Beleidsregel niet-geografische bewegwijzering

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op de Omgevingswet en de daarbij behorende Regeling Omgevingswet, Besluit Omgevingswet en de AMvB’s;

 

BESLUITEN:

 

  • I.

    de Beleidsregel niet-geografische bewegwijzering vast te stellen;

  • II.

    de Beleidsregel niet-geografische bewegwijzering, zoals vastgesteld bij besluit van 13 december 2011, kenmerk 2011010360, Provinciaal Blad nummer 41 van 2011, in te trekken.

 

Beleidsregel niet-geografische bewegwijzering

 

In 2001 hebben Gedeputeerde Staten de Beleidsregel bewegwijzeringbeleid naar en aanduidingsbeleid van niet-geografische bestemmingen op de wegen in beheer bij de provincie Drenthe vastgesteld.

Aanleiding was de toenemende verkeersdrukte en de grote verscheidenheid aan toeristische bestemmingen, waardoor het belang van een duidelijke bewegwijzering van recreatief-toeristische bestemmingen toenam. Deze beleidsregel bevordert een uniform bewegwijzerings- en aanduidingssysteem en draagt in belangrijke mate bij tot een vlotte en veilige verkeersafwikkeling. Bovendien zijn met bewegwijzering verkeersstromen te beïnvloeden.

In 2008 is door het CROW een Richtlijn Toeristische Bewegwijzering waarin aandacht is besteed aan toeristische en recreatieve bestemmingen, omdat hier behoefte aan was bij diverse wegbeheerders. In 2014 is door het CROW, ter vervanging van onder andere de Richtlijn uit 2008, de Richtlijn bewegwijzering 2014, publicatie 322, vastgesteld.

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de wegen die in beheer en onderhoud zijn bij de provincie Drenthe. Het geeft aan in welke gevallen en onder welke voorschriften de provincie, in het belang van een veilig en doelmatig gebruik en ter bescherming van de fysieke leefomgeving op grond van de Omgevingsverordening Drenthe 2023, omgevingsvergunning verleent, van het verbod om activiteiten te verrichten in het beperkingengebied provinciale wegen.

 

Artikel 1, Begripsbepalingen

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    autorouteborden: borden die geplaatst worden om de 40 routes voor automobilisten langs diverse bezienswaardigheden aan te geven;

  • b.

    cafés: een café is een uitgaansgelegenheid waar dorpse of stadse zaken worden besproken onder het genot van allerlei soorten drank;

  • c.

    erftoegangsweg: erftoegangswegen zijn wegen met gemengd langzaam en gemotoriseerd verkeer, gelegen binnen en buiten de bebouwde kom, zonder rijrichtingscheiding, die erven ontsluiten;

  • d.

    evenement: georganiseerde tijdelijke gebeurtenis met een recreatief, cultureel, sportief of commercieel karakter, bedoeld om zoveel mogelijk publiek te trekken;

  • e.

    gebiedsontsluitingsweg: gebiedsontsluitingswegen zijn wegen, of met volledige geslotenverklaring voor langzaam verkeer, of waarop tevens landbouwverkeer rijdt, gelegen binnen en buiten de bebouwde kom met een ontsluitende functie die de weg met de stroomweg verbindt, met in de meeste gevallen een vrij liggend fietspad;

  • f.

    grensborden: borden die geplaatst worden in de nabijheid van lands-, provincie-, gemeente- of gebiedsgrenzen;

  • g.

    groepsaccommodatie: accommodatie voor groepen (niet kleinschalig), zoals groepsverblijven, kamphuizen, hotels, hostels, jeugdherbergen, kampeerboerderijen, logiesaccommodaties behorende tot zeilscholen en maneges en dergelijke;

  • h.

    informatiepaneel: een paneel waarin zich informatiemateriaal bevindt over de regio of over de stad of agglomeratie waarop het informatiepunt betrekking heeft;

  • i.

    kampeerterrein: terrein voor het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf met tenminste wasgelegenheid en toiletten en 40 of meer standplaatsen;

  • j.

    kanorouteborden: borden die geplaatst worden om kano's om kwetsbare gebieden heen te leiden en om toeristische kanoroutes die terugkomen op het vertrekpunt aan te geven;

  • k.

    klein kampeerterrein bij de boer/particulier: kampeerterrein met maximaal 10 standplaatsen met mogelijkheid tot uitbreiding naar 15 standplaatsen voor een korte periode per jaar, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders;

