Interim omgevingsverordening – regelwijziging 4

Provinciale Staten van Noord-Brabant;

 

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 7 februari 2023, nr. 07/23 A;

 

Gelezen de Nota van inspraak en wijziging, nummer 5208838, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 7 februari 2023;

 

Gelet op de Provinciewet, de Wet natuurbescherming en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving;

 

Overwegende dat het vanwege een goede uitvoering van het provinciale beleid nodig is een wijziging door te voeren van de Interim omgevingsverordening;

 

Besluiten:

 

vast te stellen de Interim omgevingsverordening – regelwijziging 4, vastgelegd als GML-bestand met plan-IDN: NL.IMRO.9930.IOVwijzregels4-va01.4

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

1.1 wijzigingsverordening:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9930.IOVwijzregels4-va01, met de bijbehorende regels.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 2 Wijziging regels

2.1 Wijziging artikel 2.66 Eisen huisvestingssysteem bestaande stal veehouderij

In artikel 2.66, eerste lid, aanhef, wordt de passage '1 januari 2024' vervangen door '1 juli 2024'.

 

2.2 Nieuw artikel 2.66a

Na artikel 2.66 Eisen huisvestingssysteem bestaande stal veehouderij, wordt een nieuw artikel 2.66a ingevoegd dat als volgt luidt:

 

Artikel 2.66a Uitzonderingsregeling houden van minder dieren

  • 1.

    Artikel 2.66 Eisen huisvestingssysteem bestaande stal veehouderij, eerste lid, geldt niet voor bestaande huisvestingssystemen voor een veehouderij als:

    • a.

      binnen de bestaande diercategorie ten hoogste het aantal dieren wordt gehouden dat overeenkomt met de berekende emissie vanuit de stal waarvan sprake zou zijn geweest wanneer de toegepaste huisvestingssystemen zouden voldoen aan de vanaf 1 juli 2024 geldende emissiereductie eisen, zoals opgenomen in Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem; en

    • b.

      is geborgd dat in de vergunning ingevolge artikel 2.7 Wet natuurbescherming, of bij gebreke daarvan de vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het aantal dieren is vastgelegd dat op grond van het eerste lid in de stal mag worden gehouden.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, geldt als referentiesituatie de diercategorie en het aantal dieren dat op 1 januari 2023 mag worden gehouden binnen de feitelijk gerealiseerde capaciteit ingevolge artikel 2.7 Wet natuurbescherming, of bij gebreke daarvan de vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

2.3 Wijziging artikel 2.68

In artikel 2.68, eerste lid, onder a en onder d, wordt de passage '1 januari 2024' vervangen door '1 juli 2024'.

 

2.4 Wijziging artikel 2.69

In artikel 2.69, tweede lid, wordt '1 januari 2023' vervangen door '1 oktober 2023'.

 

2.5 Wijziging regelbijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem

Regelbijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage 1 van deze wijzigingsverordening.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze wijzigingsverordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4 Citeertitel

Deze wijzigingsverordening wordt aangehaald als: Interim omgevingsverordening - regelwijziging 4

’s-Hertogenbosch, 3 maart 2023

Provinciale Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de griffier,

mr. K.A.E. ten Cate

Bijlage 1 Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem

 

Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem behorende bij de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV-regelwijziging 4)

 

Lijst met technische eisen

 

Emissiefactoren voor de emissie vanuit het dierenverblijf, inclusief de emissie van de mest die in het dierenverblijf is opgeslagen, die van toepassing zijn op nieuwe of bestaande huisvestingssystemen die op grond van paragraaf 2.7.1 van deze verordening aan deze bijlage moeten worden getoetst. De in deze bijlage opgenomen reducties zijn percentages die gelden ten opzichte van de traditionele emissies (overige huisvestingssystemen), zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij. De bijbehorende emissiefactor is de emissie uitgedrukt in het aantal kilogrammen ammoniak per dierplaats per jaar dat maximaal is toegestaan.

