Vaststelling Belastingverordening provincie Drenthe

 

Provinciale Staten van Drenthe;

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van , kenmerk ;

 

gelet op:

- de artikelen 220, 223 en 232e van de Provinciewet;

- de artikelen 13.1a, 13.4a, 13.4b en 13.10 van de Omgevingswet;

- de artikelen 8.49, 15.42 en 15.44 tot en met 15.49 van de Wet milieubeheer;

 

BESLUITEN :

 

de Belastingverordening Drenthe 2024 vast te stellen.

 

 

Belastingverordening provincie Drenthe 2024

 

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1, Belastingjaar

 

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 1.2, Nadere regels

 

Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de belastingen en rechten die op grond van deze verordening worden geheven.

 

Artikel 1.3, Kwijtschelding

 

Bij de invordering van deze belastingen en rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

 

HOOFDSTUK 2, GRONDWATERONTTREKKINGSHEFFING

Artikel 2.1, Aard van de heffing

 

Onder de naam ‘grondwateronttrekkingsheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 13.4b van de Omgevingswet, overeenkomstig de navolgende bepalingen.

 

Artikel 2.2, Begripsomschrijving

 

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Omgevingswet;

  • b.

    inrichting: een inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater.

Artikel 2.3, Belastingplicht

 

Belastingplichtig is de houder van een inrichting die meldingplichtig dan wel vergunningplichtig is of degene voor wie de onttrekking van grondwater plaatsvindt.

 

Artikel 2.4, Aanmeldingsplicht

 

De belastingplichtige, bedoeld in artikel 2.3, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gebruikmaakt van een inrichting als bedoeld in artikel 2.2, dit te melden aan de door het college van Gedeputeerde Staten aangewezen provincieambtenaar, bedoeld in artikel 227a, tweede lid, onderdeel b, van de Provinciewet.

 

Artikel 2.5, Wijze van heffing

 

De grondwateronttrekkingsheffing wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

 

Artikel 2.6, Maatstaf van heffing

 

  • 1.

    De heffing wordt geheven naar de onttrokken hoeveelheid grondwater gemeten in kubieke meters conform de hiervoor verleende vergunning.

  • 2.

    Indien op grond van de vergunningvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt op aanvraag van belastingplichtige het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de voor de heffing te hanteren onttrokken hoeveelheid grondwater als bedoeld in het eerste lid, voor:

    • 90% bij een temperatuurstijging van 0 °C tot 3 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;

    • 75% bij een temperatuurstijging van 3 °C tot 6 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;

    • 50% bij een temperatuurstijging van 6 °C tot 10 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;

    • 25% bij een temperatuurstijging van 10 °C tot 17 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater.

Artikel 2.7, Tarief

 

Het tarief bedraagt € 1,115 per 100 m3 onttrokken hoeveelheid grondwater, zoals vastgesteld op grond van artikel 2.6.

 

Artikel 2.8, Ontstaan van de belastingschuld

 

De heffing is verschuldigd op het moment waarop het grondwater wordt onttrokken.

 

Artikel 2.9, Belastingtijdvak

 

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderkwartaal.

 

Artikel 2.10, Termijnen van betaling

 

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de verschuldigd geworden belasting overeenkomstig de aangifte worden voldaan binnen drie weken na het einde van het desbetreffende tijdvak zoals bepaald in artikel 2.9.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

HOOFDSTUK 3, HEFFING BESLUIT GELDELIJKE REGELINGEN

Artikel 3.1, Aard van de heffing

 

Onder de naam ‘Besluit geldelijke regelingen' wordt een directe provinciale belasting geheven als bedoeld in de artikelen 13.8, 13.9 en 13.10 van de Omgevingswet, ter afrekening van de omgeslagen kosten van landinrichting.

 

Artikel 3.2, Begripsomschrijving

 

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    herverkavelingsblok: een geheel van in een herverkaveling opgenomen onroerende zaken;

  • b.

    eigenaar: degene die eigenaar is van een tot het herverkavelingsblok behorende onroerende zaak en degene aan wie een recht van opstal, erfpacht, beklemming, vruchtgebruik, gebruik of bewoning toebehoort, waaraan een in het herverkavelingsblok begrepen onroerende zaak is onderworpen;

  • c.

    Besluit geldelijke regelingen: lijst als bedoeld in artikel 12.37 van de Omgevingswet waaruit per eigenaar volgt welke kosten van de landinrichting over hem worden omgeslagen.

Artikel 3.3, Belastingplicht

 

De heffing Besluit geldelijke regelingen wordt geheven van iedere eigenaar die schuldplichtig is voor de over hem omgeslagen kosten zoals bepaald in het Besluit geldelijke regelingen.

 

Artikel 3.4, Wijze van heffing

 

De heffing Besluit geldelijke regelingen wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 3.5, Maatstaf van heffing

 

De hoogte van de schuldplichtigheid van de eigenaren volgt uit het Besluit geldelijke regelingen, waarop door Gedeputeerde Staten een correctiefactor is toegepast als bedoeld in artikel 13.9, vijfde lid, van de Omgevingswet.

 

Artikel 3.6, Termijnen van betaling

 

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt vier weken na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat, in het geval het totaalbedrag van de aanslag meer bedraagt dan € 10.000,--, de aanslag binnen twaalf weken na dagtekening van het aanslagbiljet moet worden betaald.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijn.

Artikel 3.7, Minimumbedrag

 

Indien de over een eigenaar omgeslagen kosten lager zijn dan € 25,--, vindt daartoe geen invordering plaats.

 

Artikel 3.8, Uitbetaling

 

Indien uit het Besluit geldelijke regelingen volgt dat een eigenaar niet schuldplichtig is, maar een vordering uit de landinrichting heeft, wordt dit bedrag, door de door Gedeputeerde Staten aangewezen provincieambtenaar bedoeld in artikel 227a, tweede lid, onderdeel b, van de Provinciewet, aan deze eigenaar uitbetaald binnen twaalf weken nadat Gedeputeerde Staten de correctiefactor als bedoeld in artikel 13.9, vijfde lid, van de Omgevingswet hebben vastgesteld.

 

HOOFDSTUK 4, ONTGRONDINGENHEFFING

Artikel 4.1, Aard van de heffing

 

Onder de naam ‘ontgrondingenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 13.4a van de Omgevingswet.

 

Artikel 4.2, Begripsomschrijving

 

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Omgevingswet;

  • b.

    vergunning: vergunning voor een ontgrondingsactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c van de wet;

  • c.

    hoeveelheid stoffen: de hoeveelheid vaste stoffen in kubieke meter (m3), gemeten in profiel van ontgraving. Hieronder zijn begrepen alle stoffen die op basis van een vergunning ontgrond kunnen worden, zowel de verhandelbare als de onverhandelbare.

Artikel 4.3, Belastingplicht

 

Zoals geregeld in artikel 13.4a lid 2 Omgevingswet.

 

Artikel 4.4, Wijze van heffing

 

Zoals geregeld in artikel 8.2 derde lid Omgevingsbesluit.

 

Artikel 4.5, Maatstaf van heffing

 

De ontgrondingenheffing wordt geheven over de hoeveelheid stoffen waarvoor vergunning dan wel een wijziging van een vergunning is verleend.

 

Artikel 4.6 Vrijstellingen

 

Vrijgesteld van heffing zijn: zie hiervoor artikel 13.4a, lid 2 van de Omgevingswet.

 

Artikel 4.7, Tarieven

 

Het tarief bedraagt € 0,45 per 100 m3 hoeveelheid stoffen voor de in artikel 4.1 bedoelde bestemming.

 

Artikel 4.8, Ontstaan van de belastingschuld

 

De belastingschuld ontstaat op het tijdstip waarop de vergunning is verleend.

 

Artikel 4.9, Termijnen van betaling

 

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt vier weken na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    Indien de verschuldigde heffing meer bedraagt dan € 113.000,--, staat de door Gedeputeerde Staten aangewezen provincieambtenaar bedoeld in artikel 227a, tweede lid, onderdeel c, van de Provinciewet, op verzoek van de belastingplichtige toe dat het meerdere in een of meerdere termijnen wordt betaald na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid. Genoemde invorderingsambtenaar stelt in dat geval het aantal termijnen en het tijdstip waarop deze moeten worden voldaan, vast.

