Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 5 december 2022 tot wijziging van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant in verband met enkele wijzigingen in paragraaf 1 en de toevoeging van een nieuwe paragraaf aangaande de versnelde realisering van het natuurnetwerk in Natura 2000-gebieden ten behoeve van het landelijk Programma Natuur (Zesde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant)

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is op 18 januari 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Provinciaal blad 2023, 565. Ook zal wijzigingsbesluit vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in twee verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Provinciaal blad zal de wijzigingen van artikel 1 onderdeel N verwerkt worden.]

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het wenselijk is in paragraaf 1 van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant de subsidiebedragen voor inrichting van het Natuurnetwerk Noord-Brabant te verhogen in verband met gestegen kosten, de subsidieplafonds aan te passen en enkele subsidie-technische aanpassingen door te voeren;

 

Overwegende dat het Rijk in het kader van het landelijk Programma Natuur, aanvullend op het Natuurpact specifieke uitkeringen ter beschikking heeft gesteld om via provinciale uitvoeringsprogramma’s een versnelling teweeg te brengen in het herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden;

 

Overwegende dat het om die reden wenselijk is een nieuwe paragraaf toe te voegen aan de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

De Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In artikel 1.1 wordt het begrip “enclave bestaande natuur” vervangen door “enclave” en wordt in dat begrip “natuur als opgenomen” vervangen door “nog te realiseren natuur als enclave opgenomen”.

 

B.

Artikel 1.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel e wordt “enclave bestaande natuur” vervangen door “enclave”.

  • 2.

    Onderdeel f vervalt, onder verlettering van onderdeel g tot f.

  • 3.

    In onderdeel f (nieuw) wordt “onder a tot en met f” vervangen door “onder a tot en met e”.

C.

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in de aanhef wordt “onder a tot en met f” vervangen door “onder a tot en met e”;

    • b.

      in onderdeel b, onder 4°, wordt na de puntkomma “ of” toegevoegd;

    • c.

      in onderdeel b, onder 5°, wordt “enclave bestaande natuur; of” vervangen door “enclave;”

    • d.

      onderdeel b, onder 6°, en onderdeel c vervallen, onder verlettering van de onderdelen d tot en met r tot c tot en met q;

    • e.

      in onderdeel m (nieuw), onder 2°, wordt “buiten het NNB” vervangen door “binnen het NNB provinciaal deel”;

    • f.

      in onderdeel o (nieuw), vervalt onderdeel 1°, onder vernummering van de onderdelen 2° en 3° tot 1° en 2°;

    • g.

      na onderdeel q (nieuw), wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

      • r.

        indien het project gericht is op de inrichting van natuurbeheertype Nat schraalland, Vochtig hooiland, Kruiden- en faunarijk grasland of Kruiden- en faunarijke akker in het gebied aangeduid in bijlage 4a bij deze regeling, is op basis van een bodemonderzoek aangetoond dat geen ecologische risico’s optreden in de te realiseren natuur;

  • 2.

    Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in de aanhef wordt “onder g” wordt vervangen door “onder f”;

    • b.

      in onderdeel b, wordt “onder a tot en met f” vervangen door “onder a tot en met e”.

D.

Artikel 1.9 vervalt.

 

E.

In artikel 1.12 wordt “onder p” vervangen door “onder o”.

 

F.

Artikel 1.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, onder b, komt als volgt te luiden:

    • a.

      kosten van grondverwerving, bestaande uit veilingkosten, overdrachtsbelasting, kosten voor bodemonderzoek, kadasterkosten, notariskosten, taxatiekosten, en bemiddelingskosten, tot een hoogte van maximaal 2,5% van de waarde als bedoeld in onderdeel a, onder 1°.

  • 3.

    Het tweede lid, onder b, komt als volgt te luiden:

    • b.

      kosten van grondverwerving, bestaande uit veilingkosten, overdrachtsbelasting, kosten voor bodemonderzoek, kadasterkosten, notariskosten, taxatiekosten, en bemiddelingskosten, mits de verwerving plaatsvond uiterlijk drie jaar voor indiening van de subsidieaanvraag, tot een hoogte van maximaal 2,5% van de waarde als bedoeld in onderdeel a, onder 1°.

G.

In artikel 1.15 wordt “1 januari 2022” vervangen door “15 december 2022”.

 

H.

Artikel 1.16 komt te luiden:

Artikel 1.16 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 1.15, vast op:

    • a.

      € 1.300.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b, gericht op inrichting van grond binnen het NNB provinciaal deel, voor welke grond reeds subsidie is verstrekt voor verwerving of functiewijziging door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV;

    • b.

      € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b, gericht op het realiseren van het NNB provinciaal deel, anders dan bedoeld onder a;

    • c.

      € 40.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b, gericht op het realiseren van het NNB rijksdeel;

    • d.

      € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder c;

    • e.

      € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder d;

    • f.

      € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder e.

  • 2.

    Indien het betreft een combinatie van verwervingsactiviteiten als bedoeld in artikel 1.4, onder f, gelden de desbetreffende plafonds, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met f.

I.

Artikel 1.20 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid aanhef, wordt “onder a tot en met f” vervangen door “onder a tot en met e”.

  • 2.

    In het eerste lid, onder b, wordt “onder n” vervangen door “onder m”.

  • 3.

    In het tweede lid wordt “onder g” vervangen door “onder f”.

  • 4.

    In het tweede lid, onderdeel a, onder 2°, wordt “onder n” vervangen door “onder m”.

  • 5.

