Provinciaal blad van Fryslân
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2023, 15828 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2023, 15828 | beleidsregel |
Beleidsregel provinciale wegen Fryslân 2023
Gedeputeerde staten van Fryslân,
Gelet op de Provinciewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
het wenselijk is in aanvulling op de bepalingen ter bescherming van de in de artikel 7.5 van de Omgevingsverordening provincie Fryslân genoemde oogmerken, alsmede de belangen die de Wegenverkeerswet 1994 en de Wegenwet beogen te beschermen, een beleidsregel te hebben voor de beoordeling van aanvragen;
Besluiten de navolgende ‘Beleidsregel provinciale wegen Fryslân 2023’ vast te stellen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze beleidsregel is van toepassing op activiteiten binnen het beperkingengebied ‘provinciale wegen’, als bedoeld in artikel 7.10 van de Omgevingsverordening Fryslân, met uitzondering van activiteiten voor kabels en leidingen. Deze beleidsregel is voorts van toepassing op het gebruik door het verkeer van de bij de provincie in beheer zijnde wegen en paden.
Hoofdstuk 2 Vergunning plichtige activiteiten
Artikel 4 Aanleg, wijzigen of verwijderen van een uitrit
De inrichting van de uitrit zal uniform en herkenbaar zijn in uitvoering en materialisering, passend bij het totaalbeeld van de weg en bij het verwachte gebruik van de uitrit. Hierop en op de uitvoering, zijn de landelijke richtlijnen van de CROW en de vigerende Nota integraal wegontwerp van toepassing.
Artikel 6 Zend- en andere soorten masten
Een aanvraag en een verzoek om advies van de gemeente, voor het plaatsen en houden van zend- of andersoortige masten wordt getoetst aan de volgende regels:
Artikel 7 Bewegwijzeringsborden en aanduidingen
Een aanvraag voor bewegwijzeringsborden en aanduidingen wordt getoetst aan de volgende regels:
De plaatsing en de maatvoering van een geografische aanduiding van straat, vaarwegnaam, gemeentegrensbord of een bord specifiek gericht op een gebied of object van landschappelijke of cultuurhistorische waarde, wordt getoetst aan verkeersveiligheid en botsvriendelijkheid van de constructie, indien binnen de obstakelvrije zone geplaatst;
Een aanvraag voor het innemen van een standplaats wordt getoetst aan de volgende regels:
Artikel 9 Activiteiten als gevolg van evenementen
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Fryslân van dd/mm/jjjj.
de secretaris,
J. Algra
de voorzitter,
drs A.A.M. Brok
De provincie heeft rond 1.000 km aan wegen, fietspaden en parallelwegen in beheer. In hoofdstuk 7 van de Omgevingsverordening Fryslân is de bevoegdheid voor vergunningverlening neergelegd voor de provinciale infrastructuur. Dit betreft activiteiten die onder de fysieke leefomgeving van de Omgevingswet vallen. Deze beleidsregel is van toepassingen op activiteiten van derden in het beperkingengebied ‘provinciale wegen’.
Verder is het college van Gedeputeerde Staten bevoegd om ontheffing te verlenen van bepaalde ver- of geboden in de Wegenverkeerswetgeving. Deze ontheffingen zien op het gebruik van de weg. Voor beide onderwerpen bevat deze beleidsregel het toetsingskader. Voor de ontheffingen op grond van de Wegenverkeerswetgeving bevat het Handboek beheer provinciale wegen 2023 eveneens uitgangspunten, die bijvoorbeeld zien op exceptioneel transport en landbouwverkeer.
Het voordeel van een beleidsregel is dat, indien nodig, een uitzondering op de regel kan worden gemaakt. Per geval wordt beoordeeld of voor het maken van de uitzondering terugkoppeling aan de verantwoordelijk gedeputeerde volstaat of dat het onderwerp moet worden voorgelegd aan het college van Gedeputeerde Staten.
Bij de toepassing van deze beleidsregel vindt ten aanzien van de inrichtingsvereisten merendeels de CROW-richtlijnen voor het ontwerp van wegen toepassing en de vigerende provinciale Nota integraal wegontwerp.
Artikel 4 Aanleg, wijzigen of verwijderen van een uitrit
Eerste lid, onder a: bij wegen met een stroomfunctie zijn uitritten doorgaans wettelijk verboden, doordat deze wegen meestal onder het bord G03, autoweg, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 vallen. Uitritten voor weggebonden voorzieningen kunnen worden toegestaan. Hieraan worden de nodige inrichtingseisen gesteld, zoals bijvoorbeeld uitvoegstroken.
