Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2023, 15623 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2023, 15623 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan te stellen regels een voorbereidingsbesluit te nemen.
Voor het omgevingsplan van gemeente Meppel de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage A.
Voor het omgevingsplan van gemeente Hoogeveen de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage B.
Voor het omgevingsplan van gemeente De Wolden de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage C.
Voor het omgevingsplan van gemeente Coevorden de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage D.
Voor het omgevingsplan van gemeente Tynaarlo de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage E.
Voor het omgevingsplan van gemeente Westerveld de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage F.
Voor het omgevingsplan van gemeente Midden-Drenthe de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage G.
Voor het omgevingsplan van gemeente Assen de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage H.
Voor het omgevingsplan van gemeente Emmen de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage I.
Voor het omgevingsplan van gemeente Aa en Hunze de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage J.
Voor het omgevingsplan van gemeente Borger-Odoorn de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage K.
Voor het omgevingsplan van gemeente Noordenveld de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn vastgelegd in bijlage L.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Meppel
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Hoogeveen
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente De Wolden
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Coevorden
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Tynaarlo
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Westerveld
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Midden-Drenthe
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Assen
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Emmen
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Aa en Hunze
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Borger-Odoorn
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
In aanvulling op en/of in afwijking van de bepalingen in het omgevingsplan van de gemeente gelden de navolgende voorbeschermingsregels. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels van het omgevingsplan gelden alleen de voorbeschermingsregels.
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden:
Op de locatie ‘voorbeschermd provinciaal monument’ is het verboden zonder omgevingsvergunning het daar aanwezige monument, zoals omschreven in bijlage I:
Geen omgevingsvergunning is nodig voor normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort en kleur niet wijzigen en, indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, geldt niet voor een activiteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:
noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd; of
alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of
indien tuin- of parkaanleg deel uitmaakt van de redengevende omschrijving, voor zover de aanleg niet wijzigt.
De artikelen 22.287, 22.290 tot en met 22.294 van de bruidsschat omgevingsplan (aanvraagvereisten) zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg. En rekening houdt met de redengevende omschrijving behorend bij het monumentnummer, welk nummer staat opgenomen in bijlage I.
Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:
het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten;
het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
het conserveren en in stand houden van monumenten waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, bij voorkeur in situ.
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regel, bedoeld in artikel 2.5. Daarbij geldt dat:
als het gaat om een omgevingsvergunning die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument waarvan met name de archeologische waarden redengevend zijn, in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden die inhouden een plicht tot:
het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in situ kunnen worden behouden;
het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet;
als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de fundering of riolering van een monument, in ieder geval het voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden dat voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt verricht.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 en het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag bevoegd gezag is.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college van burgemeester en wethouders in plaats van tot het bevoegd gezag.
Gemeente Noordenveld
Gedeputeerde Staten kunnen provinciale monumenten aanwijzen en schrappen, en stellen regels voor het verrichten van activiteiten aan een monument. Tot aan de invoering van de Omgevingswet zijn de gemeenten bevoegd om aanvragen voor omgevingsvergunningen voor activiteiten af te handelen die zien op wijzigingen van een provinciaal monument. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving met betrekking tot provinciale monumenten.
De provincie wil deze taakverdeling behouden onder de Omgevingswet. De provincie heeft daarom instructieregels opgenomen in de Omgevingsverordening Drenthe 2023 om gemeenten een vergunningenstelsel voor provinciale monumenten in het omgevingsplan te laten opnemen. Voor de periode die gemeenten nodig hebben om deze instructieregels uit te voeren, gelden deze voorbeschermingsregels die enkele absolute verboden, een vergunningenstelsel en een adviesrecht instellen.
Onderdeel van de regels voor het vergunningenstelsel is een beoordelingsregel. Deze beoordelingsregel komt in de plaats van het criterium dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Met de beoordelingsregel wordt iets meer ruimte geboden voor maatwerk bij de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met de beoordelingsregel wordt ook aangesloten bij de regels die gelden voor rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de bijlage bij het voorbereidingsbesluit staat een lijst opgenomen van alle voorbeschermde provinciale monumenten per gemeente. De lijst bevat de monumentnummers, de naam en plaats van het monument en de beschermde onderdelen. Deze bijlage moet gezien worden in samenhang met de website www.provincialemonumentendrenthe.nl, waar meer gegevens over het monument staan openomen, waaronder de redengevende omschrijving. Deze redengevende omschrijving dient altijd te worden betrokken bij de beoordeling om een omgevingsvergunning.
De aanwijzing van gedeputeerde staten als adviseur heeft in verband met het systeem van de Omgevingswet alleen betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor zogeheten ‘binnenplanse’ omgevingsplanactiviteiten. Om te zorgen dat Gedeputeerde Staten ook adviseur zijn bij vergunningaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot provinciale monumenten, wijzen Gedeputeerde Staten deze aan als gevallen van provinciaal belang als bedoeld in artikel 16.15a van de Omgevingswet.
Meestal is het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een provinciaal monument. Het kan echter voorkomen dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogenoemde magneetactiviteit. De gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, kan op grond van de wet alleen advies uitbrengen aan B&W. Daarom is geregeld dat indien Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, de adviescommissie aan B&W advies uitbrengt. B&W brengen dat advies over aan Gedeputeerde Staten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-15623.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.