    In het vierde lid wordt “onderdeel n” vervangen door “onderdeel m”, “onder a tot en met f” vervangen door ‘onder a tot en met e” en “onder o” vervangen door “onder n”.

J.

Artikel 1.21 wordt als volgt gewijzigd:

K.

Artikel 1.22, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken, bedoeld in artikel 2.8 van de DAEB Kaderregeling, artikel 3.5, onder 85, van de Landbouwrichtsnoeren en artikel 5 van het DAEB vrijstellingsbesluit:

    • a.

      de notariële akte van levering, indien het verwerving betreft;

    • b.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting, indien het functiewijziging betreft;

    • c.

      de bewijsstukken waaruit de reële bijkomende kosten van grondverwerving blijken;

    • d.

      een activiteitenverslag als het inrichting betreft;

    • e.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project als het inrichting betreft;

    • f.

      de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde, indien het functiewijziging betreft.

L.

Artikel 1.23 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het derde lid, wordt “onder a tot en met f” vervangen door “onder a tot en met e”.

  • 2.

    In het vierde lid, wordt “onder g” vervangen door “onder f”.

M.

Onder vernummering van § 5, inhoudende de artikelen 5.1 tot en met 5.3, tot § 6, inhoudende de artikelen 6.1 tot en met 6.3, wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 5 Versneld herstel N2000-gebieden

 

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

DAEB-kaderregeling: EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011) (2012/C 8/03) (PbEU 2012, C 8);

functiewijziging: wijziging van het gebruik van de grond van landbouw naar natuur;

grote onderneming: onderneming die niet voldoet aan de criteria voor een middelgrote, kleine of micro-onderneming, bedoeld in de bijlage bij de Aanbeveling 2003/361/EG van de Europese Commissie, PB 2003 L124/36;

inrichting: eenmalige investering in een natuurterrein die door middel van eenmalige inrichtingsmaatregelen rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigt;

Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327);

kosten derden: kosten verschuldigd aan derden die op factuur aantoonbaar zijn en direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;

landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld in artikel 2.4, onder 50 van de Landbouwrichtsnoeren, niet zijnde gronden als bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

Landbouwrichtsnoeren: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204/1);

medeoverheid: overheid als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling informatieverstrekking sisa of waterschap;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

natuurbeheertype: soort natuur als beschreven in de Index Natuur en Landschap, te raadplegen via website https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

NNB: Natuurnetwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

NNB, enclave: enclave als onderdeel van het NNB aangeduid in het Natuurbeheerplan;

NNB, nieuwe natuur: nieuwe natuur als onderdeel van het NNB aangeduid in het Natuurbeheerplan;

pacht: overeenkomst als bedoeld in artikel 7:311 Burgerlijk Wetboek;

pachtkamer: meervoudige kamer als bedoeld in artikel 48 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

provinciaal uitvoeringsprogramma: programma van de provincie Noord-Brabant ter uitvoering van het landelijk Programma Natuur, waarin staat aangegeven hoe gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan het realiseren van de condities, die nodig zijn voor een landelijk gunstige staat van instandhouding op de locaties, waar bij aanvang van het programma sprake is van een te hoge stikstofdepositie voor stikstofgevoelige soorten en habitats, zoals opgenomen in bijlage 11 bij deze regeling;

Spuk versneld natuurherstel: specifieke uitkering van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gebaseerd op de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur;

verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht;

 

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 5.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    inrichting van grond aangeduid als NNB, nieuwe natuur;

  • b.

    inrichting van grond aangeduid als NNB, enclave;

  • c.

    functiewijziging in combinatie met inrichting als bedoeld onder b;

  • d.

    grondverwerving in combinatie met inrichting als bedoeld onder b; of

  • e.

    pachtafkoop in combinatie met inrichting als bedoeld onder a of b, dan wel met functiewijziging en inrichting als bedoeld onder c.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor dezelfde activiteiten binnen het project reeds eerder een subsidie of bijdrage is verleend;

  • b.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • c.

    de aanvrager het project reeds moet uitvoeren op grond van wettelijke taken, regelingen of verplichtingen die uit convenanten voortvloeien;

  • d.

    het project gericht is of mede gericht is op verwerving van gronden in eigendom van de provincie Noord-Brabant en deze gronden door de provincie Noord-Brabant niet verkocht zullen worden aan de subsidieaanvrager;

  • e.

    het project gericht is op pachtafkoop van grond waarvoor tevens een subsidie voor grondverwerving wordt of is aangevraagd;

  • f.

    de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2.4, onder 15, van de Landbouwrichtsnoeren dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • g.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 2.2, onder 27, van de Landbouwrichtsnoeren dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving.

Artikel 5.6 Subsidievereisten algemeen

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      inrichting van grond aangeduid als NNB, nieuwe natuur;

    • 2°.

      inrichting van grond aangeduid als NNB, enclave;

    • 3°.

      functiewijziging, in combinatie met inrichting als bedoeld onder 2°;

    • 4°.

      grondverwerving in combinatie met inrichting als bedoeld onder 2°; of

    • 5°.

      pachtafkoop in combinatie met inrichting als bedoeld onder 1° of 2°, dan wel met functiewijziging en inrichting als bedoeld onder 3°.