Eerste lid, onder b: wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie kennen een grote variatie in uitvoering en gebruik. De maximumsnelheid is meestal 80 km per uur. Langs sommige gebiedsontsluitingswegen bevindt zich lintbebouwing. Dit laat onverlet dat vanuit functie, gebruik en inrichting ook hier nieuwe uitritten slechts uitzonderlijk worden toegestaan.
Eerste lid, onder e: door het combineren van weggebonden voorzieningen wordt het aantal uitwisselpunten beperkt. Dit kan bijdragen aan het verbeteren van de verkeersveiligheid, maar ook aan sociale veiligheid. Denk bijvoorbeeld aan het combineren van een wegrestaurant met een carpoolplaats.
Eerste lid onder h: het toestaan van een tweede uitrit per perceel kan zich voordoen om bijvoorbeeld een rondrijmogelijkheid te creëren voor (vracht)verkeer waardoor minder manoeuvres nodig zijn op de hoofdrijbaan. Ook kunnen bedrijfsaspecten als hygiëne een reden zijn voor meerdere uitritten.
Tweede lid: In het algemeen geldt dat een uitrit op voldoende afstand van potentiële gevarenpunten komt te liggen. Denk bijvoorbeeld aan binnen- en buitenbogen in een weg of de nabijheid van beweegbare bruggen, spoorwegovergangen, kruispunten of halteplaatsen.
Derde lid: Bij de inrichting van uitritten wordt gelet op een uniforme en herkenbare inrichting. Aan uitritten voor met name weggebonden voorzieningen kunnen extra eisen worden gesteld, zoals een uitvoegstrook voor afslaand verkeer of het omleiden van een fietspad om de voorziening heen, zodat geen kruisend verkeer van bezoekers met fietsverkeer ontstaat.
Zesde lid: het intrekken van een vergunning voor een uitrit, kan zich onder meer voordoen bij herinrichting van de weg naar een hogere functie of bij de aanleg van een parallelweg. Het intrekken betekent dat gezorgd moet worden voor een alternatieve ontsluiting voor betreffend perceel.
Zevende lid: soms is een tijdelijke uitrit nodig bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, ontgrondingen en andere werkzaamheden van tijdelijke aard. Na beëindiging van de werkzaamheden wordt deze weer opgeheven. Bij de afweging van de toelaatbaarheid is de tijdsduur van de activiteit een wegingsfactor.
Een enkele keer wordt een vergunning aangevraagd voor het aanleggen, plaatsen en behouden van beeldende kunst in wegbermen, bij rotondes of voor het aanbrengen van graffiti op tunnelwanden en dergelijke. Ook kan de provincie zelf initiatiefnemer zijn, door het plaatsen van kunstuitingen bij de reconstructie of nieuwe aanleg van wegen.
Sommige kunstuitingen zijn te beschouwen als bouwwerken waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is. In dat geval wordt de provincie om advies gevraagd. De provincie verleent wel de vergunning voor het verrichten van de activiteit binnen haar grondgebied en voor het in stand laten van het object, al dan niet gekoppeld aan een termijn.
In de ‘Werkwijze kunst in de openbare ruimte’ is de procedure geregeld met een adviserende rol voor het Team Ruimtelijke kwaliteit voor de landschappelijke inpassing. Een bredere adviserende rol is er voor ‘Keunstwurk’, voor het kunstwerk zelf in relatie tot haar omgeving. Het advies van Keunstwurk weegt zwaar bij de belangenafweging. Verder is in de werkwijze aandacht voor duidelijke contractafspraken met de kunstenaar en voor goede beheer- en onderhoudsafspraken.
Artikel 7 Bewegwijzeringsborden en aanduidingen
Bewegwijzering en aanduidingen dragen bij aan een juist en duurzaam veilig gebruik van wegen en bevorderen een goede bereikbaarheid. De reguliere bewegwijzering is onderdeel van het wegenbeheer. Wijzigingen hierin zijn mogelijk, maar komen wel voor rekening van de aanvrager. Zie hiervoor paragraaf 7.2 in het Handboek beheer provinciale wegen 2023.
In het eerste lid, onder d, is verwijzen door middel van een bundel van objecten geregeld. Soms is dit nodig in een gebied met een concentratie aan activiteiten, omdat de weggebruiker beperkt informatie tot zich kan nemen. Eenmaal in het gebied kan elk afzonderlijk object worden aangeduid. Er is wel een herkenbare naam nodig, denk bijvoorbeeld aan het recreatiegebied ‘De Groene Ster’.
In het eerste lid, onder f, is zijn aanduidingen geregeld die vaak door andere overheden, de provincie zelf, of organisaties als natuurbeheerders worden aangevraagd. Hieronder vallen ook de in wit/bruin uitgevoerde borden die een specifiek object van bovenlokale waarde verbeelden. Denk bijvoorbeeld aan een Nationaal park, het ir D.F. Woudagemaal en dergelijke. In de vergunningsvoorschriften kunnen eisen worden gesteld aan de afmetingen van deze aanduidingen.
