Besluit van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland tot wijziging van beleidsregels voor natuurbescherming (Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022)

Besluit van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland van 5 december 2023, kenmerk 368637 tot wijziging van beleidsregels voor natuurbescherming (Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022).

 

Gedeputeerde staten van de provincie Zeeland;

overwegende dat,

het gewenst is om de Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022 te wijzigen, omdat:

  • de huidige beleidsregels niet voorzien in de mogelijkheid om gebiedsgerichte ontheffingen te verlenen op basis van een pre-SMP;

  • een pre-SMP, en de gebiedsgerichte ontheffing die op basis daarvan verleend kan worden, een tijdelijke oplossing vormt voor de voortgang van de energietransitie binnen de kaders van de Wet natuurbescherming;

  • de Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022, laatst gewijzigd vastgesteld bij besluit van 30 mei 2023, kenmerk 315317, daarvoor moet worden aangepast;

gelet op:

  • de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 1.12 van de Wet natuurbescherming;

besluiten de Beleidsregels Natuurwetgeving Zeeland 2022 als volgt te wijzigen:

 

Artikel I Wijziging hoofdstuk 3 van de Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022

A.

Na artikel 3.9 wordt de volgende afdeling en worden de volgende artikelen ingevoegd:

 

Afdeling 3.3 Gebiedsgerichte ontheffingen

 

Artikel 3.1 0 Soortenmanagementplan (SMP)

  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen een gebiedsgerichte ontheffing van de verboden, zoals bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid, en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, verlenen op basis van een Soortenmanagementplan (SMP).

  • 2.

    Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:

    • a.

      voor een reeks ingrepen de locaties of de planning of de uitvoering nog niet vaststaan, en

    • b.

      de ingrepen zullen plaatsvinden binnen een afgebakend plangebied waarbij de effecten van de ingrepen nog niet volledig zijn te overzien.

    • c.

      het SMP tenminste de informatie bevat zoals benoemd in bijlage 4.

    • d.

      het SMP is geschreven door, of onder verantwoordelijkheid van een ervaren ecoloog, zoals bedoeld in bijlage 1 (begrippenlijst).

Artikel 3.11 pre-SMP methodiek

  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen een gebiedsgerichte ontheffing op basis van de pre-SMP methodiek aan gemeenten verlenen voor uitsluitend de verduurzaming van grondgebonden woningen in particulier eigendom.

  • 2.

    Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:

    • a.

      de gemeente in een pre-Soortenmanagementplan beschrijft hoe het verlies aan kraamverblijfplaatsen door de gemeente wordt gecompenseerd, zoals beschreven in bijlage 5; en,

    • b.

      de verduurzaming zoals bedoeld lid 1 wordt uitgevoerd volgens de pre-SMP methodiek “natuurvriendelijk isoleren” voor verduurzamingswerkzaamheden, zoals beschreven in bijlage 5; en,

    • c.

      is verzekerd dat gedurende de looptijd van de ontheffing als bedoeld in het eerste lid, een aanvraag voor een opvolgende gebiedsgerichte ontheffing op basis van een Soortenmanagementplan wordt voorbereid.

B.

De volgende begripsbepalingen worden aan Bijlage 1 toegevoegd (op alfabetische volgorde) en komen als volgt te luiden:

  • pre-SMP methodiek: werkwijze die voorziet in de bescherming van populaties gebouwbewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP).

  • ervaren ecoloog: minimaal 3 jaar aantoonbare veldervaring op het gebied van de betreffende soorten. Onder een deskundige wordt tevens verstaan:

    • Hij/zij heeft een afgeronde hbo- of universitaire opleiding, met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie;

    • Hij/zij heeft een afgeronde mbo-opleiding, met als zwaartepunt de flora en fauna, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten;

    • Hij/zij is werkzaam voor een ecologisch adviesbureau, zoals een bureau dat is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus;

    • Hij/zij is als ecoloog of adviseur/specialist ecologie werkzaam voor een (semi)overheidsinstantie zoals het Ministerie van Economische Zaken, het Ministerie van Defensie, Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf, provincies, waterschappen, hoogheemraadschappen, gemeenten, omgevingsdiensten en drinkwaterbedrijven;

    • Hij/zij zet zich aantoonbaar actief in op het gebied van de soortenbescherming en is werkzaam of aangesloten bij de volgende Nederlandse organisaties: Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied;

    • Hij/zij zet zich aantoonbaar actief in op het gebied van de monitoring en/of bescherming van desbetreffende beschermde soorten.