  • b.

    het project wordt uitgevoerd binnen het NNB en is gelegen:

    • 1°.

      binnen een Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden als bedoeld in bijlage 11 bij deze regeling; of

    • 2°.

      gedeeltelijk binnen een Natura 2000-gebied als bedoeld onder 1°, en gedeeltelijk aansluitend aan dat gebied;

  • c.

    het project is gericht op het realiseren van een natuurbeheertype dat is opgenomen in bijlage 12 bij deze regeling;

  • d.

    het project is gericht op versnelling en intensivering van natuurherstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden dan wel van stikstofgevoelige habitattypen of soorten, blijkend uit:

    • 1°.

      een beschrijving van het type maatregelen dat wordt genomen in de projectperiode en de doelen die daarbij worden nagestreefd;

    • 2°.

      de oppervlakte in hectare per natuurgebied;

  • e.

    indien het project gedeeltelijk buiten een Natura 2000-gebied wordt uitgevoerd, als bedoeld in onderdeel b, onder 2°, overlegt de subsidieaanvrager een ecologische en hydrologische onderbouwing waaruit aard en omvang van het verwachte effect van het project op de betreffende stikstofgevoelige habitattypen of soorten blijkt;

  • f.

    de onderbouwing van het project in relatie tot hydrologie is afgestemd met het waterschap, blijkend uit een verklaring van het waterschap;

  • g.

    het project is erop gericht duurzaam natuur- en landschapsbeheer te verrichten op de in te richten grond;

  • h.

    het project is niet strijdig met een of meer provinciale natuur- en waterdoelstellingen;

  • i.

    de subsidieaanvrager beschrijft de risico`s en de te nemen beheersmaatregelen;

  • j.

    de subsidieaanvrager overlegt een kadastrale omschrijving van de in te richten grond en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

  • k.

    indien het project gericht is op de inrichting van natuurbeheertype Nat schraalland of Vochtig hooiland in het gebied aangeduid in bijlage 4a bij deze regeling, is op basis van een bodemonderzoek aangetoond dat geen ecologische risico’s optreden in de te realiseren natuur;

  • l.

    de subsidieaanvrager overlegt een inrichtingsplan, dat tenminste bevat:

    • 1°.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • 2°.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

    • 3°.

      een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie;

    • 4°.

      een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot het voorkomen van onbeheersbare natuurbranden indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een aaneengesloten gebied van meer dan 2 hectare en het gebied is aangemerkt als risicogebied natuurbranden als aangeduid op de kaart in bijlage 4 bij deze regeling;

    • 5°.

      de oppervlakte waarop de inrichtingsmaatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • 6°.

      een beschrijving en kaart van de beoogde eindsituatie van het perceel waarbij minimaal het beoogde natuurbeheertype en de oppervlakte wordt aangegeven;

    • 7°.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden;

  • m.

    de subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop over het project wordt gecommuniceerd;

  • n.

    het project kan worden afgerond voor 31 december 2025, blijkend uit een realistische planning;

  • o.

    indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is, verstrekt de subsidieaanvrager gegevens en bescheiden bij de aanvraag die het stimulerend effect van de subsidie aantonen;

  • p.

    aan de aanvraag ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 5.7 Aanvullende vereisten grondverwerving of functiewijziging

Onverminderd artikel 5.6, wordt om voor subsidie voor grondverwerving of functiewijziging in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    indien het project gericht is op verwerving of functiewijziging en de subsidieaanvrager een landbouwer is, is de subsidieaanvrager eigenaar van de grond en is de grond tenminste vijf jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag aantoonbaar landbouwkundig in gebruik, blijkend uit:

    • 1°.

      de Basisregistratie Gewaspercelen; of

    • 2°.

      andere door de subsidieaanvrager overgelegde bewijsmiddelen;

  • a.

    indien de subsidieaanvrager geen landbouwer is, is de in te richten grond aantoonbaar nog niet duurzaam als natuur geborgd;

  • b.

    indien het project gericht is op verwerving of functiewijzing van grond die in eigendom is van een gemeente, overlegt de subsidieaanvrager een verklaring van de desbetreffende gemeente dat deze;

    • 1°.

      de inkomsten uit de verkochte grond of functiewijzing voor 50% investeert in groene doelen; of

    • 2°.

      de vergoeding voor onderbedeling bij kavelruil voor 50% investeert in groene doelen;

  • c.

    indien het project gericht is op functiewijziging en op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, overlegt subsidieaanvrager een verklaring van geen bezwaar van de hypotheeknemer.

Artikel 5.8 Aanvullende vereisten pachtafkoop

Onverminderd artikel 5.6, wordt om voor subsidie voor pachtafkoop in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op de afkoop van pacht;

  • b.

    de subsidieaanvrager toont aan dat de pachtafkoop van de betreffende grond noodzakelijk is voor het realiseren van NNB, nieuwe natuur dan wel van NNB, enclave;

  • c.

    de subsidieaanvrager is eigenaar van de grond waarop de pachtafkoop plaatsvindt;

  • d.

    de pacht was reeds tot stand gekomen op het moment dat de subsidieaanvrager het recht op eigendom van de grond verkreeg, dan wel was reeds tot stand gekomen vóór 1990, blijkend uit:

    • 1°.

      een kopie van de pachtovereenkomst; of

    • 2°.

      een bewijs dat de pacht tot stand is gekomen door grondgebruik en daarvoor betaalde vergoedingen.

Artikel 5.9 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor projecten die verwerving of functiewijziging betreffen, voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten bestaande uit de waardedaling van de grond, gebaseerd op een door twee onafhankelijke taxateurs in opdracht van de provincie uitgevoerde taxatie, berekend op basis van:

      • 1°.

        de marktwaarde vóór functiewijziging, tot maximaal 150% van de regioprijs, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling,

      • 2°.

        verminderd met de marktwaarde na functiewijziging;

    • b.

      kosten van grondverwerving, tot een hoogte van maximaal 4,25% van de waarde als bedoeld in onderdeel a, onder 1°, bestaande uit veilingkosten, overdrachtsbelasting, kosten voor bodemonderzoek, kadasterkosten, notariskosten, taxatiekosten, en bemiddelingskosten, mits de verwerving plaatsvond:

      • 1°.

        na indiening van de subsidieaanvraag; of

      • 2°.

        uiterlijk drie jaar voor indiening van de subsidieaanvraag.