In het tweede lid wordt onder commerciële aanduidingen verstaan: borden die verwijzen naar commerciële instellingen en activiteiten. Het verwijzen van tijdelijke evenementen en dergelijke is ondergebracht in artikel 9.
In het tweede lid, onder a, is sprake van ‘veel verkeer’. Dit betekent niet dat automatisch de aantallen uit de CROW-richtlijnen over bewegwijzering en aanduidingen gelden. Deze zijn voor Friese begrippen erg hoog. Wat als veel verkeer wordt ervaren, is afhankelijk van de plaatselijke situatie t.a.v. de hoeveelheid verkeer en de kwaliteit van de weginfrastructuur.
Voor commerciële aanduidingen buiten de beperkingengebieden van de provinciale wegen, gelden andere regels. De gemeente is hier doorgaans bevoegd om een landschaps- en verkeersveiligheidstoets te doen. De provincie in haar rol als wegbeheerder, kan in de beperkingsgebieden voor de provinciale wegen, handhavend optreden op grond van de Wegenverkeerswet of Omgevingsverordening Fryslân, als sprake is van een dusdanige afleidende werking dat de verkeersveiligheid in het gedrang komt.
Het derde lid ziet op informatieborden die vooral gericht zijn op het geven van gebiedsinformatie aan bezoekers. Denk hierbij aan grotere recreatiegebieden of stedelijke kernen. Onder b, wordt de mogelijkheid geboden om borden te plaatsen ter duiding van specifieke kenmerken, zoals de entree van een beschermd natuurgebied, Werelderfgoed, archeologische steunpunt of andere geografische of historische bijzonderheden.
Informatieborden horen goed bereikbaar te zijn voor de weggebruiker. Langs wegen met een stroomfunctie betekent dit een combinatie met andere voorzieningen, zoals een vrijliggende verzorgingsplaats, carpoolterrein, wegrestaurant of tankstation. Bij drukkere wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie heeft dit ook de voorkeur, maar kan een langsliggende parkeervoorziening ook volstaan.
Het vijfde lid gaat over mottoborden. Mottoborden zijn meestal het gevolg van de uitvoering van provinciaal of rijks ‘speerpunten’-beleid op het gebied van de verkeersveiligheid. Ook vanuit de plaatselijke bevolking doet zich soms de behoefte voor om te wijzen op een bepaald gevaar. Als deze vraag past binnen het beleid, kan overwogen worden om hieraan mee te werken. Indien het de aanduiding van een gevaar betreft waarin bebording uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens voorziet, kan overwogen worden om deze borden toe te passen.
Het zevende lid ziet op ideële aanduidingen. Dit past binnen de wettelijke kaders om ruimte te bieden voor het vrij uiten van gedachten. Dit betekent overigens niet dat ideële aanduidingen overal toelaatbaar zijn. De verkeersveiligheid kan een weigeringsgrond zijn. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als sprake is van het ontstaan van een gevaarlijke situatie of te veel afleidende werking.
Het achtste lid ziet op objectbewegwijzering. Dit wordt uitgevoerd door middel van aanduidingen die opgenomen zijn in de reguliere bewegwijzering of door middel van het strokenbordsysteem. Het aantal verwijzingen door middel van strokenborden is gelimiteerd. Bij het bereiken van dit maximum, kan aan aanvrager eventueel worden voorgelegd om te kiezen voor een algemene aanduiding voor bijvoorbeeld overnachtingslocaties. Bij twijfel over het toestaan van objectbewegwijzering is Bijlage II van de CROW-richtlijn Bewegwijzering een leidraad.
De in het achtste lid, onder e, bedoelde objecten vallen onder verblijfsbestemmingen waarbij de toerist meestal gebruik maakt van een boeking. De toerist gaat gericht op zoek naar zijn bestemming. Het verwijzen gebeurt op basis van de plaatsnaam. Als een plaatsnaamverwijzing niet aan de orde is, is een aanduiding mogelijk. In tegenstelling tot passantenobjecten is hier geen sprake van een afstandscriterium. De objecten welke behoren tot verblijfsaccommodatie zijn de volgende: bezoekerscentra; bungalowparken; groepsaccommodaties; jachthavens; recreatiegebieden en windsurf- of ander buitensportlocaties.
Het negende lid ziet op verwijzing in de bebouwde kom. Hier is meestal een concentratie aan objecten aanwezig, wat zou leiden tot een groot aantal verwijzingen. In verband met de overzichtelijkheid kunnen beter informatiepanelen worden geplaatst. Een uitzondering kan onder meer worden gemaakt voor objecten die veel verkeer aantrekken. Sportparken en zwembaden worden als zodanig aangemerkt. Verder kan zich dit voordoen bij specifieke objecten die buiten de verwachting van passanten of bezoekers vallen bij een bepaald dorp of stad.
