Wijzigingsverordening Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland 2022

[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in drie verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Provinciaal blad zullen de wijzigingen van artikel 1, onderdelen E, F en G verwerkt worden.]

 

Besluit van provinciale staten van Zuid-Holland en provinciale staten van Noord-Holland tot wijziging van het Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 19 februari 2003 en van Noord-Holland van 10 februari 2003 tot vaststelling van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland (Prov. Blad van Zuid-Holland van 2003, nr. 13 en Prov. Blad van Noord-Holland van 2003, nr. 43,) gewijzigd bij besluit van 16 december 2009 (Prov. Blad 2010, nr. 3A) en gewijzigd bij besluit van 28 januari 2015 (Prov. Blad 2015, nr. 997)

 

 

Provinciale staten van Zuid-Holland en provinciale staten van Noord-Holland, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

 

Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van Zuid-Holland en gedeputeerde staten van Noord-Holland;

 

Gelet op de artikelen 2 en 6 van de Waterschapswet;

 

Overwegende dat provinciale staten van Zuid-Holland op 13 oktober 2021 een initiatiefvoorstel hebben aangenomen met het voornemen om het aantal geborgde zetels terug te brengen naar het wettelijk minimum van zeven en de verdeling van de geborgde zetels tussen de categorieën belanghebbenden dienovereenkomstig aan te passen;

 

Overwegende dat voor een dergelijk besluit een wijziging van het reglement nodig is;

 

Overwegende dat gedeputeerde staten van Zuid-Holland en gedeputeerde staten van Noord-Holland op grond van artikel 6 van de Waterschapswet een gemeenschappelijke commissie hebben ingesteld om de voorgenomen reglementswijziging voor te bereiden;

 

Overwegende dat het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland op 9 december 2021 aan provinciale staten van Zuid-Holland heeft verzocht een herpolderingsbesluit te nemen voor het poldergebied Voormalig vliegveld Valkenburg in verband met de realisatie van nieuwbouwlocatie Valkenhorst, zodat het hoogheemraadschap het waterbeheer weer kan voeren in het gebied;

 

Overwegende dat de bevoegdheid tot reglementering van de taak en het gebied van een waterschap op grond van artikel 2 van de Waterschapswet geschiedt bij provinciale verordening en dat als gevolg daarvan het verzoek van het hoogheemraadschap bij deze wijzigingsprocedure is betrokken;

 

Overwegende dat van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt om verschrijvingen en onjuiste wetsverwijzingen te herstellen;

 

Overwegende dat hierbij wordt voorgesorteerd op de komst van de Omgevingswet en dat de wijzigingen die daaruit voortvloeien pas in werking treden met inwerkingtreding van die wet;

 

Besluiten:

Artikel I  

Het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Na artikel 2b wordt een artikel 2c ingevoegd, luidende:

Het waterstaatkundig beheer van het poldergebied van het voormalig marinevliegkamp Valkenburg, zoals aangeduid op de kaart in bijlage 2 bij de op 21 november 2021 gesloten overeenkomst met de titel ‘Overeenkomst Rijksvastgoedbedrijf en hoogheemraadschap van Rijnland aangaande de ontwikkeling en de waterstructuur in de woonwijk Valkenhorst’, als bedoeld in de bijlage behorende bij dit artikel, gaat over van het Rijksvastgoedbedrijf naar het Hoogheemraadschap van Rijnland.

 

B.

 

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In onderdeel a wordt ‘eenentwintig leden’ vervangen door ‘drieëntwintig leden’.

  • b.

    In onderdeel d wordt ‘vier leden’ vervangen door ‘twee leden’.

C.

 

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In onderdeel a wordt ‘artikel 4.2 van de Waterverordening Rijnland’ vervangen door ‘artikel 6.39 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland en artikel 6.82 van de Omgevingsverordening NH2020’.

  • b.

    In onderdeel b wordt ‘artikel 5.3 van de Waterverordening Rijnland’ vervangen door ‘artikel 6.36 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland’.

D.

 

Een bijlage wordt toegevoegd met het opschrift ‘Bijlage I behorende bij artikel 2c: Overeenkomst Rijksvastgoedbedrijf en hoogheemraadschap van Rijnland aangaande de ontwikkeling en de waterstructuur in de woonwijk Valkenhorst’.

 

E.