C.

Na Bijlage 2 worden bijlage 3 en 4 toegevoegd:

 

Bijlage 3 Gebiedsgerichte ontheffingen op basis van een Soortenmanagementplan

Om de aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing te kunnen beoordelen, verstrekt de aanvrager een soortenmanagementplan. Dit soortenmanagementplan (SMP) bevat in elk geval de volgende informatie:

  • 1.

    Inleidende documentatie:

    • a.

      Algemene informatie over het gebied waarbinnen het SMP geldt;

    • b.

      Omschrijving van alle geplande activiteiten;

    • c.

      Korte samenvatting van de aanwezige soorten, functies van het leefgebied voor deze soorten, en netwerk(en) van deze soorten;

    • d.

      Globale ambitie en meerwaarde voor het plangebied van een gebiedsgerichte ontheffing;

    • e.

      Concrete verbodsbepalingen waar de vergunning voor aangevraagd wordt;

    • f.

      Onderbouwing van het wettelijk belang voor de vergunningplichtige activiteiten;

    • g.

      Onderbouwing van de alternatievenafweging voor de vergunningplichtige activiteiten;

    • h.

      Effect van het SMP op de staat van instandhouding van de beschermde soorten.

  • 2.

    Basisonderzoek:

    • a.

      Literatuur- en bronnenonderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten;

    • b.

      Gebiedsdekkende quickscan (onderzoek naar de potentiële aanwezigheid van beschermde soorten):

      • i.

        Identificatie van kansrijke structuren en objecten voor beschermde soorten (hotspots, functioneel leefgebied, belangrijk foerageergebied, belangrijke vliegroutes, bijzondere locaties waar meerdere bijzondere functies samen komen, kraam- en massawinterverblijfplaatsen, grote of geïsoleerde kolonies, etc.);

      • ii.

        Verkennende veldbezoeken.

    • c.

      Soortgericht (nader) onderzoek:

      • i.

        Specificatie van en toelichting op de onderzoekinspanning en -intensiteit, rekening houdend met de eigenschappen van soorten, waaronder hun zeldzaamheid;

      • ii.

        De gebruikte methodieken, middelen en werkwijze:

        • Er dient gebruik gemaakt te worden van de meest recente, vastgestelde soort-specifieke onderzoeksprotocollen. Indien hier van afgeweken wordt, dan dient de afwijking goed navolgbaar gemotiveerd (of gevalideerd) te worden, op een manier die voor het bevoegd gezag toetsbaar is op noodzaak en effect;

        • Het soortgerichte onderzoek is gebiedsdekkend. Indien hiervan afgeweken wordt, dan dient de afwijking goed navolgbaar gemotiveerd te worden, op een manier die voor het bevoegd gezag toetsbaar is op noodzaak en effect;

        • Nestplaatsen van huismussen en gierzwaluwen en belangrijke en kwetsbare verblijfplaatsen (robuuste kraamverblijfplaatsen en massawinterverblijfplaatsen) van vleermuizen dienen tot op huisnummer-niveau in kaart gebracht te zijn. Indien hiervan afgeweken wordt, dan dient de afwijking goed navolgbaar gemotiveerd te worden, op een manier die voor het bevoegd gezag toetsbaar is op noodzaak en effect;

      • iii.

        Een heldere beschrijving van de onderzoeksresultaten, inclusief overzichtelijke kaarten en tabellen;

      • iv.

        Conclusies en discussies;

      • v.

        Een overzicht van gebruikte bronnen, zoals raadpleegbare, openbare databases en onderzoeksrapporten.

  • 3.

    Effectbepaling:

    • a.

      Overzicht van de kwetsbare gebieden en essentiële functies in het landschap voor de instandhouding van beschermde soorten gelegen in en grenzend aan het SMP-gebied indien binnen de invloedssfeer van de activiteiten;

    • b.

      Beschrijving van de activiteiten (incl. verspreiding en planning van de activiteiten) met negatieve effecten op beschermde soorten, functies en netwerken (functioneel leefgebied);

    • c.

      Duidelijke analyse van wat dit concreet betekent voor de staat van instandhouding van de betreffende soorten en het lokaal voorkomen van de soorten in het plangebied;

  • 4.

    Mitigatie- en compensatieplan:

    • a.