  • 2.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor projecten die pachtafkoop betreffen, voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten voor het vrijmaken van pacht op cultuurgronden tegen een reële vergoeding, gebaseerd op de werkelijke pachtschade, blijkend uit een taxatie door twee onafhankelijke taxateurs in opdracht van de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      kosten voor bodemonderzoek, kadasterkosten, notariskosten, taxatiekosten, bemiddelingskosten, tot een hoogte van maximaal € 4.000 per project.

  • 3.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor projecten die inrichting betreffen, voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten derden gemaakt voor adviesdiensten en andere diensten, tot een maximum van € 99 per uur, vermeerderd met niet verrekenbare en niet compensabele btw;

    • b.

      overige kosten.

  • 4.

    Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren, past de subsidieontvanger de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:

    • a.

      € 70 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 100 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 120 voor werkzaamheden op WO-niveau.

Artikel 5.10 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.9 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten waarvoor reeds een subsidie of bijdrage is verleend;

  • b.

    kosten voor de uitvoering van wettelijke taken of regelingen;

  • c.

    voorbereidingskosten gemaakt vóór 1 januari 2021;

  • d.

    kosten die betrekking hebben op voor motorrijtuigen opengestelde wegen, bestaande uit baksteen, tegels, beton of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste of gesloten materialen;

  • e.

    kosten die betrekking hebben op gronden die bestemd zijn als:

    • 1°.

      tuin of erf bij burgerwoningen;

    • 2°.

      agrarisch bouwblok;

    • 3°.

      bebouwingsvlak ten behoeve van een niet-agrarische functie;

  • f.

    kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

  • g.

    kosten voor de bouw of sloop van opstallen;

  • h.

    kosten voor de aanschaf van machines;

  • i.

    kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

  • j.

    kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

  • k.

    kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud.

Artikel 5.11 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 december 2022 tot en met 30 juni 2023.

 

Artikel 5.12 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 5.11, vast op € 5.000.000.

 

Artikel 5.13 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt tot een maximum van € 2.500.000 per aanvraag:

  • a.

    100% van de subsidiabele kosten voor verwerving of functiewijziging;

  • b.

    100% van de subsidiabele kosten voor pachtafkoop;

  • c.

    100% van de subsidiabele kosten voor inrichting tot maximaal de bedragen, genoemd in bijlage 12 bij deze regeling.

Artikel 5.14 Verdelingswijze

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld overeenkomstig de rangschikking over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 5.15 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 voor advies over de artikelen 5.6 tot en met 5.8 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

Artikel 5.16 Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek is gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype zoals opgenomen in het projectplan, gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op de grond duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in de omgeving van de betreffende grond ten behoeve van natuurdoelen, een Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2.

    De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

  • 3.

    De subsidie voor projecten die pachtafkoop inhouden, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de pachtkamer instemt met de ontbinding van de pachtovereenkomst.

Artikel 5.17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger:

  • 2.

    Indien het project verwerving van grond betreft, heeft de subsidieontvanger de volgende aanvullende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt en werkt samen met de beheerders van de omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen;

    • b.

      de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat het verworven terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer of de aard van het terrein;

    • c.

      de subsidieontvanger besteedt eventuele opbrengsten van het verworven terrein uitsluitend aan duurzaam natuurbeheer en landschapsbeheer.

Artikel 5.18 Verantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project als het inrichting betreft;

    • c.

      de notariële akte van levering indien het project grondverwerving betreft;

    • d.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting;

    • e.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 2.8 van de DAEB-kaderregeling en artikel 3.5, onder 85, van de Landbouwrichtsnoeren, waaruit de reële kosten blijken;

    • f.

      het taxatieverslag van de marktwaarde van de grond, indien het project grondverwerving of functiewijziging betreft;

    • g.

      een bewijs van de goedkeuring van de beëindiging van de pachtovereenkomst door de pachtkamer, indien het project pachtafkoop betreft.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger overeenkomstig artikel 22, dertiende lid, van de Asv, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    In afwijking van de voorgaande leden, legt een subsidieontvanger die een medeoverheid is, verantwoording af conform de vereisten van de Regeling informatieverstrekking sisa.

Artikel 5.19 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken:

    • a.

      een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag indien het inrichting betreft;

    • b.

      een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag indien het grondverwerving, functiewijziging of pachtafkoop betreft.

  • 2.

    Het voorschot wordt in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting.

Artikel 5.20 Subsidievaststelling

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv, vast op basis van reële kosten.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, op grond van artikel 22, dertiende lid, van de Asv, overeenkomstig het eerste lid vast.

Artikel 5.21 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2024 aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

 

N.

Bijlage 3 behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant, wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

 

O.

Na bijlage 4 behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant, wordt bijlage 2 behorende bij deze regeling ingevoegd.

 

P.

Bijlage 5 behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant wordt vervangen door bijlage 3 behorende bij deze regeling.

 

Q.

Bijlage 7c behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant vervalt.

 

R.

Na bijlage 10 behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant, worden de bijlagen 4 en 5, behorende bij deze regeling toegevoegd.

