Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2023, 13389 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2023, 13389 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van provinciale staten van Zuid-Holland van 15 december 2021, kenmerk 7398, tot vaststelling van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening (Zuid-Hollandse Omgevingsverordening)
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 5 juli 2021, met het besluitnummer PZH-2020-758606415;
Gelet op de Omgevingswet (artikelen 2.6, 2.12, eerste lid, 2.13, 2.13a, eerste lid, 2.18, tweede lid, 2.22, 2.39, vierde lid, 2.41, eerste lid, 2.42, tweede lid, 2.44, vierde lid, 4.1, eerste lid, 4.2, tweede Lid, 4.6, 5.19, eerste lid, 5.34, derde lid, aanhef, onder c, 5.40, eerste en tweede lid, 8.1, derde Lid, 8.2, vijfde lid, 16.15, tweede lid, 16.55, derde lid, 18.20, tweede lid, 18.23, eerste lid, aanhef, onder b, 20.1, eerste lid, 20.6, eerste lid) de Provinciewet, de Scheepvaartverkeerswet, de Wegenwet, de Wegenverkeerswet, de Wet luchtvaart en de Wet milieubeheer;
Overwegende dat het noodzakelijk en wenselijk is om op het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet met het oog op duurzame ontwikkeling samenhangende en doelmatige regels te stellen over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving;
gedeputeerde staten, indien dit noodzakelijk is voor de bekendmaking op grond van artikel 3:40 Awb in samenhang met artikel 16.32 van de Omgevingswet en de beschikbaarstelling op grond van artikel 14.5 van het Omgevingsbesluit voor ontsluiting in de landelijke voorziening als omgevingsdocument als bedoeld in artikel 20.26, tweede lid, van de Omgevingswet door de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, na vaststelling door provinciale staten, deze wijzigen door ondergeschikte technische correcties aan te brengen, zonder de aard, bedoeling of werking van de regels te veranderen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Dit besluit berust op artikelen 2.6, 2.12, eerste lid, 2.13, 2.13a, eerste lid, 2.18, tweede lid, 2.22, 2.39, vierde lid, 2.41, eerste lid, 2.42, tweede lid, 2.44, vierde lid, 4.1, eerste lid, 5.19, eerste lid, 5.34, derde lid, aanhef, onder c, 5.40, eerste en tweede lid, 8.1, derde lid, 8.2, vijfde lid, 16.15, tweede lid, 16.55, derde lid, 18.20, tweede lid, 18.23, eerste lid, aanhef, onder b, 20.1, eerste lid, 20.6, eerste lid, van de Omgevingswet.
Afdeling 1.2 Toepassingsgebied en doelen
Artikel 1.3 (fysieke leefomgeving)
Deze verordening gaat over de fysieke leefomgeving en activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, bedoeld in artikel 1.2 van de Omgevingswet.
HOOFDSTUK 2 AANWIJZING EN GEOMETRISCHE BEGRENZING VAN LOCATIES VOOR PROVINCIALE TAKEN
Artikel 2.1 (aanwijzing en geometrische begrenzing van stiltegebieden)
Stiltegebieden zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 2.3 (aanwijzing en geometrische begrenzing van beperkingengebieden gesloten stortplaatsen)
Artikel 2.5 (aanwijzing en geometrische begrenzing regionale vaarwegen, niet in beheer bij de provincie)
Artikel 2.6 (aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebied provinciale vaarweg)
Het beperkingengebied met betrekking tot een provinciale vaarweg is de locatie waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 2.7 (aanwijzing en geometrische begrenzing vrijwaringszone provinciale vaarweg)
Een vrijwaringszone langs een provinciale vaarweg is de locatie waarvan de geometrische begrenzing indicatief is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 2.10 (aanwijzing provinciale wegen voor beheersing van geluid)
De wegen in beheer bij de provincie waarvoor provinciale staten als omgevingswaarden geluidproductieplafonds als bedoeld in artikel 2.13a, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, vaststellen, zijn de wegen, bedoeld in artikel 2.8 met een verkeersintensiteit van meer dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal gemiddeld over een kalenderjaar.
HOOFDSTUK 3 ACTIVITEITEN IN DE FYSIEKE LEEFOMGEVING
Afdeling 3.1 Algemene bepalingen over activiteiten
Artikel 3.1 (algemene gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning)
In aanvulling op paragraaf 7.2.1 van de Omgevingsregeling worden de in bijlage IV, onder A, aanvullende algemene gegevens en bescheiden verstrekt.
Artikel 3.2 (algemene gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een maatwerkvoorschrift)
In aanvulling op artikel 7.217 van de Omgevingsregeling worden de in bijlage IV, onder A, aanvullende algemene gegevens en bescheiden verstrekt.
§ 3.1.2 Meldingen en het verstrekken van gegevens en bescheiden
Artikel 3.3 (algemene gegevens bij een melding)
Een melding als bedoeld in dit hoofdstuk wordt ondertekend en bevat tenminste de meldingsgegevens in bijlage IV, onder C.
Artikel 3.4 (algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden)
Als gegevens en bescheiden bedoeld in dit hoofdstuk worden verstrekt aan gedeputeerde staten, worden die ondertekend en voorzien van de gegevens in bijlage IV, onder C.
Artikel 3.7 (gegevens en bescheiden op verzoek van gedeputeerde staten)
Op verzoek van gedeputeerde staten worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn om te bezien of de algemene regels en de maatwerkvoorschriften voor de activiteit toereikend zijn gezien ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van de fysieke leefomgeving en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Artikel 3.8 (maatwerkvoorschriften of vergunningsvoorschriften)
Over afdeling 3.6, afdeling 3.7, afdeling 3.8, afdeling 3.9 en paragraaf 3.10.1.2, kunnen door gedeputeerde staten een maatwerkvoorschrift worden gesteld of een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet kan aan een omgevingsvergunning worden verbonden, met uitzondering van bepalingen:
Artikel 3.10 (gelijkwaardige maatregel via een melding)
Voor zover in dit hoofdstuk het treffen van een gelijkwaardige maatregel is toegestaan zonder voorafgaande toestemming, maar wel gekoppeld aan een verbod om de maatregel te treffen zonder voorafgaande melding wordt deze melding ondertekend en bevat tenminste de meldingsgegevens in bijlage IV, onder F.
Afdeling 3.2 Activiteiten in stiltegebieden
De regels in deze afdeling over stiltegebiedactiviteiten zijn gesteld met het oog op het voorkomen en beperken van geluidbelasting in de stiltegebieden.
Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 3.14 (specifieke zorgplicht)
Eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten in een stiltegebied de stilte op significante wijze kan worden verstoord, moet:
Artikel 3.15 (specifieke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning)
In aanvulling op artikel 3.1 zijn in bijlage IV, onder B1 te verstrekken specifieke gegevens en bescheiden opgenomen.
Artikel 3.17 (aanwijzing vergunningvrije gevallen)
Afdeling 3.3 Activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden
Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 3.21 (specifieke zorgplicht)
Artikel 3.22 (aanwijzing schadelijke stoffen)
Schadelijk voor de kwaliteit van het grondwater zijn de stoffen, mengsels, materialen en producten die zijn opgenomen in bijlage III, onder A1.
Artikel 3.23 (specifieke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning)
In aanvulling op artikel 3.1 zijn in bijlage IV, onder B2 en onder B3 te verstrekken specifieke gegevens en bescheiden opgenomen.
Artikel 3.24 (specifieke gegevens bij een melding)
In aanvulling op artikel 3.3 bevat een melding specifieke gegevens en bescheiden als bedoeld in bijlage IV, onder D1.
Artikel 3.25 (informeren over een ongewoon voorval)
Gedeputeerde staten en het drinkwaterbedrijf worden onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval.
Artikel 3.26 (gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval)
Zodra de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage IV, onder E, bekend zijn, worden ze verstrekt aan gedeputeerde staten en het drinkwaterbedrijf.
§ 3.3.2 Aantasten slecht-doorlatende eigenschappen van bodemlagen
Het is verboden om zonder melding een activiteit als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, d en e, te verrichten in een grondwaterbeschermingszone, een boringsvrije zone of een gebied voor aanvullende strategische voorraden, voor zover het gaat over:
Artikel 3.31 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 in een grondwaterbeschermingsgebied wordt aangewezen het saneren van de bodem waarbij de verontreiniging zich in het grondwater bevindt of de verontreiniging de grondwaterkwaliteit mogelijk nadelig beïnvloed.
Artikel 3.32 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.31 te verrichten.
Artikel 3.33 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.31 wordt voldaan aan de regels over:
Artikel 3.34 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een grondwaterbeschermingsgebied:
Artikel 3.35 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.34 te verrichten.
Artikel 3.37 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Onder de aanwijzing valt niet:
schadelijke stoffen in een vervoermiddel of een verplaatsbaar werktuig of apparaat ten behoeve van het doen functioneren van zo’n vervoermiddel, werktuig of apparaat, mits deugdelijk geladen en verpakt, afdoende beschermd tegen invloeden van weersomstandigheden en op zodanige wijze dat geen gevaar voor verspreiding of verstuiving bestaat;
Artikel 3.38 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, onder a te verrichten.
Het is verboden om zonder melding een activiteit als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, onder b, in een boringsvrije zone of een gebied voor aanvullende strategische voorraden te verrichten.
Artikel 3.40 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.37 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.42 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.41 te verrichten.
Artikel 3.43 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.41 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.45 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.44 te verrichten in waterwingebieden voor zover het gaat over dierlijke meststoffen.
Artikel 3.46 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.44 te verrichten, voor zover het gaat om plantaardige meststoffen.
Artikel 3.47 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.44 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.49 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.48 te verrichten.
Artikel 3.50 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een waterwingebied of grondwaterbeschermingszone opslaan of overslaan, inzamelen, verwerken, mengen of het in de bodem brengen van afvalstoffen, het verbranden van afvalstoffen of het voorbereiden of voorbehandelen van afvalstoffen voor hergebruik of recycling, met inbegrip van het inzamelen of demonteren van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen.
Artikel 3.52 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.50 te verrichten, voor zover het gaat om de nuttige toepassing van afvalstoffen, anders dan gevaarlijke afvalstoffen, in het kader van grond-, weg- of waterbouw.
Artikel 3.53 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.50 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.55 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.54 te verrichten.
Artikel 3.57 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om in een waterwingebied een activiteit als bedoeld in artikel 3.56 te verrichten.
Artikel 3.58 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden zonder omgevingsvergunning in een grondwaterbeschermingszone een activiteit als bedoeld in artikel 3.56 te verrichten.
Artikel 3.59 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.56 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.61 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.60, eerste lid, onder c, te verrichten.
Artikel 3.62 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.60, eerste lid, onder a en b, te verrichten.
Artikel 3.63 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.60 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.64 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een waterwingebied of grondwaterbeschermingszone aanleggen, in gebruik nemen of gebruiken van:
Artikel 3.65 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.64, aanhef en onder a en c te verrichten.
Artikel 3.66 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.64, onderdeel b te verrichten.
Artikel 3.67 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.64 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.68 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een waterwingebied of grondwaterbeschermingszone aanleggen, in gebruik nemen of gebruiken van een begraafplaats of een terrein voor de uitstrooiing van as zoals bedoeld in de Wet op de lijkbezorging, of een dierenbegraafplaats.
Artikel 3.69 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.68 te verrichten.
Artikel 3.70 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een waterwingebied of grondwaterbeschermingszone aanleggen of het in gebruik nemen van scheepswerven.
Artikel 3.71 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.70 te verrichten.
Artikel 3.72 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een waterwingebied of grondwaterbeschermingszone aanleggen of het in gebruik nemen van een schietbaan waar met vuurwapens wordt geschoten.
Artikel 3.73 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.72 te verrichten.
Het is verboden om zonder een daaraan voorafgaande melding een activiteit als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid in een grondwaterbeschermingszone te verrichten, voor zover het gaat over het bouwen, in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarbij geen slecht-doorlatende eigenschappen van bodemlagen worden aangetast.
Artikel 3.77 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.74 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
§ 3.3.18 Opslagtank, tankinstallatie, stookinstallatie, koelinstallatie, oplosmiddeleninstallatie
Artikel 3.79 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.78, eerste lid, onder e te verrichten in een grondwaterbeschermingszone, voor zover het gaat om de productie van organisch-chemische producten, anorganisch-chemische producten, fosfaathoudende, stikstofhoudende of kaliumhoudende meststoffen, producten voor gewasbescherming of biociden, farmaceutische producten en explosieven.
Artikel 3.81 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.78 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.82 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een waterwingebied of grondwaterbeschermingszone aanleggen of gebruiken van een ippc-installatie of het exploiteren van een Seveso-inrichting.