  • l.

    klein kampeerterrein: kampeerterrein met minder dan 40 standplaatsen en maximaal 100 personen;

  • m.

    knooppuntenborden: borden die op het knooppunt van een knooppuntennetwerk-fietsroute geplaatst worden en de richtingen aangeven van de volgende knooppunten;

  • n.

    knooppuntennetwerkborden: borden voor het knooppuntennetwerk van fietsroutes, bestaande uit de borden uit de leden j, k, l en m;

  • o.

    landelijke fietsrouteborden: borden die geplaatst worden voor fietstochten die niet op het vertrekpunt terugkomen, maar gestrekte trajecten vormen;

  • p.

    natuurkampeerterrein: klein kampeerterrein met maximale oppervlakte van 1 ha, dat deel uitmaakt van een aaneengesloten gebied van 25 ha, waarvan tenminste de helft bestaat uit bos- of natuurgebied, beheerd door een natuurlijk en/ of rechtspersoon;

  • q.

    passanten: kampeerders die voornemens zijn slechts 1 nacht op het terrein te verblijven;

  • r.

    restaurant: bedrijf waarvan het verstrekken van eten en drinken en eventueel logies de enige consumentengerichte activiteiten zijn;

  • s.

    richtlijn: de Richtlijn bewegwijzering 2014 CROW, publicatie 322;

  • t.

    rondrij-routeborden: borden die geplaatst worden om de fietsroutes aan te geven die altijd terugkomen op het vertrekpunt;

  • u.

    stroomweg: stroomwegen zijn wegen gelegen buiten de bebouwde kom met een stroomfunctie en berekend om auto's met een hoge snelheid vlot en veilig te verwerken;

  • v.

    strokenborden: losse stroken van borden waarmee naar objecten wordt verwezen;

  • w.

    toeristische routeborden: borden die geplaatst worden om de diverse wandel-, fiets-, auto- en kanoroutes aan te geven;

  • x.

    toeristisch-recreatief object: een voorziening die door de aard, omvang en wijze van beheer is ingericht op verzoek van recreanten of een vergelijkende functie heeft. Het object moet gedurende een vaste periode van minimaal 6 maanden per jaar geopend zijn en er moet sprake zijn van een duidelijk waarneembaar begrensd gebied met een beperkt aantal in-/toegangen;

  • y.

    tracéborden: borden die langs de route tussen de knooppunten geplaatst worden, deze kunnen worden voorzien van een onderbord;

  • z.

    verwijsborden: borden die op het traject tussen een knooppuntennetwerk en een grotere plaats geplaatst worden;

  • aa.

    voorwaarschuwingsborden: borden die geplaatst worden ter attendering van de fietser van een route van het knooppuntennetwerk op een verderop gelegen knooppunt;

  • ba.

    wandelrouteborden: borden die geplaatst worden om rondgaande en langeafstandswandelroutes aan te geven;

Artikel 2, Uitgangspunten

 

  • a.

    Vanaf provinciale wegen (buiten de kom) wordt, behoudens uitzonderingen, niet verwezen naar objecten gelegen binnen de bebouwde kom.

  • b.

    Er wordt, tenzij dit uit een oogpunt van verkeersgeleiding en -veiligheid wenselijk is, geen aparte verwijzing geplaatst zolang er op basis van de algemene geografische bewegwijzering kan worden gereden naar een geografische bestemming waarmee de niet-geografische bestemming wordt geassocieerd.

  • c.

    Een eenmaal in de bewegwijzering opgenomen aanduiding wordt voortgezet totdat het desbetreffende doel is bereikt of totdat de aanduiding niet meer noodzakelijk is.

Artikel 3, Criteria voor verwijzing

 

  • a.

    Een toeristisch-recreatief object wordt aangegeven afhankelijk van het aantal bezoekers, de aard van de weg en de afstand van de weg tot het object, tenzij er ten behoeve van de toegang tot het object een aansluiting of zijweg is aangelegd.

  • b.

    De objecten waarnaar wordt verwezen, hebben een lokaal karakter en zijn te verdelen in objecten van plaatselijk belang en objecten van algemeen belang.

  • c.

    Langs stroomwegen worden symbolen voor de voorzieningen voor weggebruikers opgenomen in de algemene bewegwijzering.

  • d.