Artikel II Intrekking

De Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel III Overgangsrecht

Op subsidieaanvragen als bedoeld in paragraaf 1 van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, blijft paragraaf 1 van de Subsidieregeling realisering Natuur Noord-Brabant, zoals die luidde de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.

Artikel IV Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onder N, dat in werking treedt op een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.

’s-Hertogenbosch, 5 december 2022

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. P.J. Buijtels

Bijlage 1 behorende bij artikel N van de Zesde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 3 behorende bij artikel 1.13, vijfde lid, en artikel 1.17, onder b, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Inrichtingskosten en lumpsumbedragen, per ha, per natuurbeheertype en ONNB, met aanduiding hoogwaardige natuurbeheertypen

 

Natuurbeheertype

Hoogwaardig

Inrichtingskosten

Lumpsum/ha

Beek en bron

x

€ 44.008

€ 22.004

Kranswierwater

x

€ 41.225

€ 20.613

Zoete plas

x

€ 41.225

€ 20.613

Moeras

x

€ 38.194

€ 19.097

Gemaaid rietland

x

€ 38.194

€ 19.097

Veenmosrietland en moerasheide

x

€ 17.931

€ 8.965

Trilveen

x

€ 52.500

€ 26.250

Hoogveen

x

€ 30.257

€ 15.128

Vochtige heide

x

€ 30.137

€ 15.068

Zwakgebufferd ven

x

€ 41.007

€ 20.503

Zuur ven of hoogveenven

x

€ 41.007

€ 20.503

Droge heide

x

€ 30.158

€ 15.079

Nat schraalland

x

€ 35.641

€ 17.822

Vochtig hooiland

x

€ 35.643

€ 17.822

Droog schraalgrasland

x

€ 26.034

€ 13.017

Bloemdijk

x

€ 11.229

€ 5.614

Kruiden- en faunarijk grasland

€ 6.419

€ 3.210

Glanshaverhooiland

x

€ 15.366

€ 7.683

Zilt- en overstromingsgrasland

x

€ 15.695

€ 7.848

Kruiden- en faunarijke akker

€ 8.149

€ 4.074

Ruigteveld

€ 5.021

€ 2.510

Vochtig weidevogelgrasland

x

€ 4.867

€ 2.433

Rivier- en beekbegeleidend bos

x

€ 8.938

€ 4.469

Hoog- en laagveenbos

x

€ 19.902

€ 9.951

Haagbeuken- en essenbos

x

€ 19.465

€ 9.732

Dennen-, eiken- en beukenbos

x

€ 19.465

€ 9.732

Droog bos met productie

€ 19.465

€ 9.732

Vochtig bos met productie

€ 19.095

€ 9.547

Aanvullende hydrologische inrichting tbv wijst

€ 5.750

€ 2.875

ONNB

Aansluitend bij het meest gelijkende natuurbeheertype

Aansluitend bij het meest gelijkende natuurbeheertype

 

Bijlage 2 behorende bij artikel O van de Zesde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 4a behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onder g, en artikel 5.6, onder k, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Gebied Verwachtingenkaart bodemverontreiniging Dommeldal

 

Bijlage 3 behorende bij artikel P van de Zesde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 5, behorende bij artikel 1.13, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, en tweede lid, onderdeel a, onder 1°, artikel 2.7, onder a, en artikel 5.9, onderdeel a, onder 1°, van de Subsidieregeling Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

Regioprijs per hectare

 

De regioprijs per hectare bedraagt voor geheel Noord-Brabant: € 82.508.

 

De regioprijs is gebaseerd op door het Kadaster berekende kengetallen betreffende de agrarische grondmarkt in Noord-Brabant.

De regioprijs is als volgt berekend:

  • 1.

    Per landbouwgebied zijn door het Kadaster de bruikbare agrarische transacties uit de twee voorafgaande gehele kalenderjaren gegroepeerd. De berekende kengetallen beslaan de periode 01-01-2020 t/m 31-12-2021. Verder is door het Kadaster per landbouwgebied voor deze agrarische transacties een statistische spreiding uitgevoerd voor de grondprijs op basis van het totaal verhandelde oppervlak.

  • 2.

    Op basis van de gegevens van het Kadaster wordt geadviseerd om de waarde aan te houden die gelijk staat aan 75% grens van deze statistische spreiding per landbouwgebied.

Bijlage 4 behorende bij artikel R van de Zesde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 11 behorende bij artikel 5.1 en artikel 5.6, onderdeel b, onder 1°, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 5 behorende bij artikel R van de Zesde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 12 behorende bij artikel 5.6, onder c en artikel 5.13, onder c, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Maximale subsidiebedragen, per ha, per subsidiabel natuurbeheertype

 

Natuurbeheertype

Maximale subsidiehoogte/ha

Beek en bron

€ 44.008

Kranswierwater

€ 41.225

Zoete plas

€ 41.225

Moeras

€ 38.194

Gemaaid rietland

€ 38.194

Veenmosrietland en moerasheide

€ 17.931

Trilveen

€ 52.500

Hoogveen

€ 30.257

Vochtige heide

€ 30.137

Zwakgebufferd ven

€ 41.007

Zuur ven of hoogveenven

€ 41.007

Droge heide

€ 30.158

Nat schraalland

€ 35.641

Vochtig hooiland

€ 35.643

Droog schraalgrasland

€ 26.034

Bloemdijk

€ 11.229

Glanshaverhooiland

€ 15.366

Zilt- en overstromingsgrasland

€ 15.695

Vochtig weidevogelgrasland

€ 4.867

Rivier- en beekbegeleidend bos

€ 8.938

Hoog- en laagveenbos

€ 19.902

Haagbeuken- en essenbos

€ 19.465

Dennen-, eiken- en beukenbos

€ 19.465

 

Toelichting behorende bij de Zesde wijziging van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Brabant

I. Algemeen deel

 

Achtergrond

Deze wijziging bevat enkele aanpassingen van paragraaf 1 van de subsidieregeling. Zo is subsidiëring van de realisatie van natuur buiten het NNB geschrapt, zijn de subsidies voor inrichting verhoogd en is het subsidieplafond voor het provinciaal deel van het NNB verlaagd.