Artikel 3.83 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.82 in grondwaterbeschermingszones te verrichten, voor zover het gaat over:
het roosten of sinteren van ertsen, het maken van ijzer of staal, het verwerken van ferrometalen door warmwalsen, het smeden met hamers of het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal, het smelten of gieten van ferrometalen, of het winnen van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen, het smelten, met inbegrip van het legeren, en het gieten van non-ferrometalen;
Artikel 3.84 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.82 in een grondwaterbeschermingszone te verrichten, voor zover het gaat over:
Artikel 3.85 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.82 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.86 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een waterwingebied of grondwaterbeschermingszone maken van elastomeren, verf, lak, drukinkt, lijm, waspoeder of enzymen, vloeibare biobrandstof, vloeibare gassen uit de buitenlucht, schoonmaakmiddelen of cosmetica en het vullen van spuitbussen met drijfgassen.
Artikel 3.87 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.86 te verrichten.
Artikel 3.89 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.88 te verrichten.
Artikel 3.91 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.90 te verrichten.
Artikel 3.93 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.92, eerste lid, onder a tot en met d te verrichten.
Artikel 3.94 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.92, eerste lid, onder e tot en met g, te verrichten.
Artikel 3.95 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.92 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.97 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.96 te verrichten.
Artikel 3.98 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen het in een waterwingebied of grondwaterbeschermingszone:
inwendig reinigen van opslagtanks of verpakkingen waarin schadelijke stoffen zijn opgeslagen op een andere locatie dan de locatie waarop de opslagtanks stonden of de verpakkingen zijn gebruikt en het inwendig reinigen van voertuigen, opleggers, aanhangers, tankcontainers of bulkcontainers waarin schadelijke stoffen zijn vervoerd; of
Artikel 3.100 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in artikel 3.98, eerste lid, onder a, in een grondwaterbeschermingszone te verrichten.
Artikel 3.101 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.92 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.102 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.18 wordt aangewezen:
Artikel 3.103 (aanwijzing verboden gevallen)
Het is verboden om een activiteit als bedoeld in artikel 3.102, aanhef en onder a, te verrichten.
Artikel 3.105 (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.102 wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.110 tot en met 3.113.
Artikel 3.106 (toepassingsbereik)
De regels van deze paragraaf zijn van toepassing voor zover dat in artikel 3.30, 3.33, 3.36, 3.40, 3.43, 3.47, 3.53, 3.59, 3.63, 3.67, 3.77, 3.81, 3.85, 3.95, 3.101 of 3.105 is bepaald.
Artikel 3.109 (bodemonderzoek)
Na beëindiging van een boring of een sondering in het kader van bodemonderzoek wordt het boorgat meteen volledig afsluitend opgevuld met een hiervoor geschikt kleiproduct, zoals bentoniet.
Artikel 3.110 (werkzaamheden: algemeen)
Degene die is belast met de werkzaamheden, wordt voorafgaand daaraan, door degene die voor die werkzaamheden opdracht heeft gegeven op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van het grondwaterbeschermingsgebied en van de toepasselijkheid van de voor dat gebied ten aanzien van die werkzaamheden geldende regels.
Artikel 3.113 (werkzaamheden: bouwkeet)
Voor zover tijdens de werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van een bouwkeet, gelden de volgende voorschriften:
Artikel 3.114 (saneren: saneringsdoelstelling)
Verontreiniging van de bodem wordt verwijderd door de grond te ontgraven totdat nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater zijn zo veel als redelijkerwijs mogelijk worden uitgesloten.
Artikel 3.115 (saneren: saneringsaanpak)
De saneringsaanpak, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt alleen ingezet als de bij de sanering toe te passen hulpstoffen geen risico vormen voor het grondwater dat gewonnen wordt voor de productie van water bestemd voor de menselijke consumptie. De biologische afbraak of omzetting, of de chemische omzetting van de verontreiniging tot niet schadelijke eindproducten worden op voorhand inzichtelijk gemaakt.
Afdeling 3.4 Activiteiten met betrekking tot het beheren, beperken of ongedaan maken van verontreinigd grondwater
Afdeling 3.5 Ontgassen van binnenschepen
Deze afdeling gaat over de milieubelastende activiteit het ontgassen tijdens de vaart op een vaarweg vanaf een binnenschip.
De regels in deze afdeling over de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.142 zijn gesteld met het oog op:
Aan deze afdeling wordt voldaan door de vervoerder en de schipper. Deze dragen zorg voor de naleving van de regels over de milieubelastende activiteit.
Artikel 3.145 (specifieke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning)
In aanvulling op artikel 3.1 zijn in bijlage IV, onder B5 te verstrekken specifieke gegevens en bescheiden opgenomen.
Artikel 3.146 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.142 te verrichten, voor zover het gaat om het ontgassen tijdens de vaart op een vaarweg vanaf een binnenschip van een ladingtank met restdampen van:
Afdeling 3.6 Activiteiten op of rond gesloten stortplaatsen
Deze afdeling gaat over activiteiten in, op, onder, boven of bij een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd in beperkingengebieden met betrekking tot gesloten stortplaatsen.
Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 3.151 (specifieke zorgplicht)
Degene die een activiteit in, op, onder, boven of bij een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd, verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 3.149, is verplicht:
Artikel 3.152 (specifieke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning)
In aanvulling op artikel 3.1 zijn in bijlage IV, onder B6 te verstrekken specifieke gegevens en bescheiden opgenomen.
Artikel 3.153 (informeren over een ongewoon voorval)
Gedeputeerde staten worden onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval in, op, boven, onder of bij een gesloten stortplaats.
Artikel 3.154 (gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval)
Zodra de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage IV, onder E, bekend zijn, worden ze verstrekt aan gedeputeerde staten.
Afdeling 3.7 Activiteiten rond provinciale vaarwegen
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op het behoeden van de staat en een doelmatige en veilige werking van een provinciale vaarweg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die provinciale vaarweg, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die provinciale vaarweg en het belang van onderhoud behoort.
Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 3.160 (specifieke zorgplicht)
Degene die een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot de provinciale vaarweg verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit de provinciale vaarweg verontreinigt, verandert of beschadigt, of andere nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 3.158, is verplicht:
Artikel 3.161 (specifieke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning)
In aanvulling op artikel 3.1 zijn in bijlage IV, onder B7 te verstrekken specifieke gegevens en bescheiden opgenomen.
Artikel 3.162 (informeren over een ongewoon voorval)
Gedeputeerde staten worden onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval.
Artikel 3.163 (gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval)
Zodra de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage IV, onder E, bekend zijn, worden ze verstrekt aan gedeputeerde staten.
Artikel 3.166 (aanwijzing vergunningplichtig geval: veranderen van het werk of werken maken of behouden)
Artikel 3.167 (aanwijzing vergunningplichtig geval: vaste stoffen of voorwerpen plaatsen en houtgewas)
Artikel 3.168 (aanwijzing vergunningplichtig geval: stremmen of belemmeren van de scheepvaart)
Het is verboden zonder omgevingsvergunning het verkeer op een provinciale vaarweg geheel of gedeeltelijk te stremmen of te belemmeren.
Afdeling 3.8 Activiteiten rond provinciale wegen
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op het behoeden van de staat en een doelmatige en veilige werking van een provinciale weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die provinciale weg, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die provinciale weg en het belang van onderhoud behoort.
Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 3.173 (specifieke zorgplicht)
Degene die een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een provinciale weg verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit de provinciale weg verontreinigt, verandert of beschadigt, of andere nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 3.171, is verplicht:
Artikel 3.174 (specifieke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning)
In aanvulling op artikel 3.1 zijn in bijlage IV, onder B8 te verstrekken specifieke gegevens en bescheiden opgenomen.
Artikel 3.175 (informeren over een ongewoon voorval)
Gedeputeerde staten worden onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval.
Artikel 3.176 (gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval)
Zodra de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage IV, onder E, bekend zijn, worden ze verstrekt aan gedeputeerde staten.
Artikel 3.178 (aanwijzing vergunningplichtig geval: veranderen van het werk of werken maken of behouden)
Artikel 3.179 (aanwijzing vergunningplichtig geval: vaste stoffen of voorwerpen plaatsen en houtgewas)
Artikel 3.180 (aanwijzing vergunningplichtig geval: standplaats innemen)
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit te verrichten door met daarvoor bestemde middelen standplaats in te nemen op, onder, over, boven of langs een provinciale weg ten behoeve van handel of bedrijf.
Afdeling 3.9 Activiteiten die de natuur betreffen
§ 3.9.1.2 Flora- en fauna-activiteiten: vergunningvrije gevallen soorten vogelrichtlijn
Artikel 3.183 (aanwijzing vergunningvrije gevallen vernielen of beschadigen nesten, rustplaatsen en eieren van de brandgans, de grauwe gans en de kolgans)
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten geldt niet voor de brandgans, de grauwe gans, en de kolgans en kruisingen daarvan in de periode van 1 februari tot en met 30 juni, voor zover de handelingen door of namens de grondgebruiker plaatsvinden in het belang van:
Artikel 3.184 (aanwijzing vergunningvrije gevallen vernielen of beschadigen nesten, rustplaatsen en eieren van de knobbelzwaan)
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten geldt niet voor de knobbelzwaan in de periode van 1 maart tot en met 30 april, voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht in het belang van:
Artikel 3.185 (aanwijzing vergunningvrije gevallen vernielen of beschadigen nesten, rustplaatsen en eieren van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw)
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten geldt niet voor de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw in de periode van 1 april tot en met 31 juli, voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht in het belang van:
Artikel 3.186 (aanwijzing vergunningvrije gevallen directe schadebestrijding brandgans, grauwe gans, kolgans en Canadese gans)
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten, geldt niet voor het opzettelijk doden van de brandgans, de grauwe gans, en de kolgans en kruisingen daarvan buiten de winterperiode, voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht in het belang van:
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten, geldt niet voor het opzettelijk doden van de grauwe gans en de kolgans en kruisingen daarvan binnen de winterperiode, voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht op de door hem gebruikte gronden met een kwetsbaar gewas in het belang van het voorkomen van belangrijke schade aan gewassen.
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten, geldt niet voor het opzettelijk doden van de Canadese gans in de perioden van een half uur voor zonsopgang tot zonsopgang en van zonsondergang tot een half uur na zonsondergang, voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht in het belang van:
Artikel 3.187 (aanwijzing vergunningvrij geval directe schadebestrijding knobbelzwaan)
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten, geldt niet voor het opzettelijk doden van de knobbelzwaan voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht in de periode 1 oktober tot en met 31 mei tussen zonsopgang en zonsondergang op de door hem gebruikte gronden met ingezaaid gras, graszoden, graszaad en koolzaad in het belang van het voorkomen van belangrijke schade aan gewassen.
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten, geldt niet voor het opzettelijk doden van de knobbelzwaan voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht in de periode 15 november tot en met 31 mei tussen zonsopgang en zonsondergang op de door hem gebruikte gronden met gras en granen in het belang van het voorkomen van belangrijke schade aan gewassen.
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten, geldt niet voor het opzettelijk doden van de knobbelzwaan voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht op de door hem gebruikte gronden in het belang van de openbare veiligheid als de politie of de burgemeester daarvoor opdracht geeft.
Paartjes broedende knobbelzwanen en de erbij lopende (niet vliegende) jongen mogen niet worden gedood, tenzij de knobbelzwanen zich in de onmiddellijke nabijheid van wegen of fietspaden bevinden en er sprake is van een risico voor de openbare veiligheid, naar het oordeel van de politie of de burgemeester.
Artikel 3.188 (aanwijzing vergunningvrij geval directe schadebestrijding smient)
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten, geldt niet voor de smient voor zover de activiteit door of namens de grondgebruiker wordt verricht in de periode 1 oktober tot en met 31 mei op de door hem gebruikte gronden met ingezaaid gras, graszoden, graszaad, overige akkerbouwgewassen en vollegrondsgroente in het belang van het voorkomen van belangrijke schade aan gewassen.
§ 3.9.1.3 Flora- en fauna-activiteiten: vergunningvrije gevallen andere soorten
Artikel 3.189 (aanwijzing vergunningvrije gevallen andere soorten inrichting, ontwikkeling, beheer en onderhoud)
Het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving te verrichten, geldt niet voor de aangewezen andere soorten opgenomen in bijlage III, onder C1, voor zover de activiteit wordt verricht in het kader van:
Artikel 3.191 (overige regels schadebestrijding)
Artikel 3.194 (specifieke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om maatwerkvoorschrift)
In aanvulling op artikel 3.2 zijn in bijlage IV, onder B9, te verstrekken specifieke gegevens en bescheiden opgenomen.
