonen, zoals door Provinciale Staten is vastgesteld op 27 mei 2020 https://gelderland.stateninformatie.nl/modules/1/ingekomen stukken/569797(PS2020-195)

  • b.

    Knelpunt: vraagstukken op onder andere het gebied van stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie ten behoeve van de realisatie van woningbouw met uitsluiting van het knelpunt flexibel wonen;

  • c.

    Verplaatsbare woonruimten: compacte fabrieksmatig geproduceerde en verplaatsbare woonruimten ten behoeve van huisvesting van personen, geschikt voor verplaatsing en gebruik op een volgende locatie;

  • d.

    Knelpunt flexibel wonen: vraagstukken op het gebied van flexibel wonen waarbij gebruik wordt gemaakt van verplaatsbare woonruimten om in- en doorstroom van relevante doelgroepen te bevorderen;

  • e.

    Relevante doelgroep: door de aanvrager te selecteren doelgroepen die expliciet in het beleid van het Expertisecentrum Flexwonen worden genoemd;

  • f.

    Woningbouwproject: het project wordt gerealiseerd in een gebied dat zich kenmerkt door ten minste twee van de volgende onderdelen; financiële, geografische of organisatorische samenhang.

Artikel 6.5.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het versnellen van de woningbouw door middel van:

  • a.

    de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise om knelpunten op te lossen;

  • b.

    de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise om knelpunten op het gebied van flexibel wonen op te lossen;

  • c.

    een maatwerkoplossing.

Artikel 6.5.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder a, wordt alleen verstrekt als

    • a.

      de activiteiten leiden tot een versnelling van de woningbouw en het woningbouwproject uiterlijk drie jaar na datum van de verleningsbeschikking van start gaat,

    • b.

      de tijdelijke capaciteit of externe expertise voor maximaal een jaar wordt ingehuurd en

    • c.

      het woningbouwproject uit tenminste 25 woningen bestaat.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder b, wordt alleen verstrekt als

    • a.

      de verplaatsbare woonruimten voor een bepaalde tijd op een voor wonen bestemde, of daarvoor tijdelijk te bestemmen, locatie worden geplaatst om extra woonruimte toe te voegen;

    • b.

      tenminste 10 verplaatsbare woonruimten worden geplaatst en daarvoor één of meer terreinen worden aangegeven die daarvoor redelijkerwijs beschikbaar en geschikt zijn;

    • c.

      de desbetreffende woningcorporatie(s) betrokken zijn bij het initiatief om de verplaatsbare woonruimten te realiseren;

    • d.

      de verplaatsbare woonruimten uiterlijk drie jaar na datum van de verleningsbeschikking geplaatst zijn en

    • e.

      de tijdelijke capaciteit of externe expertise voor maximaal een jaar wordt ingehuurd.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder c, wordt alleen verstrekt als

    • a.

      subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder a en b geen uitkomst biedt;

    • b.

      een verhoging van de te realiseren woningvoorraad te verwachten is door inzet van de maatwerkoplossing waarbij het gaat om woningbouwprojecten met een omvang van tenminste 100 woningen en

    • c.

      het woningbouwproject uiterlijk drie jaar na datum van de verleningsbeschikking van start gaat.

Artikel 6.5.4 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder a en b, kan worden aangevraagd door een gemeente of een waterschap.

  • 2.

    Subsidie zoals bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder c, kan worden aangevraagd door een gemeente.

Artikel 6.5.5 Vooroverleg

Voordat er een aanvraag kan worden ingediend voor een subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder c, vindt vooroverleg plaats over de maatwerkoplossing. In het vooroverleg komt aan de orde in welke mate en op welke wijze het doel, de inzet en andere instrumenten zijn verkend.

 

Artikel 6.5.6 Aanvraag

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

    • a.

      tenminste één knelpunt of een bundeling van meer knelpunten binnen één woningbouwproject en

    • b.

      een plan van aanpak volgens het door de Gedeputeerde Staten ter beschikking gestelde format voor respectievelijk subsidie onder 6.5.2 sub a, b of c waaruit blijkt welk knelpunt met de inzet van extra capaciteit of tijdelijke inhuur van expertise wordt opgelost.

