Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 11 april 2023 tot wijziging van de Subsidieregeling energie Noord-Brabant in verband met het toevoegen van een paragraaf om de circulaire economie te stimuleren (Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling energie Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat de provincie Noord-Brabant bedrijven stimuleert en faciliteert om toe te werken naar een duurzame, innovatieve en circulaire industrie;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling energie Noord-Brabant

De Subsidieregeling energie Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

Onder vernummering van paragraaf 4 tot paragraaf 5 en vernummering van de artikelen 4.1 en 4.2 tot de artikelen 5.1 en 5.2, wordt een paragraaf ingevoegd luidende:

 

Paragraaf 4 Circulaire economie

 

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

doorbraakproject: samenhangend geheel van activiteiten om producten, processen, diensten of businessmodellen circulair te ontwerpen, produceren of organiseren dat gericht is op vermindering van grondstoffenverbruik en vermindering van CO2-uitstoot en dat zorgt voor een systeemverandering;

experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

grote onderneming: onderneming die niet voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

organisatie-innovatie: organisatie-innovatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 96, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

procesinnovatie: procesinnovatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 97, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 4.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van ondernemingen waaraan ten minste één MKB-onderneming deelneemt.

  • 2.

    Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid geen rechtspersoonlijkheid bezit, wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid.

Artikel 4.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor doorbraakprojecten die gericht zijn op één van de volgende thema’s:

  • a.

    circulaire maakindustrie;

  • b.

    biomassa en voedsel;

  • c.

    circulaire bouw.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor de activiteiten en subsidiabele kosten in het project op grond van deze paragraaf of een andere regeling reeds subsidie is verstrekt tot het op grond van enige Europese verordening toegestane maximale subsidiepercentage of –bedrag;

  • b.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • d.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

    het project mede het verbranden van materialen met energieterugwinning of mestverwaarding omvat;

  • f.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project betreft een doorbraakproject als bedoeld in artikel 4.4;

  • b.

    alle partners in het samenwerkingsverband zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • c.

    de samenwerking is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die in ieder geval bevat:

    • i.

      instemming van alle partners over de aanwijzing van de penvoerder om de subsidieaanvraag in te dienen;

    • ii.

      de instemming van alle partners met het project;

    • iii.

      de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen betreffende de baten en lasten van de partners;

    • iv.

      de bevestiging dat elke projectpartner financieel en inhoudelijk verantwoordelijk is voor haar eigen onderdeel, inclusief begroting en financiering, in het project;

  • d.

    het project is gericht op experimentele ontwikkeling en:

    • 1°.

      procesinnovatie; of

    • 2°.

      organisatie-innovatie;

  • e.

    het project is gericht op fundamentele verandering, blijkend uit een omschrijving waarin de aanvrager ingaat op de impact en haalbaarheid van het project waarvan in elk geval de vermindering van grondstoffenverbruik en de vermindering van CO2-uitstoot deel uitmaken;

  • f.

    het project is gericht op kennisdeling, blijkend uit een omschrijving die aantoont dat de kennisdeling erop is gericht resultaten en lessen uit het project te delen met derden;

  • g.

    het project start binnen drie maanden na verlening van de subsidie;

  • h.

    het project kan uiterlijk twee jaar na verlening van de subsidie worden afgerond;

  • i.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in dit artikel;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting;

    • 3°.

      in aanvulling hierop geldt voor een grote onderneming dat uit de begroting blijkt welke kosten betrekking hebben op experimentele ontwikkeling, en welke op procesinnovatie of organisatie-innovatie.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van arbeids- of personeelsuren;

    • b.

      kosten derden tot een maximum van € 99 per uur, te vermeerderen met niet-verrekenbare en niet-compensabele btw;

    • c.

      kosten ten behoeve van kennisverspreiding.

  • 2.

    Voor de berekening van de kosten als bedoeld in het eerste lid, onder a, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling, genoemde uurtarief van € 65.