Artikel 3.195 (maatwerkregel: uitzondering op meldplicht vellen houtopstanden)
De meldplicht, bedoeld in artikel 11.126 van het Besluit activiteiten leefomgeving, is niet van toepassing op:
Artikel 3.196 (maatwerkregel: specifieke gegevens en bescheiden vellen houtopstanden)
Als gedeputeerde staten het bevoegd gezag is waaraan een melding voor het geheel of gedeeltelijk vellen van een houtopstand, bedoeld in artikel 11.126 van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt gedaan, worden uiterlijk gelijktijdig met de melding de specifieke gegevens en bescheiden verstrekt in bijlage IV, onder D5.
Artikel 3.197 (maatwerkregel: plicht tot herbeplanting)
In aanvulling op artikel 11.129 van het Besluit activiteiten leefomgeving geldt voor de plicht tot herbeplanting dat:
Artikel 3.198 (maatwerkregel: uitzondering op plicht tot herbeplanting)
Artikel 11.129 van het Besluit activiteiten leefomgeving is niet van toepassing op:
Artikel 3.199 (afbakening mogelijkheid maatwerkvoorschrift: herbeplanting)
Gedeputeerde staten kunnen met een maatwerkvoorschrift bedoeld in 11.130 van het Besluit activiteiten leefomgeving, herbeplanting op andere grond dan de grond, bedoeld in artikel 11.129, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving toestaan als de andere grond:
Artikel 3.200 (afbakening mogelijkheid maatwerkvoorschrift: provinciale maatwerkregels)
Met een maatwerkvoorschrift kan van paragraaf 3.9.2.2 worden afgeweken als dit in overeenstemming is met het belang van een doelgerichte of evenwichtige besluitvorming, en naar het oordeel van gedeputeerde staten niet tot onevenredig bezwarende gevolgen zou leiden.
Afdeling 3.10 Gelegenheid bieden tot zwemmen en baden
Paragraaf 3.10.1 gaat over het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden op daarvoor door gedeputeerde staten aangewezen zwemlocaties als bedoeld in artikel 3.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
De regels in paragraaf 3.10.1 zijn gesteld met het oog op de veiligheid en gezondheid van gebruikers van zwemlocaties als bedoeld in artikel 3.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, meer specifiek op:
Aan paragraaf 3.10.1 wordt voldaan door de houder van een zwemlocatie. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden op een door gedeputeerde staten aangewezen zwemlocatie.
Artikel 3.204 (specifieke zorgplicht)
De houder van een zwemlocatie die gedurende het badseizoen gelegenheid biedt tot zwemmen of baden op een daarvoor door gedeputeerde staten aangewezen zwemlocatie als bedoeld in artikel 3.201, die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen bedoeld in artikel 3.202, is verplicht:
Artikel 3.205 (beheer en onderhoud zwemlocatie)
De houder van een zwemlocatie draagt zorg voor adequaat beheer en onderhoud van de zwemlocatie gericht op de veiligheid en hygiëne van gebruikers.
Artikel 3.206 (toezicht op veiligheid gebruikers van een zwemlocatie)
De houder van een zwemlocatie waarvan de toegang afgesloten kan worden voor gebruikers en die entree heft aan de gebruikers van de zwemlocatie, houdt voldoende toezicht op de veiligheid van de gebruikers gedurende de uren dat de zwemlocatie is opengesteld voor het publiek.
Artikel 3.207 (onderzoek naar omstandigheden met negatieve effecten)
De houder van een zwemlocatie voert dagelijks, of zo frequent als mogelijk, onderzoek uit naar de omstandigheden in en om de zwemlocatie die een negatief effect kunnen hebben op de veiligheid en hygiëne van bezoekers.
Artikel 3.208 (informeren: onverwachte situaties)
Gedeputeerde staten en de beheerder van het oppervlaktewaterlichaam worden onverwijld geïnformeerd door de houder van een zwemlocatie over onverwachte situaties met negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het zwemwater of de gezondheid en veiligheid van gebruikers van de zwemlocatie.
Artikel 3.214 (maatregelen voorkomen letsel en verwonding)
De houder van een zwemlocatie treft adequate maatregelen ter voorkoming van risico’s voor de veiligheid en gezondheid van gebruikers als gevolg van het gebruik van voorzieningen of vanwege obstakels op de zwemlocatie.
Paragraaf 3.10.2.2 bevat maatwerkregels als bedoeld in artikel 15.6, vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving en gaat over het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin en de activiteiten in afdeling 15.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 3.217 (afwijkende termijn melding artikel 15.13 Bal - badwaterbassins waarin het water wordt gedesinfecteerd)
In afwijking van het bepaalde in artikel 15.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het verboden de activiteit ‘het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin waarin het water wordt gedesinfecteerd’, bedoeld in artikel 15.12 van het Besluit activiteiten leefomgeving, te verrichten zonder dit ten minste drie maanden voor het begin ervan aan gedeputeerde staten te melden.
Artikel 3.218 (afwijkende termijn melding artikel 15.31 Bal - zwemvijvers)
In afwijking van het bepaalde in artikel 15.31 van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het verboden de activiteit ‘het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een zwemvijver’, bedoeld in artikel 15.30 van het Besluit activiteiten leefomgeving, te verrichten zonder dit ten minste drie maanden voor het begin ervan aan gedeputeerde staten te melden.
Artikel 3.219 (afwijkende termijn melding artikel 15.47 Bal - badwaterbassins voor eenmalig gebruik)
In afwijking van het bepaalde in artikel 15.47 van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het verboden de activiteit ‘het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin voor eenmalig gebruik’, bedoeld in artikel 15.46 van het Besluit activiteiten leefomgeving, te verrichten zonder dit ten minste drie maanden voor het begin ervan aan gedeputeerde staten te melden.
Artikel 3.220 (afwijkende termijn melding artikel 15.50 Bal - overige badwaterbassins)
In afwijking van het bepaalde in artikel 15.50 van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het verboden de activiteit ‘het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een overig badwaterbassin’, bedoeld in artikel 15.49 van het Besluit activiteiten leefomgeving, te verrichten zonder dit ten minste drie maanden voor het begin ervan aan gedeputeerde staten te melden.
Afdeling 3.11 Ontgrondingen op land en in regionale wateren
Deze afdeling gaat over ontgrondingsactiviteiten op land, in regionale wateren en in een winterbed van een rivier in beheer bij het Rijk, bedoeld in hoofdstuk 16 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 3.223 (aanwijzing vergunningvrij geval Maasvlakte)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, Omgevingswet, om zonder omgevingsvergunning een ontgrondingsactiviteit te verrichten, geldt niet voor de activiteiten, bedoeld in artikel 16.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het ontgronden voor het aanleggen, onderhouden, verruimen en verdiepen van havens en daarin gelegen kunstwerken binnen de locatie maasvlakte waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
Afdeling 3.12 Ruimtelijk voorbeschermingsregels (met het oog op het in de toekomst voldoen aan instructieregels)
Deze afdeling gaat over activiteiten waarvoor regels als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de Omgevingswet noodzakelijk zijn aanvullend op bepalingen in afdeling 7.3.
Deze afdeling is gericht op het voorkomen dat locaties minder geschikt worden voor een krachtens de bepalingen in afdeling 7.3 te verwezenlijken doel, zolang geen omgevingsplan in werking is getreden overeenkomstig die bepalingen.
HOOFDSTUK 4 ONDERHOUDSPLICHTEN IN DE FYSIEKE LEEFOMGEVING
Afdeling 4.1 Provinciale vaarwegen
Artikel 4.1 (onderhoudsplicht werken en voorwerpen provinciale vaarwegen)
Degene die een werk of een vaste stof of voorwerp brengt op of aan de provinciale vaarweg, overeenkomstig afdeling 3.7, is gehouden dat werk, die vaste stof of dat voorwerp te onderhouden, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Afdeling 4.2 Provinciale wegen
Artikel 4.3 (onderhoudsplicht werken en voorwerpen provinciale wegen)
Degene die een werk of een vaste stof of voorwerp brengt op of aan de provinciale weg, overeenkomstig afdeling 3.8, is gehouden dat werk, die vaste stof of dat voorwerp te onderhouden, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Afdeling 5.1 Veiligheid regionale waterkeringen
Artikel 5.1 (omgevingswaarden veiligheid regionale waterkeringen)
Voor de veiligheid van regionale waterkeringen gelden de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 5.3.
Artikel 5.2 (toepassingsbereik veiligheid per regionale waterkering)
De omgevingswaarden voor de veiligheid van regionale waterkeringen gelden voor de locaties, bedoeld in artikel 2.13 van deze verordening.
Artikel 5.3 (omgevingswaarden veiligheid per regionale waterkering)
Voor de in artikel 2.13 aangewezen locaties, geldt de gemiddelde overschrijdingskans per jaar van de maatgevende hoogwaterstand waarop de regionale waterkering, of een deel daarvan, moet zijn berekend, bedoeld in bijlage II (norm opgenomen bij het geo-informatieobject).
Afdeling 5.2 Kans op overstroming regionale wateren
Artikel 5.7 (toepassingsbereik gemiddelde kans op overstroming per gebied)
De omgevingswaarden, bedoeld in artikel 5.6, gelden voor de gebieden die zijn aangewezen in artikel 5.8 en 5.9.
Artikel 5.8 (omgevingswaarden kans op overstroming binnen de bebouwde kom)
Binnen de bebouwde kom, geldt voor locaties waaraan in het omgevingsplan de hierna genoemde functies zijn toegedeeld, een gemiddelde kans op overstroming van:
Artikel 5.9 (omgevingswaarden kans op overstroming buiten de bebouwde kom)
Voor de toepassing van het eerste lid, is wat betreft het landgebruik de functie van de locatie zoals vastgelegd in het omgevingsplan bepalend. Als een omgevingsplan onvoldoende duidelijkheid verschaft, dan kan het landgebruik ook worden bepaald met behulp van het Landelijk Grondgebruikersbestand Nederland van Wageningen University & Research.
Artikel 5.11 (uitzonderingsmogelijkheid omgevingswaarden kans op overstroming regionale wateren)
In gevallen waarin het niet doelmatig is om aan de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 5.8 en 5.9 te voldoen, kan het waterschapsbestuur gedeputeerde staten gemotiveerd verzoeken te bepalen dat kan worden afgeweken van de in de artikelen 5.8 en 5.9 opgenomen omgevingswaarden.
HOOFDSTUK 6 TOEDELING VAN SPECIFIEKE TAKEN
Afdeling 6.1 Beheer van watersystemen
Artikel 6.1 (regionale wateren in beheer)
In deze verordening is met het beheer van regionale wateren bedoeld: het beheer van watersystemen dat op grond van artikel 2, eerste lid, van de Waterschapswet bij provinciale verordening is opgedragen aan waterschappen.
Artikel 6.2 (beheer grondwaterkwaliteit Rotterdams havengebied)
In afwijking van artikel 6.1 berust het beheer van watersystemen met betrekking tot het grondwaterlichaam gelegen in of onder het gebied met grondwaterbeheer Rotterdam voor zover dat betrekking heeft op de grondwaterkwaliteit in relatie tot het beheer van historische verontreinigingen in het grondwater, bij het gemeentebestuur van de gemeente Rotterdam.
Afdeling 7.1 Uitoefening van een specifieke taak of bevoegdheid
Artikel 7.3 (maatregelen bij (dreigende) overschrijding van de omgevingswaarde veiligheid regionale waterkeringen)
Als het waterschapsbestuur naar aanleiding van de monitoring van de omgevingswaarde veiligheid van de regionale waterkeringen, bedoeld in paragraaf 13.1, vaststelt dat het aannemelijk is dat voor een regionale waterkering niet wordt voldaan of niet zal worden voldaan aan de omgevingswaarde neemt het waterschapsbestuur de nodige maatregelen, al dan niet als onderdeel van een programma als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Omgevingswet, ter verbetering van de regionale waterkering.
Zonodig treft het waterschapsbestuur de nodige voorzorgs- of andere beschermende maatregelen, anders dan als onderdeel van een programma als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Omgevingswet, om de risico’s die verband houden met de (dreigende) overschrijding van de omgevingswaarde voor die regionale waterkering te beheersen gericht op het voldoen aan de omgevingswaarde.
Artikel 7.6 (rangorde van waterschaarste regionale wateren)
In geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort wordt met het oog op de verdeling van het beschikbare water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek, bij het beheer van de regionale wateren door waterschappen voor wat betreft de in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder letter c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bedoelde behoeften, achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:
In het geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort wordt met het oog op de verdeling van het beschikbare water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek, bij het beheer van de regionale wateren voor wat betreft de in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder letter d, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bedoelde behoeften, achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:
Artikel 7.7 (regionaal waterprogramma)
Het gemeentebestuur van de gemeente Rotterdam neemt bij de uitoefening van het beheer van de grondwaterkwaliteit in het gebied met grondwaterbeheer Rotterdam, bedoeld in artikel 6.2, het regionaal waterprogramma en het waterbeheerprogramma in acht voor zover dat uitvoering geeft aan de Kaderrichtlijn water en de Grondwaterrichtlijn.