 

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

In het tweede lid wordt ‘artikel 3.4, eerste lid van de Waterwet’ vervangen door ‘artikel 2.17, eerste lid, van de Omgevingswet’.

 

F.

 

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

Het zinsdeel ‘artikel 3.12 van de Waterwet’ wordt vervangen door ‘de artikelen 2.33 en 2.36, eerste lid, van de Omgevingswet’.

 

G.

 

Artikel 23 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 23

Het dagelijks bestuur zendt onverwijld aan gedeputeerde staten:

  • a.

    ontwerpbesluiten tot vaststelling van een peilbesluit, als bedoeld in artikel 7.5 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening en artikel 6.91 van de Omgevingsverordening NH2022.

  • b.

    ontwerpbesluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van een omgevingsvergunning voor een permanente wateronttrekkingsactiviteit in een grondwaterbeschermingsgebied, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, als bedoeld in artikel 7.93 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;

  • c.

    besluiten tot vaststelling van een calamiteitenplan, als bedoeld in artikel 19.14 van de Omgevingswet;

  • d.

    besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 23 maart 2023 en de onderdelen E, F en G, die in werking treden met ingang van de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet.

Den Haag, 15 juni 2022

Provinciale staten van Zuid-Holland,

griffier,

B.S.M. Schepers

voorzitter,

drs. J. Smit

Haarlem, [datum]

Provinciale staten van Noord-Holland,

voorzitter,

statengriffier,

Toelichting  

Toelichting behorende bij het Besluit van provinciale staten van Zuid-Holland en provinciale staten van Noord-Holland tot wijziging van het Besluit van provinciale staten van Zuid-Holland van 19 februari 2003 en van Noord-Holland van 10 februari 2003 tot vaststelling van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland (Prov. Blad van Zuid-Holland van 2003, nr. 13 en Prov. Blad van Noord-Holland van 2003, nr. 43,) gewijzigd bij besluit van 16 december 2009 (Prov. Blad 2010, nr. 3A) en gewijzigd bij besluit van 28 januari 2015 (Prov. Blad 2015, nr. 997)

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

 

A.

Op 9 december 2021 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden provinciale staten van Zuid-Holland verzocht om een zogenaamd herpolderingsbesluit te nemen voor het poldergebied van het voormalige marinevliegkamp Valkenburg. Dit gebied is op 25 september 1961 door de provincie aan de taakstelling en het gezag van het waterschapsbestuur onttrokken, omdat het hier een militair vliegveld betrof dat verboden terrein was voor onbevoegden. Het feitelijk beheer berust sinds de sluiting van het militair vliegveld in 2006 bij het Rijksvastgoedbedrijf. Het Rijksvastgoedbedrijf en het hoogheemraadschap zijn sinds 2017 met elkaar in gesprek geweest over overname van het waterbeheer in verband met de ontwikkeling van de nieuwbouwlocatie Valkenhorst. De gemaakte afspraken zijn neergelegd in de ‘Overeenkomst Rijksvastgoedbedrijf en hoogheemraadschap van Rijnland aangaande de ontwikkeling en de waterstructuur in de woonwijk Valkenhorst’, welke in Bijlage I behorende bij het nieuwe artikel 2a wordt opgenomen.

 

Artikel 2 van de Waterschapswet bepaalt dat reglementering van de taak en het gebied van waterschappen geschiedt bij reglement. Artikel 5a van de Waterschapswet beschrijft het proces als waterstaatswerken in beheer overgaan naar het waterschap. Bij of krachtens reglement worden waterstaatswerken aangewezen die in beheer overgaan naar het waterschap en wordt de datum daarvoor bepaald. De oude en nieuwe beheerder gaan over tot levering en aanvaarding van de onroerende goederen en stellen gezamenlijk vast of een verrekening nodig is en tot welk bedrag. In de praktijk wordt er meestal een overeenkomst gesloten tussen de oude en de nieuwe beheerder, waarin de waterstaatswerken worden geïdentificeerd en waarin de afspraken worden vastgelegd over de overdracht.

 

In dit geval zijn in de overeenkomst geen waterstaatswerken aangewezen, omdat het poldergebied van het voormalige marinevliegkamp Valkenburg waterstaatkundig opnieuw zal worden ingericht en er nieuwe waterstaatswerken zullen worden gerealiseerd. Daarom wordt in deze wijziging onder verwijzing naar de overeenkomst volstaan met de bepaling dat het poldergebied, zoals aangeduid op de kaart in bijlage 2 bij de overeenkomst, in beheer van het Rijksvastgoedbedrijf overgaat naar het hoogheemraadschap.