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen investeringskosten, waaronder aanschaf- en afschrijvingskosten van machines, niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 4.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    3 mei 2023 tot en met 6 september 2023;

  • b.

    29 november 2023 tot en met 10 april 2024.

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4 vast op:

  • a.

    € 400.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder a;

  • b.

    € 400.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder b.

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedoeld in artikel 4.4 bedraagt maximaal 40 % van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie voor een grote onderneming 15 % van de subsidiabele kosten voor het deel van de subsidie dat procesinnovatie of organisatie-innovatie betreft.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste of tweede lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger:

    • a.

      rondt het project af binnen twee jaar na verlening van de subsidie;

    • b.

      zorgt voor kennisdeling over het project.

  • 2.

    Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk een dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal zes maanden.

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

  • a.

    een kopie van een uitnodiging voor een bijeenkomst voor kennisdeling over het project;

  • b.

    een activiteitenverslag; en

  • c.

    bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 4.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2024 aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze paragraaf in de praktijk

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

’s-Hertogenbosch, 11 april 2023

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

mr. I.R. Adema

de secretaris

drs. P.J. Buijtels

Toelichting behorende bij de Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling energie Noord-Brabant

I. Algemeen

 

1. Inleiding en doelstelling

 

Zowel vanuit het oogpunt van milieu als uit economisch oogpunt is de transitie naar een circulaire economie noodzakelijk: een economie waarin geen eindige grondstofvoorraden worden uitgeput en waarin reststoffen volledig opnieuw worden ingezet in het systeem. Dit evenwicht is nog niet in zicht. In Nederland wordt nog slechts 24,5% van de grondstoffen gerecycled. Veel inspanningen zijn vooral gericht op recycling, in plaats van op hogere circulariteitsstrategieën met minder milieudruk en grondstoffenverbruik. Doel in 2030 is het gebruik van abiotische grondstoffen te halveren ten opzichte van 2014. Doel in 2050 is een volledig circulaire economie in Nederland. Op 11 november 2022 heeft Provinciale Staten dit in het Beleidskader Milieu 2030 vastgesteld.

 

In de Uitvoeringsagenda circulaire economie 2020-2023 hebben Gedeputeerde Staten eerder gekozen voor activiteiten die gericht zijn op het

creëren van impact en massa in de opschaling naar een circulaire economie.

Uit onderzoek was naar voren gekomen dat bedrijven, consumenten en organisaties jaarlijks bijna 100 miljoen ton aan grondstoffen en materialen

gebruiken. Ruim 80% van die grondstoffen heeft betrekking op bouw en infrastructuur (47 miljoen ton per jaar) en biomassa en voedsel (36 miljoen ton per jaar). Ook de maakindustrie kent een grote stroom grondstoffen,

bijna 8 miljoen ton. Binnen de maakindustrie dragen kunststoffen en basischemie substantieel bij aan de hoeveelheid toegepaste grondstoffen. Daarom is deze paragraaf gericht op deze drie thema’s.

 

Met deze subsidie gericht op doorbraakprojecten in de (biobased) circulaire economie beogen wij de Uitvoeringsagenda circulaire economie 2020-2023 in te vullen. Met de Uitvoeringsagenda circulaire economie wordt gewerkt aan de versnellingsopgave “duurzaamheid en circulariteit” uit het Beleidskader Economie 2030.

 

Staatssteun

Op grond van deze paragraaf wordt op onderdelen staatssteun verstrekt aan ondernemingen. Om die reden wordt deze paragraaf kennisgegeven onder artikel 25 en 29 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

2. Juridisch kader subsidieregeling

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend en wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten. Daarnaast geldt er op grond van de Asv een meldingsplicht: als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit ingevolge artikel 17 van de Asv te melden bij Gedeputeerde Staten.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