Artikel 7.8 (vaarwegprofielen)
Voor het deel van de provinciale vaarwegen, bedoeld in artikel 2.4, en regionale vaarwegen als bedoeld in artikel 2.5, dat vrij beschikbaar is voor de afwikkeling van scheepvaartverkeer draagt de beheerder van de vaarweg zorg voor de gewenste noodzakelijke minimale breedte, diepte en vrije doorvaarthoogte van de dwarsdoorsnede, bedoeld in bijlage VIII, onder D1.
Artikel 7.13 (toepassingsbereik)
Deze afdeling is van toepassing op het stellen van regels in het omgevingsplan, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet.
Artikel 7.15 (eerbiedigende werking)
Artikel 7.16 (opname risicogebieden externe veiligheid)
De locaties risicogebied externe veiligheid Botlek-Vondelingenplaat, risicogebied externe veiligheid Europoort en Landtong, risicogebied externe veiligheid Maasvlakte 1 en Maasvlakte 2, risicogebied externe veiligheid Zeehavens Dordrecht, risicogebied externe veiligheid Eemhaven en Distripark Albrandswaard en risicogebied externe veiligheid Waalhaven, waarvan de geometrische begrenzing in bijlage II is vastgelegd, worden als risicogebieden externe veiligheid opgenomen in het omgevingsplan.
Artikel 7.17 (waarborgen ruimte risicogebieden externe veiligheid)
Bij het al dan niet toewijzen van een reservering van ruimte voor een aandachtsgebied in het omgevingsplan rond de risicogebieden externe veiligheid, genoemd in artikel 7.16, wordt de ruimte van activiteiten waarvoor het risicogebied externe veiligheid is gereserveerd in acht genomen.
Artikel 7.18 (groepsrisicobenadering aandachtsgebieden met verhoogd groepsrisico)
§ 7.3.2.3 Veiligheidszonering Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas
Artikel 7.19 (aanwijzing en geometrische begrenzing veiligheidszone Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas)
De veiligheidszone Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas zijn de locaties binnen 25 meter van de rijksvaarwegen Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 7.20 (waarborgen veiligheid oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas)
Een omgevingsplan voor locaties binnen veiligheidszone Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas laat nieuwe bebouwing of nieuwe activiteiten alleen toe als voor de effecten van een plasbrand vergelijkbare veiligheid wordt gegarandeerd als buiten de veiligheidszone en hierover advies is gevraagd van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
§ 7.3.2.4 Niet-Basisnet transportroutes
Artikel 7.23 (aanwijzing en geometrische begrenzing buitendijks gebied)
Buitendijkse bebouwde gebieden zijn de locaties aangewezen en indicatief geometrisch begrensd in bijlage II.
Artikel 7.24 (bouwen binnen het buitendijks gebied)
Een omgevingsplan voor buitendijks bebouwd gebied betrekt het slachtofferrisico als gevolg van een eventuele overstroming bij de afweging over het toelaten van nieuwe bebouwing.
Artikel 7.25 (geen belemmeringen voor regionale waterkeringen)
Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op een regionale waterkering of een beperkingengebied met betrekking tot een regionale waterkering als bedoeld in het eerste en het tweede lid wordt bij het toelaten van activiteiten of ruimtelijke ontwikkelingen in het omgevingsplan gewaarborgd dat er geen belemmeringen ontstaan voor de instandhouding, het onderhoud of versterking van de regionale waterkering.
Artikel 7.26 (profiel van vrije ruimte)
Het omgevingsplan neemt een in een waterschapsverordening vastgesteld profiel van vrije ruimte ten behoeve van een toekomstige versterking of uitbreiding van een waterkering in beheer bij het waterschap, in acht.
Artikel 7.27 (bodemsanering in grondwaterbeschermingsgebied)
Een omgevingsplan bepaalt dat een sanering van de bodem als bedoeld in artikel 4.1240 van het Besluit activiteiten leefomgeving in een grondwaterbeschermingsgebied als bedoeld in artikel 2.2 waarbij er sprake is van een mobiele verontreinigingssituatie alleen wordt uitgevoerd met de saneringsaanpak, bedoeld in artikel 4.1242 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
§ 7.3.5.2 Toelaten van een bouwactiviteit op een grondwatergevoelige locatie
Artikel 7.41 (LiB-5 contour Schiphol)
Voor zover een omgevingsplan nieuwe woningen toelaat in het gebied binnen de LiB-5 contour Schiphol, wordt in de motivering rekenschap gegeven van het feit dat op deze locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid om op de deze locatie nieuwe woningen toe te laten.
Artikel 7.43 (ruimtelijke kwaliteit)
Een omgevingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, neemt de volgende bepalingen in acht ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Een omgevingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 7.47 of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder het eerste lid, onder b en c, gestelde voorwaarden.
Een omgevingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 7.47 of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder het eerste lid, onder c, gestelde voorwaarden.
Aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het eerste lid, aanhef onder b, onder 2° zijn:
in afwijking van onder b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een gehele of gedeeltelijke financiële compensatie verlangen door een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door provinciale staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.
Een omgevingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
Voor zover een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid een significante aantasting tot gevolg heeft van de wezenlijke kenmerken en waarden van belangrijke weidevogelgebieden, recreatiegebieden rond de stad of karakteristieke landschapselementen, moet deze aantasting worden gecompenseerd. Gedeputeerde staten leggen de vereisten over de aard en omvang van de compensatie en het moment waarop de compensatie gerealiseerd moet zijn, vast in een beleidsregel over de compensatie bij nieuwe ontwikkelingen. De motivering bij het omgevingsplan bevat een verantwoording over de wijze van compensatie.
Artikel 7.44 (afgestemde regionale behoefte)
Een omgevingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voor wonen, bedrijventerreinen of kantoren mogelijk maakt houdt rekening met de op de behoefteramingen van gedeputeerde staten gebaseerde regionale afgestemde behoefte aan deze ontwikkeling. De regionaal afgestemde behoefte kan blijken uit de instemming met regionale bestuurlijke afspraken door gedeputeerde staten of uit een door gedeputeerde staten openbaar gemaakt document.
Artikel 7.46 (aanwijzing en geometrische begrenzing grote buitenstedelijke bouwlocaties)
Grote buitenstedelijke bouwlocaties zijn de locaties benoemd in bijlage IX, onder B, en waarvan de geometrische begrenzing indicatief is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 7.47 (grote buitenstedelijke bouwlocaties)
Een omgevingsplan voorziet alleen in een nieuwe stedelijke ontwikkeling groter dan 3 hectare die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien op een grote buitenstedelijke bouwlocatie.
De detailhandel, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:
voor zover de ontwikkeling een omvang heeft van meer dan 4.000 m2 bruto-vloeroppervlakte in de binnensteden van Rotterdam en Den Haag of 2.000 m2 bruto-vloeroppervlakte in de andere centra, is ook met het oog op de eisen onder a en b, advies gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland.
Artikel 7.49 (uitzonderingen detailhandel)
In afwijking van artikel 7.48 kan een omgevingsplan voorzien in de volgende detailhandel:
detailhandel in goederen die qua aard of omvang van de aangeboden goederen niet of niet goed inpasbaar is in de centra:
meubelbedrijven, inclusief in ondergeschikte mate een assortiment woninginrichting en stoffering, evenals detailhandel in de volumineuze woongoederen: keukens, badkamers, vloeren, zonwering en jacuzzi’s, voor zover de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bedrijventerreinen met locaties voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV) waarvan de locatie geometrisch is begrensd in bijlage II;
Het omgevingsplan kan toevoeging of uitbreiding van detailhandel, bedoeld in het eerste lid, onder a en f, alleen mogelijk maken als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Ook met het oog hierop is advies gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland, voor zover het gaat om de detailhandel, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen 3, 4 of 5, of bedoeld in het eerste lid, onder f, en voor zover die nieuwe detailhandel een omvang heeft van meer dan 1.000 m2 bruto-vloeroppervlakte.
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe met de grootst mogelijke gebruiksruimte voor geluid en geur per bedrijf, vastgelegd in een hoogst mogelijke geluidruimte zone en geurruimte zone of vergelijkbare milieuzonering, passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk omgevingsplan of ontwikkelingen als bedoeld in artikel 7.47.
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op een bestaand bedrijventerrein als bedoeld in het eerste lid of het tweede lid en dat gehele of gedeeltelijke transformatie naar andere activiteiten dan bedrijven mogelijk maakt, verantwoordt in de motivering op welke wijze binnen de regio compensatie van bedrijventerrein zal plaatsvinden.
Compensatie als bedoeld in het vierde lid, kan achterwege blijven, als:
het een bestaand niet-watergebonden bedrijventerrein met een in een milieuzonering vastgelegde gebruiksruimte voor geluid en geur van ten hoogste een geluidruimte zone 3 en een geurruimte zone 2, of milieucategorie 3, of vergelijkbare milieuzonering, en een oppervlakte van minder dan 1 hectare betreft; of
Artikel 7.54 (glastuinbouwgebied)
In het omgevingsplan kan de begrenzing van de locaties, bedoeld in artikel 7.53, eerste tot en met vijfde lid, in beperkte mate worden aangepast, rekening houdend met de lokale omstandigheden en bestaande bedrijven en functies, anders dan glastuinbouwbedrijven en openlucht tuinbouwbedrijven, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang van de locaties en de bruikbaarheid voor de glastuinbouw.
In afwijking van het eerste lid, kan een omgevingsplan voor het glastuinbouwgebied Westland-Oostland, bij uitzondering een bedrijf toelaten dat behoort tot de keten glastuinbouw en dat een bijdrage levert aan de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied als internationaal centrum voor teelt, kennis en handel van glastuinbouwproducten, voor zover aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het glastuinbouwgebied.
In afwijking van het eerste lid kan een omgevingsplan voor het glastuinbouwgebied Glasparel en Knibbelweg Oost, ruimtelijke ontwikkelingen toelaten die niet behoren tot de keten glastuinbouw voor zover de ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt met toepassing van efficiënt en meervoudig grondgebruik door een combinatie met glastuinbouw.
Een omgevingsplan dat voorziet in het toevoegen of uitbreiden van glastuinbouw met een oppervlakte van ten minste vijf hectare aan aaneengesloten percelen, bevat in de motivering een verantwoording waarin de behoefte aan het gebruik van nieuwe locaties voor glastuinbouw als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag wordt onderbouwd. Ook wordt onderbouwd waarom in deze behoefte niet kan worden voorzien door herstructurering of intensivering van elders in de betrokken regio gelegen bestaande glastuinbouwgebieden.
Het omgevingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan als de behoefte aan het gebruik van nieuwe locaties voor glastuinbouw nog niet is aangetoond, zoals bedoeld in het achtste lid, voortzetting van het huidige grondgebruik mogelijk maken totdat er alsnog behoefte ontstaat aan ontwikkeling voor glastuinbouw. De mogelijkheden voor ontwikkeling voor glastuinbouw mogen daarbij niet significant worden beperkt, tenzij het een ontwikkeling betreft die past binnen het huidige agrarische grondgebruik.
Artikel 7.56 (boom- en sierteeltgebied)
Een omgevingsplan voor het boom- en sierteeltgebied PCT-terrein kan naast de vestiging van boom- en sierteeltbedrijven in beperkte mate voorzien in de vestiging van bedrijven en andere functies die een directe binding hebben met de boom- en sierteelt en noodzakelijk zijn voor het functioneren van de boom- en sierteelt.
Artikel 7.58 (bollenteeltgebied)
Een omgevingsplan voor het bollenteeltgebied, bedoeld in het eerste lid, dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling anders dan bollenteelt toestaat in een gebied dat in het voorgaande omgevingsplan is aangewezen voor bollenteelt, voorziet in compensatie van bollenteeltgebied door een overeenkomst hierover met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek.
Artikel 7.59 (agrarische bedrijven)
Een omgevingsplan voor agrarisch gebied neemt de volgende voorwaarden in acht:
in afwijking van onderdeel a, kan bij samenvoeging van twee akkerbouwbedrijven de omvang van het agrarisch bouwperceel worden vergroot tot de op het moment van samenvoeging bestaande maximaal mogelijke planologische omvang van beide bouwpercelen gezamenlijk, mits het achter te laten bouwperceel wordt gesaneerd;
uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een op 1 januari 2017 in de provincie Zuid-Holland bestaande neventak intensieve veehouderij, kan worden toegelaten binnen het bouwperceel van maximaal 2 hectare, voor zover de neventak meer dan 20% bedraagt van de economische bedrijfsomvang;
Artikel 7.60 (wezenlijke kenmerken en waarden)
De wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden aangewezen als natuurnetwerk Nederland zijn de wezenlijke kenmerken en waarden in bijlage IX, onder D en voor Natura 2000-gebieden de kenmerken en waarden die voor deze gebieden zijn omschreven in een beheerplan als bedoeld in artikel 3.8, derde lid en artikel 3.9, derde lid, van de Omgevingswet.