 

Code in RAV-lijst

Diercategorie

Streefreductie/ emissie in kg NH3/dp/jr traditioneel systeem volgens Rav

Eisen t/m

30-06-2024

Eisen in de periode 1-7-2024 t/m 31-12-2027

Eisen vanaf 1-1-2028

Reductie

Emissiefactor

Reductie

Emissiefactor

Reductie

Emissiefactor

Runderen5

A12, 3

melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

-beweiden

40-55%

12,3

43%

7,0

51%

6,0

51%

6,0

-permanent opstallen in open stal

70%

13,0

46%

7,0

62%

5,0

70%

4,0

-permanent opstallen in mechanisch geventileerde stal

85%

13,0

61%

5,1

70%

4,0

70%

4,0

A2

zoogkoeien ouder dan 2 jaar

- 100 of meer zoogkoeien in ligboxen incl. kalveren

40-85%

4,1

46%

2,2

61%

1,6

71%

1,2

- zoogkoeien ouder dan 2 jaar overige huisvesting

0%

4,1

0%

4,1

0%

4,1

0%

4,1

A31

vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

- in ligboxen

40-85%

4,4

43%

2,5

50%

2,2

50%

2,2

- overige huisvesting

0%

4,4

0%

4,4

0%

4,4

0%

4,4

1 Biologisch gehouden jongvee valt niet onder deze categorie zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

2 Indien in een huisvestingssysteem een voer- of managementmaatregel zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij wordt toegepast wordt de emissiefactor van dat huisvestingssysteem verlaagd met het bij die maatregel vermelde reductiepercentage.

3 Indien bij een huisvestingssysteem meer dan één voer- of managementmaatregel zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij wordt toegepast, wordt de emissiefactor verlaagd met het overeenkomstig bijlage 3 van de Regeling ammoniak en veehouderij berekende reductiepercentage op basis van twee maatregelen,mits de maatregelen op grond van de Regeling ammoniak en veehouderij gecombineerd mogen worden.

A44

vleeskalveren tot circa 8 maanden

-meer dan 25 dieren

85%

3,5

50%

1,8

70%

1,1

85%

0,5

A64

vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden

- minder dan 100 dieren A6+A7

0%

5,3

0%

5,3

0%

5,3

0%

5,3

-100 of meer dieren A6+A7

70%

5,3

0%

5,3 

50%

2,2

70%

1,6

A74

fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar

- minder dan 100 dieren A6+A7

0%

6,2

0%

6,2

0%

6,2

0%

6,2

-100 of meer dieren A6+A7

70%

6,2

0%

6,2

50%

3,1

70%

1,9

4 Biologisch gehouden vleesrundvee valt niet onder deze categorie zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

5 Indien aantoonbaar ruime weidegang wordt toegepast mag een extra reductie worden bepaald worden volgends de vergelijking:

Emissiereductie (%) = 2,61 x (aantal weide-uren per dag) x (aantal weidedagen)/365

Schapen

B1

schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg

0%

0,7

0%

0,7

0%

0,7

0%

0,7

Geiten

C16

geiten ouder dan 1 jaar

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

-500 of meer dieren C1+C2+C3

0%

85%

1,9

1,9

0%

70%

1,9

0,6

0%

85%

1,9

0,29

0%

85%

1,9

0,29

C26

opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

0%

0,8

0%

0,8

0%

0,8

0%

0,8

-500 of meer dieren C1+C2+C3

85%

0,8

70%

0,24

85%

0,12

85%

0,12

C36

opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

0%

0,2

0%

0,2

0%

0,2

0%

0,2

-500 of meer dieren C1+C2+C3

85%

0,2

70%

0,06

85%

0,03

85%

0,03

6 Biologische geitenhouderijen vallen niet onder deze categorieën zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Gelet op de verplichting dat de dieren altijd naar buiten moeten kunnen en de stallen natuurlijk geventileerd moeten worden, is toepassing van luchtwassers niet mogelijk. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

Varkens7

D1.18

biggenopfok (gespeende biggen)

85%

0,69

85%

0,1

85%

0,1

85%

0,1

D1.28

kraamzeugen (incl. biggen tot spenen)

