Subsidieregeling mkb innovatiestimulering regio en topsectoren haalbaarheid Noord-Nederland 2023

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op;

 

  • -

    Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L352);

  • -

    Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (2013/ L252);

  • -

    artikel 5, tweede lid, van de gemeenschappelijke regeling SNN; en

  • -

    de Algemene subsidieregeling SNN 2019;

 

BESLUITEN:

 

vast te stellen de Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering haalbaarheid Noord-Nederland 2023.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

Assen, 21 februari 2023

Kenmerk 4.2/2023000241

 

Uitgegeven: 29 maart 2023

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 (gewijzigd bij verordeningen van de commissie van 14 juni 2017 (EG) 2017/1084 en 2 juli 2020 (EG) nr. 2020/972), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • b.

    ASR SNN 2019: Algemene subsidieregeling SNN 2019:

    • -

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

    • -

      Haalbaarheidsstudie: definitie conform de Algemene groepsvrijstellingsverordening artikel 2, lid 87;

  • c.

    Haalbaarheidsproject: een project bestaande uit een haalbaarheidsstudie, eventueel gecombineerd met trial and error onderzoek;

  • d.

    KIA: Kennis en Innovatieagenda;

  • e.

    landbouw de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (2013/ L252);

  • f.

    Missies en Sleuteltechnologieën: document beschreven in bijlage I van deze regeling;

  • g.

    mkb-onderneming: een onderneming zoals opgenomen in bijlage I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • h.

    reguliere de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie op de-minimissteun (2013 / L351);

    • -

      SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

    • -

      Trial and error: het onderzoek doen naar en uitvoeren van testen om antwoord te krijgen op technische haalbaarheidsvragen.

Artikel 2 Doel van de regeling

 

De subsidieregeling heeft als doel innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te stimuleren.

Artikel 3 Doelgroep

 

Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

 

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor een haalbaarheidsproject ten behoeve van een mkb-onderneming.

  • 2.

    Het haalbaarheidsproject past binnen een van de KIA's zoals die zijn beschreven in het document Missies en Sleuteltechnologieën.

  • 3.

    De te subsidiëren activiteiten dienen ten goede te komen aan de vestiging in de provincie Drenthe, Fryslân of Groningen.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

 

Als subsidiabele kosten, voor zover die betrekking hebben op de activiteiten als genoemd in artikel 4, komen in aanmerking:

  • -

    het inschakelen van een onafhankelijke adviesorganisatie, die is ingeschreven in een handelsregister;

  • -

    materiaalkosten die uitsluitend nodig zijn voor het haalbaarheidsproject;

  • -

    een forfaitair tarief van € 60,00 voor de loonkosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het haalbaarheidsproject bezighouden;

  • -

    huurkosten van apparatuur en uitrusting, voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het haalbaarheidsproject.

Artikel 6 Staatssteun

 

  • 1.

    Subsidie in het kader van deze regeling wordt verstrekt met toepassing van de reguliere de-minimisverordening.

  • 2.

    Indien de aanvrager actief is in de primaire productie van landbouwproducten, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, subsidie verstrekt met toepassing van de op die sector van toepassing zijnde de-minimisverordening.

Artikel 7 Weigeringsgronden

 

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de van toepassing zijnde de-minimisverordening;

  • a.

    werkzaamheden die onderdeel zijn van het project zijn aangevangen vóór ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag;

  • c.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • d.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • e.

    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in technische zin onvoldoende risicovol zijn om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;

  • f.

    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in financiële zin onvoldoende risicovol zijn om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;

  • g.

    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief van de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft;

  • h.

    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft;

  • i.

    de aanvraag is ingediend in hetzelfde kalenderjaar als een eerdere ingediende aanvraag op basis waarvan de onderneming al subsidie verleend heeft gekregen op grond van deze regeling;

  • j.

    de onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor reeds door of namens een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project.

Artikel 8 Subsidieplafond

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het gezamenlijk subsidieplafond vast op € 5.146.666,00.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur SNN verdeelt het in het vorige lid bedoelde bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 3.