Artikel 7.61 (activiteiten met mogelijk (significante) nadelige gevolgen)
Een omgevingsplan voor het natuurnetwerk Nederland, bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, laat daarbinnen geen activiteiten toe die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden significant beperken, of die leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
Artikel 7.62 (ontwikkelen prioritaire nieuwe natuur)
Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op prioritaire nieuwe natuur, bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, onder b, bevat het omgevingsplan alleen functies die de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk maken.
Artikel 7.63 (ontwikkelen Buijtenland van Rhoon)
Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op Buijtenland van Rhoon, bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, onder c, bevat het omgevingsplan regels die hoogwaardige akkernatuur en (openlucht)recreatie mogelijk maken met ruimte voor extensieve agrarische bedrijvigheid, voor zover deze bijdraagt aan hoogwaardige akkernatuur en (openlucht)recreatie en met behoud van landschappelijke elementen en cultureel erfgoed, en ook leidingen voor telecommunicatie of het transport van gassen, vloeistoffen of elektriciteit.
Artikel 7.64 (aanwijzing en geometrische begrenzing van werelderfgoed)
Nieuwe Hollandse Waterlinie is de locatie bekend als de vroegere verdedigingslinie Nieuwe Hollandse Waterlinie, die van Muiden naar Woudrichem loopt en eindigt bij Werkendam en die is gelegen op het grondgebied van de provincies Noord-Holland, Utrecht, Gelderland, Zuid-Holland en Noort-Brabant als bedoeld in artikel 7.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, en waarvan de geometrische begrenzing van het Zuid-Hollandse deel is vastgelegd in bijlage II.
Neder-Germaanse Limes is de locatie bekend als een serie van archeologische monumenten van de vroegere Romeinse rijksgrens, die van Katwijk aan Zee tot de grens met Duitsland loopt over het grondgebied van de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland als bedoeld in artikel 7.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en waarvan de geometrische begrenzing van het Zuid-Hollandse deel is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 7.65 (kernkwaliteiten werelderfgoed)
In aanvulling op artikel 7.4, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn kernkwaliteiten van de werelderfgoederen Nieuwe Hollandse Waterlinie en Neder-Germaanse Limes de in het belang van het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed in bijlage IX, onder D beschreven essentiële kenmerken van het aanwezige landschap en cultureel erfgoed.
Artikel 7.66 (geen aantasting kernkwaliteiten werelderfgoederen)
Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op de werelderfgoederen Nieuwe Hollandse Waterlinie of Neder-Germaanse Limes, laat het omgevingsplan geen activiteiten toe die de kernkwaliteiten aantasten.
Artikel 7.67 (aanwijzing en geometrische begrenzing van gebieden met archeologische waarden binnen de Neder-Germaanse Limes)
Artikel 7.68 (bescherming archeologische waarden binnen de Neder-Germaanse Limes)
De regels, bedoeld in het vierde lid voorzien in ieder geval in de voorwaarde van archeologisch onderzoek bij werken of werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 waarbij de bodem tot meer dan 30 cm onder het maaiveld wordt geroerd en de voorwaarde, dat gehandeld wordt in overeenstemming met de uitkomsten van dat onderzoek.
Artikel 7.69 (aanwijzing en geometrische begrenzing gebieden met bekende archeologische waarden)
Gebieden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde, zijn de locaties 1 waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 7.70 (bescherming bekende archeologische waarden)
Artikel 7.72 (bescherming molenbiotoop)
Een omgevingsplan voor een molenbiotoop als bedoeld artikel 7.71, eerste en tweede lid, garandeert in voldoende mate de vrije windvang en het zicht op de molen en neemt de volgende waarden in acht:
binnen een straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, gelden de volgende hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting:
voor zover dit gebied is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wieken.
In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, is bebouwing mogelijk ten behoeve van:
een ontwikkeling binnen een molenbiotoop waarin vrije windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd; of
Artikel 7.74 (bescherming landgoed- en kasteelbiotoop)
Het omgevingsplan, bedoeld in het eerste lid, bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de landgoedbiotoop of kasteelbiotoop wordt beschreven. Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed of het kasteel gaat deze paragraaf in op de wijze waarop de kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop of kasteelbiotoop beschermd of versterkt worden. Het gaat in ieder geval om de volgende kenmerken en waarden:
Afwijking van het eerste lid is alleen mogelijk als sprake is van het noodzakelijk continueren van bouw- en gebruiksrechten uit het voorgaande omgevingsplan of als sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en er geen reële andere mogelijkheid is. De motivering van het omgevingsplan bevat hierover een verantwoording.
Artikel 7.75 (aanwijzing en geometrische begrenzing locaties windenergie)
Locaties voor windenergie zijn de locaties waarvan de geometrisch begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
In afwijking van het eerste lid kan een omgevingsplan voor een gebied buiten het bestaand stads-en dorpsgebied kleine windturbines met een ashoogte tot 15 m toelaten en kan een omgevingsplan voor een gebied binnen het bestaand stads- en dorpsgebied of voor locatie binnen het glastuinbouwgebied, bedoeld in artikel 7.53, eerste lid, kleine en middelgrote windturbines met een ashoogte tot 45 m toelaten, voor zover dat passend is bij de lokale situatie.
Artikel 7.77 (vrijwaringszone provinciale vaarwegen)
Artikel 7.78 (aanwijzing en geometrische begrenzing recreatietoervaartnet)
Het recreatietoervaartnet is de locatie waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 7.79 (bescherming recreatietoervaartnet)
Een omgevingsplan voor het recreatietoervaartnet houdt rekening met het voorkomen van belemmeringen van de recreatieve bevaarbaarheid van de vaarweg en is zo mogelijk gericht op verbetering en versterking van de bevaarbaarheid of de recreatieve waarden van de vaarweg.
§ 7.3.24 Beschermingszones drinkwatervoorziening (infrastructuur)
Artikel 7.82 (ontheffingsbevoegdheid gedeputeerde staten)
Gedeputeerde staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen van de regels in afdeling 7.3.
Artikel 7.83 (indieningsvereisten ontheffing)
Een verzoek om een ontheffing, wordt ingediend met gebruikmaking van het daarvoor door gedeputeerde staten vastgestelde e-formulier en gaat vergezeld van de daarin aangegeven bescheiden en bevat, als het verzoek is gedaan door het college van burgemeester en wethouders, een motivering dat het verzoek is gedaan in overeenstemming met de gemeenteraad.
Artikel 7.84 (motivering omgevingsplan)
De motivering van een omgevingsplan dat ook wordt gebaseerd op een verleende ontheffing, bevat een afschrift van de beschikking van die ontheffing en de in artikel 7.83 bedoelde bescheiden.
Afdeling 7.4 Waterschapsverordening
Artikel 7.87 (profiel van vrije ruimte)
In een waterschapsverordening wordt het profiel van vrije ruimte voor een toekomstige versterking of uitbreiding van een waterkering, die in beheer is bij het waterschap, aangewezen en geometrisch begrensd.
Artikel 7.92 (activiteiten waardoor een verontreiniging wordt verminderd of verplaatst)
De waterschapsverordening bepaalt dat het verboden is een wateronttrekkingsactiviteit, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, of het in de bodem brengen van water ter aanvulling van grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, te verrichten die tot gevolg heeft dat een ernstige verontreiniging van meer dan 1.000 kubieke meter in de verzadigde zone van de bodem significant wordt verminderd of verplaatst.
Artikel 7.93 (wateronttrekkingsactiviteit in grondwaterbeschermingsgebied)
De waterschapsverordening bepaalt dat het in grondwaterbeschermingsgebieden, bedoeld in artikel 2.2 verboden is om zonder omgevingsvergunning een permanente wateronttrekkingsactiviteit, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, te verrichten voor zover het gaat om andere dan de in artikel 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving aangewezen gevallen.
Artikel 7.94 (vergunningvrije wateronttrekkingsactiviteit)
Dit artikel is van toepassing op een waterschapsverordening die bepaalt dat voor een wateronttrekkingsactiviteit, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, geen omgevingsvergunning is vereist.
Afdeling 7.5 Omgevingsvergunningen
Artikel 7.97 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op een vergunningplichtige stiltegebiedactiviteit die is aangewezen in artikel 3.16.
Artikel 7.98 (beoordelingsregels stiltegebiedactiviteit)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een stiltegebiedactiviteit, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend:
§ 7.5.3 Omgevingsvergunning milieubelastende activiteit in grondwaterbeschermingsgebieden
Artikel 7.99 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op een vergunningplichtige milieubelastende activiteit in grondwaterbeschermingsgebieden die is aangewezen in afdeling 3.3.
Artikel 7.100 (beoordelingsregels milieubelastende activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden)
§ 7.5.4 Omgevingsvergunning activiteit met betrekking tot het beheren, beperken of ongedaan maken van verontreinigd grondwater
Artikel 7.103 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op een vergunningplichtige milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.146.
Artikel 7.104 (beoordelingsregels milieubelastende activiteit ontgassen van binnenschepen)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit, als bedoeld in artikel 3.142 wordt de omgevingsvergunning niet verleend tenzij:
§ 7.5.6 Omgevingsvergunning activiteit op of rond gesloten stortplaatsen
Artikel 7.105 (toepassingsbereik en oogmerk)
Deze paragraaf is van toepassing op een vergunningplichtige activiteit in, op, onder, boven of bij een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd, die is aangewezen in artikel 3.155.
Artikel 7.106 (beoordelingsregels over de activiteit in, op, onder, boven of bij een gesloten stortplaats)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit in, op, onder, boven of bij een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met de in artikel 3.149 genoemde belangen.
Artikel 7.107 (voorschriften over de activiteit in, op, onder, boven of bij een gesloten stortplaats)
Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit in, op, onder, boven of bij een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd kunnen voorschriften worden verbonden over:
Artikel 7.109 (instructieregels voor natuurnetwerk Nederland)
Er wordt geen projectbesluit door gedeputeerde staten vastgesteld voor het uitvoeren van een project binnen het natuurnetwerk Nederland dat nadelige gevolgen kan hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk, bedoeld in artikel 7.60, tenzij verzekerd is dat deze gevolgen tijdig worden gecompenseerd, zodanig dat de kwaliteit, oppervlakte en samenhang van het natuurnetwerk behouden blijven.
Artikel 7.110 (instructieregels voor werelderfgoed en erfgoed op de Voorlopige Lijst werelderfgoed)
Er wordt geen projectbesluit door gedeputeerde staten vastgesteld voor het uitvoeren van een project dat de kernkwaliteiten van de werelderfgoederen en erfgoederen op de Voorlopige Lijst werelderfgoed, bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 7.65, aantast.
Artikel 7.111 (ontheffing instructieregels projectbesluit door waterschappen)
Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van het dagelijks bestuur van een waterschap ontheffing verlenen van de regels in afdeling 7.3 voor het vaststellen van een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44, vierde lid, van de Omgevingswet.
HOOFDSTUK 8 FAUNABEHEEREENHEID EN -PLANNEN
Afdeling 8.1 Faunabeheereenheid
Artikel 8.2 (bestuurssamenstelling Faunabeheereenheid Zuid-Holland)
Naast de vertegenwoordigers, bedoeld in het eerste lid, zit in het bestuur van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland een vertegenwoordiger van een of meer maatschappelijke organisaties die het doel behartigen van een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in Zuid-Holland, waarbij deze vertegenwoordiger spreekt namens een gezamenlijke achterban van ten minste 2.500 leden of donateurs woonachtig in de provincie Zuid-Holland.
Artikel 8.3 (informatie en verantwoording)
Het jaarlijks verslag van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland, bedoeld in artikel 6.3, derde lid, van het Omgevingsbesluit, bevat in ieder geval de volgende gegevens:
beschrijving van populatieontwikkelingen die een risico vormen voor de belangen, bedoeld in artikel 8.74j, eerste lid, onder b en artikel 8.74k, eerste lid, onder b en artikel 8.74l, eerste lid, onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, die ten grondslag kunnen worden gelegd aan een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit.
Artikel 8.4 (registratie gebruikers omgevingsvergunning)
De Faunabeheereenheid Zuid-Holland houdt een registratie bij van alle gebruikers van de aan de Faunabeheereenheid Zuid-Holland verleende omgevingsvergunningen. Deze registratie is altijd ten behoeve van toezicht of handhaving op verzoek inzichtelijk voor gedeputeerde staten.
Artikel 8.5 (toepassingsbereik)
Deze afdeling gaat over de faunabeheerplannen van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland.