 

B.

Op 13 oktober 2021 hebben provinciale staten van Zuid-Holland het initiatiefvoorstel ‘Aanpassing reglementen Zuid-Hollandse waterschappen’ aangenomen. Dit voorstel omvat het voornemen om het aantal geborgde zetels in het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap van Rijnland vast te stellen op het wettelijk minimum van zeven en een gewijzigde verdeling vast te stellen.

 

 

Het voorstel houdt in dat het aantal geborgde zetels van de categorieën ongebouwd en bedrijven elk met één zetel wordt verlaagd. Het aantal zetels van de categorie ingezetenen zal als gevolg hiervan met twee zetels stijgen. Dit betekent dat zowel de categorie ongebouwd als de categorie bedrijven van 4 naar 3 geborgde zetels gaan, en dat als gevolg daarvan de categorie ingezetenen van 21 naar 23 zetels gaat.

 

Door middel van deze reglementswijziging wordt, met medewerking van het provinciebestuur van Noord-Holland, uitvoering gegeven aan het Zuid-Hollandse statenbesluit van 13 oktober 2021. Dit besluit beoogt de invloed van de categorie ingezetenen in het waterschapsbestuur maximaal te vergroten gelet op het grote belang dat deze categorie heeft bij de taakuitoefening van het waterschap. Het belang van de ingezetenen is erin gelegen dat zij in staat moeten zijn te kunnen wonen, werken en recreëren in het waterschapsgebied, hetgeen door de wetgever als het algemeen belang is aangeduid. In een drukbevolkte provincie als Zuid-Holland treedt dit algemeen belang, mede als gevolg van de verandering van klimaat en een toenemende inwonersaantal, steeds meer op de voorgrond, hetgeen een grotere zeggenschap in het waterschapsbestuur rechtvaardigt.

 

De huidige bestuurssamenstelling van het hoogheemraadschap met een maximumaantal geborgde zetels dateert uit 2008. In dat jaar is het reglement aangepast als gevolg van de Wet modernisering waterschapsbestel (Stb. 2007, 208), die de Waterschapswet op een aantal punten ingrijpend heeft gewijzigd. Deze wijzigingen hadden onder andere betrekking op een hernieuwde afbakening van de belanghebbende categorieën, het garanderen van een minimale vertegenwoordiging van de belanghebbende categorieën in het waterschapsbestuur en het bij wet reguleren van de omvang van het algemeen bestuur van het waterschap.

 

Bij de vaststelling van het reglement in 2008 is de omvang van het algemeen bestuur op het maximum vastgesteld van 30 zetels, omdat het hoogheemraadschap in verhouding tot andere waterschappen in Nederland tot de grotere waterschappen behoorde. Het aantal geborgde zetels is daarbij eveneens op het maximum gesteld, omdat de overweging was dat bij de keuze voor een maximale omvang van het algemeen bestuur ook past dat het aantal geborgde zetels maximaal is. Dit uitgangspunt wordt met deze reglementswijziging echter niet langer onderschreven, nu de voorkeur wordt gegeven aan maximale zeggenschap van de categorie ingezetenen welke via vrije democratische verkiezingen ingevuld dient te worden.

 

Deze reglementswijziging beoogt niet de omvang van het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap te wijzigen. Een maximale omvang van het algemeen bestuur wordt wenselijk geacht in het licht van de uitdagingen die op de waterschappen afkomen, de toenemende complexiteit bij de uitoefening van de waterschapstaken en de schaal waarop de waterschappen deze taken dienen uit te oefenen. De omvang van het algemeen bestuur blijft aldus vastgesteld op het maximumaantal van 30 zetels. Dit maakt dat bij het verlagen van het aantal geborgde zetels van negen naar zeven, twee zetels vrijkomen voor de categorie ingezetenen, omdat de wet ervan uitgaat dat zetels die niet aan een geborgde categorie worden toegewezen ten gunste komen van de categorie ingezetenen.