Een te verwijzen object kan een museum zijn. Het Nederlands Museumregister is een maatstaf om de kwaliteit van de musea zichtbaar te maken. Het initiatief vanuit de Museumvereniging en het Landelijk Contact van Museumconsulenten heeft als doel een bijdrage te leveren aan een verantwoord beheer van het culturele erfgoed. Museumfederatie Fryslân controleert of de musea aan alle eisen van de museumregistratie voldoen om een officiële erkenning als geregistreerd museum te krijgen.
Ten behoeve van de beëindiging van de exploitatie van de standplaats worden aan de vergunningvoorschriften verbonden over hoe de grond en opstallen dienen te worden opgeleverd.
Tevens kunnen aan de vergunning bepalingen worden verbonden over een vergoeding die vergunninghouder verschuldigd is aan de provincie voor het gebruik van provinciale grond voor de standplaats.
Artikel 9 Activiteiten als gevolg van evenementen
Langs en op provinciale wegen worden door derden evenementen georganiseerd. Het merendeel betreft route gebonden evenementen. Daarnaast doen zich met name bij bebouwde kommen plaatsgebonden evenementen voor. De gemeente verleent hiervoor meestal de vergunning. Waar het evenement de provinciale weg raakt en valt binnen de beperkingengebieden, is doorgaans ook een vergunning nodig van de provincie, bijvoorbeeld voor het plaatsen van (omleidings-)borden, of een ontheffing van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Het eerste lid van artikel 9 regelt het toestaan van verwijzingsborden. Hierbij zal onder meer getoetst worden aan de hoeveelheid verwachte bezoekers en de lokale verkeerssituatie.
Het derde lid van artikel 9 ziet op route gebonden evenementen. Bij deze evenementen wordt gebruik gemaakt van de wegen of paden en meestal gemengd met het overige wegverkeer.
Bij het derde lid, onder d, worden gevaarpunten genoemd in een weg. Hierbij wordt onder meer gedacht aan gelijkvloerse spoorwegovergangen en kruispunten, bruggen en sluizen.
Als sprake is van een wedstrijd, valt de activiteit onder artikel 10 van de Wegenverkeerswet. De aanvraag ziet dan op een ontheffing op grond van deze wet. Als de aanvraag binnen het geografisch gebied van meerdere gemeenten valt, wordt de ontheffing verleend door de provincie, voor zowel de gemeentelijke- als provinciale wegen. Als de aanvraag binnen het geografisch gebied van één gemeente valt, verleent deze gemeente de ontheffing, ook voor zover dit een provinciale weg betreft. De aanvrager zorgt in beide gevallen dat van de niet ontheffing verlenende overheid een verklaring van geen bezwaar toegevoegd is aan de aanvraag om ontheffing.
Overeenkomstig artikel 148 van de Wegenverkeerswet kan een ontheffing slechts worden verleend indien wordt aangetoond dat maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van deelneming aan de wedstrijd zonder dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de schade waartoe het gebruik van motorrijtuigen tijdens de wedstrijd aanleiding kan geven, is gedekt door een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De verzekering dient mede te dekken de aansprakelijkheid van degenen die de wedstrijd organiseren.
Bij de beoordeling van het ontheffingsverzoek dan wel het afgeven van een verklaring van geen bezwaar, maakt de bevoegde wegbeheerder voor zijn gebied een belangenafweging, waaronder het belang van de verkeersveiligheid, openbare orde en veiligheid, de verkeersafwikkeling voor andere weggebruikers en de bereikbaarheid van woningen en bedrijven.
Het onder sub f genoemde hulpdiensten worden hierbij betrokken.
Het vierde lid van artikel 9 ziet op het stremmen van wegen. Het stremmen van een weg met een stroomfunctie of wegen met een hoge verkeersintensiteit, wordt bij hoge uitzondering toegestaan. Denk hierbij aan een evenement of wegwedstrijd van grote (inter-)nationale betekenis, waarbij grote regionale belangen in het geding zijn.
Tenslotte: in de voorschriften bij de vergunning kan opgenomen worden dat bij een jaarlijks terugkerend evenement binnen de bebouwde kom, voor een periode van vier opeenvolgende jaren na vergunningverlening, de activiteit door een melding kan worden afgehandeld.
Een melding is niet voldoende als het evenement duidelijk afwijkt ten opzichte van voorgaande jaren, bijvoorbeeld door uitbreiding van activiteiten of andere locatie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-15828.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.