  • 2.

    Per woningbouwproject kunnen maximaal twee aanvragen worden ingediend voor subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2 aanhef onder a en b.

  • 3.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2 aanhef en onder c kan éénmaal worden ingediend.

Artikel 6.5.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 25.000 per knelpunt;

    • b.

      € 100.000 per woningbouwproject per aanvraag;

    • c.

      € 200.000 per kalenderjaar per aanvrager;

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 60.000 per aanvraag voor de kosten van inhuur van projectleiding en kosten van externe expertise op het gebied van flexibel wonen;

    • b.

      € 120.000 per kalenderjaar per aanvrager.

  • 3.

    De subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000 per woningbouwproject per aanvrager.

Artikel 6.5.8 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 6.5.2, komen alleen in aanmerking de kosten voor de inhuur van capaciteit of externe expertise.

  • 2.

    Artikel 1.3.4, onderdelen f en g, zijn niet van toepassing.

Y

Artikel 7.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Subsidie wordt geweigerd als binnen het geldende subsidieplafond:

      • a.

        de aanvrager al subsidie heeft aangevraagd of ontvangen op grond van vergelijkbare regelingen van andere provincies;

      • b.

        aan de aanvrager al een subsidie is verstrekt.

  • 2.

    Onder vernummering van het derde lid naar het tweede lid, vervalt het tweede lid.

Z

Aan artikel 7.2.4 Aanvrager wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3.

    Onder ‘aanvrager’ wordt begrepen :

    • a.

      “partnerondernemingen” als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Bijlage 1 behorende bij de Algemene groepsvrijstellingsverordening, en

    • b.

      ”verbonden ondernemingen” als bedoeld in artikel 3, derde lid, van Bijlage 1 behorende bij de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

AA

Het tweede lid van artikel 7.2.5 Aanvraag komt te luiden:

  • 2.

    de aanvraag kan worden ingediend van 9:00 uur op 4 april 2023 tot 17:00 uur op 12 september 2023.

BB

Het tweede lid van artikel 7.2a.5 Aanvraag komt te luiden:

  • 2.

    de aanvraag kan worden ingediend van 9:00 uur op 6 juni 2023 tot 17: 00 uur op 12 september 2023.

CC

Na paragraaf 8.8 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd dat luidt:

 

Paragraaf 8.9.1 Transitieplan industriële productieprocessen

Artikel 8.9.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a.

      beste beschikbare technieken: beste beschikbare technieken als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • b.

      quickscan: onderzoek waaruit blijkt dat op een productielocatie van een onderneming voldoende mogelijkheden bestaan voor reductie van CO2- of NOx-uitstoot door verandering van het productieproces op een productielocatie van de aanvrager;

    • c.

      transitieplan: plan voor verandering van het productieproces op een productielocatie van de aanvrager dat als doel heeft reductie van CO2- of NOx-uitstoot.

  • 2.

    Onder verandering van het productieproces wordt niet verstaan standaardbesparingsopties zoals LED-verlichting, isolatie van het gebouw of het plaatsen van zonnepanelen.

Artikel 8.9.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het opstellen van een transitieplan.

 

Artikel 8.9.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      uit een quickscan blijkt dat door veranderingen van het productieproces de CO2- of NOx-reductie tezamen ten minste 20% kan bedragen ten opzichte van de huidige uitstoot; en

    • b.

      de productielocatie waarvoor het transitieplan wordt opgesteld in de provincie Gelderland ligt.

  • 2.

    Het transitieplan wordt opgesteld door een ter zake deskundige adviseur en omvat:

    • a.

      een nulmeting van het energieverbruik, de energie-efficiëntie en de kosten van de CO2- en NOx-uitstoot bij volledige productiecapaciteit;

    • b.

      een beschrijving van de mogelijke verduurzamingsopties, waaronder wijzigingen van het productieproces, met berekeningen van de realiseerbare CO2- en NOx-reductie;

    • c.

      een toetsing van deze verduurzamingsopties aan de beste beschikbare technieken;

    • d.

      een uitwerking van de beste verduurzamingsoptie, met in ieder geval de minimaal benodigde implementatieperiode en investeringen en de terugverdientijd;

    • e.

      risico’s en beheersmaatregelen met betrekking tot de implementatie van de beste verduurzamingsoptie; en

    • f.

      een overzicht van subsidiemogelijkheden en de benodigde vergunningen voor implementatie van de beste verduurzamingsoptie.