      Beschrijving van hoeveel nesten/verblijfplaatsen er (eventueel) in hetzelfde gebied onder een vergunning op basis van een pre-SMP zijn verwijderd en gecompenseerd;

    • b.

      Omschrijving van maatregelen om te voldoen aan de ambitie, zoals beschreven in de inleiding:

      • i.

        Omschrijving van de wijze waarop oorspronkelijke verblijfplaatsen behouden blijven;

      • ii.

        Omschrijving van de wijze waarop oorspronkelijke verblijfplaatsen gereconstrueerd worden;

      • iii.

        Omschrijving van de wijze waarop alternatieve voorzieningen ter compensatie worden toegepast, rekening houdend met het onderscheid tussen tijdelijke, permanente, experimentele en bewezen effectieve maatregelen:

        • Deze voorzieningen worden, passend bij de ecologische functionaliteit van het gebied, voldoende gevarieerd toegepast, met betrekking tot typen voorzieningen en locaties;

        • Niet bewezen effectieve maatregelen tellen voor 50% mee als alternatieve maatregel, maar alleen wanneer de overige 50% aan maatregelen bestaan uit bewezen effectieve maatregelen.

  • 5.

    Monitorings- en Evaluatieplan:

    • a.

      Omschrijving van de wijze waarop de uitgevoerde activiteiten en maatregelen worden gemonitord;

    • b.

      Omschrijving van de wijze waarop de populatie-ontwikkeling van relevante soorten in het plangebied gemonitord wordt;

    • c.

      Omschrijving van de wijze waarop belangrijke en essentiële functies en de meest kwetsbare verblijfplaatsen gemonitord worden;

  • 6.

    Procesbeschrijving, administratie- en managementplan:

    • a.

      Omschrijving van de wijze waarop activiteiten en maatregelen worden geregistreerd, tenminste met behulp van een actuele digitale GIS-database en logboek;

    • b.

      Een omschrijving van de wijze waarop de gemeentelijke regie op de uitvoering van het SMP is georganiseerd (op functie-niveau);

    • c.

      Een omschrijving van de handelwijze bij calamiteiten.

    • d.

      Aan te leveren documenten gedurende een SMP:

      • i.

        Startmelding;

      • ii.

        Tussentijdse melding (bij deelprojecten van > 1 jaar);

      • iii.

        Melding van calamiteiten en incidenten;

      • iv.

        Eindmelding;

      • v.

        Jaarlijkse voortgangsrapportage SMP.

Bijlage 4 Gebiedsgerichte ontheffingen op basis van een pre-Soortenmanagementplan

 

Doel: Populaties gebouwbewonende soorten beschermen bij particuliere verduurzamingswerkzaamheden door het verlenen van gebiedsgerichte ontheffingen op basis van een pre-Soortenmanagementplan opgesteld en uitgevoerd volgens de pre-SMP methodiek voor verduurzamingswerkzaamheden daar waar deze gehouden zijn aan de Wet natuurbescherming.

 

Doelgroep: Gebiedsgerichte ontheffingen op grond van een pre-SMP kunnen enkel aangevraagd worden door Zeeuwse gemeenten.

 

De provincie verleent onder de volgende voorwaarden een gebiedsgerichte ontheffing op grond van een pre-SMP:

  • Voorwaarde 1: Natuurvriendelijk isoleren en meldingsplicht

    Huiseigenaren en isolatiebedrijven isoleren conform de handreiking “Natuurvriendelijk isoleren”. Per woning worden daarmee betaalbare voorzieningen aangebracht (optioneel door de isolatiebedrijven) en wordt voorkómen dat er dieren gedood worden (tijdig natuurvrij maken). De particulier of het isolatiebedrijf namens de particulier meldt de isolatie bij de gemeente via een GIS-applicatie om te kunnen werken onder de ontheffing. De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland ziet toe op een correcte naleving van de handreiking “Natuurvriendelijk isoleren”.

     

  • Voorwaarde 2: Gemeentelijke compensatie

    De gemeente beschrijft in een pre-Soortenmanagementplan hoe het verlies aan kraamverblijfplaatsen door de gemeente wordt gecompenseerd. Het effect van de verduurzaming en de gemeentelijke compensatietaakstelling worden met de pre-SMP methodiek modelmatig berekend.