  • 3.

    Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing wanneer binnen één jaar na het verlenen van een machtiging, voor dezelfde ontgronding, vergunning wordt verleend en de gezamenlijke heffing het bedrag genoemd in het tweede lid overschrijdt.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 4.10, Teruggaaf

 

  • 1.

    Indien een vergunning wordt vernietigd of ingetrokken, dan wel wordt gewijzigd in die zin dat de toegestane te winnen hoeveelheid stoffen wordt verminderd, vindt op verzoek van belastingplichtige teruggaaf van de heffing plaats.

  • 2.

    Geen teruggaaf vindt plaats over de hoeveelheid stoffen die reeds is gewonnen.

HOOFDSTUK 5, NAZORGHEFFING

Artikel 5.1, Aard van de heffing

 

Onder de naam "nazorgheffing" wordt bij wijze van een directe provinciale belasting, een heffing geheven als bedoeld in artikelen 8.49, 15.42 en 15.44 tot en met 15.49 van de Wet milieubeheer.

 

Artikel 5.2, Begripsomschrijving

 

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Nazorgfonds: het Fonds nazorg gesloten stortplaatsen provincie Drenthe;

  • b.

    storten van afvalstoffen: op of in de bodem brengen van afvalstoffen om deze daar te laten;

  • c.

    stortplaats: terrein waar afvalstoffen worden gestort, dan wel het gedeelte van een terrein, waar afvalstoffen worden gestort, indien op het terrein niet uitsluitend afvalstoffen worden gestort;

  • d.

    sluitingsverklaring: de verklaring als bedoeld in artikel 8.47, derde lid van de Wet milieubeheer;

  • e.

    doelvermogen: het voor de eeuwigdurende nazorg benodigde vermogen, dat op het moment van aanvang van de nazorg aanwezig moet zijn.

  • f.

    contante waarde doelvermogen: de nominale waarde van het doelvermogen contant gemaakt naar een eerder moment dan het moment van sluiting van de stortplaats, volgens verdiscontering tegen een rekenrente zoals rechtsgeldig vastgesteld door Gedeputeerde Staten;

  • g.

    opgebouwde waarde Nazorgfonds: betekent op enig moment voor de stortplaats de omvang van de bestemmingsreserve in het Nazorgfonds, zoals dit volgt uit de meest recent vastgestelde en gecontroleerde jaarrekening van het Nazorgfonds.

Artikel 5.3, Belastingplicht

 

De nazorgheffing wordt geheven van degene die een stortplaats exploiteert en wordt geheven per stortplaats.

 

Artikel 5.4, Belastingtijdvak

 

Het belastingtijdvak is gelijk aan de periode die ligt tussen het tijdstip van ingang van de nazorgheffing en het tijdstip van sluiting van de stortplaats als bedoeld in de sluitingsverklaring.

 

Artikel 5.5, Wijze van heffing

 

De nazorgheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 5.6, Maatstaf van heffing

De nazorgheffing is gebaseerd op het doelvermogen, waarbij de bepaling van het doelvermogen plaatsvindt op het door Gedeputeerde Staten van Drenthe vastgestelde beleid.

 

Artikel 5.7, Heffingsmomenten en berekening van de heffing

 

  • 1.

    Op drie momenten (elk afzonderlijk een "Peildatum") stellen Gedeputeerde Staten de contante waarde van het doelvermogen voor de stortplaats vast en vergelijkt deze met de opgebouwde waarde Nazorgfonds.

    • a.

      Peildatum 1: ingeval een herzien nazorgplan, in de zin van artikel 8.49, lid 3 Wet milieubeheer, de instemming heeft bij onherroepelijke beschikking van Gedeputeerde Staten;

    • b.

      Peildatum 2: iedere vijf (5) jaar te rekenen vanaf 2014;

    • c.

      Peildatum 3: jaarlijks na vaststelling van de jaarrekening van het Nazorgfonds.

  • 2.

    Indien uit de berekening van Gedeputeerde Staten bedoeld in het eerste lid volgt dat na het verstrijken van Peildatum 3 het verschil tussen de opgebouwde waarde Nazorgfonds en de contante waarde doelvermogen tien procent (10%) of meer is, zal indien:

    • a.

      de opgebouwde waarde Nazorgfonds van de stortplaats lager is dan de contante waarde van het doelvermogen voor de stortplaats, de exploitant een heffing worden opgelegd ter grootte van dat verschil.

    • b.

      de opgebouwde waarde Nazorgfonds van de stortplaats hoger is dan de contante waarde van het doelvermogen voor de stortplaats, de exploitant een heffing worden opgelegd voor een (negatief) bedrag, ter grootte van dat verschil.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden is het tarief van de heffing in het jaar dat de sluitingsverklaring wordt afgegeven gelijk aan het verschil tussen (i) het doelvermogen zoals dat op het moment van afgifte van de sluitingsverklaring kan worden bepaald en (ii) het werkelijk opgebouwd vermogen ten behoeve van de nazorg van de stortplaats zoals die blijkt uit de jaarrekening van het Nazorgfonds welke is vastgesteld over het jaar voorafgaand aan het jaar van afgifte van de sluitingsverklaring.

Artikel 5.8, Termijnen van betaling

 

  • a.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt vier weken na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • b.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

HOOFDSTUK 6, LEGES

Artikel 6.1, Begripsomschrijving

 

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder in behandeling nemen:

  • -

    indien met betrekking tot de gevraagde dienst advies moet worden ingewonnen van daartoe aangewezen bestuursorganen: de cluster van activiteiten die aanvangt met de schriftelijke bekendmaking dat de aanvraag is ontvangen en met het verzoek om advies is doorgezonden naar de aangewezen bestuursorganen;

  • -

    in alle andere gevallen: de cluster van activiteiten die aanvangt met de mondelinge of schriftelijke bekendmaking dat de aanvraag is ontvangen en in behandeling zal worden genomen.

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder positieve weigering:

  • -

    het weigeren van een vergunning op grond van artikel 5.1, lid 1 van de Omgevingswet, welke niet is gebaseerd op een ADC-toets, omdat die vergunning niet noodzakelijk is.

Artikel 6.2, Belastbaar feit

 

Onder de naam leges worden rechten geheven, als bedoeld in artikel 223, lid 1, sub b, van de Provinciewet, ter zake van het door of vanwege de provincie verlenen van diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. De leges worden geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag, waarbij de kosten van behandeling van de aanvraag mede in aanmerking worden genomen.

 

Artikel 6.3, Belastingplicht

 

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd.

 

Artikel 6.4, Vrijstellingen

 

Leges worden niet geheven voor diensten of stukken aangevraagd door of ten behoeve van partijen in een bezwaar- of beroepsprocedure tot telkens:

  • o

    één afschrift van de ter inzage liggende stukken, tenzij de stukken of afschriften daarvan reeds in het bezit van betrokken partijen zijn;

  • o

    één exemplaar van de beslissing op het beroep.

Artikel 6.5, Maatstaven van heffing en tarieven

 

De leges worden geheven naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 6.6, Wijze van heffing

 

De leges worden geheven door een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

 

Artikel 6.7, Termijnen van betaling

 

  • 1.

    De leges moeten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6.6:

    • a.

      mondeling wordt gedaan: op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan: op het moment van het uitreiken van de kennisgeving;

    • c.

      wordt toegezonden: binnen twee weken na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 6.8, Teruggaaf

 

  • 1.

    Indien de aanvrager een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling binnen acht weken na het indienen daarvan, maar voordat op het verzoek is beschikt, geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) intrekt, dan wordt voor de met toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten een teruggaaf van 50% verleend.

  • 2.

    Indien ingevolge artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht wordt besloten om een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) niet verder te behandelen, dan wordt voor de met de toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten een teruggaaf van 50% verleend.

  • 3.

    Indien de verlening van een vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) anders dan positief wordt geweigerd, wordt voor de met de toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten een teruggaaf van 50% verleend.

  • 4.

    Indien een aanvraag op verzoek van Gedeputeerde Staten geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) wordt ingetrokken, wordt voor de met toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten een teruggaaf van 100% verleend.