Daarnaast bevat deze wijzigingsregeling de introductie van een nieuwe paragraaf voor versneld herstel van Natura 2000-gebieden die gelegen zijn binnen het NNB. In dat kadert heeft het Rijk op 19 april 2021 de ‘Regeling specifieke uitkering Programma Natuur’ vastgesteld (Stcrt. 2021, 21454). Op grond van die regeling zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld aan de provincies teneinde een versnelling en intensivering teweeg te brengen in het herstel van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, zoals vastgelegd in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. De eerste openstelling betreft de periode 2021-2023. De provincie Noord-Brabant heeft voor de jaren 2020-2023 in dialoog met haar maatschappelijke partners en mede-overheden de ‘Brabantse ontwikkelaanpak stikstof’ vastgesteld (zie https://www.brabant.nl/onderwerpen/aanpak-stikstof/brabantse-ontwikkelaanpak-stikstof). In deze uitvoeringsagenda wordt aangegeven op welke wijze de provincie Noord-Brabant het herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden gaat versnellen en intensiveren. De aanpak zal gestalte krijgen door middel van een samenhangende gebiedsgerichte aanpak.

 

Juridisch kader

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend en wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten. Daarnaast geldt er op grond van de Asv een meldingsplicht: als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit ingevolge artikel 17 van de Asv te melden bij Gedeputeerde Staten.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Staatssteun

Subsidies op grond van de nieuwe paragraaf 5 van deze subsidieregeling, kunnen als staatssteun worden aangemerkt. Om die reden wordt gebruik gemaakt van de goedkeuring die de Europese Commissie heeft gegeven aan de modelregelingen “Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap” en “Grondverwerving in NNN” (goedkeuringsbesluiten op SA. 59463 resp. SA.64168). De Europese Commissie heeft deze modelregelingen getoetst aan de landbouwrichtsnoeren respectievelijk de DAEB-kaderregeling. De voorwaarden die daarmee zijn gesteld aan subsidiëring, zijn verwerkt in deze paragraaf 5. Hoewel tekstueel niet geheel gelijkluidend aan de maatregelen die eerder door de Commissie zijn goedgekeurd, zijn de voorwaarden uit het oogpunt van technische parameters, doelgroepen, voorwerp van de steun en intentie wel identiek, met dien verstande dat er op onderdelen enkele aanvullingen zijn, die evenwel niet staatssteun relevant worden geacht.

 

II Artikelsgewijs

 

Onder B (wijziging artikel 1.4)

Met deze wijziging komt de subsidiëring van realisering van natuur buiten het NNB te vervallen. Artikel 1.9 komt om die reden te vervallen. Ook verschillende andere bepalingen in paragraaf 1 van de subsidieregeling zijn hierop aangepast.

 

Onder C (wijziging artikel 1.6)

In het Dommeldal ligt sterk verontreinigde grond. Daardoor is bij bepaalde natuurtypes (“graaslandtypes”) de kans op ecologische risico’s aanwezig. De kaart die als bijlage is opgenomen geeft aan waar de kans op sterke verontreiniging het hoogst is. De subsidieaanvrager zal bodemonderzoek moeten uitvoeren om uit te sluiten dat de verontreiniging ecologische risico’s met zich brengt. Het bodemonderzoek naar de mate van bodemverontreiniging, dient plaats te vinden met een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740. Bodemonderzoek naar de vraag of een sterke verontreiniging leidt tot risico’s dient conform de NTA 5755 te worden verricht.

 

Onder F (wijziging artikel 1.13)

Het vaste percentage voor bijkomende kosten van grondverwerving is losgelaten. De werkelijke kosten zijn thans subsidiabel tot een maximaal percentage van de marktwaarde van de grond vóór functiewijziging.

 

Onder G (wijziging artikel 1.15)

De subsidieplafonds van artikel 1.16 zijn slechts van toepassing vanaf 15 december 2022. Eerdere aanvragen vallen onder het overgangsrecht.

 

Onder H (wijziging artikel 1.16)

Er is een splitsing aangebracht in de subsidieplafonds. Voor het NNB, provinciaal deel en het NNB, rijksdeel zijn afzonderlijke bedragen opgenomen. Daarnaast is voor het provinciaal NNB een onderscheid gemaakt tussen projecten waarvoor het Groenontwikkelfonds Brabant reeds een subsidie voor grondverwerving of functiewijziging heeft verstrekt en projecten waarvoor in het verleden nog niet een dergelijke subsidie is verstrekt.

 

Onder J (wijziging artikel 1.21)

In het eerste lid, onder d, is een update gegeven van de lijst van invasieve beplantingsoorten. Deze mogen bij de inrichting niet gebruikt worden.

 

Onder M (§ 5 Versneld natuurherstel N2000-gebieden)

 

Artikel 5.2 Doelgroep

De doelgroep van deze paragraaf is zo breed mogelijk gekozen. Zowel TBO’s, particuliere landeigenaren, agrariërs als overheden kunnen subsidies aanvragen.