3. Doorbraakprojecten

In de provinciale aanpak spelen doorbraakprojecten een belangrijke rol. Hier vormen de koplopers nieuwe samenwerkingsverbanden en ontstaan

innovatieve circulaire projecten die de circulaire toekomst concreet en tastbaar maken. In transitietermen heten dit doorbraakprojecten. Belangrijk kenmerk van deze doorbraakprojecten is dat ze verder gaan dan een individuele product- of procesinnovatie. Het gaat vaak om projecten waar nieuwe – radicalere – innovaties worden vormgegeven die met name gaan over samenwerking in ketens of netwerken, nieuwe verdienmodellen en financiering of andere organisatievormen. Daarbij geldt dat deze projecten bijdragen aan vermindering van grondstoffenverbruik en vermindering van CO2-uitstoot.

 

 

Figuur 1: Verschillende fases in transitie proces (X-curve)

 

Sturing in transitie gaat om het geleiden van de beweging van links naar rechts in de X-curve. Deze curve bevat vier bewegingen: opbouw, ombouw, afbouw en toekomst. Deze vier bewegingen spelen min of meer gelijktijdig, maar zijn allesbehalve gelijksoortig. Ze zijn voor een geslaagde (werkelijke) transitie ook allemaal nodig. We zitten aan de beginfase van de transitie naar een circulaire economie en dus vaak in de opbouw- en ombouwfase.

 

In die opbouwfase is experimenteren door innovaties belangrijk. Zij maken de circulaire toekomst tastbaar en laten zien waar belemmeringen en knelpunten zitten. Dat geeft ook inzicht op wat om- of afgebouwd moet worden. Kern van deze aanpak is om de innovaties te richten op bepaalde thema’s om de transities op gang te brengen en te versnellen. Hierbij wordt verder gekeken dan alleen de innovatie zelf maar ook hoe deze bijdraagt aan de systeemverandering die nodig is voor de gewenste circulaire transitie. Dit wordt missiegedreven innovatiebeleid genoemd.

 

Om verandering te realiseren zijn ‘doorbraakprojecten’ nodig. Projecten van ondernemende koplopers die kunnen aantonen wat er nodig is voor de transitie naar een circulaire maatschappij. Projecten die demonstreren dat nieuwe bedrijfs- en verdienmodellen levensvatbaar zijn. In deze projecten werken de koplopers met elkaar aan het doorbreken van huidige structuren die de circulaire samenleving belemmeren, benutten de kansen voor nieuwe

verdienmodellen, zoeken nieuwe (coöperatieve) samenwerkingsverbanden en vereisen daarmee een andere kijk op bestaande praktijken en gedrag.

 

Voor doorbraakprojecten gelden de volgende uitgangspunten, passend bij de innovatie- en transitieaanpak:

  • i.

    Ondersteuning van keten- of netwerksamenwerking is een belangrijk onderdeel. De koplopers werken met elkaar aan het doorbreken van huidige structuren die de circulaire economie belemmeren, benuttende kansen voor nieuwe verdienmodellen, zoeken nieuwe (coöperatieve) samenwerkingsverbanden, vereisen een andere kijk op bestaande praktijken en vereisen ook ander consumentengedrag.

  • ii.

    Hiermee maken ze het onmogelijke of ondenkbare mogelijk, tastbaar en zichtbaar. Hiermee zijn ze radicaal anders dan gewone innovaties en hebben niet alleen een duurzame impact maar ook een maatschappelijke impact. Daarmee zijn het soms al de iconen voor de nieuwe circulaire economie.

Deze paragraaf is bedoeld om deze radicalere, meer systeemgerichte innovatieve projecten financieel te gaan ondersteunen omdat zij een cruciale en belangrijke rol spelen in het op gang brengen van de transitie.

 

II. Artikelsgewijs

In het onderstaande wordt, voor zover noodzakelijk, per artikel een toelichting gegeven.