  • 5.

    De in de voorgaande leden genoemde teruggaven worden niet verleend indien:

    • a.

      de teruggaaf minder dan € 150,-- bedraagt;

    • b.

      het kosten van publicatie betreft die reeds zijn gemaakt;

    • c.

      de provincie binnen het kader van de procedure reeds kosten aan derden verschuldigd is, bijvoorbeeld voor kadastrale rechten en advieskosten.

  • 6.

    De leges, als bedoeld in artikel 2.3.1 van de tarieventabel, worden gerestitueerd als de aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade als bedoeld in artikel 15.53 van de Omgevingswet wordt gehonoreerd door het verlenen van een tegemoetkoming.

  • 7.

    Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere onvoorziene gevallen bepalen dat de retributie als bedoeld in artikel 2.3.1 van de Tarieventabel wordt gerestitueerd.

HOOFDSTUK 7, INTREKKEN VAN DE OUDE VERORDENINGEN EN OVERGANGSRECHT

Artikel 7.1, Intrekking

 

De Belastingverordening provincie Drenthe 2023, zoals vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 14 december 2022, kenmerk 2022002066, Provinciaal blad 2022-15241, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2024 hebben voorgedaan.

 

HOOFDSTUK 8, INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

Artikel 8.1, Inwerkingtreding verordening

 

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024 en wordt aangehaald als Belastingverordening provincie Drenthe 2024.

 

 

Provinciale Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

mevrouw mr. drs. S. Buissink, griffier

 

Assen, 20 december 2023

Kenmerk 2023001833

 

Provinciale Staten voornoemd,

 

drs. J. Klijnsma, voorzitter

mr. drs. S. Buissink, griffier

 

BIJLAGE 1 TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE BELASTINGVERORDENING PROVINCIE DRENTHE 2024

 

Aanduiding

Tekst

€ tarief

Hoofdstuk 1

ALGEMENE DIENSTVERLENING

2024

 

 

 

 

 

 

Tarieventabel leges behorende bij de Belastingverordening Drenthe 2024

 

1.

Omgevingsvergunning

 

1.1

Begripsomschrijvingen

 

1.1.1

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet, in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling en in de bijlagen bij de provinciale omgevingsverordening, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in de legesverordening of deze tarieventabel anders is bepaald.

 

1.1.2

In dit hoofdstuk voorkomende begrippen die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander dan een in het eerste lid bedoeld wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld, tenzij in de legesverordening of deze tarieventabel anders is bepaald.

 

1.1.3

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

 

a.

binnenplanse omgevingsplanactiviteit: een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan;

 

b.

binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht: een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, maar die niet in strijd is met regels voor de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of het voldoen aan een uitwerkingsplicht in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet;

 

c.

Schetsplan: een tekening waarop globaal de vormen en afmetingen zijn aangegeven van plattegronden en gevels. Dit dient als eerste aanzet voor een ontwerp.

 

1.1.4

Bouwkosten: De aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), die bekendgemaakt zijn in Staatscourant 2012, 1567, voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, dan wel voor zover deze door de provincie ontoereikend wordt beoordeeld, een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting. Deze raming wordt berekend aan de hand van een vermenigvuldiging van de vierkante dan wel de kubieke meters met een standaardprijs. Voor de bepaling van de vierkante dan wel de kubieke meters wordt het normblad NEN 2580, uitgave mei 2007, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd, gebruikt. Voor de bepaling van de standaardprijzen wordt de ten tijde van de ontvangst van de aanvraag meest recente uitgave van de Taxatieboekjes van Sdu Uitgevers BV (voorheen Reed Business, Kosteninformatie Bouw & Infra), gebruikt. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

1.1.5

De bekendmaking van de in onderdeel 1.1.4 genoemde UAV 2012, het normblad NEN 2580 en de genoemde taxatieboekjes geschiedt door terinzagelegging op het provinciehuis Drenthe, Westerbrink 1, 9405 BJ te Assen, alsmede in de gemeentehuizen van de gemeenten in de provincie Drenthe

 

 

 

 

1.2

Dienstverlening en besluiten waarvoor leges worden geheven

 

 

Leges worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

 

1.2.1

Omgevingsoverleg

 

1.2.2

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 of artikel 22.8 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit;

 

1.2.3

een of meer maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet;

 

1.2.4

toestemming voor het treffen van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet;

 

1.2.5

een wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning;

 

1.2.6

intrekking van een omgevingsvergunning;

 

1.2.7

wijziging van een besluit als bedoeld in de onderdelen 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.4;

 

1.2.8

een besluit in het kader van de Omgevingswet, anders dan bedoeld in de onderdelen 1.2.2 tot en met 1.2.8.

 

 

 

 

1.3

Bepalen tarief

 

1.3.1

De in onderdeel 1.2 bedoelde leges worden geheven naar de tarieven zoals opgenomen in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk.

 

1.3.2

Als een aanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten, is het tarief opgebouwd uit de som van de verschuldigde leges behorend bij die activiteiten.

 

1.3.3

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt in voorkomend geval verminderd overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 1.9.

 

1.3.4

Het tarief behorend bij een aanvraag om een maatwerkvoorschrift of bij een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen is niet van toepassing als het onderwerp waarop het maatwerkvoorschrift betrekking heeft of de gelijkwaardige maatregel onderdeel is van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

1.3.5

In afwijking van de onderdelen 1.3.2 en 1.3.3 kan ook per activiteit of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.

 

 

 

 

1.4

Voorfase

 

1.4.1

Als de aanvraag betrekking heeft op het houden van omgevingsoverleg over een of meer activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

a.

voor een eerste overleg (intake):

€ 250,00

b.

voor elk volgend overleg (haalbaarheid en overige overleggen), per overleg:

€ 400,00

1.4.2

Als de aanvraag betrekking heeft op het in behandeling nemen van een aanvraag tot beoordeling van een schetsplan zoals bedoeld in onderdeel 1.1.3 c.

25%

 

van het tarief dat zou voortvloeien uit onderdeel 1.5 indien sprake zou zijn van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het bouwen van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder a van de Omgevingswet.

 

 

 

 

 

Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

 

1.5

Bouwactiviteit (bouwtechnisch deel)

 

1.5.1

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf 2.3.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

1.5.2

indien de bouwkosten niet meer bedragen dan € 200.000,--

€ 250,00

 

+ 2,75 % van de bouwkosten

 

1.5.3

van € 200.000,-- tot € 500.000,--

€ 5.750,00

 

+ 2,25% over de bouwkosten boven € 200.000,--

 

1.5.4

van € 500.000,-- tot € 5.000.000,--

€ 12.500,00

 

+ 1,75% over de bouwkosten boven € 500.000,--

 

1.5.5

1.3.1.4 van € 5.000.000,-- tot € 15.000.000,--

€ 91.250,00

 

+ 0,25% over de bouwkosten boven € 5.000.000,--

 

1.5.6

1.3.1.5 vanaf € 15.000.000,--

€ 116.250,00

 

+ 0,1% over de bouwkosten boven € 15.000.000,--

 

 

 

 

1.6

Omgevingsplanactiviteit: bouwactiviteit, in stand houden of gebruiken bouwwerk (ruimtelijke deel)

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een bouwactiviteit, het in stand houden of gebruiken van het te bouwen bouwwerk, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

1.6.1

voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit:

€ 533,50

1.6.2

voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit:

€ 750,00

 

vermeerderd met:

 

 

het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door de provincie is opgesteld.

 

 

Indien voornoemde begroting is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

 

 

1.7

Externe adviezen

 

1.7.1

Indien de aanvraag op grond van wettelijk voorschrift, omgevingsplan, beheersverordening, projectbesluit, buiten toepassingverklaring, ontheffingsbesluit, exploitatieplan, toestemming of beleidsregel slechts kan worden afgehandeld wanneer een extern advies wordt beoordeeld op het gebied van of met betrekking tot:

 

 

archeologie

 

 

(geo)hydrologie

 

 

flora en fauna

 

 

luchtkwaliteit

 

 

stedenbouw en/of planologie

 

 

planschade

 

 

geluid(hinder)

 

 

externe veiligheid

 

 

verkeer en vervoer

 

 

ondernemings- of bedrijfsplannen

 

 

bedraagt het tarief, onverminderd het overige in deze tarieventabel bepaalde:

 

1.7.2

indien het advies wordt opgesteld door een externe deskundige: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door de provincie is opgesteld.