    Voor zover door verstrekking van subsidie ten behoeve van aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de in het tweede lid bedoelde volgorde bepaald door middel van loting.

Artikel 9 Aanvraagperiode

 

Gedeputeerde Staten stellen gezamenlijk de aanvraagperiode vast op 4 april 2023 9:00 uur tot en met 12 september 2023 om 17:00 uur.

Artikel 10 Subsidieaanvraag

 

  • 1.

    Een aanvraag kan worden ingediend bij het SNN via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 2.

    De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een projectplan conform het door het SNN beschikbaar gestelde format.

  • 3.

    De aanvrager geeft in het webportal een beknopte samenvatting van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd die kan worden gebruikt in voor een ieder toegankelijke publicaties.

  • 4.

    De aanvraag gaat vergezeld van een naar waarheid ingevulde de-minimisverklaring.

Artikel 11 Subsidiepercentage

 

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 12 Subsidiehoogte

 

Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 20.000,00.

Artikel 13 Subsidieverplichtingen

 

  • 1.

    Met de uitvoering van het haalbaarheidsproject wordt gestart binnen vier maanden na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening.

  • 2.

    Het haalbaarheidsproject wordt gerealiseerd binnen twaalf maanden na de start van het haalbaarheidsproject.

Artikel 14 Bevoorschotting

 

Binnen drie weken na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening wordt de subsidie ambtshalve voor 100% bevoorschot.

Artikel 15 Vaststelling

 

  • 1.

    De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht, na het verstrijken van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, desgevraagd aan te tonen dat deze activiteit conform de aanvraag tot subsidieverlening heeft plaatsgevonden en dat aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan. Hiervoor verstrekt de subsidieontvanger de informatie die Gedeputeerde Staten van belang achten, waaronder in ieder geval een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden en een urenregistratie.

Artikel 16 Bekendmaking en inwerkingtreding

 

Deze regeling wordt bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van 4 april 2023.

Artikel 17 Overgangsrecht

 

Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2022, blijft de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2022 van toepassing.

Artikel 18 Citeertitel

 

Deze regeling wordt aangehaald als: MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2023.

 

Bijlage II Toelichting

 

Inleiding

 

De MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2023 sluit aan op de bestuurlijke keuze om het innovatiebeleid te richten op een viertal thematische missies, op ondersteunende sleuteltechnologieën en op maatschappelijk verdienvermogen. Deze aanpak is vastgesteld door het kabinet en is in grote lijnen overgenomen door alle provincies in hun economisch beleid en/of de Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (Regionale innovatiestrategieën; RIS3). Op nationaal niveau zijn de missies en de aanpak voor Sleuteltechnologieën door de topsectoren uitgewerkt in een zestal Kennis- en Innovatie-Agenda’s (KIA’s). In november 2019 zijn deze agenda’s geconcretiseerd in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC), dat ook is ondertekend door de provincies:

https://www.topsectoren.nl/binaries/topsectoren/documenten/kamerstukken/2019/november/12-11-19/kic-2020-2023/Kennis--en-Innovatieconvenant-2020-2023.pdf

 

Missies & sleuteltechnologieën in de verschillende instrumenten binnen de MIT

 

Voor de haalbaarheidsprojecten binnen de regeling voor 2023 geeft u in het projectplan aan op welke KIA het uiteindelijk te ontwikkelen product, proces of dienst is gericht, met een bondige toelichting. Voor de KIA Sleuteltechnologieën dient te worden toegelicht welke sleuteltechnologie wordt doorontwikkeld of wordt ondersteund in de implementatie. Voor de KIA Verdienvermogen dient te worden toegelicht op welke wijze aan de gewenste versnelling en opschaling van innovaties wordt bijgedragen en op welke KIA 1 t/m 5 het project van toepassing is.