 

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt in de begripsbepalingen experimentele ontwikkeling en proces- en organisatie-innovatie verwezen naar de algemene groepsvrijstellingsverordening. Voor de duidelijkheid is ervoor gekozen om deze begrippen in de toelichting uit te schrijven. In de algemene groepsvrijstellingsverordening zijn deze begripsbepalingen als volgt omschreven:

 

experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook

activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten.

organisatie-innovatie: de toepassing van een nieuwe organisatiemethode in de bedrijfsvoering, in de organisatie op de werkvloer of in de externe betrekkingen van een onderneming, maar met uitsluiting van veranderingen die zijn gebaseerd op organisatiemethoden die reeds in gebruik zijn in de onderneming, veranderingen in de managementstrategie, fusies en acquisities,

het niet meer gebruiken van een procedé, eenvoudige vervangings- en uitbreidingsinvesteringen, veranderingen die louter het gevolg zijn van prijswijzigingen voor productiefactoren, aanpassingen op maat, lokalisatie, gebruikelijke, seizoens- en andere cyclische veranderingen, het verhandelen van nieuwe of sterk verbeterde producten.

 

procesinnovatie: de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode (daaronder begrepen aanzienlijke veranderingen in technieken, uitrusting of software), maar met uitsluiting van geringe veranderingen of verbeteringen, verhogingen van de productie- of dienstverleningscapaciteit door de toevoeging van productie- of logistieke systemen die sterk gelijken op die welke reeds in gebruik zijn, het niet meer gebruiken van een procedé, eenvoudige vervangings- en uitbreidingsinvesteringen, veranderingen die louter het gevolg van prijswijzigingen voor productiefactoren zijn, aanpassingen op maat, lokalisatie, gebruikelijke seizoens- en andere cyclische veranderingen, het verhandelen van nieuwe of sterk verbeterde producten.

 

Artikel 4.2 Doelgroep

Voor deze projecten moet sprake zijn van een samenwerkingsverband omdat circulaire oplossingen vaak alleen in samenwerking met andere partijen in de

keten tot stand kunnen komen. De subsidieverstrekking richt zich daarom op samenwerkingsverbanden.

 

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

onder a, circulaire maakindustrie

De uitdaging voor de maakindustrie is om productie- en consumptieketens circulair te maken door:

  • Minder primaire grondstoffen te gebruiken (metaal, mineraal, fossiel) of vervangen door andersoortige materialen (hernieuwbaar, biobased, circulair, minder schaars, beter toegankelijk, minder milieubelastend);

  • Direct effectief te ontwerpen en te produceren (first-time-right, geen uitval/afval, circulair design);

  • Materialen en goederen langer in kringloop houden (levensduurverlenging);

  • Afval- en reststromen weer opnieuw te gebruiken als grondstof.

De maakindustrie is als geen andere bedrijfstak in staat om de circulaire economie te omarmen en met nieuwe business- en verdienmodellen kansen te verzilveren om de waarde van grondstoffen en producten te behouden en zelfs te vergroten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan circulair (modulair) ontwerpen van producten met het oog op hergebruik en recycling, verlenging van de levensduur van producten en machines, hergebruik van producten en productonderdelen, procesoptimalisatie en recycling.

 

onder b, biomassa en voedsel

De belangrijkste uitdaging binnen de agrofoodsector is om voedsel efficiënter en duurzamer te produceren, door heel de keten heen.

Biomassa is dé grondstof voor de biobased economy en een onmisbare grondstof voor de circulaire economie.

Belangrijke onderwerpen binnen dit thema zijn:

  • Voorkomen van voedselverspilling

  • Hoogwaardig benutten van agrofood reststromen

  • Eiwittransitie

onder c, circulaire bouw

Kansen voor de circulaire economie in bouw- en infrastructuur zijn:

  • Innovatie- en kennisontwikkeling in de hele bouwketen

  • Circulair bouwen dat de realisatie van woningen versnelt

  • Schaalvergroting

  • Slim ontwerp

  • Milieu- en gezondheidswinst

  • Profilering van circulaire bouwbedrijven als aantrekkelijk en innovatief werkgever

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

onder a

Gelet op de staatssteunregels mogen Gedeputeerde Staten niet meer steun toekennen dat in de AGVV is toegestaan. Dit gaat zowel over het bedrag, als over de steunintensiteit (het subsidiepercentage). Gelet hierop kan een aanvrager bij een ander bestuursorgaan een aanvraag doen voor subsidie voor dezelfde kosten en activiteiten als in dit project, mits de steun dan nog binnen de maximale steunbedragen en -intensiteiten valt.