 

1.7.3

Indien een begroting als bedoeld in onderdeel 1.7.2 is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

 

 

1.8

Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een sloopactiviteit, niet zijnde een sloopactiviteit met betrekking tot een monument of beschermd stads- en dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 1.16, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 1.000,00

 

 

 

1.9

Vermindering na omgevingsoverleg

 

1.9.1

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in onderdeel 1.2.2, is voorafgegaan door een aanvraag om omgevingsoverleg als bedoeld in onderdeel 1.2.1, bestaat onder de in onderdeel 1.9.2 genoemde voorwaarden aanspraak op vermindering van de voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning verschuldigde leges. De vermindering bedraagt:

100%

 

van de voor het omgevingsoverleg geheven leges.

 

1.9.2

Voor de toepassing van het eerste lid wordt de aanvraag om een omgevingsvergunning gedaan:

 

-

voor dezelfde activiteit of activiteiten als waarop het omgevingsoverleg betrekking had;

 

-

in overeenstemming met de uitkomsten van het omgevingsoverleg; en

 

-

binnen twaalf maanden na het laatste omgevingsoverleg of, als het omgevingsoverleg volgens afspraak leidt tot een kennisgeving aan de aanvrager, na de dagtekening van de kennisgeving

 

 

 

 

1.10

Aanleggen of verandering brengen in een weg

 

1.10.1

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 700,00

 

 

 

1.11

Uitwegen

 

1.11.1

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanleggen van een uitrit naar de openbare weg of het veranderen van een bestaande uitrit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 400,00

 

 

 

1.12

Alarminstallaties

 

1.12.1

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het in, op of aan een onroerende zaak hebben van een alarminstallatie die een voor de omgeving opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 200,00

 

 

 

1.13

Handelsreclame

 

1.13.1

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanbrengen of maken van reclame of het plaatsen van een reclameobject, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen genoemde activiteiten:

€ 400,00

 

 

 

1.14

Omgevingsplanactiviteit: Opslag van roerende zaken

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit de opslag van roerende zaken in een aangewezen gedeelte van de provincie, bedoeld in artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

1.14.1

als de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken:

€ 300,00

1.14.2

als de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen:

€ 300,00

 

 

 

 

Activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed en werelderfgoed

 

1.15

Omgevingsplanactiviteit: monumenten

 

1.15.1

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, met betrekking tot een gemeentelijk monument, provinciaal monument, rijksmonument, voorbeschermd gemeentelijk monument, voorbeschermd provinciaal monument of voorbeschermd rijksmonument, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 200,00

 

 

 

1.16

Omgevingsplanactiviteit: sloopactiviteit in beschermd stads- of dorpsgezicht

 

1.16.1

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een sloopactiviteit in een rijksbeschermd, provinciaal beschermd of gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 200,00

 

 

 

1.17

Andere activiteiten

 

 

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit dan in deze paragraaf en voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit:

 

1.17.1

betreft een bij of krachtens artikel 5.1 van de Omgevingswet aangewezen vergunningplichtige activiteit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

 

1.17.2

het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van Gedeputeerde Staten is opgesteld.

 

1.17.3

Als een begroting als bedoeld in het tweede lid, is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

 

 

2

Natuur

 

2.1

Natura 2000 activiteit

 

2.1.1

Het in behandeling nemen van een aanvraag van een vergunning op grond van artikel 5.1, lid 1, onder e Omgevingswet, welke niet is gebaseerd op de ADC-toets (maar bijvoorbeeld gebaseerd op saldering of een ecologische toets):

€ 1.750,00

2.1.2

Het in behandeling nemen van een aanvraag van een vergunning op grond van artikel 5.1, lid 1, onder e Omgevingswet en 8.74b lid 2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, welke is gebaseerd op de ADC-toets:

€ 4.620,00

2.1.3

In afwijking van onderdeel 2.1.1. bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een vergunning op grond van artikel 5.1, lid 1, onder e, Omgevingswet die is ingediend ter legalisatie van een PAS-melding situatie:

€ 1.600,00

2.1.4

Het in behandeling nemen van een verzoek tot intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, lid 1, onder e, Omgevingswet:

€ 310,00

2.1.5

Het zonder inhoudelijke verandering aanpassen van de tenaamstelling van de vergunning als bedoeld in artikel 5.1, lid 1, onder e, Omgevingswet:

€ 310,00

2.1.6

Het in behandeling nemen van een verzoek tot wijzigen van een voorschrift van een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, lid 1, onder e, Omgevingswet:

€ 583,00

 

 

 

2.2

Flora- en fauna-activiteit

 

2.2.1

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, lid 2, onder g Omgevingswet indien de omgevingsvergunning wordt verleend met het oog op andere belangen dan de belangen genoemd in de artikel 11.37 Besluit Activiteiten leefomgeving jo. artikel 8,74j Besluit kwaliteit leefomgeving, bedraagt:

€ 1.728,00

2.2.2

In afwijking van onderdeel 2.2.1 bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een ontheffing:

 

2.2.2.1

ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen van particulieren, die niet handelen in het kader van beroep of bedrijf

€ 0,00

2.2.2.2

voor de opvang van inheemse soorten

€ 310,00

2.2.2.3

ten behoeve van kleinschalige (maximaal voor 1 adres) ruimtelijke ontwikkelingen van ondernemers (waaronder begrepen stichtingen en verenigingen) die gerealiseerd worden als gevolg van de opgave die er ligt voor het verwijderen van asbest

€ 310,00

2.2.2.4

ten behoeve van onderzoek of onderwijsdoelstellingen

€ 310,00

2.2.2.5

die generiek wordt afgegeven op grond van een soortenmanagementplan

€ 3.300,00

2.2.2.6

die ziet op het wijzigen van de duur van de ontheffing of een wijziging van ondergeschikt belang (geen uitgebreide ecologische toetsing vereist)

€ 310,00

2.2.2.7

die ziet op het wijzigen van de tenaamstelling

€ 310,00

2.2.3

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing voor de herplantplicht op andere grond of van de herplantverplichting, als bedoeld in artikel 11.130 Besluit Activiteiten Leefomgeving, bedraagt:

€ 576,00

 

 

 

2.3

Tegemoetkoming geleden schade

 

2.3.1

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een tegemoetkoming in geleden schade, aangericht door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren als bedoeld in artikel 15.53 van de Omgevingswet:

€ 300,00

 

 

 

2.4

Diverse  beschikkingen natuur

 

2.4.1

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning, ontheffing, toestemming of andere beschikking, voor zover in deze paragraaf niet uitdrukkelijk genoemd:

€ 310,00

 

 

 

3.

Ontgrondingen:

 

3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Omgevingswet:

 

3.1.1

Voor ontgrondingen waarbij bodemspecie wordt verkregen

€ 310,00

 

verhoogd met een bedrag dat als volgt wordt berekend:

 

3.1.2

voor de eerste 50.000 m³, per 100 m³

€ 12,43

3.1.3

voor de volgende 50.000 m³, per 100 m³

€ 9,33

3.1.4

voor de volgende 100.000 m³, per 100 m³

€ 6,18

3.1.5

voor de volgende 300.000 m³, per 100 m³

€ 3,11

3.1.6

voor de volgende 500.000 m³, per 100 m³

€ 1,86

3.1.7

voor de resterende hoeveelheid, per 1.000 m³

€ 9,33

3.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot:

 

3.2.1

wijziging van een vergunning als bedoeld in onderdeel 3.1 indien de wijziging betrekking heeft op vergroting van het te ontgronden terrein of van de hoeveelheid te verkrijgen bodemspecie: het in onderdeel 3.1 omschreven tarief, voor zover het de vergroting betreft

€ 310,00

3.2.2

wijziging van een vergunning als bedoeld in onderdeel 3.1 indien de wijziging betrekking heeft op verlenging van de tijdsduur waarbinnen van de vergunning gebruik gemaakt mag worden

€ 310,00

3.2.3.1

het zonder inhoudelijke verandering van de vergunning aanpassen van de tenaamstelling

€ 310,00

3.3

het inhoudelijk aanpassen van de vergunning, anders dan bedoeld in onderdeel 3.2

€ 1.200,00

 

 

 

4.