Artikel 8.7 (faunabeheerplan duurzaam beheer van populaties)
In aanvulling op artikel 8.6 bevat een faunabeheerplan over duurzaam beheerde populaties in ieder geval per diersoort:
een onderbouwing van de noodzaak van een duurzaam beheer, waaronder een onderbouwing van de schade aan de belangen, bedoeld in artikel 8.74h, tweede lid, artikel 8.74i, tweede lid en artikel 8.74j, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving in de periode voorafgaand aan het ter goedkeuring indienen van het faunabeheerplan;
per gebied een beschrijving van de handelingen die in de periode voorafgaand aan het ter goedkeuring indienen van het faunabeheerplan zijn verricht om schade aan de onder c bedoelde belangen te voorkomen, en voor zover die kwantitatieve gegevens redelijkerwijs kunnen worden verkregen, een beschrijving van de effectiviteit van die handelingen;
Artikel 8.8 (faunabeheerplan schadebestrijding)
In aanvulling op artikel 8.6 bevat het faunabeheerplan over bestrijding van schadeveroorzakende dieren in ieder geval per diersoort:
per gebied een beschrijving van de handelingen die in de periode voorafgaand aan het ter goedkeuring indienen van het faunabeheerplan, zijn verricht om schade als bedoeld onder c te voorkomen, en voor zover die kwantitatieve gegevens redelijkerwijs kunnen worden verkregen, een beschrijving van de effectiviteit van die handelingen;
Artikel 8.9 (faunabeheerplan uitoefening jacht)
In aanvulling op artikel 8.6 bevat het faunabeheerplan over de uitoefening van de jacht:
Afdeling 8.3 Wildbeheereenheden
Artikel 8.12 (statuten en verplichtingen wildbeheereenheden)
De statuten van een wildbeheereenheid bevatten in ieder geval de bepaling dat het lidmaatschap van de wildbeheereenheid kan worden opgezegd wanneer het lid bij de uitoefening van de jacht, schadebestrijding of populatiebeheer niet handelt conform de faunabeheerplannen of vergunningen, dit ter beoordeling van het bestuur van de wildbeheereenheid, gehoord de faunabeheereenheid.
Afdeling 10.2 Omgevingsvergunning: betrokkenheid
Artikel 10.2 (advies omgevingsvergunning activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden)
In het geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit in een grondwaterbeschermingsgebied als bedoeld in afdeling 3.3, stellen gedeputeerde staten in de gelegenheid om advies uit te brengen naar aanleiding van die aanvraag:
Afdeling 10.3 Projectbesluiten
Artikel 10.3 (projectbesluit van waterschappen)
Een aan gedeputeerde staten ter goedkeuring toegezonden projectbesluit als bedoeld in artikel 5.46, tweede lid, van de Omgevingswet dat betrekking heeft op een primaire waterkering die onderdeel uitmaakt van een dijktraject die bovendien is gelegen op het grondgebied van een andere provincie, wordt door het waterschapsbestuur ook ter kennisneming toegezonden aan gedeputeerde staten van die andere provincie.
Afdeling 10.4 Verstrekken en beschikbaar stellen van gegevens
Artikel 10.4 (verstrekken gegevens wateronttrekkingsactiviteit)
Het waterschapsbestuur verstrekt aan gedeputeerde staten ten behoeve van het grondwaterregister:
een overzicht van de vergunningen en gegevens en bescheiden op basis waarvan de wateronttrekkingsactiviteit, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, plaatsvindt.
de gegevens die in het kader van de wateronttrekkingsactiviteit, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, door de houder van de omgevingsvergunning of door degene op wie een informatieplicht rust aan het waterschapsbestuur worden verstrekt.
Afdeling 10.5 Procedures schade door in het wild levende dieren
De aanvrager zal het gewas, de teelt of de producten, waarop de aanvraag om tegemoetkoming betrekking heeft, niet eerder oogsten of op een andere manier van zijn bedrijf afvoeren, dan nadat de schade is getaxeerd door de taxateur die werkzaam is voor een door BIJ12 aangewezen taxatiebureau of een consulent faunazaken van BIJ12.
HOOFDSTUK 12 HANDHAVING EN UITVOERING
Artikel 12.1 (toezicht en opsporing provinciale vaarwegen en provinciale wegen)
Met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens de Wet op de economische delicten, zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen, de op grond van het eerste lid aangewezen personen belast, die in het bezit zijn van de buitengewone opsporingsbevoegdheid.
Afdeling 12.2 Kwaliteit uitvoering en handhaving
Artikel 12.3 (doelen uitvoerings- en handhavingsstrategie)
De uitvoerings- en handhavingsstrategie, bedoeld in artikel 13.5, eerste lid, van het Omgevingsbesluit bevat doelen die betrekking hebben op:
HOOFDSTUK 13 MONITORING EN INFORMATIE
Artikel 13.5 (grondwaterregister)
Gedeputeerde staten houden een register bij waarin wateronttrekkingsactiviteiten, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, worden opgenomen.
Een niet in het grondwaterregister opgenomen wateronttrekkingsactiviteit, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, wordt ambtshalve door gedeputeerde staten in het grondwaterregister opgenomen. De datum van de ambtshalve inschrijving is de aanvangsdatum van de wateronttrekkingsactiviteit.
Artikel 14.1 (toestemming faunabeheereenheid op grond van artikel 3.17, derde lid Wet natuurbescherming)
Artikel 4.13 van de Invoeringswet Omgevingswet is van overeenkomstige toepassing op een schriftelijke en gedagtekende toestemming die, voordat deze verordening in werking is getreden, door de faunabeheereenheid is verleend op grond van artikel 3.17, derde lid, van de Wet natuurbescherming.
HOOFDSTUK 15 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN
Den Haag, 15 december 2021
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
Griffier,
B.S.M. Sepers
Voorzitter,
Drs. J. Smit
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
aandachtsgebied: brandaandachtsgebied, explosieaandachtsgebied of gifwolkaandachtsgebied;
aandachtsgebied met verhoogd groepsrisico: aandachtsgebied waar op basis van een kwantitatieve benadering van het groepsrisico berekend is of op basis van een kwalitatieve benadering aannemelijk is dat het berekende groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt;
achtergrondwaarden: waarden als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;
ADN: Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (Trb. 2001, 67);
adviescommissie detailhandel Zuid-Holland: onafhankelijk adviesorgaan waarvan het reglement door gedeputeerde staten is vastgesteld bij besluit van 26 mei 2015 en dat de gemeentelijke onderbouwing van een nieuwe detailhandelsontwikkeling op kwantitatieve en kwalitatieve behoefte en de ruimtelijke effecten van de ontwikkeling, zoals woon- en leefklimaat, objectief valideert;
afhaalpunt voor niet-dagelijkse artikelen: ruimte ten behoeve van de levering en retournering van vooraf elders bestelde artikelen, niet zijnde levensmiddelen of middelen voor de persoonlijke verzorging, zonder het tonen van artikelen in een showroom, etalage of op een andere manier;
agrarisch bedrijf: bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren;
agrarisch bouwperceel: aaneengesloten terrein waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, een bedrijfswoning met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo’s, kuilvoerplaten, biomassavergistingsinstallaties, mestopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd;
akkerbouwbedrijf: bedrijf dat alleen of overwegend is gericht op het telen van akkerbouwgewassen in de open grond;
anorganische meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
badseizoen: badseizoen als bedoeld in artikel 3.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
baggerspecie: baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;
bebouwde kom: gebied van een gemeente zoals bedoeld bij of krachtens artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
bebouwing: één of meerdere gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bedrijventerrein: terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet- commerciële dienstverlening en industrie;
beheer van de weg: de publiekrechtelijke zeggenschap over en de verantwoordelijkheid voor de weg met inbegrip van de plicht tot onderhoud en de bevoegdheid tot het treffen van maatregelen en het al dan niet toestaan van handelingen van derden of gedogen van situaties die van invloed zijn op de toestand of het gebruik van de weg;
berekende groepsrisico: groepsrisico zoals berekend door het rekenpakket Safeti-NL, RBM II of CAROLA volgens het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid, genoemd in de Omgevingsregeling, waarbij de resultaten worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen van incidenten waarbij die aantallen slachtoffers kunnen vallen;
bestaand stads- en dorpsgebied: stedelijk gebied als bedoeld in bijlage 1, onder A van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
BIJ12: uitvoeringsorganisatie voor de samenwerkende provincies;
binnenschip: schip als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Binnenvaartwet;
bodembedreigende stof: stof die de bodem kan verontreinigen en stoffen of mengsels als omschreven in artikel 3 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels die de bodem kunnen verontreinigen;
bollenteeltbedrijf: bedrijf dat is gericht op de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, de teelt van snijbloemen en laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, de teelt van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt, niet zijnde boom- en sierteelt en fruitteelt, zo nodig met het gebruik van ondersteunend glas;
bouwmarkt: detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment bestaat uit bouwmaterialen, evenals materialen die voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn;
carcinogeen: de eigenschappen beschreven in 3.6.1.1 van deel 3, bijlage I, EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;
compensatiewoning: woning op grond van de Ruimte-voor-Ruimteregeling genoemd op blz. 55 van de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016 die met de volgende identificatienummers is gepubliceerd:
detailhandel: bedrijfsmatig te koop aanbieden, uitstallen ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel waarbij het hoofdassortiment bestaat uit omvangrijke goederen waarvoor een grote uitstallingsruimte nodig is, zoals auto’s, boten en caravans;
dienstverlening: bedrijfsmatig verlenen van commerciële- en niet-commerciële diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen;
drijvend voorwerp: drijvend voorwerp als bedoeld in artikel 1.01, onder D, onderdeel 1º, van het Binnenvaartpolitiereglement;
drinkwaterbedrijf: drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet;
duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren: geheel aan handelingen dat gericht is op het beïnvloeden van de omvang van die populatie en de demografie op dusdanige wijze wordt beïnvloed dat er ook op de lange termijn sprake blijft van een levensvatbare populatie die niet in het voortbestaan wordt bedreigd;
gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland;
geitenhouderij: bedrijf of een onderdeel daarvan waar geiten worden gehouden;
gemakswinkel: winkel voor kleine en snelle aankopen met een beperkt assortiment van dagelijkse of direct te gebruiken artikelen;
gemengd bollenteelt- en glastuinbouwbedrijf: bedrijf dat is gericht op de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, de teelt van snijbloemen en laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, de teelt van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt, niet zijnde boom- en sierteelt en fruitteelt, in zowel de volle grond als onder glas en dat ten minste 3.000 m2 glas duurzaam in gebruik heeft;
glastuinbouwbedrijf: volwaardig en doelmatig bedrijf in overwegende mate gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door het duurzaam en intensief kweken van assimilerende organismen onder invloed van licht, geheel of hoofdzakelijk overdekt; waarbij onder kweken wordt verstaan veredeling, selectie, opkweek en verzorging, en waarbij onder licht wordt verstaan licht afkomstig uit natuurlijke of kunstmatige bron;
greenportwoning: woning (ook genoemd Offensiefwoning en landgoedachtige woning), waarvan in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016 is aangegeven dat die in het buitengebied, buiten het bestaand stads- en dorpsgebied, kan komen. Het betreft greenportwoningen zoals genoemd op blz. 55 van de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016 die met de volgende identificatienummers is gepubliceerd:
groepsrisico: de kans per jaar op het overlijden van een groep van tien of meer personen als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval veroorzaakt door een activiteit met gevaarlijke stoffen (zie ook artikel 5.15 Besluit kwaliteit leefomgeving);
grondwaterregister: grondwaterregister zoals bedoeld in artikel 13.4b eerste lid, onder c van de Omgevingswet;
hoofdinfrastructuur: weg of spoorweg van nationaal belang, met bijbehorende voorzieningen, en overige spoorwegen;
hoofdtak intensieve veehouderij: bedrijfsonderdeel intensieve veehouderij dat qua economische bedrijfsomvang als agrarische hoofdactiviteit kan worden aangemerkt;
houtgewas: bomen, heesters, struik-, veld- en tuingewassen en andere houtgewassen, de wortels inbegrepen;
intensieve veehouderij: bedrijf waar slacht-, leg-, of pelsdieren in gebouwen worden gehouden of gefokt, met uitzondering van bedrijven waar aan vrijwel alle dieren ten minste een aanmerkelijk deel van het jaar de mogelijkheid wordt geboden van vrije weidegang of vrije uitloop;
kantoor: gebouw of deel daarvan dat gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig verrichten van administratieve werkzaamheden op financieel, ontwerptechnisch, juridisch, of ander daarmee gelijk te stellen gebied;
kas: bouwwerk van bijna alleen maar glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1 m of meer voor de bedrijfsmatige teelt van gewassen;
kort verblijf: kortdurend en in ieder geval niet langer dan vijftien minuten, innemen van een ligplaats voor het in of uit laten stappen van passagiers, het laden of lossen van pleziervaartgerelateerde goederen of het te water laten van een pleziervaartuig;
kringloopwinkel: detailhandelsvestiging waarbij gebruikte huisraad, kleding, fietsen en overige kringloopgoederen om niet worden ingezameld en worden gerepareerd en verkocht;
kunstwerk: bruggen, viaducten, tunnels, duikers, sluizen en soortgelijke technisch werken in spoorbouw, wegenbouw of waterbouw;
kwaliteitscriteria: in landelijke samenwerking tussen bevoegde gezagen ontwikkelde en beschikbaar gestelde actuele kwaliteitscriteria vergunningverlening, toezicht en handhaving inzake de beschikbaarheid en de deskundigheid van organisaties die met de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten zijn belast;
kwaliteitsklasse: indeling in een categorie voor de kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;
kwaliteitsklasse wonen: kwaliteitsklasse wonen als bedoeld in artikel 4.2.1, onder b, Regeling bodemkwaliteit;
kwetsbaar gewas: onder ‘landbouw’ en ‘vollegrondsgroenteteelt’ beschreven teelten, met uitzondering van weide-, hooi- of graszaadpercelen waarvan het grasgewas minimaal zes maanden oud is en granen en graszaad in de periode waarin het gewas afrijpt;
ladingtank: ladingtank als bedoeld in artikel 1.2.1 ADN;
landbouw: akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande;
landgoed: ruimtelijk functionele eenheid bestaande uit bos, overige natuur en woonbebouwing, al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden;
lange hond: hond die door zijn daarvoor voldoende lichaamsbouw in staat is in open veld een gezonde, volwassen haas te achtervolgen, in te halen en te grijpen;
ligplaats: plaats in of boven het water om door een vaartuig ter verblijf van meer dan vijftien minuten te worden ingenomen;
maaiveld: hoogteligging van de gronden ter plaatse van en direct grenzend aan een voorgenomen ontgronding;
maatgevende hoogwaterstand: het door gedeputeerde staten vastgesteld hoogwaterpeil dat op basis van de overschrijdingsfrequentie van de waterstand en de omgevingswaarde veiligheid regionale waterkering van het type waterkering als maatgevend wordt beschouwd. Voor regionale boezemkeringen wordt dit bepaald door het maatgevend boezempeil, de scheefstand van de boezem door opwaaiing en de werking van boezemgemalen. Voor regionale waterkeringen langs vrij afstromende wateren wordt de maatgevende hoogwaterstand berekend door hydrologische analyse met eventueel gebruik van afvoernormen, modellen en/of metingen;
meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, van de Meststoffenwet;
milieucategorie: milieucategorie zoals omschreven in de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2009);
milieuzones geluid en geur: zones met gebruiksruimte voor geluid en geur zoals omschreven in de Handreiking milieuzonering nieuwe stijl van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (mei 2019).