 

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Deze paragraaf richt zich (in tegenstelling tot de paragrafen 1 tot en met 4) uitsluitend op activiteiten die voldoen aan de doelstellingen en vereisten van de SPUK-regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Regeling specifieke uitkering Programma Natuur). Activiteiten zijn uitsluitend subsidiabel voor zover zij betekenis hebben voor versneld herstel stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden en bovendien een aanvulling zijn op de reguliere activiteiten zoals tussen Rijk en provincies in 2013 afgesproken in het Natuurpact (Kamerstukken II 2013/14, 33 576, nr. 6).

Voor ‘enclaves’ geldt dat deze niet (meer) onder het Natuurpact worden gesubsidieerd. Om die reden kunnen zowel grondafwaardering, pachtafkoop als inrichting van enclaves onder deze paragraaf 5 gesubsidieerd worden. Voor gronden die als ‘nieuwe natuur’ zijn aangeduid op de ambitiekaart, kan uitsluitend de inrichting worden gesubsidieerd. Daarvoor gelden aanvullende vereisten ten opzichte van paragraaf 1 van de subsidieregeling. De functiewijziging of grondverwerving van deze gronden blijven onder paragraaf 1 subsidiabel.

Een nieuwe activiteit die in deze subsidieregeling wordt opgenomen is pachtafkoop. Deze activiteit komt bovenop de mogelijkheid om grondwaardedaling te subsidiëren via functiewijziging. Voor alle activiteiten geldt dat zij steeds gepaard moeten gaan met inrichting van de betreffende grond. Alleen op deze wijze is geborgd dat er een versnelling plaatsvindt van het herstel van de betreffende Natura 2000-gebieden.

 

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Algemene subsidieverordening (Asv).

Ingevolge artikel 8 Asv wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien het aangevraagde subsidiebedrag beneden de € 1.000 blijft, de aangevraagde subsidie niet in voldoende mate in het algemeen provinciaal belang wordt geacht, de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de provincie Noord-Brabant, de activiteiten van de aanvrager niet aantoonbaar ten goede komen aan de inwoners van de provincie Noord-Brabant of de subsidieontvanger op enigerlei wijze handelt in strijd met de fundamentele rechtsbeginselen.

 

onder d

Hiermee wordt voorkomen dat een aanvraag voor verwerving in behandeling moet worden genomen, terwijl op voorhand duidelijk is dat de gronden niet verkocht zullen worden.

 

Artikel 5.6 Subsidievereisten algemeen

 

onder b

In beginsel kan uitsluitend subsidie worden verleend voor gronden die binnen Natura 2000 gelegen zijn. Het kan echter noodzakelijk zijn om aangrenzende percelen van buiten Natura 2000 in het project mee te nemen. Deze dienen echter wel steeds binnen het Natuurnetwerk Brabant gelegen te zijn.

 

onder c

Uitsluitend de aanleg van hoogwaardige natuurbeheertypen komt in aanmerking voor subsidies. In bijlage 3 (tweede kolom) is aangegeven welke natuurbeheertypen dat zijn.

 

onder d

Maatregelen zijn slechts subsidiabel indien zij een versnelling van het herstel teweegbrengen van ofwel de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden ofwel van de stikstofgevoelige habitattypen of soorten. Welke specifieke habitattypen en soorten dit zijn, is per Natura 2000-gebied te vinden op www.natura2000.nl/gebieden/noord-brabant.

 

onder e

Voor projecten die geheel gelegen zijn binnen Natura 2000-gebied, wordt verondersteld dat het project voldoende positief effect zal hebben op de betreffende stikstofgevoelige habitattypen of soorten. Indien het project echter ook buiten het Natura 2000-gebied gelegen is, dan is een ecologische en hydrologische onderbouwing van dat effect vereist.

 

onder f

De subsidieaanvrager moet een verklaring van het waterschap overleggen. Hiervoor zijn formats te vinden op de website van het Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB, zie www. groenontwikkelfondsbrabant.nl).

 

onderdeel l, onder 4°

Gedeputeerde Staten toetsen bij de inrichting van natuur of aandacht is besteed aan het voorkomen van onbeheersbare natuurbranden. Van belang daarbij is onder andere de brandbaarheid van aan te leggen of nabijgelegen vegetatie, de kans op het overspringen van brand naar naastgelegen percelen, de beschikbaarheid van bluswater, de toegankelijkheid van het in te richten terrein en de bereikbaarheid daarvan voor hulpdiensten.

 

onder m

In het Dommeldal ligt sterk verontreinigde grond. Daardoor is bij bepaalde natuurtypes (“graaslandtypes”) de kans op ecologische risico’s aanwezig. De kaart die als bijlage is opgenomen geeft aan waar de kans op sterke verontreiniging het hoogst is. De subsidieaanvrager zal bodemonderzoek moeten uitvoeren om uit te sluiten dat de verontreiniging ecologische risico’s met zich brengt. Het bodemonderzoek naar de mate van bodemverontreiniging, dient plaats te vinden met een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740. Bodemonderzoek naar de vraag of een sterke verontreiniging leidt tot risico’s dient conform de NTA 5755 te worden verricht.

 

onder o

Tot de categorie grote ondernemingen behoren ondernemingen waar meer dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet hoger is dan 50 miljoen euro of het jaarlijkse balanstotaal hoger is dan 43 miljoen euro. Aangezien gemeenten en waterschappen geen economische activiteiten verrichten, hoeft voor die doelgroepen niet beoordeeld te worden of zij een grote onderneming zijn.