    Plaatsing van een verwijzing mag geen direct of indirect gevaar opleveren voor de verkeersveiligheid.

Artikel 4, Vergunningverlening en weigeringsgronden/gronden voor verwijdering

 

  • a.

    Er wordt geen omgevingsvergunning verleend voor strokenborden langs stroomwegen.

  • b.

    Omgevingsvergunning kan worden verleend in de in deze beleidsregel genoemde gevallen of als voldaan wordt aan het bepaalde in deze beleidsregel.

  • c.

    Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • d.

    Borden die niet meer aan de criteria van deze beleidsregel of de richtlijn voldoen worden, na overleg met de vergunninghouder, verwijderd.

Artikel 5, Stroomwegen

 

  • a.

    Er mag onder bepaalde voorwaarden verwezen worden naar toeristisch-recreatieve objecten.

  • b.

    Er mag verwezen worden naar industrieterreinen vanaf 10 ha oppervlakte.

  • c.

    Logiesverstrekkende bedrijven worden aangeduid indien zij te bereiken zijn via een veilige route, beschikt over voldoende parkeerplaatsen en er niet meer dan 1 km afstand is tussen de desbetreffende weg en het bedrijf.

  • d.

    Kampeerterreinen worden aangeduid indien zij te bereiken zijn via een veilige route, de terreinen accommodatie bieden aan passanten en er niet meer dan 4 km afstand is tussen de desbetreffende weg en het bedrijf.

  • e.

    Op verzorgingsplaatsen langs stroomwegen kunnen informatiepanelen aangebracht worden. Deze informatiepanelen worden aangeduid door middel van een "i - symbool" geïntegreerd in de geografische bewegwijzering.

  • f.

    Het P+R-symbool wordt langs stroomwegen in de geografische bewegwijzering voor de afslaande richting opgenomen.

  • g.

    Vliegvelden worden aangeduid indien zij bestemd zijn voor de burgerluchtvaart.

Artikel 6, Gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen

 

  • a.

    Er mag onder bepaalde voorwaarden verwezen worden naar toeristisch-recreatieve objecten.

  • b.

    Parkeerplaatsen worden aangeduid indien dat in het belang is van het verkeer.

  • c.

    Tankstations worden aangeduid als ze onmiddellijk langs de weg zijn gelegen, een inrit hebben op de provinciale weg en vanaf de aanrijrichting slecht zichtbaar zijn.

  • d.

    Restaurants worden aangeduid indien zij veilig te bereiken zijn, beschikt over voldoende parkeerplaatsen bij het bedrijf of in de directe omgeving en het restaurant niet verder dan 500 meter van de desbetreffende doorgaande weg af is gelegen.

  • e.

    Kampeerterreinen worden aangeduid indien de terreinen accommodatie bieden aan passanten en er niet meer dan 4 km afstand is tussen de desbetreffende weg en het bedrijf.

  • f.

    Kleine kampeerterreinen kunnen worden aangeduid indien zij binnen of buiten de bebouwde kom zijn gelegen, vanaf de dichtbijgelegen doorgaande route en met een maximale afstand tussen de verwijzing en het terrein van 2 km.

  • g.

    Kampeerterreinen met uitsluitend vaste standplaatsen en bungalowparken worden aangeduid, met een symbool in de bewegwijzering, indien de interlokale bewegwijzering niet meer gevolgd kan worden om het doel te bereiken, er sprake is van een speciale toegangsweg, er 10 of meer woningen in bedrijfsmatige verhuur aanwezig zijn en de afstand tussen de verwijzing en het complex minder dan 2 km is.

  • h.

    Groepsaccommodaties worden aangeduid indien de interlokale bewegwijzering niet meer gevolgd kan worden om het doel te bereiken, er sprake is van een speciale toegangsweg, er minimaal 20 slaapplaatsen zijn en de afstand tussen de verwijzing en de accommodatie minder dan 2 km is.

  • i.

    Een carpoolplaats wordt aangeduid met een verwijzing in de nabijheid van de carpoolplaats.

  • j.

    Informatiepanelen kunnen binnen en buiten de bebouwde kom geplaatst worden. Deze informatiepanelen worden aangeduid door middel van een "i-symbool" geïntegreerd in de geografische bewegwijzering.

  • k.

    Cafés worden aangeduid indien het veilig bereikbaar is, het in principe rechtstreeks aan de desbetreffende weg ligt en het beschikt over voldoende parkeerterrein bij het bedrijf of in de directe omgeving.