 

Voor wat betreft de vermindering van de geborgde zetels komt de vraag op ten laste van welke geborgde categorie deze vermindering dient te komen. Hierbij dient op grond van artikel 13, tweede lid, van de Waterschapswet de aard en de omvang van het belang van elk van de geborgde categorieën (ongebouwd, bedrijven en natuur) bij de taakuitoefening van het waterschap betrokken te worden. Bij de geborgde categorieën wordt dit bepaald aan de hand van de economische waarde van de onroerende zaken die aan de verschillende categorieën toebehoren.

De Waterschapswet gaat er bovenal van uit dat iedere belanghebbende categorie in het algemeen bestuur wordt vertegenwoordigd. Dit houdt in dat iedere categorie daarmee verzekerd is van minimaal één zetel in het waterschapsbestuur. Omdat de geborgde categorie natuur slechts in het bezit is van één geborgde zetel, wordt deze categorie bij de vermindering van het aantal geborgde zetels buiten beschouwing gelaten.

 

In het statenvoorstel tot wijziging van het reglement werd geen aanleiding gezien om de onderlinge waardeverhoudingen tussen de geborgde categorieën zoals vastgesteld bij de reglementswijziging in 2008 te heroverwegen. Met betrekking tot de vermindering van het aantal geborgde zetels is daarin om die reden opgenomen om de lasten hiervan gelijkelijk te verdelen over de geborgde categorieën ongebouwd en bedrijven. In het licht van de vastgestelde verhoudingen tussen deze geborgde categorieën werd dit als meest passend geacht.

 

Bij de behandeling van het statenvoorstel in de vergadering van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 15 juni 2022 is echter een amendement (nr. 721, Beukering - JA21) aangenomen dat ervoor zorgt dat de vermindering van het aantal geborgde zetels geheel ten laste van de categorie bedrijven komt. Dit betekent dat de categorie bedrijven met dit besluit er twee zetels op achteruit gaat ten gunste van de categorie ingezetenen. De categorie ongebouwd behoudt het huidige aantal geborgde zetels.

 

Artikel 9 wordt overeenkomstig het voorgaande aangepast. Voor een nadere motivering wordt verwezen naar het besluit van 13 oktober 2021 van provinciale staten van Zuid-Holland (nr. 7402).

 

C.

Deze wijziging herstelt een onjuiste juridische verwijzing naar de Waterverordening Rijnland. De Waterverordening Rijnland is, voor wat betreft het Zuid-Hollandse deel, met de inwerkingtreding van de Omgevingsverordening Zuid-Holland per 1 april 2019 komen te vervallen. De Noord-Hollandse deel van de Waterverordening Rijnland is met ingang van 17 november 2020 komen te vervallen. Sindsdien geldt voor dat deel de Omgevingsverordening NH2020.

 

D.

Zie toelichting onder B. De bijlage in deze wijziging wordt om dezelfde reden toegevoegd.

 

E.

Deze wijziging betreft een aanpassing van een wettelijke verwijzing met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

F.

Deze wijziging betreft een aanpassing van een wettelijke verwijzing met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

G.

Deze wijziging betreft een herformulering van artikel 23 van het reglement met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dan zal ook de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, als vervanger van de Omgevingsverordening Zuid-Holland, in werking treden. In Noord-Holland zal met inwerkingtreding van de Omgevingswet de Omgevingsverordening NH2022 van kracht worden en in de plaats treden van de Omgevingsverordening NH2020. In deze wijziging zijn de juridische verwijzingen en de gehanteerde terminologie in lijn gebracht met het wettelijk kader zoals die onder de Omgevingswet komt te gelden.

 

Artikel II

Dit artikel bepaalt het moment van inwerkingtreding van de wijzigingen in dit besluit. Met uitzondering van de onderdelen B, E, F en G, gelden de wijzigingen in Artikel I met ingang van de dag na publicatie in het provinciaal blad. Voor onderdeel B, betreffende de wijziging van het aantal geborgde zetels in het algemeen bestuur, is bepaald dat deze in werking treedt op de dag van aftreden van het zittend algemeen bestuur van het waterschap als bedoeld in artikel C4 van de Kieswet. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de huidige samenstelling van het algemeen bestuur tot aanvang van de nieuwe bestuursperiode gecontinueerd kan worden. Voor de onderdelen E, F, en G is bepaald dat de wijzigingen die daarin zijn opgenomen niet eerder effect hebben dan met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, thans voorzien op 1 januari 2023.

 

Goedgekeurd bij besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 oktober 2022, nr. IENW/BSK-2022/236407.

 

Naar boven