Wateronttrekking

 

4.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder d, van de Omgevingswet in samenhang met de artikelen 16.4 en 16.3, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van industriële toepassingen en de openbare drinkwatervoorziening:

 

4.1.1

een aanvangstarief van minimaal

€ 118,00

4.1.2

vermeerderd per 1.000 m3 met

€ 4,80

4.2

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een vergunning als bedoeld in onderdeel 4.1, waarbij de maximale te onttrekken hoeveelheden niet worden gewijzigd.

€ 1.200,00

4.2.1

Het tarief voor een wijziging van een vergunning als bedoeld in onderdeel 4.1, indien de wijziging betrekking heeft op een uitbreiding van de vergunde capaciteit: het in onderdeel 4.1 omschreven tarief is van toepassing voor zover het de uitbreiding betreft.

 

 

 

 

5.

Verkeer en vervoer/wegen/waterwegen

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

5.1

tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 9.1 Regeling Voertuigen, zoals voor het rijden op de weg met landbouwvoertuigen met een breedte van 3,00 meter tot en met 3,50 meter

€ 60,00

5.2

tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 148 Wegenverkeerswet 1994 c.q. artikel 87 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

€ 60,00

5.3.1

tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.7, lid 2, sub a en artikel 11.10, lid 2, sub a, van de Omgevingsverordening Drenthe 2023, betreffende onder andere de aanleg van kabels en leidingen

€ 110,00

5.3.2

tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.7, lid 2, sub b, van de Omgevingsverordening Drenthe 2023, betreffende onder andere de aanleg van een uitweg

€ 400,00

5.3.3

tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.7, lid 2, sub c en artikel 11.10, lid 2, sub c van de Omgevingsverordening Drenthe 2023, betreffende onder andere het plaatsen van bebording

€ 110,00

5.3.4

tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.7, lid 2, sub c en artikel 11.10, lid 2, sub c van de Omgevingsverordening Drenthe 2023 en de Beleidsregel gebiedspromotieborden betreffende het plaatsen van bebording met een maximale plaatsingsduur van zes weken

€ 0,00

5.3.5

tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.7, lid 2, sub c en 11.10, lid 2, sub c, van de Omgevingsverordening Drenthe 2023 voor het aanbrengen van sfeerverlichting langs de Drentse vaarwegen met een maximale plaatsingsduur van zes weken: uitsluitend ten tijde van de kerstperiode die jaarlijks begint vanaf 6 december

€ 0,00

5.3.6

tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.7, lid 2, sub e, van de Omgevingsverordening Drenthe 2023, voor het innemen van een standplaats

€ 110,00

5.3.7

tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.7, lid 2, sub f, van de Omgevingsverordening Drenthe 2023, voor de oprichting of wijziging van een verkooppunt voor motorbrandstoffen

€ 1.245,00

5.3.8

tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.7, lid 2, sub g en artikel 11.10, lid 2, sub d, van de Omgevingsverordening Drenthe 2023 en de Beleidsregel gedenktekens verkeersslachtoffers, voor het plaatsen en hebben van gedenktekens

€ 0,00

5.4.1

tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in de Scheepvaartverkeerswet c.q. het Binnenvaartpolitiereglement 

€ 110,00

5.4.2

tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Verordening nautisch beheer vaarwegen provincie Drenthe voor het innemen van een winterligplaats

€ 110,00

5.4.3

tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 8 van de Verordening nautisch beheer vaarwegen provincie Drenthe voor het houden van wedstrijden of evenementen

€ 60,00

 

 

 

6.

Diversen

 

6.1

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om de tenaamstelling van een vergunning, ontheffing, andersoortige toestemming of abonnement te wijzigen.

€ 310,00

6.2

Voorts wordt voor de onderdelen 2 tot en met 6.1 van deze tarieventabel in rekening gebracht een bedrag ter hoogte van de door de provincie te maken kosten van publicatie. De aanvrager wordt bij de ontvangstbevestiging van de aanvraag geïnformeerd over de hoogte van de door hem ter zake te betalen kosten. De aanvraag wordt in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de publicatiekosten aan de aanvrager ter kennis zijn gebracht. Indien de werkelijke publicatiekosten minder bedragen, wordt het lagere bedrag in rekening gebracht.

 

 

 

 

7.

Luchtvaar t

 

7.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een besluit zoals bedoeld in artikel 8.43 van de Wet luchtvaart

€ 800,00

7.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een generieke ontheffing zoals bedoeld in artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart

€ 160,00

7.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een besluit zoals bedoeld in artikel 8.64 van de Wet luchtvaart

€ 520,00

 

 

 

8.

Milieubelastende activiteiten

 

8.1

Activiteiten die bedrijfstakken overstijgen (afdeling 3.2 Besluit activiteiten leefomgeving )

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten genoemd in afdeling 3.2, met uitzondering van paragraaf 3.2.6, van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.1.1

voor één milieubelastende activiteit:

€ 2.992,50

8.1.2

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 2.493,75

8.1.3

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 1.995,00

 

 

 

 

Complexe milieubelastende activiteiten

 

8.2

Seveso -inrichting (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.1 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het basistarief, voor het exploiteren van een Seveso-inrichting:

€ 19.950,00

8.2.1

vermeerderd met een toeslag voor een hoge drempel-inrichting, als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving van:

€ 4.987,50

8.2.2

vermeerderd met een toeslag voor een combinatie van een activiteit vallend onder de aanhef of onderdeel a met een ippc-installatie die niet in afdeling 3.3 Bal genoemd van:

€ 4.987,50

 

 

 

8.3

Grootschalige energieopwekking (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.2 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het stoken, bedoeld in categorie 1.1 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

 

8.3.1

bij een nominaal thermisch vermogen van minder dan 300MW: 

€ 14.962,50

8.3.2

bij een nominaal thermisch vermogen van 300MW of meer: 

€ 34.912,50

 

 

 

8.4

Raffinaderij (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.3 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het raffineren van aardolie en gas, bedoeld in categorie 1.2 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

 

8.4.1

bij een verwerkingscapaciteit van minder dan 2 miljoen ton per jaar:

€ 24.937,50

8.4.2

bij een verwerkingscapaciteit van 2 miljoen ton per jaar of meer:

€ 29.925,00

 

 

 

8.5

Maken van cokes (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

8.5.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.4 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief,  voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van cokes, bedoeld in categorie 1.3 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 24.937,50

 

 

 

8.6

Vergassen of vloeibaar maken van steenkool of andere brandstoffen (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.5 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.6.1

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het vergassen of vloeibaar maken van steenkool of andere brandstoffen, bedoeld in categorie 1.4 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.6.2

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het vergassen of vloeibaar maken van steenkool of andere brandstoffen:

€ 24.937,50

8.6.3

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het briketteren of walsen van steenkool of bruinkool:

€ 19.950,00

8.6.4

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van steenkoolproducten of vaste rookvrije brandstof:

€ 19.950,00

 

 

 

8.7

Basismetaal (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.6 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.7.1

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het roosten of sinteren van ertsen, bedoeld in categorie 2.1 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 34.912,50

8.7.2

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van ijzer of staal, bedoeld in categorie 2.2 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 34.912,50

8.7.3

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van ijzer of staal:

€ 24.937,50

8.7.4

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwerken van ferrometalen door warmwalsen, smeden met hamers of het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal, bedoeld in categorie 2.3 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 74.812,50

8.7.5

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het smelten of gieten van ferrometalen, bedoeld in categorie 2.4 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 24.937,50

8.7.6

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het smelten of gieten van ferrometalen:

€ 19.950,00

8.7.7

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het winnen van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen, het smelten, met inbegrip van het legeren, en het gieten van non-ferrometalen, bedoeld in categorie 2.5 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 24.937,50

 

 

 

8.8

Complexe minerale industrie (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.7 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.8.1

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van cement, cementklinkers, ongebluste kalk en magnesiumoxide, bedoeld in categorie 3.1 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.8.2