  • l.

    Industrieterreinen worden aangeduid, waarbij geen minimumoppervlakte wordt aangehouden.

  • m.

    Vliegvelden worden aangeduid indien zij bestemd zijn voor de burgerluchtvaart.

Artikel 7, Uitzonderingen kampeerterreinen

 

In uitzonderingsgevallen kan worden afgeweken van de afstandscriteria genoemd in artikel 5 sub d en artikel 6 sub f.

 

Artikel 8, Partycentra en conferentieoorden

 

Voor partycentra en conferentieoorden gelden dezelfde uitgangspunten als onder cafés vermeld.

 

Artikel 9, Grensborden

 

  • a.

    Nabij de EU-landgrenzen worden borden geplaatst waaruit blijkt dat het land deel uitmaakt van de Europese unie.

  • b.

    Bij landgrenzen worden, ter informatie voor het inkomende verkeer, borden geplaatst met informatie over de maximumsnelheden.

  • c.

    Op de provinciegrens worden provinciegrensborden geplaatst.

  • d.

    Op de gemeentegrenzen worden gemeentegrensborden geplaatst.

  • e.

    Nabij de grens van een streek worden streekgrensborden geplaatst.

  • f.

    Op een zichtbare kruising van de weg met een rivier en/of kanaal kunnen riviernaamborden worden geplaatst.

  • g.

    Op de grens van gebieden van Staatsbosbeheer, waterschappen kunnen grensborden worden geplaatst.

Artikel 10, Toeristische routeborden

 

  • a.

    Autoroutes worden in één richting aangeduid met zeskantige borden, voor kruisingen en afslagen.

  • b.

    Lokale/regionale rondrijroutes voor de fietser worden in één richting aangeduid met zeshoekige routeborden.

  • c.

    Landelijke fietsroutes worden in beide richtingen (een A- en B-richting) aangeduid met rechthoekige borden.

  • d.

    Knooppuntennetwerken worden aangeduid met rechthoekige borden. Ter plaatse van een knooppunt wordt een informatiepunt geplaatst met knooppuntenkaarten van de omgeving en tussen de knooppunten worden tracéborden geplaatst.

  • e.

    Rondgaande wandelroutes worden in één richting aangeduid met zeshoekige borden.

  • f.

    Langeafstandwandelroutes worden aangeduid met roodwitte stickers of strepen.

Artikel 11, Radiofrequentieborden

 

In het belang van de verkeersveiligheid kunnen radiofrequentieborden bij het binnenkomen van de provincie geplaatst worden en op enkele plekken herhaald worden.

 

Artikel 12, Kosten

 

Alle kosten voor het vervaardigen, plaatsen, beheer en onderhoud en verwijderen van de borden naar niet-geografische bestemmingen, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van deze regeling, komen voor rekening van de aanvrager.

 

Artikel 13, Aanvraagprocedure strokenborden

 

  • a.

    De aanvraag omgevingsvergunning voor plaatsing van strokenborden wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten van Drenthe.

  • b.

    De strokenborden worden op kosten van de vergunninghouder geplaatst, beheerd, onderhouden en verwijderd door een door Gedeputeerde Staten gecontracteerde private onderneming.

Artikel 14, Afwijkingsbevoegdheid

 

In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van het bepaalde in deze beleidsregel.

 

Artikel 15, Overgangsbepalingen

 

  • a.

    De Beleidsregel niet-geografische bewegwijzering, zoals vastgesteld bij hun besluit van 16 december 2011, kenmerk 2011010360, Provinciaal Blad nummer 41 van 2011, wordt ingetrokken.

  • b.

    Op deze beleidsregel is de Richtlijn bewegwijzering 2014, publicatie 322, van toepassing.

  • c.

    Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

  • d.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel niet-geografische bewegwijzering.

 

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGEL NIET-GEOGRAFISCHE BEWEGWIJZERING

 

Artikel 2

  • a.

    Vanwege de concentratie van bedrijven binnen de kom zou een groot aantal verwijzingen nodig zijn. Dat leidt tot onoverzichtelijke situaties. Het verwijzen in de bebouwde kom zelf wordt aan gemeenten overgelaten.

  • b.

    Enkele symbolen die informatie over een bestemming geven worden geïntegreerd in de algemene bewegwijzering. Voorbeelden zijn het vliegveldsymbool, het industrieterreinsymbool, het recreatieterreinsymbool en het nationaal parksymbool.