85%

8,3

85%

1,3

85%

1,3

85%

1,3

D1.38

guste en dragende zeugen

85%

4,2

85%

0,63

85%

0,63

85%

0,63

D2

dekberen, 7 maanden en ouder

85%

5,5

85%

0,83

85%

0,83

85%

0,83

D38

vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking

85%

3,0

85%

0,45

85%

0,45

85%

0,45

7 Voor de biologische varkenshouderij (categorie D) geldt een streefreductie van 40%. Gelet op de verplichte uitloop en dat de stallen natuurlijk geventileerd moeten worden is toepassing van luchtwassers niet mogelijk. Er zijn diverse systemen toepasbaar en beschikbaar, daarnaast zijn maatregelen toepasbaar die een reductie geven op basis van bewezen werkingsprincipes zoals scheiden, koelen, verdunnen en aanzuren. Per geval worden emissiereducerende maatregelen beoordeeld. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

8 Indien in een huisvestingssysteem een voer- of managementmaatregel zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij wordt toegepast wordt de emissiefactor verlaagd met het bij die maatregel vermelde reductiepercentage. Indien in een huisvestingssysteem meer dan één voer- of managementmaatregel zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij wordt toegepast, wordt de emissiefactor verlaagd met het overeenkomstig bijlage 3 van de Regeling ammoniak en veehouderij berekende reductiepercentage op basis van twee maatregelen, mits de maatregelen op grond van de Regeling ammoniak en veehouderij gecombineerd mogen worden.

Kippen

K= Kolonie

S= Scharrel

V= Volière

E1

opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken

- niet-batterijhuisvesting

85%

0,170

K 90%

0,017

90%

0,017

90%

0,017

S 40%

0,102

70%

0,051

85%

0,026

V 82%

0,030

85%

0,026

85%

0,026

- batterijhuisvesting

85%

0,045

87%

0,007

87%

0,007

87%

0,007

E2

legkippen en (groot-) ouderdieren van legrassen

niet-batterijhuisvesting

85%

0,315

K 90%

0,032

90%

0,032

90%

0,032

S 78%

0,069

85%

0,047

85%

0,047

V 83%

0,056

85%

0,047

85%

0,047

- subcategorie leg(groot)ouderdieren

85%

0,315

72%

0,088

85%

0,047

85%

0,047

E3

(groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken

85%

0,250

40%

0,150

70%

0,075

85%

0,038

E4

(groot-)ouderdieren van vleeskuikens

85%

0,58

25%

0,435

60%

0,232

85%

0,087

E59

Vleeskuikens

85%

0,068

70%

0,021

82%

0,012

85%

0,010

E6

additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag i.c.m.

- opfokleghennen (E1) en vleeskuikens (E5)

85%

0,03

67-70%

0,010-0,009

85%

0,005

85%

0,005

- leghennen (E2) en –vleeskuiken(groot)ouderdieren (E3 en E4)

85%

0,05

67-70%

0,017- 0,015

85%

0,008

85%

0,008

9 Indien in een huisvestingssysteem een voer- of managementmaatregel zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij wordt toegepast wordt de emissiefactor verlaagd met het bij die maatregel vermelde reductiepercentage. Indien in een huisvestingssysteem meer dan één voer- of managementmaatregel zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij wordt toegepast, wordt de emissiefactor verlaagd met het overeenkomstig bijlage 3 van de Regeling ammoniak en veehouderij berekende reductiepercentage op basis van twee maatregelen, mits de maatregelen op grond van de Regeling ammoniak en veehouderij gecombineerd mogen worden.

Kalkoenen

F1

ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken

85%

0,15

0%

0,15

0%

0,15

85%

0,02

F2

ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken

85%

0,47

0%

0,47

0%

0,47

85%

0,05

F3

ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder

85%

0,59

0%

0,59

0%

0,59

85%

0,09

F410

vleeskalkoenen

85%

0,68

40%

0,41

70%

0,20

85%

0,10

10 Bij deze diercategorie kunnen dezelfde huisvestingssystemen en de bijbehorende reductiepercentages worden toegepast als die zijn opgenomen bij de diercategorie vleeskuikens (E5).