Op grond van de Europese staatssteunregels moet een grote onderneming het stimulerend effect van de subsidie aantonen door middel van het schetsen van een contrafeitelijk scenario. De financiële situatie mét subsidie en de situatie zonder subsidie worden daarbij in beeld gebracht. Hieruit moet blijken dat zonder de subsidie de onderneming de activiteiten niet zou uitvoeren.

 

Artikel 5.7 Aanvullende vereisten grondverwerving of functiewijziging

 

onder c

Voor projecten die betrekking hebben op verwerving of functiewijziging van gemeentelijke grond, geldt een plicht voor de betreffende gemeente eventuele inkomsten te herinvesteren in groene doelen. In onderdeel c wordt gevraagd een verklaring van de gemeente te overleggen. Een format is te vinden op de website van het GOB. Onder groene doelen wordt o.a. verstaan: het leveren van groenblauwe diensten, de aanleg van nieuwe natuur of ecologische verbindingszones, weidevogelbeheer, bevordering van natuurwaarden op de eigen landbouwgronden, het stimuleren van projecten in het kader van natuurkwaliteit en natuureducatie of het beheer van natuur.

 

Artikel 5.9 Subsidiabele kosten

 

eerste lid, onder a

De waarde van de te verwerven grond c.q. de waardedaling van de grond als gevolg van functiewijziging wordt bepaald op basis van een taxatierapport, opgemaakt door twee onafhankelijke taxateurs of rentmeesters in opdracht van de provincie. De taxatie kan al plaatsvinden bij de voorbereiding van de aanvraag, waarbij de grond wordt getaxeerd op de waarde van dat moment. Zijn er voorafgaand aan de taxatie al handelingen verricht waardoor de grond minder waard is geworden, komt dat voor rekening van de aanvrager. Ook kan het zijn dat de te verwerven grond na de taxatie in waarde is gestegen. Ook hiervoor geldt dat de getaxeerde waarde blijft gelden en dat de meerprijs voor rekening van de aanvrager komt. Het is niet mogelijk om het subsidiebedrag dat is opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening door middel van het wijzigen van die beschikking te verhogen.

In bepaalde situaties kan de getaxeerde waarde van de grond fors afwijken van de waarde van de grond bij een reguliere agrarische bestemming. Daardoor ontstaat erg dure natuur. Daarom is het wenselijk de hoogte van de subsidiabele kosten te maximeren tot 150% van de regioprijs.

 

derde en vierde lid

De inrichtingskosten zijn voor 100% subsidiabel tot het maximale bedrag dat in bijlage 12 is opgenomen voor het betreffende natuurbeheertype (zie artikel 5.13, onder c). Er wordt afgerekend op werkelijke kosten. Voor zover extra personele capaciteit extern wordt ingehuurd, geldt een maximaal uurtarief (zie derde lid). Ook voor interne uren gelden maximale uurtarieven (zie vierde lid).

 

Artikel 5.10 Niet-subsidiabele kosten

 

onder b

Deze bepaling heeft tot doel te voorkomen dat subsidie wordt toegekend voor projecten die niet gestimuleerd hoeven te worden. Indien de uitvoering van een project op andere manieren afgedwongen kan worden, is subsidiëring immers niet noodzakelijk.

 

Artikel 5.16 Subsidieverlening

 

eerste lid

Om te verzekeren dat de grond ook in de toekomst natuurgrond zal blijven en zal worden beheerd overeenkomstig het in het inrichtingsplan opgenomen natuurbeheertype, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat er een kwalitatieve verplichting wordt gevestigd.

Indien een subsidie onder opschortende voorwaarde wordt verleend, treedt deze niet direct in werking, maar pas vanaf het moment van vervulling van de voorwaarde. Dat betekent dat er dus ook geen betaling van voorschotten kan plaatsvinden. De subsidieontvanger moet zelf aantonen dat aan de opschortende voorwaarde is voldaan.

 

onder a tot en met d

In het eerste lid is omschreven wat in de kwalitatieve verplichting in ieder geval dient te worden opgenomen. Op de website van het GOB (www.groenontwikkelfondsbrabant.nl) is een modelovereenkomst opgenomen tot vestiging van een kwalitatieve verplichting.

 

Artikel 5.18 Verantwoording

In dit artikel is geregeld wat de subsidieaanvrager na afloop van de projectperiode aan documenten dient te overleggen om aan te tonen dat de prestatie waarvoor subsidie is verstrekt, geleverd is. Voor subsidies tot € 125.000 vloeit de wijze van verantwoorden voort uit de EU-staatssteunregels, voor subsidies boven de € 125.000 is de wijze van verantwoorden rechtstreeks gebaseerd op de Asv.

 

Artikel 5.20 Subsidievaststelling

Op grond van de staatssteunregels moet de vaststelling van de subsidies plaatsvinden op basis van reële kosten. Dit is geregeld in artikel 2.8 van de DAEB-Kaderregeling en in artikel 3.5, onder 85, van de Landbouwrichtsnoeren. Voor subsidies tot € 125.000, geldt dit in afwijking van de Asv.

Om onnodige lastenverzwaring te voorkomen, hebben Gedeputeerde Staten ervoor gekozen om gebruik te maken van de uitzondering van artikel 22, dertiende lid, van de Asv. Daarmee wordt het lichtere regime dat geldt voor vaststelling van subsidies tot € 125.000, ook van toepassing verklaard op subsidies boven de € 125.000.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. P.J. Buijtels

Naar boven