  • -

    De symbolen die niet in de algemene bewegwijzering zijn geïntegreerd worden, voor zover het gaat om ontsluitingswegen en erftoegangswegen, opgenomen in de zogenaamde objectbewegwijzering.

  • -

    In het geval er sprake is van een grote verkeersaantrekkende of moeilijk te vinden bestemming, kan er besloten worden de verwijzing te integreren in de interlokale bewegwijzering.

 

Artikel 3

  • a.

    Voor bewegwijzering wordt met een toeristisch-recreatief object gelijkgesteld een evenement dat langer dan 7 dagen opeenvolgend of periodiek plaatsvindt.

    • -

      Voor de afstanden die gelden om voor verwijzing in aanmerking te komen, zie de bijbehorende artikelen van de soort weg waar de verwijzing moet komen, artikel 5 of artikel 6.

  • b.

    Objecten van plaatselijk belang worden afzonderlijk aangeduid.

    • -

      Objecten van algemeen belang, zoals ziekenhuizen, stadions, evenementenhallen etc., worden in beginsel geïntegreerd in de lokale bewegwijzering indien er sprake is van een verkeersaantrekkende bestemming of moeilijke vindbaarheid.

  • c.

    Langs stroomwegen wordt geen verwijzing toegestaan met strokenborden om de veiligheid voor de weggebruikers in stand te houden.

    • -

      Langs stroomwegen worden alleen weggebonden parkeerplaatsen opgenomen in de algemene bewegwijzering. Tankstations worden gecombineerd met een parkeerplaats.

    • -

      Restaurants die voorzien zijn van een verzorgingsplaats worden met een symbool in de algemene bewegwijzering opgenomen.

    • -

      Voor overige voorzieningen zie artikel 5.

  • d.

    Een voorverwijzing langs een gebiedsontsluitingsweg zonder snelheidsbeperking wordt 200 m voor de afslag geplaatst. Een voorverwijzing langs een gebiedsontsluitingsweg met snelheidsbeperking en erftoegangswegen wordt geplaatst op 50 m voor de afslag.

  • e.

    Er kunnen met het oog op bescherming van het landschap en de verkeersveiligheid nadere eisen worden gesteld aan de omgevingsvergunning, in de vorm van voorwaarden en/of beperkingen. Uitgangspunt is ook hier dat de er niet verwezen wordt indien het object met de geografische bewegwijzering te bereiken is. Afhankelijk van het bord, de gewenste locatie en van het object, waarop het bord betrekking heeft, kunnen nadere eisen onder meer zijn:

    • -

      maximum aantal borden per object of gebied

    • -

      afstand tussen te plaatsen borden en/of plek van te plaatsen borden

    • -

      leesbaarheid van de uiting op het bord

    • -

      maten van het bord

    • -

      kleurstelling en vorm(geving) van het bord

    • -

      verlichting van het bord of gebruik van fluorescerend of reflecterend materiaal

    • -

      noodzakelijk geachte staat van onderhoud

 

Artikel 4

 

  • a.

    Langs stroomwegen wordt niet verwezen met strokenborden. De voorzieningen voor weggebruikers die voor verwijzing in aanmerking komen worden met een symbool opgenomen in de normale bewegwijzering, zoals aangegeven in artikel 3c. De voorzieningen die in aanmerking komen voor een verwijzing met een symbool in de normale bewegwijzering zijn opgenomen in artikel 5.

  • b.

    Borden die niet voldoen aan de criteria die zijn gesteld in deze beleidsregel worden verwijderd. Hieronder vallen tevens borden waarvan hetgeen het bord naar verwijst zodanig veranderd is dat het niet meer in aanmerking zou komen voor een bord.

  • -

    Daarnaast kan er sprake zijn van een wijziging in de wegenstructuur, kan er een verkeersmaatregel getroffen zijn en kan er een richtlijn van een andere categorie weg van toepassing zijn geworden, waardoor een aanduiding niet meer in overeenstemming is met de richtlijn.

 

Artikel 5

 

  • a.

    Om permanente bewegwijzering te verkrijgen moet er bij een stroomweg sprake zijn van een minimum aantal bezoekers van 25.000, waarbij de rijafstand van het toeristisch recreatieve object tot de weg maximaal 10 km mag zijn.

  • c.