Eenden

G1

ouderdieren van vleeseenden tot 24 maanden

85%

0,32

0%

0,32

0%

0,32

85%

0,048

G2

vleeseenden

85%

0,21

0%

0,21

0%

0,21

85%

0,032

Konijnen

I1

voedster inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd

85%

1,2

40%

0,72

70%

0,36

85%

0,18

I2

vlees- en opfokkonijnen tot dekleeftijd

85%

0,2

40%

0,12

70%

0,06

85%

0,03

Parelhoenders

J111

parelhoenders voor de vleesproductie

85%

0,068

70%

0,021

82%

0,012

85%

0,010

11 Bij deze diercategorie kunnen dezelfde huisvestingssystemen en de bijbehorende reductiepercentages worden toegepast als die welke zijn opgenomen bij de diercategorie vleeskuikens (E5).

Paarden

K1

volwassen paarden (3 jaar en ouder)

0%

5,0

0%

5,0

0%

5,0

0%

5,0

K2

paarden in opfok (jonger dan 3 jaar)

0%

2,1

0%

2,1

0%

2,1

0%

2,1

K3

volwassen pony's (3 jaar en ouder)

0%

3,1

0%

3,1

0%

3,1

0%

3,1

K4

pony's in opfok (jonger dan 3 jaar)

0%

1,3

0%

1,3

0%

1,3

0%

1,3

Struisvogels

L1

struisvogelouderdieren

0%

2,5

0%

2,5

0%

2,5

0%

2,5

L2

opfokstruisvogels (tot 4 maanden)

0%

0,3

0%

0,3

0%

0,3

0%

0,3

L3

vleesstruisvogels (4 tot 12 maanden)

0%

1,8

0%

1,8

0%

1,8

0%

1,8

 

Toepassing specifieke systemen

 

A1 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar – BWL 2018.06

Toepassing van het huisvestingssysteem met BWL 2018.06 is mogelijk. In de Regeling ammoniak en veehouderij is dit systeem opgenomen met een voorlopige emissiefactor van 7,1 kilogram per dierplaats per jaar. De waarde van de voorlopige emissiefactor wordt berekend door bij de waarde van de bijzondere emissiefactor 15% van de maximale emissiewaarde uit het Besluit emissiearme huisvesting op te tellen. De bijzondere emissiefactor voor dit huisvestingssysteem bedraagt minder dan de geëiste 7 kilogram per dierplaats per jaar. Definitieve emissiefactoren voor deze diercategorie worden daarnaast afgerond op hele kilogrammen. Mede door de 15% extra marge is de verwachting dat uiteindelijk voldaan kan worden aan de in de tabel opgenomen eis van 7 kg. Ammoniakemissiemetingen worden nog uitgevoerd. Dit stalsysteem is eveneens zeer goed toepasbaar in bestaande stallen en om toepassing van dit systeem en andere innovaties te stimuleren wil de provincie toepassing mogelijk maken. Het betreft een voorlopige uitzondering tot het moment dat hiervoor definitieve emissiefactor wordt vastgesteld. Indien uit metingen en de daaruit volgende definitieve emissiefactor blijkt dat niet voldaan wordt aan de gestelde eisen is nieuwe toepassing niet mogelijk en geldt voor de reeds aangevraagde en vergunde toepassingen de in deze verordening opgenomen vervangingstermijn van 20 jaar.

 

Eisen voor (beperkte) aantallen waarin de tabel niet voorziet

De in de tabel opgenomen maximale emissiefactoren zijn niet van toepassing op een veehouderij waar niet meer dan het hieronder gegeven aantal dieren in de betreffende categorie worden gehouden:

  • A1 Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar: 10

  • A3 Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar: 10

  • D1.1 Gespeende biggen: 20

  • D1.2-D3 overige categorieën varkens totaal: 15

  • E1-E5 alle categorieën kippen totaal: 500

  • F4 Vleeskalkoenen: 10

  • I1-I2 Konijnen totaal: 10

Toelichting toepassing huisvestingssystemen voor diercategorieën waarin de Regeling ammoniak en veehouderij niet voorziet.