 

Relevantie voor MKB en MKB-innovaties

 

Missies omvatten een breed scala aan veranderingen en aanpassingen in ons dagelijks leven en ons patroon van produceren en consumeren. Zoals ook in de voorwaarden is aangegeven is de regeling gericht op het stimuleren van technologische innovaties. Onderstaande opsommingen bevatten deels concrete vraagstukken binnen elk van de missies waarvoor technologische innovaties evident een bijdrage kunnen leveren. Andere vraagstukken beschrijven de noodzaak tot systeemveranderingen, een andersoortige aanpak of ander gedrag. Technologische innovaties zullen daar veelal een deeloplossing brengen of de veranderingen ondersteunen. Duidelijk moge zijn dat alleen subsidie wordt verstrekt voor het onderzoeken van de haalbaarheid van een innovatie, met het bijbehorende innovatierisico, en niet voor het toepassen van een innovatieve werkwijze of een innovatief product in bijvoorbeeld het agrarisch bedrijf, in het stedelijk gebied, rivieren en zeeën of in de zorg.

 

Aansluiting op bestaande kennis en op onderzoeksagenda’s

 

Waar een innovatie is gericht op de missiethema’s zijn er geen verplichtingen ten aanzien van het gebruik van (sleutel)technologieën; de innovativiteit en de economische potentie zijn in dat opzicht doorslaggevend. Om vernieuwend en competitief te zijn is het in het algemeen relevant hoogwaardige actuele kennis en kunde in uw innovatie te benutten en/of te combineren. Om competitief te blijven is het een voordeel om aansluiting te (kunnen) vinden op verdere ontwikkeling van die kennis en kunde in eigen land of regio. Om die reden is het advies om goed kennis te nemen van recent binnen de topsectoren en KIA’s ontwikkelde kennis respectievelijk van lopende onderzoeksprogramma’s en -projecten.

 

Waar uw innovatie is gericht op doorontwikkeling of ondersteuning van de implementatie van een sleuteltechnologie, wordt verwezen naar de opsomming van sleuteltechnologieën in KIA 5 en de nadere informatie daar.

 

ASR 2019

Op aanvragen is de Algemene subsidieregeling SNN 2019 (ASR SNN 2019) van toepassing. Daarin zijn onder andere weigeringsgronden opgenomen. Ook is daarin opgenomen dat, wanneer de aanvrager (met toepassing van artikel 4:5 van de Awb) in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst geldt met betrekking tot de verdeling van het subsidieplafond.

 

De subsidieontvanger heeft een meldings- en mededelingsplicht. In artikel 2.5 van de ASR SNN 2019 is opgenomen wanneer de subsidieontvanger een schriftelijke melding dient te doen aan het dagelijks bestuur SNN.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 , sub d

 

Haalbaarheidsstudie: definitie conform de Algemene groepsvrijstellingsverordening artikel 2, lid 87, luidend: Het onderzoek en de analyse van het potentieel van het project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico’s in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn.

 

Bij een haalbaarheidsstudie kunt u bijvoorbeeld denken aan:

  • -

    literatuuronderzoek;

  • -

    octrooionderzoek;

  • -

    inventarisatie van beschikbare technologie en potentiële partners;

  • -

    het opstellen van modellen en berekeningen om te onderzoeken of een idee technisch haalbaar is;

  • -

    marktverkenning;

  • -

    concurrentieanalyse.

 

Artikel 1 , sub l

 

Met trial and error wordt bedoeld het onderzoek doen naar en uitvoeren van testen om antwoord te krijgen op technische haalbaarheidsvragen zoals die in het projectplan beschreven zijn.

Denk bij trial en error onderzoek bijvoorbeeld aan het uitvoeren van testen welk materiaal het beste gebruikt kan worden, welke technologie kan worden toegepast, hoe bepaalde elementen interactie hebben met elkaar of welke combinaties in potentie geschikt kunnen zijn.

Trial en error onderzoek heeft als doel inzichtelijk te maken of het beoogde nieuwe product, proces of dienst technisch gezien haalbaar is, zodat dit in een later stadium in een ontwikkelingsproject een grotere kans van slagen heeft omdat u beter inzicht heeft in wat wel en wat niet zou kunnen werken.