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van cement, cementklinkers, ongebluste kalk en magnesiumoxide:

€ 24.937,50

8.8.3

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het winnen van asbest of het maken van asbestproducten, bedoeld in categorie 3.2 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.8.4

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van glas, met inbegrip van het maken van glasvezels, bedoeld in categorie 3.3 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.8.5

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van glas, met inbegrip van het maken van glasvezels:

€ 24.937,50

8.8.6

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het smelten van minerale stoffen, en het maken van mineraalvezels, glazuren of emailles, bedoeld in categorie 3.4 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.8.7

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het smelten van minerale stoffen, en het maken van mineraalvezels, glazuren of emailles:

€ 24.937,50

8.8.8

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van koolstof of elektrografiet door verbranding of grafitisering, bedoeld in categorie 6.8 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

 

 

 

8.9

Basischemie (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.8 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.9.1

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van organisch-chemische producten, bedoeld in categorie 4.1 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.9.2

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van anorganisch-chemische producten, bedoeld in categorie 4.2 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.9.3

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van fosfaathoudende, stikstofhoudende of kaliumhoudende meststoffen, bedoeld in categorie 4.3 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.9.4

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van producten voor gewasbescherming of van biociden, bedoeld in categorie 4.4 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.9.5

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van farmaceutische producten, bedoeld in categorie 4.5 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

 € 29.925,00

8.9.6

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van explosieven, bedoeld in categorie 4.6 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

 

 

 

8.10

Complexe papierindustrie, houtindustrie en textielindustrie (afdeling 3.3  Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.9 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.10.1

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van papierpulp, papier, karton, of oriented strand board, spaanplaat of vezelplaat van hout, bedoeld in categorie 6.1 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 24.937,50

8.10.2

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het voorbehandelen of het verven van textielvezels of textiel, bedoeld in categorie 6.2 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

 

 

 

8.11

Afvalbeheer ippc -installaties (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.10 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.11.1

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwijderen of nuttig toepassen van gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.1 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 29.925,00

8.11.2

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwijderen en/of nuttig toepassen van ongevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.3 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 24.937,50

8.11.3

1°. voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het tijdelijk opslaan van gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.5 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 24.937,50

8.11.4

2°. indien de in dit artikel bedoelde activiteit onder c 1°. is gecombineerd met de milieubelastende activiteit milieustraat, bedoeld in paragraaf 3.5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving:

€ 14.962,50

8.11.5

het exploiteren van een ippc-installatie voor het ondergronds opslaan van gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.6 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 24.937,50

 

 

 

8.12

Kadavers of dierlijk afval (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

8.12.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.11 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, voor het exploiteren van een ippc-installatie voor de destructie of het verwerken van kadavers of dierlijk afval, bedoeld in categorie 6.5 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 24.937,50

 

 

 

8.13

Stortplaats of winningsafvalvoorziening (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving) 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.12 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.13.1

voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het storten van afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.4 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 19.950,00

8.13.2

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het storten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op een stortplaats:

€ 14.962,50

8.13.3

voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het storten of verzamelen van winningsafvalstoffen in een winningsafvalvoorziening:

€ 14.962,50

 

 

 

8.14

Verbranden van afvalstoffen in een ippc -installatie (afdeling 3.3 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

8.14.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in de paragraaf 3.3.13 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwijderen of het nuttig toepassen van afvalstoffen in een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie als bedoeld in categorie 5.2 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies:

€ 34.912,50

 

 

 

8.15

Grootschalige mestverwerking (afdeling 3.3. Besluit activiteiten leefomgeving)

 

8.15.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten in de categorie complexe bedrijven als bedoeld in paragraaf 3.3.14 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, voor het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het behandelen van meer dan 25.000 m3 dierlijke meststoffen per jaar op een andere locatie dan de locatie van productie:

€ 19.950,00

 

 

 

8.16

Nutssector en industrie (afdeling 3.4 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten genoemd in afdeling 3.4 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.16.1

voor één milieubelastende activiteit:

€ 2.992,50

8.16.2

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 2.493,75

8.16.3

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 1.995,00

 

 

 

8.17

Afvalbeheer (afdeling 3.5 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer  milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten genoemd in afdeling 3.5 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.17.1

voor één milieubelastende activiteit:

€ 2.992,50

8.17.2

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit :

€ 2.493,75

8.17.3

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 1.995,00

 

 

 

8.18

Agrarische sector (afdeling 3.6 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten genoemd in afdeling 3.6 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.18.1

voor één milieubelastende activiteit:

€ 2.992,50

8.18.2

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 2.493,75

8.18.3

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 1.995,00

 

 

 

8.19

Dienstverlening, onderwijs en zorg (afdeling 3.7 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

8.19.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten genoemd in afdeling 3.7 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief per activiteit:

€ 2.992,50

 

 

 

8.20

Transport, logistiek en ondersteuning daarvan (afdeling 3.8 Besluit activiteiten leefomgeving)

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit activiteiten genoemd in afdeling 3.8 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief:

 

8.20.1

voor één milieubelastende activiteit:

€ 2.992,50

8.20.2

voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 2.493,75

8.20.3

voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit:

€ 1.995,00

 

 

 

8.21

Omgevingsplanactiviteit: milieubelastende activiteit

 

8.21.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit bestaande uit een milieubelastende activiteit als bedoeld in paragraaf 22.3.26 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan zoals opgenomen in artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:

€ 1.995,00

 

 

 

8.22

Maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften bij milieubelastende activiteiten

 

 

Bij een aanvraag om een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift krachtens artikel 4.5 van de Omgevingswet bedraagt het tarief bij:

 

8.22.1

één maatwerkvoorschrift of één vergunningvoorschrift:

€ 1.995,00

8.22.2

twee of meer maatwerkvoorschriften of twee of meer vergunningvoorschriften, de som van het tarief onder a en per extra maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift:

€ 997,50

 

Het tarief behorend bij een aanvraag om een maatwerkvoorschrift of bij een aanvraag om een vergunningvoorschrift is niet van toepassing als het onderwerp waarop het maatwerkvoorschrift of het vergunningvoorschrift betrekking heeft onderdeel is van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

 

 

 

8.23

Wijziging maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften

 

8.23.1

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om wijziging van maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 Omgevingswet:

€ 1.995,00

 

 

 

8.24

Gelijkwaardige maatregel bij milieubelastende activiteiten

 

8.24.1

Een aanvraag om toestemming voor een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet indien deze betrekking heeft op een milieubelastende activiteit:

€ 1.995,00

8.24.2

Het tarief behorend bij een aanvraag om een toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen is niet van toepassing als het onderwerp waarop de gelijkwaardige maatregel betrekking heeft onderdeel is van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

 

 

 

8.25

Omgevingsvergunning die betrekking heeft op de cumulatie van complexe milieubelastende activiteiten en de combinatie van complexe met overige milieubelastende activiteiten

 

8.25.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op meerdere complexe milieubelastende activiteiten uit de afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt het tarief opgebouwd uit de complexe milieubelastende activiteit met het hoogste tarief vermeerderd met 15% van het tarief dat verschuldigd is op grond van de andere complexe milieubelastende activiteiten uit artikelen 1.19 tot en met 1.32 van deze legestabel.

 

8.25.2

In afwijking van het eerste onderdeel worden er geen leges geheven over milieubelastende activiteiten als bedoeld in de artikelen 1.18 en 1.33 tot en met 1.41, indien deze gelijktijdig met één of meerdere complexe milieubelastende activiteiten als bedoeld in afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden aangevraagd.

 

 

 

 

8.26

Uitgebreide voorbereidingsprocedure

 

8.26.1

Bij een aanvraag waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op de voorbereiding van het besluit van toepassing is, wordt het tarief van een milieubelastende activiteit als bedoeld in de paragrafen 1.18 en 1.33 tot en met 1.41 van deze verordening vermeerderd met een toeslag van:

€ 2.493,75

 

 

 

8.27

Wijzigen omgevingsvergunning met de uitgebreide voorbereidingsprocedure bij complexe milieubelastende activiteiten

 

8.27.1

Bij een aanvraag om wijziging van één vergunde complexe milieubelastende activiteit, uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarop de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, is 60% van het tarief verschuldigd, voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit, waarop de wijziging betrekking heeft.