Artikel 8.9.4 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een onderneming met een aardgasverbruik op de betreffende productielocatie in 2022 van ten minste 2.000.000 m3.

  • 2.

    Subsidie kan worden aangevraagd voor meer dan een productielocatie.

  • 3.

    Subsidie kan niet worden aangevraagd door glastuinbouwbedrijven.

Artikel 8.9.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidiabele kosten zijn de kosten voor het opstellen van het transitieplan.

  • 2.

    Interne kosten van de aanvrager komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.9.6 Aanvraag

  • 1.

    Bij de aanvraag wordt een offerte voor het opstellen van een transitieplan overgelegd waarin de gegevens uit de quickscan zijn verwerkt.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt informatie overgelegd waaruit blijkt dat het adviesbureau ter zake deskundig is.

Artikel 8.9.7 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten voor het opstellen van een transitieplan met een maximum van € 50.000 per productielocatie.

 

Artikel 8.9.8 Verplichtingen

De subsidieontvanger stuurt bij zijn verzoek tot vaststelling van de subsidie het transitieplan toe.

 

Artikel 8.9.9 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt alleen verstrekt voor zover dat niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 49 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

DD

Paragraaf 10.3 komt te luiden:

Nieuwe paragraaf komt te luiden:

 

Artikel 10.3.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder dorpendeal: set van samenwerkingsafspraken om de sociale cohesie van een wijk of dorp te versterken die voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    het initiatief is mede van de lokale gemeenschap gekomen en de afspraken hebben een breed draagvlak bij die lokale gemeenschap;

  • b.

    de gemeente is partner;

  • c.

    de belangen van de partijen zijn beschreven;

  • d.

    de wijze waarop wordt geborgd dat iedereen mee kan doen en iedereen wordt betrokken, die betrokken wil of kan worden, is beschreven;

  • e.

    er zijn afspraken opgenomen over de activiteiten en minimale inbreng van partijen; en

  • f.

    de wijze waarop de kennis en bevindingen worden gedeeld, is beschreven.

Artikel 10.3.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor een of meer onderdelen uit een dorpendeal.

 

Artikel 10.3.3 Aanvrager

De subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

 

Artikel 10.3.4 Aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.3, eerste lid, wordt bij de aanvraag het volgende verstrekt:

  • a.

    de ondertekende dorpendeal;

  • b.

    informatie waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de geldende staatssteun- en aanbestedingsregels.

Artikel 10.3.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt tenminste € 25.000 en ten hoogste € 400.000.

 

Artikel 10.3.6 Vaststelling

In afwijking van artikel 27 van de AsG is artikel 26 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf.

Artikel II

In Bijlage 5 komt in de tabel “Paragraaf 2.15.7 Recreatiezonering” de tweede rij te luiden:

Maatregel

Activiteit

Eenheid

Normtarief (exclusief BTW)

Artikel III

De toelichting op de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 wordt als volgt gewijzigd.

 

A

De zevende alinea van de algemene toelichting onder de kop “Staatssteun” komt te luiden:

Voor bepaalde activiteiten heeft de Europese Commissie specifieke vrijstellingsverordeningen vastgesteld. Het gaat daarbij vooral om de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de Landbouw groepsvrijstellingsverordening en de Landbouw de-minimisverordening. Daar waar een van deze verordeningen van toepassing is, wordt niet getoetst aan de De-minimisverordening. Dit betreft de paragrafen 2.2 (voor wat betreft artikel 2.2.1, onderdeel b, c, d, f; en g), 2.4, 2.6, 2.10, 2.11, 2.14, 2.15.2.1, onderdeel b (voor zover uitgevoerd op landbouwgronden), c en d, 2.15.4, 2.16, 2.17, 2.19, 4.3, 5.3, 5.6, 7.2a, 8.3, 8.9 en 9.3.