    De logiesvertrekkende bedrijven worden in de algemene bewegwijzering aangeduid met een bedsymbool.

  • -

    Om voor een verwijzing in aanmerking te komen dient er sprake te zijn van een veilige route die het woon en leefmilieu niet aantast.

  • -

    De afstand tussen de weg waar de bewegwijzering wordt geplaatst en het bedrijf waarvoor het geplaatst wordt mag niet meer dan 1 km bedragen. Dit wordt gerekend vanaf het einde van de afrit van het bedrijf.

  • d.

    Kampeerterreinen worden in de algemene bewegwijzering aangeduid. Ten behoeve van rondtrekkende kampeerders worden terreinen van minstens 1 ha aangeduid door middel van een symbool.

  • -

    Om voor een verwijzing in aanmerking te komen dient er sprake te zijn van een veilige route die het woon en leefmilieu niet aantast.

  • -

    De afstand tussen de weg waar de bewegwijzering wordt geplaatst en het bedrijf waarvoor het geplaatst wordt mag niet meer dan 4 km bedragen. Dit wordt gerekend vanaf het einde van de afrit van het bedrijf.

  • f.

    Het P+R-symbool wordt in de geografische bewegwijzering opgenomen, voor de afslaande richting en alleen bij de afrit die naar de voorziening leidt. Dit wordt gecontinueerd langs de overige wegen en geïntegreerd in de bewegwijzering.

  • g.

    Vliegvelden worden niet aangeduid als het gaat om militaire vliegvelden. De vliegvelden voor burgerluchtvaart worden aangeduid met een vliegveldsymbool in de normale bewegwijzering.

 

Artikel 6

 

  • a.

    Om permanente bewegwijzering te verkrijgen moet er bij gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen sprake zijn van een rijafstand van het toeristisch recreatieve object tot de weg van maximaal 5 km.

  • c.

    Het tankstation moet veilig bereikbaar zijn; dit kan onder meer inhouden dat er slechts vanuit 1 richting wordt verwezen.

d./e. Uit het oogpunt van veiligheid kan het betekenen dat een bedrijf slechts vanuit 1 richting en/of voor bepaalde categorieën voertuigen wordt aangeduid.

  • -

    Het bedrijf moet buiten de bebouwde kom liggen. In principe moet zij gelegen zijn aan de desbetreffende weg. Wanneer dit niet het geval is en zij aan een zijweg is gelegen, is verwijzing toegestaan indien zij aan de genoemde voorwaarde voldoet. De verwijzing moet dan tevens gecontinueerd worden langs de zijweg.

  • l.

    In principe moet het café rechtstreeks aan de desbetreffende weg liggen, maar ook cafés die gelegen zijn aan een zijweg kunnen in aanmerking komen voor aanduiding, op voorwaarde dat de afstand niet meer bedraagt dan 500 m tussen het bedrijf en de desbetreffende weg en de verwijzing gecontinueerd wordt langs de zijweg.

  • n.

    Vliegvelden worden niet aangeduid als het gaat om militaire vliegvelden.

 

Artikel 8

 

Bij uitzonderingsgevallen voor het afwijken van de genoemde afstand kan onder meer gedacht worden aan een uitzonderlijke wegenstructuur, waardoor men moet omrijden, een situatie waarbij sprake is van een groter gebied waarbinnen meerdere terreinen gelegen zijn die voor verwijzing in aanmerking komen, maar niet binnen de gewenste afstand van de weg gelegen zijn of situaties waarin over grote afstand voor en na de desbetreffende aansluiting geen terreinen zijn aangeduid.

 

Artikel 9

 

  • a.

    De EU-landgrensborden worden in het blauw uitgevoerd met gele sterren en voor het overige witte opschriften.

  • c.

    De provinciegrensborden vervullen een functie als referentiepunt en worden overeenkomstig geplaatst.

  • d.

    De gemeentegrensborden vervullen een functie als referentiepunt en worden overeenkomstig geplaatst.

  • e.

    De streekgrensborden vormen een referentiepunt voor de weggebruiker die op weg is naar zijn bestemming. Op het bord wordt de naam van de streek vermeld die men binnengaat. Hieraan kunnen symbolen worden toegevoegd ter karakterisering van de desbetreffende streek.

  • f.

    De riviernaamborden kunnen voor de weggebruiker van belang zijn als referentiepunt onderweg en worden overeenkomst geplaatst.