 

8.27.2

Bij een aanvraag om wijziging van meerdere vergunde complexe milieubelastende activiteiten, uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarop de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, wordt het tarief berekend op basis van categorie 1.42, eerste onderdeel, en is 60% verschuldigd over de uitkomst daarvan.

 

 

 

 

8.28

Wijzigen omgevingsvergunning met de reguliere voorbereidingsprocedure bij complexe milieubelastende activiteiten

 

8.28.1

Bij een aanvraag om wijziging van één vergunde complexe milieubelastende activiteit, uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarop de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, is 30% van het tarief verschuldigd, voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit, waarop de wijziging betrekking heeft.

 

8.28.2

Bij een aanvraag om wijziging van meerdere vergunde complexe milieubelastende activiteiten, uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarop de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, wordt het tarief berekend op basis van categorie 1.42, eerste onderdeel, en is 60% verschuldigd over de uitkomst daarvan.

 

 

 

 

8.29

Wijzigen omgevingsvergunning bij niet complexe milieubelastende activiteiten

 

8.29.1

Bij een aanvraag om wijziging van een omgevingsvergunning van een niet complexe milieubelastende activiteit gelden de tarieven, genoemd in artikelen 1.18 tot en met 1.43 voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit of activiteiten waarop de aanvraag tot wijziging betrekking heeft.

 

 

 

 

8.30

Wijzigen voorschriften omgevingsvergunning

 

8.30.1

Een aanvraag om wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, niet zijnde een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 Omgevingswet:

€ 1.995,00

 

 

 

 

Milieueffectrapportage

 

8.31

Beoordeling onderzoeksrapporten

 

8.31.1

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van deze paragraaf bedraagt het tarief, als krachtens wettelijk voorschrift voor de betreffende aanvraag een rapport moet worden beoordeeld, voor de beoordeling van een milieueffectrapportage (MER):

€ 7.980,00

 

 

 

8.32

Advies Commissie voor de milieueffectrapportage

 

8.32.1

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van deze paragraaf bedraagt het tarief, als een daartoe aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag om een omgevingsvergunning of een ander besluit op grond van de Omgevingswet, voor een advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage: het bedrag dat deze commissie in rekening brengt op grond van de door de minister van Infrastructuur en Waterstaat goedgekeurde tariefstelling.

 

 

 

 

8.33

Advies

 

 

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als een daartoe aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag om een omgevingsvergunning of een ander besluit op grond van de Omgevingswet:

 

8.33.1

het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door de provincie is opgesteld. 

 

 

Als een begroting als bedoeld in het eerste lid  is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

 

 

8.34

Instemming

 

 

Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als een aanvraag om een omgevingsvergunning of een ander besluit op grond van de Omgevingswet betrekking heeft op een activiteit waarvoor de beslissing op de aanvraag op grond van artikel 16.16 van de Omgevingswet instemming behoeft van een bestuursorgaan:

 

8.34.1

het bedrag dat dit bestuursorgaan aan rechten zou heffen als het voor de activiteit waarvoor instemming wordt verzocht zelf bevoegd gezag zou zijn.

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE 2 Toelichtingen

 

Toelichting op Heffing besluit geldelijke regelingen

 

Artikel 3.3, Belastingplicht

Met het Besluit geldelijke regelingen wordt de herverkaveling in financiële zin afgewikkeld. Hierin wordt, op basis van het inrichtingsprogramma en, voor zover van toepassing, het inrichtingsbesluit, de bijdrage van de gezamenlijke eigenaren (als bedoeld in artikel 12.6 van de Omgevingswet) verdeeld over de individuele eigenaren. Daarnaast worden in het Besluit geldelijke regelingen ook de verrekenposten over en weer tussen de verschillende bij de herverkaveling betrokken eigenaren opgenomen, zoals de verrekening van waardeveranderingen tussen ingebrachte en toegedeelde percelen, de financiële gevolgen van kortingen, onder- en overbedelingen en van de vestiging of opheffing van beperkte rechten (het recht van huur en dergelijke).

 

Artikel 3.5, Maatstaf van heffing

In artikel 13.9, vijfde lid, van de Omgevingswet is bepaald dat, nadat het besluit tot vaststelling van het Besluit geldelijke regelingen is genomen en de beroepstermijn is verstreken, dan wel, indien beroep is ingesteld, door de Rechtbank op het beroep is beslist, de kosten die over de eigenaren worden omgeslagen gecorrigeerd worden met een door Gedeputeerde Staten vastgestelde correctiefactor. Deze correctiefactor is het quotiënt van de definitieve kosten en de kosten zoals deze in het Besluit geldelijke regelingen zijn opgenomen. De hoogte van de schuldplichtigheid wordt dus bepaald nadat de correctiefactor op de over de eigenaren omgeslagen kosten is toegepast. Tegen het besluit tot vaststelling van de correctiefactor staat bezwaar en beroep open.

 

Artikel 3.6, Termijnen van betaling

Het is mogelijk dat uit het Besluit geldelijke regelingen een aanzienlijke schuldplichtigheid voor bepaalde eigenaren volgt (bijvoorbeeld vanwege overbedeling van landbouwgrond). Deze eigenaren zullen zo nodig aanvullende financiering moeten regelen om de aanslag te kunnen betalen. De standaardbetalingstermijn van vier weken zal hiervoor in de regel onvoldoende zijn. Om die reden geldt voor een schuldplichtigheid van meer dan € 10.000,-- een afwijkende betalingstermijn van twaalf weken. Voor aanslagen tot en met € 10.000,-- geldt de standaardbetalingstermijn van vier weken.

 

Artikel 3.7, Minimumbedrag

In artikel 13.10, derde lid, van de Omgevingswet geregeld dat wanneer de omgeslagen kosten lager zijn dan een bij een provinciale verordening bepaald bedrag, deze kosten niet worden geheven. De gedachte achter deze bepaling is dat inning van kosten beneden dit minimumbedrag hogere kosten met zich mee zou brengen dan de opbrengst van de inning zou opleveren. In dit artikel wordt dit minimumbedrag bepaald.

 

Artikel 3.8, Uitbetaling

Het is mogelijk dat, bijvoorbeeld als gevolg van een onderbedeling bij de herverkaveling, uit het Besluit geldelijke regelingen volgt dat een eigenaar recht heeft op een som geld. In dit artikel worden regels gegeven met betrekking tot de uitbetaling van dergelijke bedragen.

 

Toelichting op de ontgrondingenheffing

 

Artikel 4.3, Belastingplicht

De heffingsplicht rust op alle houders van vergunningen, behalve als het vergunningen betreft die gelden voor minder dan 10.000 m³ vaste stoffen (artikel 4.6).

 

Artikel 4.5, Maatstaf van heffing

De heffing heeft betrekking op de hoeveelheden bodemmateriaal gemeten in profiel van ontgraving, dus de zogenaamde vaste kubieke meters. Het gaat daarbij om de bruto hoeveelheden, los van de vraag of het al dan niet verhandelbare specie betreft.

 

Artikel 4.10, Teruggaaf

De heffing wordt op verzoek teruggegeven als de vergunning wordt vernietigd of ingetrokken. De provincie betaalt de heffing niet terug over reeds daadwerkelijk gewonnen hoeveelheden.

 

Toelichting op de nazorgheffing

 

Artikel 5.1, Aard van de heffing

Uit dit artikel kunnen het karakter en het doel van de heffing worden afgeleid. De nazorgheffing is een directe provinciale belasting met een retributief karakter. De heffing is bedoeld om daarmee de kosten van nader aangeduide werkzaamheden te kunnen voldoen. Er wordt verwezen naar artikel 8.49 van de Wet milieubeheer. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat onder de zorgplicht in ieder geval de volgende maatregelen vallen:

  • a.

    maatregelen strekkende tot het in stand houden en onderhouden, alsmede het herstellen, verbeteren of vervangen van voorzieningen ter bescherming van de bodem;

  • b.

    het regelmatig inspecteren van voorzieningen ter bescherming van de bodem;

  • c.

    het regelmatig onderzoeken van de bodem onder de stortplaats.