 

A2 Zoogkoeien ouder dan 2 jaar en A3 vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

Indien zoogkoeien en/of vrouwelijk jongvee gehouden worden in een huisvestingssysteem met ligboxen zoals dat wordt toegepast in de categorie A1 melkveehouderij, wordt voor deze categorieën aangesloten bij de huisvestingssystemen opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij bij de categorie A1. Er wordt dan vergelijkbaar reductiepercentage als bij categorie A1 gehanteerd. Een huisvestingsysteem uit de categorie A1 met een emissie van 7,0 kg ammoniak per dierplaats per jaar en een reductie van 46% geeft bij toepassing in de categorieën A2 en A3 een gelijk reductiepercentage ten opzichte van de factor van traditionele huisvesting in de categorieën A2 en A3.

 

A6 vleesstieren en overig vleesvee van 8 tot 24 maanden en A7 fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar.

Voor de grotere gespecialiseerde bedrijven met meer dan 100 dieren uit de categorieën A6 en A7 wordt met ingang van 2024 aangesloten bij de reductie eisen voor de melkveehouderij.

 

C1 geiten ouder dan 1 jaar, C2 opfokgeiten van 61 dagen t/m 1 jaar en C3

Voor deze categorieën is toepassing van luchtwassers uit de categorie D (varkens) mogelijk. In verband met de bedrijfsvoering wordt rekening gehouden met lekverliezen waardoor 5% van de lucht ongezuiverd naar buiten gaat. Voor toepassing in de geitenhouderij wordt daarom 5% van het verwijderingsrendement dat is toegekend aan het systeem in mindering gebracht. Een luchtwasser met een verwijderingsrendement van 85% voor de varkenshouderij heeft een rendement van 80% bij toepassing in de geitenhouderij. Een luchtwasser met een rendement van 70% voor de varkenshouderij voldoet hiermee niet aan de reductiedoelen voor de geitenhouderij.

 

Toelichting

Hoofdstuk 1 Algemeen

In juli 2022 is een ontwerp wijziging van de Interim omgevingsverordening in procedure gebracht waarin voor enkele kleinere diersectoren een aanpassing werd voorgesteld van de ammoniakreductie-eisen zoals opgenomen in bijlage 2. Het ging om de volgende diercategorieën conform bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav):

  • Vleesstieren en overig vleesvee 8-24 maanden (A6);

  • Fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar (A7);

  • (Opfok)hennen en hanen legrassen scharrelhuisvesting (E1) en legkippen scharrelhuisvesting (E2);

  • Konijnen: voedsters (I1) en vleeskonijnen (I2);

  • Vleeskalkoenen (F4).

Sinds het in procedure brengen van deze ontwerp wijziging zijn er nieuwe inzichten ontstaan en zijn de omstandigheden aanzienlijk gewijzigd. Dit heeft geleid tot een heroverweging op onderdelen van het provinciale beleid.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en diverse rechtbanken hebben in het najaar van 2022 in een aantal uitspraken aangegeven dat er twijfels bestaan over het gebruik van de in de Rav opgenomen emissiefactoren van diverse emissiearme huisvestingssystemen voor met name melkvee. Daardoor is het niet uitgesloten dat de toepassing van dit soort systemen negatieve effecten kan hebben op Natura 2000-gebieden, zeker als de reductie die door toepassing van een dergelijk systeem behaald wordt, wordt opgevuld door meer dieren te houden. Daarom kunnen deze systemen alleen vergund worden na een passende beoordeling waaruit blijkt dat die negatieve effecten er niet zijn. Hierdoor is de vergunningverlening vertraagd, wat problemen kan geven bij het voldoen aan de eisen van de Interim omgevingsverordening. Provinciale Staten hebben daarom gevraagd om enkele wijzigingen in de IOV door te voeren. Het gaat om:

  • Het aanpassen van de datum dat aan de ammoniakreductie-eisen voor huisvestingssystemen moet zijn voldaan;

  • Een mogelijkheid om met het houden van minder dieren te voldoen aan de ammoniak reductie-eisen;

  • Het aanpassen van de datum waarop voor vergunningaanvragen het recht blijft gelden dat ten tijde van de aanvraag geldt.