 

onder e

Projecten die het verbranden van materialen met energieterugwinning of mestverwaarding omvatten, worden geweigerd. De reden hiervoor is dat dit soort projecten niet voor een doorbraak in het systeem zorgen.

 

Artikel 4.6 Subsidievereisten

onder f

Doorbraakprojecten voldoen aan verschillende kenmerken:

  • Fundamentele verandering: Een project is fundamenteel vernieuwend als deze andere manieren van denken, doen of organiseren nastreeft waarbij ook het verbinden van verschillende ketenpartners een rol speelt.

  • Impact: Een project kan impact maken op een materiële en maatschappelijke manier.

  • Haalbaarheid: Een doorbraakproject is haalbaar als het team, het plan maar ook de directe omgeving dit ondersteunt waardoor dit in de praktijk kan worden uitgevoerd.

 

Bij het geven van een omschrijving waaruit blijkt dat project is gericht op fundamentele verandering, besteedt de aanvrager aandacht aan de mate waarin het project innovatiemanieren van denken, organiseren en doen nastreeft. Dit fundamentele wordt gezocht in de keten waarop deze betrekking heeft. Daarnaast kan ook aandacht worden besteed aan de potentie om bij te dragen aan een doorbraak in aanverwante ketens of waar het zelfs tot complete systeemverandering kan leiden.

 

Bij de aandacht voor de impact van een project geldt het volgende. Impact

kan breder zijn dan de directe meetbare resultaten (materiële impact), namelijk ook maatschappelijke impact. Bij materiële impact betreft het de directe resultaten, zoals de vermindering van CO2-uitstoot of de afname van materiaalgebruik. Bij maatschappelijke impact gaat het erom dat groepen worden beïnvloed door de transitie, wat vragen oproept over inclusiviteit,

rechtvaardigheid, betaalbaarheid en meer. De mate waarin groepen kunnen participeren en waarin de noden van specifieke groepen worden meegenomen bepaalt de maatschappelijke impact.

 

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

eerste lid, onder c

Bij de kosten voor kennisverspreiding bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, gaat het bijvoorbeeld om zaalhuur of communicatiekosten.

 

tweede lid

Het tarief van € 65 per uur betreft een forfaitair tarief voor loon- en overheadkosten.

 

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

eerste lid

Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 40 % van de subsidiabele kosten. Dit percentage kan bij experimentele ontwikkeling voor zowel een MKB-onderneming als voor een grote onderneming. Hierbij dienen de aanvragers te letten op de voorwaarden uit artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Voor bijvoorbeeld een grote onderneming is het percentage van 40 doorgaans opgebouwd uit 25% voor experimentele ontwikkeling met een opslag van 15% voor samenwerking. Als een van de ondernemingen uit het samenwerkingsverband meer dan 70 % van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening neemt, kan geen sprake zijn van de opslag van 15% voor samenwerking (artikel 25, zesde lid).

 

tweede lid

In het tweede lid ligt vast dat de maximale steunintensiteit voor een grootbedrijf 15% is bij proces- of organisatie-innovatie (artikel 29 van de algemene groepsvrijstellingsverordening). In alle gevallen geldt dat de totale subsidie voor het samenwerkingsverband maximaal € 100.000 is. Als een grote onderneming deelneemt, zal het samenwerkingsverband bij deze maximale subsidie dus meer subsidiabele kosten hebben dan een samenwerkingsverband van uitsluitend MKB-ondernemingen.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter

mr. I.R. Adema

 

de secretaris

drs. P.J. Buijtels

 

Naar boven