motorrijtuig: motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994;
N.E.G: N.e.g.-positie als bedoeld in artikel 1.2.1 ADN (ADN);
nadeelcompensatie: als bedoeld in afdeling 15.1 van de Omgevingswet;
nazorgvoorzieningen: voorzieningen ter bescherming van het milieu als bedoeld in artikel 8.49, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer;
netto-verkoopvloeroppervlakte: oppervlakte van het gedeelte van een winkel dat toegankelijk is voor het publiek en waar de producten voor verkoop en verhuur zijn uitgestald;
neventak intensieve veehouderij: bedrijfsonderdeel intensieve veehouderij dat qua economische bedrijfsomvang niet als agrarische hoofdactiviteit kan worden aangemerkt;
oever: onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in onderdeel A van de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet, bestaande uit een aanwezige natuurlijke overgang van water naar land of een aangebrachte oeverconstructie met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke verankering;
onderhoud van de weg: het uitvoeren van alle werken of werkzaamheden die nodig zijn voor de instandhouding van de weg op zodanige wijze dat deze voldoet aan de eisen die daaraan, gelet op zijn functie voor het openbaar verkeer, redelijkerwijs te stellen zijn;
onderhoudsplichtige: natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van een wettelijk voorschrift, een besluit, een vergunning, ontheffing of concessie, eigendomsrecht, overeenkomst of op een andere manier verantwoordelijk is voor het onderhoud van oevers of werken op, aan, over of boven een vaarweg;
onderste explosiegrens (OEG): onderste explosiegrens als bedoeld in randnummer 1.2.1 van het ADN;
ontgassen: afvoeren van restladingdamp uit een ladingtank waarbij restladingdampen terechtkomen in de open lucht;
onttrekken van grondwater: wateronttrekkingsactiviteit, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening;
openbaar verkeer: scheepvaartverkeer, bedoeld in artikel 1.1 van de Scheepvaartverkeerswet, of verkeer over de weg, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994;
openlucht tuinbouwbedrijf: volwaardig en doelmatig bedrijf in overwegende mate gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door het duurzaam en intensief kweken van assimilerende organismen in de open lucht, eventueel met gebruik van rolkassen; waarbij onder kweken wordt verstaan; veredeling, selectie, opkweek en verzorging;
oriëntatiewaarde: waarde waarmee het berekende of kwalitatief benaderde groepsrisico wordt vergeleken. Voor risicoveroorzakende activiteiten anders dan transport wordt het groepsrisico vergeleken met de oriëntatiewaarde weergegeven door de lijn die de punten met elkaar verbindt waarbij de kans op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers 10-5 per jaar is, de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers 10‑7 per jaar is en de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers 10-9 per jaar is. Voor transportroutes wordt het berekende groepsrisico per kilometer transportroute of per kilometer buisleiding vergeleken met de oriëntatiewaarde weergegeven door de lijn die de punten met elkaar verbindt waarbij de kans op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers 10-4 per jaar is, de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers 10‑6 per jaar is en de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers 10-8 per jaar is;
peilbesluit: besluit als bedoeld in artikel 2.41 van de Omgevingswet;
profiel van vrije ruimte: ruimte ter weerszijden van en boven een primaire of regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder benodigd is ten behoeve van een toekomstige versterking van de waterkering;
provinciale vaarweg: vaarweg in beheer bij de provincie;
provinciale weg: weg in beheer bij de provincie;
provincie: provincie Zuid-Holland;
regionale vaarweg: vaarweg in beheer bij een waterschap of gemeente;
regionale waterkering: een bij deze verordening aangewezen en indicatief geometrisch begrensde waterkering die beveiliging biedt tegen overstroming door water van een oppervlaktewaterlichaam waarvoor omgevingswaarden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, niet zijnde een primaire waterkering of een andere dan primaire waterkering die in beheer is bij het Rijk als bedoeld in de artikelen 2.0b en 2.0h van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
reprotoxisch: de voortplantingstoxiciteit, bedoeld in 3.7.1.1 van deel 3, bijlage I, van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;
restladingdamp: damp van restlading;
risicogebied externe veiligheid: locatie als bedoeld in artikel 5.16 Besluit kwaliteit leefomgeving;
ruimtelijke kwaliteit: kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;
ruimtelijke ontwikkeling: het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan;
schip: schip als bedoeld in artikel 1.01, onder A, onderdeel 1º, van het Binnenvaartpolitiereglement;
schipper: schipper als bedoeld in 1.2.1 van deel 1 van het ADN;
snelle motorboot: snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A, onder 170, van het Binnenvaartpolitiereglement;
spoorweg: spoorweg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet;
stedelijke ontwikkeling: stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 5.129g van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
stekbedrijf: bedrijf dat nagenoeg geheel is gericht op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
stiltegebieden: gebieden ter voorkoming of beperking van geluidbelasting als bedoeld in artikel 7.11, eerste lid, onder a, van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
stoffen: chemische elementen, verbindingen daarvan of mengsels van die elementen of verbindingen;
terreinbeherende organisatie: publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie die het beheer van natuur- en/of recreatiegebieden als doelstelling heeft;
tijdens de vaart: de vaart, bedoeld in 7.2.3.7.2 van deel 7 van het ADN;
toestel: toestel dat bij gebruik anders dan door menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, een luchtvaartuig of motorrijtuig daaronder niet begrepen;
tuincentrum: detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment bestaat uit boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, attributen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen, balkons en terrassen waaronder tuinmeubilair, en de daarbij benodigde hulpmaterialen;
UN: UN-nummer als bedoeld in artikel 1.2.1 Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (Trb. 2001, 67) (ADN);
vaarstrook: deel van de provinciale vaarweg dat alleen bestemd is voor varend verkeer;
vaarweg: voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water in de zin van artikel 1.01, onder D, onder 5°, van het Binnenvaartpolitiereglement;
vaarwegbeheer: overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van een vaarweg en bijbehorende werken;
vaarwegbeheerder: openbaar lichaam dat is belast met het vaarwegbeheer op grond van de Omgevingswet of waaraan de uitvoering van het vaarwegbeheer is opgedragen;
vaste stof: stof, anders dan gas of vloeistof;
veiligheidsstrook: parallel aan de vaarstrook en aan weerszijden daarvan richting oever gelegen deel van de provinciale vaarweg dat als buffer dient tussen varende en liggende schepen;
veiligheidszone: deel van een provinciale vaarweg met een relatief hoog risico op ongevallen;
vergelijkbare veiligheid: bescherming van personen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen op een bepaalde locatie gelijkwaardig aan de bescherming van personen buiten die locatie;
vervoerder: onderneming, bedoeld in artikel 1.2.1 van deel 1 van het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (Trb. 2001, 67) (ADN);
vollegrondsgroenteteelt: teelt in open grond van groentegewassen;
volwaardig agrarisch bedrijf: agrarisch bedrijf dat naar aard, omvang en redelijkerwijs te verwachten continuïteit en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt; de omvang omvat ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit de verwachten redelijk inkomen;
waterscooter: waterscooter als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A, onder 180, van het Binnenvaartpolitiereglement;
weg: openbare weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 1 van de Wegenwet, met alle bij de weg of het afwikkeling van het verkeer behorende of zich in of nabij de weg bevindende of rechtstreeks verbonden voorzieningen of werken;
weidelijkheid: fatsoenlijk en respectvol omgaan met het landschap, de in het wild levende dieren en de mensen met wie de jager in contact komt, overeenkomstig de door de Jagersvereniging opgestelde gedragscode;
zichtlijn voor de scheepvaart: het vrije zicht dat twee elkaar tegemoetkomende schepen, varend in de as van de vaarweg, moeten hebben op een onderlinge afstand van vijf maal de lengte van het maatgevende schip, afhankelijk van de CEMT-klasse van de vaarweg, met een maximum van 600 m.
BIJLAGE II GEOMETRISCHE BEGRENZING VAN LOCATIES
De bekendmaking van de geo-informatieobjecten is beschikbaar in een IMRO-GML bestand (NL.IMRO.9928.ZHOV-V001.gml) op grond van Artikel 11.1, eerste lid van het Besluit elektronische publicaties via TAM-IMRO. Het authentieke bronbestand is beschikbaar via https://ro.zuid-holland.nl/NL.IMRO.9928.ZHOV-V001/NL.IMRO.9928.ZHOV-V001.gml. De geo-informatieobjecten zijn raadpleegbaar op https://ruimtelijkeplannen.zuid-holland.nl/ZHOV.