Mede vanwege de jurisprudentie uit het najaar 2022 heeft de Minister aangekondigd onderzoek te doen naar de effectiviteit van de vastgestelde Rav-factoren. De resultaten van dit onderzoek worden medio 2023 verwacht. Het is aannemelijk dat hieruit wijzigingen voortvloeien in de Rav en daardoor ook in bijlage 2 van de IOV. Het is niet wenselijk om vooruitlopend op de uitkomsten van het landelijke traject nu wijzigingen door te voeren in de ammoniakreductie-eisen in bijlage 2. Daarom is besloten om de voorgestelde aanpassingen van bijlage 2 vanwege Time-to-Market nu niet vast te stellen en deze -indien nodig- te betrekken bij eventuele aanpassingen van bijlage 2 vanwege aanpassingen op landelijk niveau.

 

Hoofdstuk 2 Procedure

De ontwerp Interim omgevingsverordening - regelwijziging 4 heeft ten behoeve van inspraak gedurende een termijn van zeven weken ter inzage gelegen.

Er zijn 7 reacties bij ons ingekomen. Wij hebben deze samengevat en van een reactie voorzien in de Nota van inspraak en wijziging, die deel uitmaakt van het dossier tot vaststelling van deze wijzigingsverordening.

 

Hoofdstuk 3 Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2.66 Eisen huisvestingssysteem bestaande stal

In artikel 2.66 eerste lid aanhef, is de datum van 1 januari 2024 aangepast naar 1 juli 2024. Gekoppeld aan het verschuiven van de datum in artikel 2.66 is ook de datum in artikel 2.68 en in de tijdsvakken van bijlage 2 aangepast.

 

Artikel 2.66a Uitzonderingsregeling houden van minder dieren

Artikel 2.66a bevat de mogelijkheid om met het houden van minder dieren te voldoen aan de ammoniakreductie-eisen waaraan huisvestingsystemen op grond van artikel 2.66 moeten voldoen. Hierbij wordt uitgegaan van de diercategorie en het aantal dieren dat legaal mag worden gehouden binnen feitelijk gerealiseerde capaciteit op grond van de vergunning(en) of melding Activiteitenbesluit die op 1 januari 2023 gold.

 

Bij feitelijk gerealiseerde capaciteit gaan wij uit van de op het moment van indienen van de aanvraag op grond van een toestemming volledig opgerichte installaties en gebouwen, of gerealiseerde infrastructuur en overige voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteit. Wij sluiten hiermee aan op de begripsbepaling zoals die in de beleidsregel Natuurbescherming is opgenomen.

 

Om gebruik te maken van de mogelijkheid om met minder dieren aan de ammoniakreductie-eisen te voldoen, is een aanpassing/ gedeeltelijke intrekking van de vergunning op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming, dan wel de omgevingsvergunning op grond van de Wabo of de melding conform het Activiteitenbesluit vereist.

 

Artikel 2.69 Eisen huisvestingssysteem nieuwe stal

In artikel 2.69 wordt '1 januari 2023' aangepast in '1 oktober 2023'. We maken het mogelijk dat tot 1 oktober 2023 veehouders de zekerheid hebben dat de ammoniakreductie-eisen van toepassing zijn die gelden op het moment van het indienen van een volledige vergunningaanvraag. Vragen zij na die datum een vergunning aan, dan zijn de ammoniakreductie-eisen van toepassing op het moment van besluitvorming. Afhankelijk van de doorlooptijd van de vergunningsprocedure kunnen dat dan de (scherpere) eisen zijn die vanaf 1 juli 2024 gelden.

 

Bijlage 2

In bijlage 2 zijn de data van de tijdvakken aangepast aan het verschuiven van de datum, waarop stalsystemen moeten voldoen aan de ammoniakreductie-eisen, zoals opgenomen in artikel 2.66 IOV.

Naar boven