Binnen trial en error kan niet een prototype van het uiteindelijk beoogde product, proces of dienst worden gemaakt, net zo min als het testen van prototypes onder reële omstandigheden. In dat geval bent u namelijk aan het ontwikkelen. Het is wel mogelijk om prototypes van onderdelen of elementen te maken die u in een laboratoriumomgeving of digitale onderzoekomgeving gaat testen, zolang deze maar gericht zijn op het beantwoorden van een technische haalbaarheidsvraag.

 

Artikel 3 Doelgroep

 

Aan natuurlijke personen kan geen subsidie worden verleend.

 

Ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd dienen te worden ingeschreven in het handelsregister (artikel 5 Handelsregisterwet). De toetsingscriteria van de Kamers van Koophandel staan vermeld in de Beleidsregel ondernemingsbegrip handelsregister (Staatscourant 2008, 123, laatst gewijzigd bij Staatscourant 2011, 8401).

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

 

Binnen een haalbaarheidsproject zijn de kosten die direct betrekking hebben op het project subsidiabel. Loonkosten kunnen worden berekend via het forfaitair uurtarief van € 60,00. Het forfaitair vastgestelde uurtarief wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen die in loondienst zijn bij de aanvragende organisatie en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten. Dit tarief kan ook toegepast worden indien personen van een verbonden onderneming (inclusief holding B.V. en management B.V.) betrokken zijn in de projectuitvoering. Ook eigenaren van ondernemingen die niet worden verloond op basis van een dienstverband kunnen gebruik maken van het forfaitair uurtarief van € 60,00.

 

Kosten derden omvat alle kosten, gemaakt en betaald binnen de projectperiode, waar een factuur en betaalbewijs tegenover staat. Van belang is dat deze kosten op factuurbasis direct betrekking hebben op het project.

 

Forfaitair uurtarief en indirecte kosten

 

Het forfaitaire uurtarief van € 60,00 bestaat uit een basis uurtarief van € 40,00 met een opslag van 50% voor de indirecte kosten. Dit betekent dat de indirecte kosten die verdisconteerd zijn in het forfaitaire tarief niet afzonderlijk gedeclareerd kunnen worden, omdat deze kosten dan tweemaal gesubsidieerd zouden worden.

 

De kosten van administratief personeel dat wordt ingezet voor het project mogen niet worden opgevoerd als loonkosten met een forfaitair uurtarief voor € 60,00. Omdat deze kosten niet rechtstreeks uit het project voortvloeien zijn dergelijke kosten verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

 

Inhoudelijk projectmanagement door eigen personeel valt onder de loonkosten. Kosten van een directeur die incidenteel projectmanagement doet dat niet inhoudelijk van aard is valt hier niet onder. Dergelijke kosten vallen onder de opslag voor de overheadkosten die zijn verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

 

Huurkosten voor gebouwen en apparatuur die voor de reguliere activiteiten wordt gebruikt is niet subsidiabel. Deze kosten vloeien niet rechtstreeks voort uit het project. Dergelijke indirecte bedrijfskosten zijn verwerkt in de 50% opslag van het forfaitaire uurtarief van € 60,00.

 

Reis- en verblijfkosten van het personeel zijn verwerkt in de 50% opslag voor de indirecte kosten van het forfaitaire uurtarief van € 60,00.

 

Kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien

 

Huurkosten van bedrijfsruimte en apparatuur die specifiek voor de uitvoering van het project worden gehuurd, worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

 

Onder kosten die uitsluitend voor het project worden gemaakt vallen niet accountantskosten. Ook kosten voor het inschakelen van derden die advies geven om te voldoen aan wet- en regelgeving om producten en diensten op de markt te brengen vallen hier niet onder.

 

Niet subsidiabele kosten

 

In artikel 2.4 van de ASR SNN 2019 is opgenomen welke kosten niet subsidiabel zijn.