     

  • Voorwaarde 3: SMP-verplichting

    Binnen twee jaar moet het pre-SMP omgezet worden in een volwaardig (kwalitatief goed) SMP op basis van een volledig gebiedsgericht veldonderzoek. Op dit SMP moet een nieuwe gebiedsgerichte ontheffing worden aangevraagd en afgegeven. Bij de aanvraag om een ontheffing op grond van een pre-SMP dient te worden aangetoond dat de ontwikkeling van een SMP binnen 18 maanden wordt afgerond zodat een ontheffing op grond van een SMP binnen twee jaar de ontheffing op grond van een pre-SMP kan vervangen. Vindt er onvoldoende voortgang plaats met de ontwikkeling van een SMP dan wordt de ontheffing op grond van een pre-SMP ingetrokken.

De provincie verleent onder de volgende beperkingen een gebiedsgerichte ontheffing:

  • Beperking 1: Type woningen

    De gebiedsgerichte ontheffing ziet uitsluitend op individuele grondgebonden woningen in particulier eigendom. Voor gestapelde woningen zoals appartementencomplex of flatgebouwen wordt geen ontheffing verleend.

     

  • Beperking 2: Ontheffingsduur

    De ontheffing geldt voor de duur van maximaal twee jaar (24 maanden).

     

  • Beperking 3: Aantal deelnemende woningen

    Per CBS-buurt mogen maximaal 30% van de te isoleren particuliere grondgebonden woningen worden geïsoleerd. Het maximale aantal deelnemende woningen van 30% over twee jaar tijd wordt onderverdeeld in maximaal 10 % in de eerste fase van de looptijd en in de tweede fase het aanvullend aantal deelnemers tot 30%. Mocht fase 1 langer dan 12 maanden duren, dan is voor elke maand dat de fase langer duurt het maximaal aantal deelnemers 1% meer. Het maximum van 30% over 2 jaar blijft dan gelijk.

    In fase 1 mogen op de te isoleren woningen tevens zonnepanelen worden geplaatst op hellende daken. In fase 2 mogen ook op niet te isoleren woningen zonnepanelen worden geplaatst op hellende daken. Op platte daken mogen in zowel fase 1 als 2 zonnepanelen worden geplaatst.

    De gemeente en de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland zien toe op deze beperking met de ontwikkelde GIS-applicatie waar deelnemende woningen in worden gemeld.

     

  • Beperking 4: Type werkzaamheden

    De pre-SMP methodiek richt zich enkel op de volgende verduurzamingsmaatregelen:

    • Spouwmuurisolatie: het vullen van de bestaande spouw met isolatiematerialen. Ook het afsluiten van kieren rond kozijnen valt hieronder.

    • Dakisolatie binnenzijde: het isoleren van pannendaken aan de binnenzijde door aan het dakbeschot isolatiemateriaal te bevestigen waarna de binnenwand-afwerking eroverheen wordt geplaatst. Het dak mag niet beroerd worden. Ook een ruimte vullen tussen dakbeschot en binnenwandafwerking met gespoten isolatiemateriaal is niet toegestaan in de pre-SMP methodiek.

    • Dakisolatie buitenzijde: dakisolatie door het verwijderen van dakpannen, het bevestigen van isolatieplaten op het dak en het vervolgens plaatsen van regels en pannen. Het spuiten van isolatieschuim onder de pannen (terwijl de pannen erop liggen) is niet toegestaan.

    • Isolatie van borstweringen: isoleren van de holle ruimte tussen (betonnen of houten) plaatmateriaal en binnenmuur.

    • Plaatsen voorzetwand binnenzijde muur: het plaatsen van voorzetwanden met isolatiemateriaal tegen de buitenmuur via de binnenzijde van de woning.

    • Plaatsen voorzetwand buitenzijde muur: het plaatsen van voorzetwanden met isolatiemateriaal tegen de buitenmuur via de buitenzijde van de woning.

    • Plaatsen zonnepanelen: het plaatsen van zonnepanelen op al dan niet hellende daken.

Artikel II Wijziging toelichting hoofdstuk 3 van de Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Algemeen

De artikelsgewijze toelichting bij artikelen 3.10 en 3.11 is een aanvulling op de artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Natuurwetgeving Zeeland 2022.