 

B

In de artikelsgewijze toelichting wordt na paragraaf 2.19 Adviezen voor de natuurinclusieve kringlooplandbouw een paragraaf ingevoegd die luidt:

 

Paragraaf 2.21 Circulaire mestverwerking

Algemeen

De regeling beoogt een integrale aanpak van de mestketen van stal tot gewas. Er wordt ingezet op circulaire mestverwerking met als doel de in mest aanwezige grondstoffen zo optimaal mogelijk in te kunnen zetten voor hergebruik in een gesloten kringloop en te voorkomen dat deze herbruikbare bestanddelen ongewenst verloren gaan naar het milieu. Hiervoor zijn investeringen nodig voor het opvangen van mest en het ontdoen van mest van o.a. stikstof. De stikstof die wordt teruggewonnen wordt opgeslagen als ammoniumzout bijvoorbeeld in de vorm van ammoniumsulfaat of ammoniumnitraat.

 

Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit

Een stalvloer kan ingezet worden bij circulaire mestverwerking als deze geschikt is om de mest frequent te kunnen afschuiven naar een afgesloten opvang. In de praktijk betekent dit dat de vloer in elk geval dicht moet zijn. Het afschuiven kan via een schuif of robot.

 

Artikel 2.21.4 Weigeringsgrond

De subsidie wordt dan in ieder geval geweigerd als subsidie is verleend op grond van deze paragraaf of op grond van paragraaf 2.17b van deze regeling.

 

Artikel 2.21.7 Aanvrager

De groep van aanvragers is beperkt tot veehouderijen omdat alleen daar mest vrijkomt.

 

Artikel 2.21.9 Hoogte van de subsidie

De staatssteunregels, in dit geval artikel 14 van de Landbouwvrijstellingsverordening, bieden de mogelijkheid 80% steun te verstrekken indien de activiteit is gericht op een van de doelstellingen van artikel 2.21.3, eerste lid, onder b.

De investering in een stikstofstripper is nog niet rendabel. Om die reden wordt een dergelijk ruim percentage noodzakelijk geacht om de aanvragers daadwerkelijk te stimuleren tot de activiteiten over te gaan.

 

Artikel 2.21.10 Verplichtingen

Derde lid

De activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend zijn bedoeld om in ieder geval niet tot meer stikstofuitstoot te leiden. Deze nieuwe Wnb-vergunning leidt hoogstwaarschijnlijk op dit moment nog niet tot aanpassing van de toegestane stikstofdepositie. Wel wordt hierdoor beperkt dat ruimte die eventueel ontstaat in de toekomst, kan worden ingezet ten behoeve van het houden van meer dieren.

 

C

In de artikelsgewijze toelichting wordt in Paragraaf 4.11 Kruisingen en fietsoversteken de zin “Op grond van deze paragraaf wordt subsidie verstrekt voor het nemen van maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de verkeersveiligheid op of ten behoeve van een kruising of fietsoversteek.” vervangen door: Op grond van deze paragraaf wordt subsidie verstrekt voor het nemen van maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de verkeersveiligheid op of direct te relateren zijn aan een kruising of fietsoversteek die staat vermeld op de kaart ‘Subsidiabele fietsoversteken en kruisingen’ van de provincie Gelderland.

 

D.

In de artikelsgewijze toelichting op paragraaf 6.6.3 eerste lid vervalt de zin: “Artikel 6.6.3, eerste lid sub g: bewijs leveren is bijvoorbeeld mogelijk door het overleggen van afspraken (of het bestuurlijk voornemen daartoe) over een bestemmingscategorie sociale koop, anti-speculatiebedingen, kettingbedingen of een zelfbewoningsplicht.:”

Artikel IV

1. Deze regeling treedt in werking op 1 mei 2023.

2. In afwijking van het eerste lid treden artikel I onder Y tot en met BB in werking op 22 maart 2023.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends

Commissaris van de Koning

Miriam Nienhuis-van Doremaele

Secretaris

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends - Commissaris van de Koning

Miriam Nienhuis-van Doremaele - secretaris

Naar boven