Hieronder een aantal voorbeelden van kosten die in geen enkel geval subsidiabel zijn:

  • a.

    administratieve en financiële sancties en boetes

  • b.

    winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband

  • c.

    fooien en geschenken

  • d.

    representatiekosten- en vergoedingen

  • e.

    kosten van personeelsactiviteiten

  • f.

    gratificaties en bonussen

  • g.

    kosten van een outplacementtraject

  • h.

    kosten voor vrijwilligers

  • i.

    stagevergoeding

  • j.

    kosten voor marketing, promotie en publiciteit voor marktintroductie

  • k.

    buitenlandse reis- en verblijfkosten en overheadkosten

 

Deze opsomming is niet limitatief.

 

Artikel 5 , sub a

 

Als er sprake is van het inschakelen van een adviesorganisatie, dient deze onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming. In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • -

    als de adviesorganisatie een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft;

  • -

    als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de onderneming van de adviesorganisatie;

  • -

    als de directeur van de aanvragende onderneming ook de directeur van de adviesorganisatie is;

  • -

    in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster);

  • -

    als de organisatie een duidelijk belang heeft in de uitkomsten van het project, verder dan gebruikelijk is.

 

Deze opsomming is niet limitatief.

 

Artikel 5 , sub c

 

Onder ondersteunend personeel wordt niet verstaan: stagiairs. De uren van stagiairs die meewerken aan het haalbaarheidsonderzoek komen niet in aanmerking voor subsidie.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

 

Artikel 7 , sub a

 

Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, worden geacht het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (artikel 107 lid 1 VWEU) en leveren derhalve geen staatssteun op.

Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de aanvrager een de-minimisverklaring overleggen bij de aanvraag. Hierin moet de aanvrager alle steun aan de-minimis opgeven die over de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar is verstrekt. Onder de reguliere de-minimisverordening kan aan aanvragers tot € 200.000,00 aan steun verstrekt worden zonder dat er sprake is van staatssteun. Dit bedrag (steunplafond) geldt voor alle ondernemingen samen in het verband van ondernemingen over een periode van drie belastingjaren.

Ten aanzien van aanvragers die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten, geldt hierbij een steunplafond van € 100.000,00.

Het steunplafond voor maatregelen onder de landbouw de-minimisverordening, dat geldt ten aanzien van aanvragers die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, bedraagt over drie belastingjaren € 20.000,00.

 

Artikel 7 , sub c

 

Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.

 

Artikel 7 , sub h

 

Uit het projectplan moet blijken op welke wijze er in het project onderzoek wordt gedaan naar het economisch perspectief van het beoogde te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst. Dit moet blijken uit concrete en realistische economische haalbaarheidsvragen.

 

Artikel 7 , sub j

 

Het is niet de bedoeling dat een onderneming vaker dan één keer per kalenderjaar een verlening op een subsidieaanvraag kan krijgen. Ondernemingen die met elkaar verbonden zijn worden hierbij als één onderneming beschouwd. De definitie van verbonden ondernemingen staat in bijlage 1 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (artikel 3, derde lid).

 

Artikel 10 Subsidieaanvraag

 

Lid 3: de samenvattingen van de projecten zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de projecten en vraagstukken waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De samenvatting wordt gepubliceerd in een database op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO.nl).

 

Artikel 15 Vaststelling

 

Een subsidie die verleend is voor een activiteit als omschreven in artikel 4 van de regeling wordt direct na het verstrijken van de realisatiedatum ambtshalve vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen om (financiële) verantwoording af te leggen aan Gedeputeerde Staten.

Toch kunnen Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling verleende subsidies controleren, al dan niet steekproefsgewijs. Als een subsidieontvanger gecontroleerd wordt, is hij verplicht om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan. Hiertoe verschaft hij alle informatie die Gedeputeerde Staten bij hem opvraagt. Dat is dan in ieder geval een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden en een urenregistratie. In aanvulling daarop kunnen ook andere documenten die verband houden met de controle op de vastgestelde subsidies worden opgevraagd.

Als uit de (steekproef)controle onregelmatigheden blijken, dan kan dat gevolgen hebben voor de subsidievaststelling. Een subsidie kan ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken worden. Bovenstaande kan ertoe leiden dat uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd.

 

Naar boven