Het GML-bestand voor de werkingsgebieden is via internet raadpleegbaar door de URL https://identifier.officielebekendmakingen.nl voor /join/.. te zetten (bijvoorbeeld https://identifier.officielebekendmakingen.nl/join/id/regdata/pv28/2020/Zuid-Holland@2021-06-29)
BIJLAGE III REGELS OVER ACTIVITEITEN IN DE FYSIEKE LEEFOMGEVING
A. Activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden
A.1. Schadelijke stoffen, mengsels, materialen en producten, bedoeld in artikel 3.22
Als stoffen, mengsels, materialen en producten schadelijk voor de kwaliteit van het grondwater als bedoeld in artikel 3.22 worden aangewezen:
B. Ontgassen van binnenschepen
C. Activiteiten die de natuur betreffen
C.1. Aangewezen soorten behorend bij artikel 3.189, eerste lid
Als soorten genoemd in artikel 3.189, eerste lid, worden aangewezen de volgende soorten:
BIJLAGE IV GEGEVENS EN BESCHEIDEN
A. Aanvullende algemene gegevens en bescheiden voor een aanvraag om een omgevingsvergunning, een maatwerkvoorschrift en een verzoek om een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 3.1, 3.2 en 3.9, derde lid
De gegevens en bescheiden die in aanvulling op de afdelingen 7.1 en 7.2 en paragraaf 7.5.2 van de Omgevingsregeling worden verstrekt voor de aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 3.1, artikel 3.2 en artikel 3.9, derde lid zijn:
B. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden aanvraag omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift per activiteit
B.1. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden aanvraag omgevingsvergunning voor stiltegebiedactiviteiten als bedoeld in artikel 3.15
Voor zover het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 3.15, worden de volgende aanvullende gegevens en bescheiden verstrekt:
B.2. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden aanvraag omgevingsvergunning voor het verrichten van activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden als bedoeld in artikel 3.23
Voor zover het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 3.23, worden de volgende aanvullende specifieke gegevens en bescheiden verstrekt:
B.3. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden aanvraag omgevingsvergunning voor het saneren van de bodem in grondwaterbeschermingsgebieden als bedoeld in artikel 3.23
Voor zover het gaat om een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.32 worden naast de gegevens bedoeld in B.2. van deze bijlage de volgende gegevens verstrekt:
B.4. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden Afdeling 3.4
B.5. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden aanvraag omgevingsvergunning voor het ontgassen van binnenschepen als bedoeld in artikel 3.145
Voor zover het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 3.145, worden de volgende aanvullende specifieke gegevens en bescheiden verstrekt:
B.6. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden aanvraag omgevingsvergunning voor activiteiten op of rond gesloten stortplaatsen als bedoeld in artikel 3.152
Voor zover het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 3.152, worden de volgende aanvullende specifieke gegevens en bescheiden verstrekt:
B.7. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden aanvraag omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een provinciale vaarweg als bedoeld in artikel 3.161
Wanneer het gaat om de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in paragraaf 3.7.2, worden aanvullend de volgende specifieke gegevens en bescheiden verstrekt:
B.8. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden aanvraag omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een provinciale weg als bedoeld in artikel 3.174
B.9. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden bij aanvraag maatwerkvoorschrift voor het vellen van houtopstanden als bedoeld in artikel 3.199
In aanvulling op artikel 3.2 worden bij een aanvraag om een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 3.199 de volgende bescheiden en gegevens verstrekt:
C. Algemene gegevens melding of het voldoen aan een andere informatieverplichting als bedoeld in artikel 3.3 en 3.4
De volgende algemene gegevens worden verstrekt:
als de activiteit waarvoor de gegevens worden verstrekt, wordt verricht door of namens een rechtspersoon of natuurlijke persoon in het kader van het voeren van een onderneming of het uitoefenen van een zelfstandig beroep: het e-mailadres van degene die de gegevens verstrekt respectievelijk de gemachtigde;
D. Gegevens en bescheiden per activiteit bij een melding of het voldoen aan een andere informatieverplichting
D.1. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden bij een melding voor een milieubelastende activiteit in een grondwaterbeschermingsgebied als bedoeld in artikel 3.24
Wanneer het gaat om een melding als bedoeld in artikel 3.24, worden aanvullend de volgende specifieke gegevens en bescheiden verstrekt:
D.2. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden Afdeling 3.4
D.3. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden Afdeling 3.4
D.4. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden Afdeling 3.4
D.5. Aanvullende specifieke gegevens en bescheiden bij een melding voor het vellen van houtopstanden als bedoeld in artikel 3.196
Wanneer het gaat om een melding als bedoeld in artikel 3.196, worden aanvullend de volgende specifieke gegevens en bescheiden verstrekt:
E. Gegevens en bescheiden ongewone voorvallen als bedoeld in de artikelen 3.26, 3.154, 3.163, 3.176
De gegevens en bescheiden die aan gedeputeerde staten of anderen worden verstrekt als bedoeld in de artikelen 3.26, 3.154, 3.163 en 3.176 zijn:
F. Gegevens en bescheiden bij het verrichten van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 3.10
BIJLAGE VI NADERE REGELS OVER OMGEVINGSWAARDEN
A. Veiligheid regionale waterkeringen
Omhangbepaling artikel 2 uitvoeringsbesluit regionale waterkeringen
Dit onderdeel van deze bijlage wordt gevormd door artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit regionale waterkeringen West-Nederland 2014, dat na inwerkingtreding van deze omgevingsverordening berust op artikel 5.1 van het delegatiebesluit Zuid-Hollandse Omgevingsverordening in samenhang met artikel 5.4, tweede lid.
B. Kans op overstroming regionale wateren
B.1 regels als bedoeld in artikel 5.6, tweede lid
Omhangbepaling nadere voorschriften toepassing normen waterkwantiteit
Dit onderdeel van deze bijlage wordt gevormd door de:
BIJLAGE VII REGELS OVER TOEDELING SPECIFIEKE TAKEN
A.1. Lijst als bedoeld in artikel 6.3 - provinciale vaarwegen in beheer bij gedeputeerde staten
A.2. Lijst als bedoeld in artikel 6.4 - regionale vaarwegen in beheer bij een ander bestuursorgaan dan gedeputeerde staten
BIJLAGE VIII NADERE INSTRUCTIEREGELS
A.1. Model bord als bedoeld in artikel 7.1, derde lid
A.2. Aanduiding als bedoeld in artikel 7.1, vierde lid
B. Aanduiding grondwaterbeschermingsgebieden
B.1. Model bord als bedoeld in artikel 7.2, vierde lid
B.2. Aanduiding als bedoeld in artikel 7.2, vijfde lid
C.1. Tijdstip als bedoeld in artikel 7.4, tweede lid
D.1. Regels als bedoeld in artikel 7.8 - vaarwegprofielen
Omhangbepaling uitvoeringsregeling vaarwegprofielen
Dit onderdeel van de bijlage wordt gevormd door de Uitvoeringsregeling vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015, die na inwerkingtreding van deze omgevingsverordening berust op artikel 6.4 van het delegatiebesluit Zuid-Hollandse Omgevingsverordening in samenhang met artikel 7.8.
BIJLAGE IX BEHORENDE BIJ INSTRUCTIEREGELS
A. Richtpunten als bedoeld in artikel 7.43
Verwijsbepaling Kwaliteitskaart
Voor de inhoud van dit onderdeel wordt verwezen naar bijlage 1, bij de Omgevingsvisie Zuid-Holland, initieel vastgesteld met identificatienummer NL.IMRO.9928.DOSx2016x0004358SV-VA01 en daarna diverse malen gewijzigd. Bijlage 1 bevat de kwaliteitskaart. Dit is een kaart, beschrijving en richtpunten. De kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen: de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschapen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving.
B. Grote buitenstedelijke bouwlocaties als bedoeld in artikel 7.46
In de tabellen zijn de nog te ontwikkelen woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 ha buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) opgenomen. In de tabellen is een overzicht opgenomen van de namen en de oppervlaktes van de locaties. Van de grote buitenstedelijke bouwlocaties is de geometrische begrenzing indicatief is vastgelegd in bijlage II.
B.2. Tabel bedrijventerreinen zachte capaciteit
Tabel 2 Bedrijventerreinen zachte capaciteit
B.3. Tabel bedrijventerreinen harde capaciteit
Tabel 3 Bedrijventerreinen harde capaciteit
B.4. Tabel andere stedelijke ontwikkelingen
Tabel 4 Andere stedelijke ontwikkelingen
C. Ontwikkelingsperspectief centra detailhandel als bedoeld in artikel 7.48, tweede lid, onder a.
Verwijsbepaling ontwikkelingsperspectief centra detailhandel
Voor de inhoud van dit onderdeel wordt verwezen naar de beleidskeuze "Concentratie detailhandel" en naar onderdeel 2.9 van de meeste recent vastgestelde versie van het Programma ruimte. De beleidskeuze en het Programma ruimte zijn onderdeel van de Omgevingsvisie Zuid-Holland, initieel vastgesteld met identificatienummer NL.IMRO.9928.DOSx2016x0004358SV-VA01 en daarna diverse malen gewijzigd.
D. Wezenlijke kenmerken en waarden natuurnetwerk Nederland als bedoeld in artikel 7.60
Verwijsbepaling wezenlijke kenmerken en waarden natuurnetwerk Nederland
De wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland worden in een daarvoor door gedeputeerde staten vastgesteld natuurbeheerplan omschreven.
E. Kernkwaliteiten werelderfgoed als bedoeld in artikel 7.65
In deze bijlage zijn de kernkwaliteiten, bedoeld in artikel 7.65 beschreven van de werelderfgoederen Nieuwe Hollandse Waterlinie en Neder-Germaanse Limes.
Kernkwaliteiten Nieuwe Hollandse Waterlinie: De Nieuwe Hollandse Waterlinie strekt zich uit over de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. Het is een oude verdedigingslinie, zodanig ontworpen en aangelegd dat water gebruikt kon worden als afweermiddel bij vijandelijke invallen. Deze verdedigingslinie functioneerde van 1815 tot 1963 en bestaat uit de volgende samenhangende onderdelen en kernkwaliteiten: inundatiegebieden en verdedigingswerken (forten, batterijen, lunetten, kazematten en groepsschuilplaatsen) in samenhang met hun omgeving, voormalige schootsvelden en verboden kringen rondom de forten, diverse waterwerken (zoals sluizen, en dijken, in het bijzonder de Diefdijk) en overige elementen als beschutte wegen, loopgraven en tankgrachten. Binnen Zuid-Holland bestaat deze linie met name uit de Diefdijk.
Kenmerkend zijn de dijkwielen en forten met schootsvelden.
Richtpunten voor nieuwe activiteiten:
Kernkwaliteiten Neder-Germaanse Limes:
De Limes is de aanduiding van de noordgrens van het voormalige Romeinse rijk, die zich in Europa
uitstrekt van de Balkan tot in Engeland. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. In Zuid-Holland
wordt de Limes gevormd door een zone langs de Oude Rijn, van de grens van Zuid-Holland met
Utrecht tot aan de kust bij Katwijk, en door een zone langs het Rijn-Schiekanaal, vanaf Leiden naar
Voorburg. De kernwaarden betreffen: verspreide, losse militaire complexen en infrastructuur (forten,
wachttorens, militaire kampementen, havens, scheepswrakken en aanlegplaatsen); steden, grafvelden
en (water)infrastructuur die redelijkerwijs behoren tot de militaire centra; verbindende structurerende
elementen als de rivier (gereconstrueerde bedding van Beneden-, Kromme en Oude Rijn in de
Romeinse tijd), de Limesweg en enkele andere stukken infrastructuur als het Kanaal van Corbulo en
de weg tussen Nijmegen en Rijn.
Richtpunt voor nieuwe activiteiten:
BIJLAGE X BEHORENDE BIJ PROCEDURES
A. Nadere regels voortgangsrapportage uitvoering waterbeheerprogramma als bedoeld in artikel 10.1, tweede lid
B. Nadere regels verstrekken gegevens wateronttrekkingsactiviteit als bedoeld in artikel 10.4, derde lid
C. Gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een luchthavenbesluit of een luchthavenregeling als bedoeld in artikel 10.7
BIJLAGE XI BEHORENDE BIJ HANDHAVING EN UITVOERING
BIJLAGE XI BEHORENDE BIJ HANDHAVING EN UITVOERING
De bekendmaking van de pdf’s is beschikbaar in een IMRO dataset (NL.IMRO.9928.ZHOV-V001) op grond van Artikel 11.1, eerste lid van het Besluit elektronische publicaties via TAM-IMRO. De authentieke bronbestanden zijn beschikbaar via https://ro.zuid-holland.nl/NL.IMRO.9928.ZHOV-V001/. De pdf’s zijn ook raadpleegbaar op https://ruimtelijkeplannen.zuid-holland.nl/ZHOV. De pdf’s zijn daar tevens te downloaden.
A. Kwaliteitscriteria als bedoeld in artikel 12.4, eerste lid
De onderdelen A (Algemeen) en C (Procescriteria, inhoudelijke criteria en prioriteiten) uit:
en (onderdeel B (Criteria voor kritieke massa)):
BIJLAGE XII BEHORENDE BIJ MONITORING EN INFORMATIE
A. Nadere regels veiligheid regionale waterkeringen
A.1. Regels als bedoeld in artikel 13.1, eerste lid en artikel 13.2 - methode en frequentie monitoring en verslaglegging veiligheid regionale waterkeringen
Omhangbepaling artikel 3 uitvoeringsbesluit regionale waterkeringen
Dit onderdeel van deze bijlage wordt gevormd door artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit regionale waterkeringen West-Nederland 2014, dat na inwerkingtreding van deze omgevingsverordening berust op artikel 9.1 van het delegatiebesluit Zuid-Hollandse Omgevingsverordening in samenhang met artikel 13.1, eerste lid en artikel 13.2
Omhangbepaling voorschriften voor het toetsen op veiligheid en leidraden voor het ontwerpen en verbeteren van regionale waterkeringen
Dit onderdeel van deze bijlage wordt gevormd door:
Omhangbepaling maatgevende hoogwaterstanden voor toetsing van regionale waterkeringen
Dit onderdeel van deze bijlage wordt gevormd door het:
Overgangsrecht uitvoeringsprogramma regionale waterkeringen
Artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit regionale waterkeringen West-Nederland 2014 blijft van toepassing tot afronding van het uitvoeringsprogramma in 2024.
B. Nadere regels kans op overstroming regionale wateren
B.1. Regels als bedoeld in artikel 13.3, eerste lid en artikel 13.4, eerste lid - methode en frequentie monitoring en verslaglegging kans op overstroming regionale wateren
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-13389.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.