 

Artikel 10

 

  • a.

    De autorouteborden verwijzen naar autoroutes met een maximale lengte van 100 km en lopen zo veel mogelijk langs bezienswaardigheden en voorzieningen om te wandelen. De borden worden in de rechterberm geplaatst op circa 50 m voor een kruising of uitvoegstrook. Op wegen met een maximumsnelheid van meer dan 50 km per uur wordt een voorwegwijzer geplaatst op circa 200 m voor dat punt. De borden worden uitgevoerd in de kleurstelling wit en bruin.

  • b.

    De rondrij-routeborden voor de fietser verwijzen naar rondrij-routes met een lengte variërend van 25 km tot 50 km. De borden worden in de rechterberm geplaatst op 10 m tot 15 m voor het actiepunt. Op kruispunten worden borden van verschillende routes op één paal samengebracht. De borden worden voorzien van groene symbolen en teksten, waarbij het formaat van het bord wordt afgestemd op de omgeving.

  • c.

    De borden voor landelijke fietsroutes verwijzen naar fietsroutes die gestrekte trajecten door het hele land vormen en variëren van 100 km tot 300 km. De landelijke fietsroutes zijn onderling verbonden met elkaar. De borden worden in de rechterberm geplaatst op 10 m tot 15 m voor het actiepunt. Op kruispunten worden borden van verschillende routes op één paal samengebracht. De borden worden voorzien van groene symbolen en teksten, waarbij het formaat van het bord wordt afgestemd op de omgeving.

  • d.

    De borden voor knooppuntnetwerken verwijzen naar fietspaden en autoluwe landelijke wegen waarmee fietsers zelf hun fietstochten kunnen vaststellen, waarbij de afstanden variëren van 10 km tot 40 km. Op elk knooppunt wordt verwezen naar de eerstvolgende knooppunten in alle richtingen, door middel van een informatiepaneel met een knooppuntenkaart van de omgeving.

  • -

    Voorwaarschuwingsborden worden geplaatst ter attendering van de gebruiker op een verderop gelegen knooppunt. Een voorwaarschuwingsbord kan een onderbord van een tracébord zijn, waarbij de afstand tot het knooppunt afhankelijk is van het voorlaatste tracébord, maar nooit minder dan 150 m en nooit meer dan 2 km tot het knooppunt mag zijn.

  • -

    Verwijsborden worden op het traject tussen een netwerk en een grotere plaats geplaatst. Buiten de bebouwde kom zal een klein bord geplaatst worden, binnen de bebouwde kom en in onoverzichtelijke situaties worden grotere borden geplaatst.

  • -

    Alle hiervoor genoemde borden worden in de rechterberm geplaatst op 10 m tot 15 m voor het actiepunt. Op kruispunten worden borden van verschillende routes op één paal samengebracht. De borden worden voorzien van groene symbolen en teksten, waarbij het formaat van het bord wordt afgestemd op de omgeving.

  • e.

    De borden voor wandelroutes verwijzen naar rondwandelingen met een lengte van 2 km tot 10 km en brengen een bijzonder aspect van de stad, het dorp of gebied onder de aandacht. Op het startpunt wordt een paneel met informatie geplaatst. In het buitengebied worden de borden op bermplanken in de rechterberm geplaatst op circa 5 m voor het actiepunt. Binnen de bebouwde kom worden de borden geplaatst op flespalen of wegmeubilair. De borden worden voorzien van bruine opschriften op een witte achtergrond.

 

Artikel 11

 

De radiofrequentieborden worden in het blauw uitgevoerd met witte opschriften.

 

Artikel 13

 

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd aanvragen betrekking hebbend op niet-geografische bewegwijzering in behandeling te nemen en deze bewegwijzering langs haar wegen te plaatsen.

Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben een contract gesloten met een uitvoerder die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de niet-geografische bewegwijzering. Gedeputeerde Staten hebben hiertoe besloten om de uniformiteit van bebording te waarborgen en in verband met veiligheidsoverwegingen.

Zodra de omgevingsvergunning is verleend, is de vergunninghouder gehouden een leasecontract met deze uitvoerder te sluiten. Dit ten behoeve van de plaatsing, het beheer, onderhoud en schadeherstel niet-geografische bewegwijzering.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

Assen, 17 mei 2022

Kenmerk 4.7/2022000761

 

Uitgegeven: 29 december 2023

 

Naar boven