 

Artikel 3.10 Soortenmanagementplan (SMP)

Bij de inzet van een gebiedsgerichte ontheffing wordt beoogd om zowel een soort duurzaam te beschermen als ruimte te verschaffen voor ontwikkelingen waarvan op voorhand nog niet precies duidelijk is hoe, waar en wanneer deze zullen worden uitgevoerd. De gebiedsgerichte ontheffing behelst als het ware overcompensatie: ook al weet de aanvrager vooraf nog niet precies wat hij tijdens het uitvoeren van activiteiten allemaal zal aantreffen, vast staat dat hij vooraf duidelijk heeft kunnen maken dat de situatie van de soorten na het uitvoeren van activiteiten niet gelijk zal blijven, maar beter zal worden. Het is daarbij belangrijk om de meest wezenlijke functionaliteiten van een gebied voor het voortbestaan van de soort in beeld te hebben. Als een soort, afhankelijk van de tijd van het jaar, verschillende gebieden gebruikt dan moeten de verschillende functies afzonderlijk in beeld zijn.

Het gaat hierbij dus primair om het behoud van de soort. De inventarisatie die aan het soortenmanagementplan vooraf gaat hoeft derhalve niet tot op grote zekerheid iedere verblijfplaats in beeld te hebben gebracht.

 

Artikel 3.1 1 pre-SMP methodiek

Lid 1

De activiteit waar een gebiedsgerichte ontheffing op basis van de pre-SMP methodiek voor wordt verleend, betreft uitsluiten het isoleren van particuliere grondgebonden woningen of het plaatsen van zonnepanelen op deze woningen. Deze ontheffingen kunnen uitsluitend worden aangevraagd aan gemeenten binnen de provincie Zeeland. De toetsing van deze ontheffingsaanvragen vindt plaats conform de kaders van het pre-SMP methodiek, zoals opgenomen in bijlage 5. In de rapportage “Natuurvriendelijk isoleren van particuliere grondgebonden woningen onder het pre-Soortenmanagementplan”, een publicatie van de Provincie Utrecht, is een nadere toelichting en uitwerking van de vereisten weergegeven.

 

Lid 2 Sub a

In het tweede lid onder sub b is de voorwaarde weergegeven waaraan sowieso moet worden voldaan voordat de ontheffing kan worden verleend. De aanvraag om een dergelijke ontheffing dient vergezeld te zijn van een pre-Soortenmanagementplan. Hierin dient ten minste te worden beschreven hoe de gemeente het verlies aan kraamverblijfplaatsen in de gemeente compenseert. In de rapportage “Natuurvriendelijk isoleren van particuliere grondgebonden woningen onder het pre-Soortenmanagement-plan” is een nadere toelichting en uitwerking van de vereisten aan dit pre-SMP weergegeven.

 

Lid 2 Sub b

Aan de activiteiten zijn vereisten verbonden. Deze vereisten zijn uitgewerkt als de pre-SMP methodiek van het “natuurvriendelijk isoleren”. In de rapportage “Natuurvriendelijk isoleren van particuliere grondgebonden woningen onder het pre-Soortenmanagementplan” is een nadere toelichting en uitwerking van de vereisten weergegeven.

 

Lid 2 Sub c

De voorwaarde onder sub c is gesteld om te verzekeren dat de ontheffing op grond van de pre-SMP methodiek ook echt wordt gebruikt als opstap naar een gebiedsgerichte ontheffing op grond van de SMP-methodiek. Bedoeling is dat die SMP-ontheffing tijdens de looptijd van de pre-SMP-ontheffing wordt voorbereid en er ten minste 6 maanden voor het verstrijken van de pre-SMP-ontheffing een ontvankelijke aanvraag wordt ingediend. Hierdoor kan de SMP-ontheffing, zonder dat een periode ontstaat waarin geen ontheffing geldig is, direct aansluitend op de looptijd van pre-SMP-ontheffing worden verleend. Om te kunnen beoordelen of dit bij de aanvraag voor de pre-SMP ontheffing is verzekerd, dient in beginsel een opdracht gegeven te zijn aan een ecologisch (advies) bureau om veldonderzoek uit te voeren die nodig is voor het opstellen van een SMP. In uitzonderingsgevallen kunnen we besluiten dat ook een gemeenteraadsbesluit tot het opstellen van een SMP en het indienen van een aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing binnen de looptijd voldoende is als verzekering.

 

Artikel III Inwerkingtreding

 

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 8 december 2023.

 

 

 

Aldus vastgesteld door gedeputeerde staten van de provincie Zeeland in de vergadering van 5 december 2023.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

Drs. M.J.C. Franken, secretaris

Naar boven