 

In de toelichting op de Wet milieubeheer wordt aangegeven dat dit geen limitatieve opsomming is. Hieronder vallen ook andere maatregelen, die getroffen moeten worden wanneer schade ontstaat dan wel dreigt te ontstaan als gevolg van de aanwezigheid van de stortplaats. Als mogelijke oorzaken worden genoemd het tekortschieten van voorzieningen, maar ook gebeurtenissen van buiten de stortplaats. Ook saneringsmaatregelen dienen hiertoe gerekend te worden, alsmede mogelijke claims op grond van artikel 6.176, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat een risicoaansprakelijkheid legt bij de stortplaatsexploitant voor eventuele schade als gevolg van het verspreiden van verontreinigingen naar buiten de stortplaats.

 

Op grond van artikel 15.49 van de Wet milieubeheer dient na de sluiting van de stortplaats een eventuele succesvolle claim van een derde betaald te worden uit het fonds.

 

Artikel 5.2, Begripsomschrijving

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in deze verordening voorkomende begrippen, is daarvan in dit artikel een omschrijving opgenomen. De tekst is onder andere gebaseerd op artikel 8.47 van de Wet milieubeheer.

 

Artikel 5.3, Belastingplicht

Dit artikel geeft een aanduiding van degenen die in beginsel in de heffing worden betrokken. De tekst is overgenomen van artikel 15.45 van de Wet milieubeheer. Onder degene die de stortplaats drijft, wordt in deze verordening verstaan de vergunninghouder van de stortplaats.

 

Artikel 5.6, Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing vormt de basis voor de berekening van de aanslagen. Hierin kunnen, in samenhang met het tarief, diverse beginselen tot uitdrukking worden gebracht, zoals bijvoorbeeld het beginsel ‘de vervuiler betaalt’, ‘het draagkrachtbeginsel’ en ‘het profijtbeginsel’. Het toepassen van ‘het draagkrachtbeginsel’ is niet toegestaan in verband met het feit dat het inkomensbeleid is voorbehouden aan de rijksoverheid. Degene die de stortplaats drijft, kan de opgelegde heffing doorberekenen in de storttarieven. Dit betekent dat uiteindelijk de aanbieder van afval, ofwel de vervuiler, betaalt. In de Drentse verordening is gekozen voor een objectgebonden heffing, omdat met deze keuze elke stortplaatsexploitant zijn eigen nazorgkosten betaalt.

De hoogte van het voor de nazorg benodigde bedrag wordt bepaald door alle kosten die verband houden met de uitvoering van de nazorg, om te rekenen naar het tijdstip waarop de sluitingsverklaring, als bedoeld in artikel 8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer door het bevoegd gezag wordt afgegeven. Bij die omrekening wordt rekening gehouden met apparaatskosten, inflatie en renteontwikkelingen.

Met betrekking tot de nazorgheffing is in artikel 15.45, tweede lid, van de Wet milieubeheer expliciet aangegeven dat, indien blijkt dat de opbrengst van de heffing hoger of lager is dan het bedrag dat nodig is om de kosten te bestrijden die naar verwachting met de nazorg van de stortplaats gemoeid zullen zijn, het bedrag van de heffing opnieuw kan worden vastgesteld. Redenen voor bijstelling van het doelvermogen c.q. het tarief kunnen zijn: gewijzigde inzichten in technische mogelijkheden voor wat betreft de nazorg, gewijzigde inzichten ten aanzien van de exploitatieduur van de stortplaats of fundamentele of structurele afwijkingen in de financiële parameters (inflatie- en rendementspercentages) ten opzichte van die waarmee gerekend is. Met beleid, zoals benoemd in dit artikel, worden onder andere bedoeld de op dit moment geldende Beleidsregels nazorg stortplaatsen en baggerdepots provincie Drenthe.

 

Artikel 5.7, Heffingsmomenten en berekening van de heffing

Het doelvermogen wordt gedurende de periode tot aanvang van de nazorg opgebouwd, door oprenting via de verwachte rente- en beleggingsresultaten, gecorrigeerd voor inflatie. Jaarlijks zal op basis van de meest recent vastgestelde jaarrekening en de meerjarenramingen worden beoordeeld of de nazorgheffing aanpassing behoeft. Het bedrag van de jaarlijkse aanslag wordt in principe zodanig vastgesteld dat uit de opbrengst van de jaarlijkse aanslagen en de daarover verkregen rentebaten en beleggingsresultaten over de periode tot aan overdracht de “basis voor het doelvermogen” wordt gegenereerd.

Zodra een up-to-date nazorgplan door de exploitant is ingediend (op termijn en in ieder geval voor sluiting) en goedgekeurd, zal het doelvermogen op basis van de beschikking volgens de laatst beschikbare rekenmethodes warden (her)berekend. Indien een wijziging van de rekenrente optreedt, leidt dit eveneens tot een (her)berekening van het doelvermogen.

Bij de berekening van het doelvermogen per stortplaats worden de volgende stappen onderscheiden:

  • 1.

    vaststellen van de uit te voeren werkzaamheden en te treffen maatregelen (inclusief risico's), de periodiciteit waarin deze werkzaamheden/maatregelen moeten worden uitgevoerd alsmede de daaraan verbonden kosten;

  • 2.

    de geprognosticeerde uitgave voor werkzaamheid/maatregel in een bepaald jaar in de nazorgfase kapitaliseren naar het jaar van aanvang van de nazorg rekening houdend met een inflatiecorrectie en een correctie voor verwacht rendement;

  • 3.

    het berekenen van een risicotoeslag;

  • 4.

    tot slot wordt het totaal doelvermogen bij aanvang nazorg berekend door de som van alle benodigde reserveringen op te tellen.

 

De hoogte van het doelvermogen bij aanvang van de nazorg wordt dus bepaald door alle kosten in verband met de uitvoering van de nazorg - inclusief risico's - om te rekenen naar het jaar van aanvang nazorg. Bij die omrekening wordt rekening gehouden met zowel inflatie als de vastgestelde rekenrente. De uit te voeren werkzaamheden/te treffen maatregelen worden ontleend aan de door de exploitanten op te stellen nazorgplannen en door Gedeputeerde Staten genomen beschikkingen naar aanleiding van die nazorgplannen. De beschikking kan inhoudelijk afwijken van het nazorgplan. Gewijzigde inzichten voor wat betreft de nazorgtechniek zal tot uitdrukking moeten komen in een aanpassing van het nazorgplan. De wenselijkheid van aanpassing van het nazorgplan zal periodiek bezien worden in onderling overleg. Zowel de exploitant als het bevoegd gezag kunnen daar aanleiding toe zien. Jaarlijks zal bezien worden of ontwikkelingen in de financiële parameters mede aanleiding geven tot bijstelling van het doelvermogen.

 

Artikel 5.8, Termijnen van betaling

Ten aanzien van de betalingstermijnen van de bij wege van aanslag geheven belastingen heeft de provincie een ruime bevoegdheid. Met het oog op de groep van belastingplichtigen is in deze verordening gekozen voor betaling in 1 termijn.

 

Toelichting op Hoofdstuk 6 Leges, artikel 6.8, Teruggaaf

 

In artikel 6.8, lid 3 wordt geregeld dat een teruggave van 50% kan worden verleend voor aanvragen die worden geweigerd. In deze bepaling is echter een uitzondering opgenomen voor zogenaamde positieve weigeringen. Dit is geen wettelijke term, maar hiermee wordt bedoeld: een geweigerde aanvraag die leidt tot de conclusie dat de activiteit wel doorgang kan vinden omdat er geen vergunning nodig is. Voor de aanvrager is deze uitkomst “positief”. Voor natuurvergunningen is deze werkwijze ontstaan na het wegvallen van de PAS en het wegvallen van de vergunningplicht voor intern salderen. Qua toetsing van de aanvraag heeft de provincie evenveel werk aan een positieve weigering als aan een natuurvergunning. Dat rechtvaardigt het feit dat voor beide dezelfde leges moeten worden betaald. Daarom is de 50% teruggave voor positieve weigeringen langzaam afgebouwd en is vanaf 2024 geen teruggave meer mogelijk voor een positieve weigering.

Naar boven